Atlantikwall voorkwam overstroming van Katwijk
it* A
'Hun gezichten
waren soms
door meeuwen
aangevreten'
'Mensen kunnen
roepen om hulp,
dieren niet'
'De ramp was
een teken
van God'
'De hele school
stonk naar lysol'
ZATERDAG 30 JANUAR11993
De verwachting dat het noodweer
in Katwijk 'voor tientallen jaren
onherstelbare schade' had aan
gericht. was achteraf gezien zeer pessimis
tisch. Uiteindelijk was na een jaar bijna niets
meer te zien van de ravage die in de nacht
van zaterdag op zondag in Katwijk werd aan
gericht. Dal was maar goed ook want het
'vreemdelingenverkeer' moest zo snel moge
lijk weer op de been worden geholpen.
Meest in het oog springende schade vorm
de de vernietiging van het noodrestaurant
Nieuw Brittenburg en de muziektent, die bei
de op dezelfde hoogte lagen. Het restaurant
had tijdens de wederopbouw na de oorlog
een plaatsje gekregen op de zeereep, in af
wachting van een definitieve plek. „Maar dat
betekende niet dat het niet goed gefundeerd
was", zegt Katwijk-historicus J.P. van Brakel.
..Het was alleen zo dat het zand onder het ge
bouw was weggeslagen en het geheel op een
gegeven moment in tweeën knakte." Van de
muziektent die schuin tegenover Nieuw Brit
tenburg stond, was weinig meer over. Zij is
ook nooit meer herbouwd.
Nooit eerder reikte de waterstand in Kat
wijk de 4,5 meter boven NAP. De wind
zwiepte grote golven zeewater over de Boule
vard heen die daar kort daarvoor met heel
veel moeite was aangelegd. Het gevolg was
dat grote delen van het dorp blank kwamen
te staan.
„Niet rampzalig hoor", herinnert Van Bra
kel zich. ,,In de Voorstraat en Badstraat stond
Het in tweeën geknakte restaurant Nieuw Brittenburg (links) en de ingestorte muziektent op het strand van Katwijk. foto kruijt
een laag van ongeveer 10 centimeter. Het
had allemaal veel slechter kunnen aflopen.
Wanneer ergens in de kustlijn een gat was
ontstaan, had het water zich een weg naar
beneden kunnen banen; bijvoorbeeld bij de
Havenstraat die sterk afloopt. Dat had een
ramp betekend voor West-Nederland." In
middels zijn in Katwijk in het kader van de
Deltawerken twee vloedkeringen aangelegd.
Dat het water werd gekeerd, was te danken
aan de Atlantikwall, de verdedigingslinie die
de Duitsers in de oorlogsjaren langs de Ne
derlandse kust hadden opgeworpen. Vlak na
de oorlog was er geen geld om de muur te
verwijderen en dus werd die omgeduwd en
onder het zand begraven. Nadat de storm
was uitgeraasd, lag die gehate betonnen ko
los weer bloot en besefte Van Brakel weer dat
zijn woonplaats nog niet zo lang geleden
'Katwijk aan de Muur' heette. „Het is verheu
gend dat die betonnen muur, die zovelen
geërgerd heeft en ons land zovele miljoenen
heeft gekost, althans deze vrucht heeft afge
worpen", constateerde deze krant op maan
dag 2 februari.
De toenmalige Villa Allegonda nu beter
bekend als het Hotel Savoy die werd be
woond door de familie Trousselot, bleef ter
nauwernood gespaard. Dat gold ook voor
restaurant De Zwaan die het voortbestaan
zeker dankte aan de betonnen muur die
Duitsers op strand hadden achtergelaten. De
huizen aan de Boulevard raakten zonder uit
zondering beschadigd. „De schoorstenen
vlogen in het rond, vele ruiten sneuvelden,
maar dat was in heel Nederland het geval",
zegt Van Brakel.
Als ambtenaar van de dienst openbare
werken heeft Van Brakel gewerkt aan het her
stel van de stormschade. ,,Ach, we hadden
nog de slag te pakken van de wederopbouw
van na de oorlog. Bovendien was Katwijk niet
echt een armlastige gemeente. De schatting
dat het herstel enkele tientallen jaren zou
vergen, was echt te zwartgallig."
