'Hier laat je alle
soesa achter je'
Trouw aan de Beukenhof-tuin
DONDERDAG 24 DECEMBER 1992
ze loopt door de lange Wonen en studeren in een voormalig klooster
kloostergang. Een non in
spijkerbroek. De handen naast
elkaar, alsof er een gebedenboek op
ligt. „Je ziet het toch zó nog voor je,
hoe hier de paters brevieren?"
JANET VAN DUK
De Kruisheren zijn al jaren weg, maar
Marie-Trees Meereboer (33) is de
geestelijken nog niet vergeten. Dat
kan ook nauwelijks, in een omgeving die nog
sterk herinnert aan het rijke Roomse leven.
De lange gangen met de bogen, de grote ra
men met het glas-in-Iood, en natuurlijk voor
al de buitenkant van het gebouw. Het impo
sante pand pronkt in alle glorie op de grens
tussen Leiden en Zoeterwoude. Aan de Vrou
wen weg, tussen weilanden en snelweg. Het is
een klooster, dat zie je zo. Wat voor functie
het gebouw nu heeft, is een populaire vraag
onder samenstellers van puzzeltochten.
„Als het zomer wordt, dan zie je ze weer
komen, hoor, de dames van de Nederlandse
Vereniging van Huisvrouwen en zo. Soms
ben ik het zo zat, dat ik een sterk verhaal op
hang", zegt Eva Platzer. Zij is een van de 104
studenten die in het klooster wonen. In 1982
kwam de eerste binnen. De Stichting Leidse
Studentenhuisvesting (SLS) kocht het ge
bouw van Gemiva, een organisatie die gees
telijk gehandicapten onderdak biedt. De
zwakzinnigen betrokken het pand in 1969,
toen de paters het hadden verlaten.
Het voormalige klooster werd in 1984 ver
bouwd. Het hoofdgebouw en het paviljoen in
de tuin tellen samen 90 kamers. In de kapel
zijn 13 appartementen, voorzien van een ei
gen keuken, douche, en toilet. De kamers zijn
verdeeld over afdelingen, die gemiddeld 8
bewoners tellen.
De buitenkant van het gebouw mag dan
nog zo indrukwekkend zijn, toch stappen
veel studenten de eerste keer niet met een
vrolijk gezicht over de drempel. Wie van de
stichting een kamer aan de Vrouwenweg
krijgt toegewezen, moet meestal eerst even
slikken. En vervolgens een eind fietsen, eerst
over de lange Lammenschansweg en dan
over de stille en donkere Vrouwenweg, waar
het altijd lijkt te waaien.
Doolhof
Het klooster is ver weg, het ligt afgelegen,
binnen is het een doolhof, maar de kamers
zijn er mooi. En wie weigert, komt onderaan
de wachtlijst van de stichting terecht. Dus
zijn er mensen die zeggen: ik ga hier wel zit
ten en ik zorg dat ik zo snel mogelijk weer
wegkom. Heel soms is het zelfs zo dat ie
mand de kamer wel neemt, keurig de huur
betaalt, nooit zijn gezicht laat zien en na drie
maanden weer opzegt. Na drie maanden kan
een student immers weer naar een ander
pand van de stichting verhuizen.
Student-beheerder Marie-Trees kan zich
dat niet voorstellen, want zij geniet zeer van
het kloosterleven. „Ik vind het hier heerlijk.
Als ik de brug over het Rijn- en Schiekanaal
over ga, dan laat ik echt alle soesa achter me.
Dat is de stad, hier woon ik. Hier heb ik alle
ruimte. Er is een grote tuin bij het huis, we
zitten hier dichtbij het park Cronestein, bij
weilanden. Jammer dat de snelweg er is, an
ders was het echt utopisch, hier."
De afstand naar de stad is voor haar abso
luut geen bezwaar. „Het lijkt ver, maar het is
niet zo ven tien minuten fietsen. Als je als
student in Amsterdam woont, zit je vaak veel
verder af van allerlei voorzieningen."
Het grote probleem is dat de Vrouwenweg
een stille polderweg is. Dit jaar zijn twee
vrouwen lastig gevallen, vermoedelijk door
dezelfde man. Ook in het verleden is er wei
eens wat gebeurd. De vertegenwoordigers
van de kloosterstudenten hebben een brief
gestuurd naar de gemeente, waarin zij vroe
gen om maatregelen. Er zijn bosschages weg
gehaald en er gaat feller licht schijnen op de
draaibrug naar park Cronestein, waar de aan
rander steeds opduikt. De studenten vroegen
of de brug, die alleen door recreanten wordt
gebruikt, 's avonds open kan blijven staan.
„Dat kan alleen als de studenten 'm zelf open
draaien en 's ochtends weer dicht draaien",
zegt een ambtenaar van de directie groen.
„En daar hebben ze geen zin in. Wij kunnen
er moeilijk elke dag een ambtenaar neerzet
ten."