In Noordwijk was men niet zo pessimis
tisch over het herstel als in Katwijk, maar
daar was de schade ook een stuk minder. Het
meest in het oog lopende gevolg was een
dwars over de boulevard lopende sleuf die tot
aan het terras van het toenmalige Palace Ho
tel was getrokken. Tussen het hoge Palace
Hotel en café Van Schie ontstond een wind
tunnel waarin volgens ooggetuigen de lucht
'in onmetelijke snelheid wegstroomde'. De
storm nam alles mee, tot het wegdek van de
Boulevard aan toe. Er ontstond een sleuf van
1,5 a 2 meter diep.
Op het strand werden de houten keten
ómver geblazen. Badkoetsen dreven weg en
werden te pletter geslagen op de kust. Van
die glooiende kust was nog maar bitter wei
nig over. Op vele plaatsen ging het duin van
af de rijweg van de Boulevard, loodrecht naar
beneden naar het strand. Tegen het einde
van de zondagmiddag, toen de radio de ver
schrikkingen van de nacht beetje bij beetje
onthulde, ontstond in Noordwijk 'vreemde
lingenverkeer als op een bollenzondag'.
Ramptoerisme dus. Met touwen werd een af
zetting gemaakt om het publiek van de Bou
levard te houden.
„De vuurtoren stond te schudden als een
oude dief', herinnert oud-vuurtorenwachter
Jan Lindhout (66) zich. „Maar ik was daar
niet bang voor. Dat gebeurde wel vaker tij
dens een storm. En bovendien heb ik geva
ren." Dat het noodweer dit keer ernstiger ge
volgen had, merkte Lindhout op het moment
dat hij nog even op het strand wilde kijken.
„Ik moest daar echt kruipend op handen en
voeten naartoe, omdat ik niet tegen de wind
opkwam. Op een gegeven moment kroop ik
echter in water, stond de zee al helemaal te
gen het duin aan en dat was niet normaal."
Die nacht heeft hij van de storm niet veel
kunnen zien. „Het was een waas van water,
slik en schuim. Op een gegeven zaten de rui
ten ook onder een laag zand van twee centi
meter." De volgende morgen, Lindhout werd
om 8.00 uur afgelost door een collega, kon hij
zijn ogen niet geloven. „De kleedhokjes van
het Oranjebad lagen helemaal uit elkander.
De politiepost van het strand lag op straat.
Het strand was verdwenen. Het was gewoon
een beestenbende."
In Katwijk en Noordwijk
verdronken tijdens de
gedenkwaardigefebruari-nacht
mensen noch vee. Maar
ongemerkt ging de storm daar
bepaald niet voorbij. Dat de
schade in die plaatsen beperkt
bleef en liet achterliggende land
diet onderstroomde, was
ironisch genoeg te danken aan
de Atlantikwall die de Duitse
bezetter zo''n tien jaar daarvoor
aan de kust had gebouwd.
..Ik heb tijdens de watersnoodramp bij de
Rijks Identificatie Dienst gewerkt. Onze
standplaats was Zierikzee, het Cornelia
Streekziekenhuis. We zaten met twintig man
op één grote kamer. Heel gezellig. Later zijn
we overgeplaatst naar Haven Noord. We
moesten de slachtoffers identificeren. De
meesten werden onderaan de dijk gevonden.
In het begin is zoiets erg zwaar. Veel slachtof
fers waren al in staat van ontbindipg. Hun
gezichten waren soms door de meeuwen
aangevreten.
Er was een postbode, Talens heette hij. Hij
kende een heleboel mensen uit die omgeving
van gezicht. Hij heeft ons geholpen bij de
identificatie. Maar altijd nam ik ook vingeraf
drukken. Die vergeleken we dan met de vin
gerafdrukken die we in Den Haag van de
slachtoffers hadden. In de oorlog moest ie
dereen een persoonsbewijs hebben; een ko
pie van dat bewijs, een persoonskaart, werd
in een archief in Den Haag bewaard. Een ge
deelte van die persoonskaarten was bij het
bombardement op het Bezuidenhout in Den
Haag verloren gegaan, maar veel was nog in
tact. Dat was een van de weinige goede as
pecten van die oorlog.
Er rustte in die tijd echt nog een taboe op ons
werk. We namen niet alleen vingerafdrukken
van de rechterwijsvinger, we fotografeerden
deJijken ook. Die foto's moeten nu nog
sfëeds ergens in de archieven liggen. In de
kranten zag je dit soort foto's nooit. Dat kon
toen niet. Veronderstel dat je op de voorpagi-
na ineens het lijk van je moeder zag liggen!
Dat zou te erg zijn!
Het identificeren van kinderen was eigenlijk
het moeilijkst. Ze werden geïdentificeerd aan
de hand van de kleding. Soms herkenden
hun moeders hen nog aan een bepaald truit
je of een broekje dat ze hadden gebreid. Ik
heb het eens meegemaakt dat er een jongen
werd gevonden die door de postbode werd
herkend als iemand uit Ouwerkerk. Ik bel zijn
broer daar op en zeg: 'We hebben uw broer
gevonden'. Die man komt kijken en zegt:
Simon Zwarts: 'Aangevreten ge
zichten'. foto jan holvast
'Dat is mijn broer niet. Die had deze kleren
niet aan.' We zijn dat gaan natrekken en wat
bleek? Die jongen was naar zijn verloofde ge
gaan en had daar zijn drijfnatte kleren ver
wisseld voor droge. Hij had droge kleren van
zijn aanstaande zwager geleend.
In het begin zag ik heel erg tegen het werk
op, maar later ging dat veel beter. Alleen met
kinderen had ik altijd moeite. Dan waren de
vader en moeder nog in leven en moest je
gaan vertellen dat we ook hun laatste kindje
nog hadden gevonden.
Onder de slachtoffers die aanspoelden be
vonden zich nogal wat hereboeren. Die had
den behoorlijk veel geld in hun binnenzak.
Dat geld haalden we eruit en hingen we te
drogen aan een waslijntje. Daarna werd het
voor de nabestaanden op een bank gezet.
We werkten samen met ene Dominee Kuin,
die erg veel werk heeft verzet. Hij voelde zich
zo goed tussen die politiejongens en tussen
die militairen dat ik wel eens zei: 'Dominee,
weet u wat u moet gaan doen? U moet leger-
predikant worden'. 'Legerpredikant?.', zei-ie,
'Over mijn lijk. Dat is het grootste gajes dat er
rondloopt'. Later is-ieduswel legerpredikant
geworden. Een moordvent was het.
In het Comeliaziekenhuis lag een jongetje
dat Simmetje heette. Ze noemden hem Sim
metje de Bil. Ik ging vaak naar dat ziekenhuis
en af en toe zocht ik hem op. Veel winkels
waren onder water gelopen en hielden uit
verkoop. Bij een van die winkels heb ik drie
autootjes voor Simmetje gekocht. Wat was-ie
blij! Vroem-vroem-vroem! - zo deed hij met
die autootjes over het theeblad. Hij was zijn
ouders kwijt, die jongen. Hij noemde me
Ome Simon. 'Dag, Ome Simon', zei hij altijd.
Maar nu komt het mooiste. Mijn dochter Ria
werkt bij de KLM en hoort op zekere dag een
marechaussee zeggen dat hij met zijn familie
een hele nacht op het dak had gezeten. Ze
wist meteen dat hij het niet over Tuindorp-
Oostzaan had maar over Zeeland. Ze gaat
naar hem toe en komt te weten dat hij Simon
heet. Hij vertelt het een en ander, mijn doch
ter ook, en opeens zegt hij: 'Die Simmetje
over wie je het hebt, dat ben ik.' Mijn dochter
geeft hem mijn telefoonnummeren op zeke
re dag krijg ik hem opeens aan de telefoon.
'Jezus, Simmetje', zeg ik tegen hem, 'hoe gaat
het toch met je?' Ja...dat was ontroerend, heel
ontroerend."
„Ik zat in de oudercommissie van de Zuids-
ingelschool. Samen met het schoolbestuur
hebben we geld en goederen opgehaald voor
de slachtoffers van de ramp. Ook op school
hebben we een inzamelingsactie gehouden.
De kinderen snoepten nogal veel maar tij
dens die dagen besloten ze om dat even niet
meer te doen. Ja, de ramp was dus goed voor
hun tanden. Ze legden het snoepgeld opzij
en op het laatst hadden we zo toch nog een
kistje vol kleingeld. Nou moest er natuurlijk
nog bedacht worden wat we voor het ingeza
melde geld zouden gaan kopen. Een meisje
dat haar vader en moeder had verloren, had
ons een briefje gestuurd waarin ze ons be
dankte voor de kleding. Om de kost te verdie
nen voor het gezin moest ze gaan werken als
naaister. Ja, dachten we toen: een naaima
chine. Maar toen we die voor haar wilden ko
pen. bleek dat ze er al een had gekregen van
het Rode Kruis. Dan maar een wasrtiachine.
Ze heeft nog eens bij ons gelogeerd. Het was
een flinke meid, een echte boerentrien. Haar
ouders waren door het water overvallen toen
ze in de bedstee lagen. Zij sliep op zolder.