De maatregelen die nu worden genomen
'verhogen het gevoel van veiligheid', denkt
Marie-Trees Meereboer. „Relatief gezien is
het hier niet onveiliger dan in de binnenstad.
Maar niemand wil het volgende slachtoffer
zijn."
Dorothee Olthof, eerstejaarsstudente ar
cheologie, zeker niet. Zij is dit najaar lastigge
vallen. Zegt daar weinig over. Behalve dan
dat ze hard kon wegfietsen. Voorlopig rijdt ze
's avonds laat niet meer alleen over de Vrou
wenweg. „Ik neem de bus of mijn vriend
brengt me thuis."
Van 1923 tot 1967 bewoonden paters,
broeders en studenten van de orde van
Kruisheren het klooster. De studenten volg
den er, nadat ze de tijdelijke belofte hadden
afgelegd, gedurende twee jaar lessen in filo
sofie. Er waren ongeveer 20 'vaste bewoners'.
Een van hen is een broeder, die nu woont in
het Kruisherenklooster aan het hoe toeval
lig Lieve Vrouweplein in het Brabantse
Uden. Hij wil zijn naam niet noemen, noch
zijn leeftijd.
Twaalf jaar woonde hij in het klooster, dat
toen nog op grondgebied van Zoeterwoude
stond. Van 1945 tot 1957. Het leven was er
goed, zeer goed. „Als Brabander vond ik het
fijn in de polder. Dat vergezicht was prachtig.
Vooral in de herfst in de mist. Dan kwamen
de koeien daar half boven uit. Schitterend."
Bij het klooster hoorde een boerderij, met
drie of vier koeien, een boomgaard en een
moestuin, zegt de broeder.
In de Tweede Wereldoorlog speelde het
klooster een belangrijke rol, heeft hij horen
vertellen. Onderduikers liepen er rond in ha
bijten. „De Duitsers zijn weieens geweest,
maar die dachten dat de onderduikers er ge
woon bij hoorden."
Toen er in de jaren zestig minder studen
ten kwamen en de rooms-katholieke kerk al
lerlei vernieuwingen doorvoerde, hebben de
Kruisheren het klooster aan de Vrouwenweg
verlaten. De studenten gingen voortaan filo
sofie doen in Amsterdam. „Maar dat is een
flop geworden", beweert de Udense broeder.
„Bijna iedere student stapte eruit. Dat is jam
mer, hè?" In het klooster is hij nooit meer te
ruggeweest. „Ik zou het nog weieens willen
zien, maar het komt er niet van."
Het staat 164-134 voor de theedrinkers. Een
wand van de fusie is behangen met labeltjes
van theezakjes. De andere muur hangt vol
met etiketten van pakken koffie. Allemaal
verschillende. „Het is een sport om koffie te
kopen die we nog niet hebben gehad", zegt
Kees Maas, bewoner van afdeling lh.
De afdeling is te vinden in het hoofdge
bouw, op de begane grond. In de keuken
hangt een formulier waarop de 9 bewoners
kunnen aangeven of ze meedoen met het
kerstdiner en voor welke datum ze een voor
keur hebben. Een wand is omgetoverd tot
klaagmuur. Maar er wordt alleen maar ge
klaagd over het feit dat er zo weinig klachten
zijn. De sfeer is er goed, zei Marie-Trees al.
En de bewoners bevestigen dat. Behalve een
kerstdiner is er ook altijd een paasdiner
dan koken de eerstejaars. Dit jaar heeft de
groep ook gezamenlijk Sinterklaas gevierd.
„Je moet wel een beetje in zijn voor ge
meenschappelijke activiteiten om het hier
naar je zin te hebben", denkt Carolien
Groenhart. Zij woont al zes jaar op afdeling
lh. „Ik had wat iedereen had, namelijk het
idee dat ik zo snel mogelijk weer weg wilde.
Ik dacht: ik blijf hier drie maanden en dan ga
ik weg. Maar ik zit hier nog steeds. Het is ge
zellig, vooral in de zomer, als we in de tuin
kunnen zonnen en barbecuen. En hoe langer
je hier woont, hoe korter de afstand naar de
stad wordt."
Binnenstadbewoners denken daar meestal
wat anders over. Eet- en andere afspraken
worden gewoonlijk in de stad gemaakt. Eva
Platzer vertelt over die ene dag in januari, nu
drie jaar geleden, toen ze wat studiegenoten
eindelijk zo ver had gekregen dat ze naar
héér toe kwamen. Het stormde vreselijk die
dag en de harde zijwind op de Vrouwenweg
was er de oorzaak van dat een paar van haar
gasten in de sloot belandden. „Ze zijn hier
ook nooit meer geweest."