We hebben ongeveer drie dagen niet gewe
ten dat het zo erg was in Zeeland. En toen
kwamen de foto's en de artikelen. Al die dode
paarden en koeien op die foto's - ik ben een
dierenvriend en dat trof me altijd het meest.
Voor de mensen was het ook verschrikkelijk,
hoor, maar mensen kunnen roepen en
schreeuwen om hulp en dieren niet."
J. van der Vlist: Oudercommissie
foto jan holvast
„Ik ben met het 'Katwijkse konvooi' naar het
rampgebied vertrokken. Dat konvooi bestond
voor het merendeel uit vissermannen. We
hebben de sloepen van onze loggers afge
haald en hebben die op een trailer gezet.
Daarmee zijn we naar Dordrecht vertrokken.
We hebben de sloepen daar op een boot ge
laden en zijn naar Bruinisse gevaren. Maar
daar waren we dus helemaal niet nodig, zo
merkten we al gauw. Vervolgens zetten we
koers naar Dreischor. Ook niks te doen. Een
hele rare tocht was dat, een vergeefse tocht.
Het enige dat we hebben gedaan is ergens
250 ton drinkwater afleveren. Ik weet nog/
goed dat we op een dijk twee militairen za
gen lopen. Ze stonden gek te kijken toen ze
ons zagen. 'Wat komen jullie hier in vredes
naam doen, jongens?', vroegen ze.
De ellende die ik in Zeeland heb gezien, staat
me nog scherp voor de geest. Al die kadavers
en die meubelen die tegen de dijken aan
spoelden. Al die ondergelopen dorpen met
alleen de torenspits van het kerkje nog boven
het water uit. Ik had op de radio gehoord dat
het niet best was, maar dat het zo erg was,
nee, dat kon je niet vermoeden.
Ik ben nooit bang geweest voor de zee, maar
ik heb er wel ontzag voor. Al met twaalf jaar
ben ik op een logger gaan varen, als afhou-
der. Eigenlijk was ik nog te jong en als we dan
ergens aanlegden, moest ik me verstoppen
voor de politie. Stormen heb ik ook meege
maakt. Muren van water die donderend over
het dek heen vielen. Meteen was het aarde
donker aan boord, want we gebruikten toen
nog carbid en petroleum voor het licht. Altijd
bleven er twee man aan dek om de boel in de
gaten te houden. Zo'n storm, ja, ja, dat voel
de je wel even in je maag. Maar de zee zat
mij in het bloed. Je was op die loggers echt in
contact met de zee. Tegenwoordig heb je van
die hektrawlers waarop je de zee alleen nog
maar door de patrijspoorten kunt zien. Ik
maak elke morgen een strandwandeling. En
als ik dan naar de zee kijk, begrijp ik irteens
de grootheid van Gods schepping. Al die gol
ven, al dat water dat nooit stilstaat. Ja, in de
ramp herken ik ook de hand van God. Ik
denk dat het een waarschuwing is geweest."
Jacob van Duijn: Katwijks convooi
foto wim dijkman
IJ. Verstraaten: Huishoudschool
foto wim dijkman
„Ik was in die tijd dertien jaar en zat op de
Huishoudschool voor Meisjes aan het Rapen
burg. Na de eerste berichten over de ramp
zijn we daar begonnen met het herstellen
van de kleding die binnen kwam. De mensen
gaven spontaan en veel. Sommigen trokken
zomaar hun eigen jas uit en gaven die aan
ons. Na het herstelwerk moesten we onze ar
men tot aan de ellebogen in de lysol steken.
Vanwege het eventuele besmettingsgevaar. Je
stonk een uur in de wind. maar dat had je er
graag voor over.
Iedereen op school had het over de ramp. De
lerares gaf opdracht om er een boek over te
maken en dat deed ik. De meeste dingen
haalde ik uit de krant. Ik kan me de kop van
dat eerste artikel nog goed herinneren: 'Hol
lands dijken bezwijken. Dood en verderf zijn
lot.' Je las toen ook al berichten dat mensen
zogenaamd voor de ramp gingen collecteren
en dan het geld in eigen zak staken. Toen
had je dus ook al boeven. Wat ik me ook nog
herinner is dat er de hele week rouwmuziek
op de radio was. Voordat de ramp plaats
vond. was er door verschillende mensen al
vaak voor gewaarschuwd. Die hadden gezegd
dat dit wel een keer moest gebeuren."
CEESVAN HOORE