Contact
De bewoners van afdeling lh kennen bijna
geen andere studenten uit het klooster. Er is
over het algemeen weinig contact tussen de
verschillende afdelingen. Zelfs niet op de
huisfeesten, die minstens eenmaal per jaar
worden gehouden. Dan staan in de ene hoek
de bewoners van afdeling zus, en een eindje
verderop zitten de mensen van afdeling zo.
„Het zijn eigenlijk tien verschillende huizen
hier binnen", zegt Kees Maas. „Je hoort of
ziet de anderen bijna niet."
„Ik heb de indruk dat lang niet alle afdelin
gen even gezellig zijn", merkt Carolien op.
„En als je afdeling niet leuk is, dan wil je hier
denk ik wel snel weg." Zelf heeft ze helemaal
nog geen zin om te verhuizen. Ze is net afge
studeerd (fiscaal recht) en is nu op zoek naar
woonruimte. Het valt echter niet mee om die
te vinden. „Ik zou het wel heel jammer vin
den om hier weg te gaan. Vooral vanwege de
sfeer."
De 82-jarige hovenier Werner weet niet van ophouden
Een verweerd, doorgroefd gezicht,
niet meer weg te boenen zwarte
randen onderzijn nagels.
Pretoogjes ondereen versleten pet.
De man die al een halve eeuw
ploetert om de beroemde tuin van
het Oegstgeester toprestaurant de
Beukenhof beroemd te houden, is
82 jaar oud. Diverse malen
poogden gasten hem weg te kopen,
maar hij bleef trouw aan het stukje
groen waar hij voor dag en dauw al
in de aarde zit te wroeten.
MIEP DE GRAAFF
In deze donkere dagen voor Kerst begint
hij wat later, maar rond zeven uur is hij
er meestal toch al te vinden. Het is dan
ook zijn tuin waar de mensen van heinde en
verre op afkomen, waar vrouwenclubs gaar
ne worden rondgeleid en die tot één van de
mooiste van Europa wordt gerekend. Arthur
Franz August Werner piekert al wel over de
tijd dat hij tuinman-af zal zijn. Hij beseft dat
ze! zijn levenswerk dan niet onaangeroerd
zullen laten. „Als ik weg ben, blijft de tuin
niet hetzelfde, dat weet ik zeker. Mijn opvol
ger plant vast heel andere dingen. Wat zéér
onverstandig is. Ik weet precies wat hier wel
en wat hier niet groeit. Je probeert wel iedere
keer wat nieuws, maar het komt altijd weer
op het oude terug. Enfin, zo lang ik me nog
goed voel, hou ik niet op. De collega die ik nu
inwerk, vraagt wel eens wanneer ik stop,
maar dan zeg ik: joh, ik ben toch nog geen 90.
Ik hou er nog lang niet mee op> daar voel ik
me nog veel te pittig voor."
Fijntjes glimlachend zegt Werner in al die
jaren meer lof van de gasten te hebben ge
kregen dan van de directie. De twaalf be
drijfsleiders die hij in zijn 44-jarige loopbaan
bij de Beukenhof versleet, lieten Werner
doorgaans wèl met rust. „Ik heb altijd ge
dacht: zodra ze zich ermee gaan bemoeien,
ga'ik naar huis. Maar dat hebben ze geen van
allen gedaan. Ze keken wel uit ze zagen
toch dat het goed ging? Éen keer kwam er
een directeur die de hele tuin op z'n kop wil
de zetten. Nou, toen had hij mij tegen! Die
tuin moet zoveel mogelijk in de oude Engelse
stijl blijven, zo blijft 'ie de trekpleister van de
ze zaak."
In de zomermaanden zijn er veelal beelden
exposities waardoor de tuinliefhebber zich
geen etentje bij de Beukenhof hoeft te ver
oorloven om het schoons te kunnen zien. De
rest van het jaar ligt dat anders: je kunt moei
lijk zomaar even binnenstappen aan de Ter-
weeweg om een blik naar buiten te werpen.
Oudere inwoners van deze regio zullen zich
wellicht herinneren dat je vroeger ook voor
slechts een kopje thee in de fameuze tuin te
rechtkom Voor een luttel bedrag je even bij
de chique wanen.
'Werner haalt machteloos z'n schouders op.
„Tot vijf jaar geleden was het een echte thee
tuin. Vooral in de weekeinden zat het terras
vol met klanten voor koffie en verse Apfel-
strudel. De directeur die toen kwam, heeft
daar korte metten mee gemaakt. Vond dat er
in de tuin alleen mocht worden gedineerd.
Jammer hoor, want die tuin is wijd en zijd
bekend: je moet de clubs de kost geven die
speciaal naar Oegstgeest komen om hier te
worden rondgeleid. Ooit zag ik in een Engels
tijdschrift dat de Beukenhof-tuin tot één van
de tien mooiste van Europa mag worden ge
rekend. Waarom en hoe weet ik niet ik
spreek en lees geen Engels."
„Er zijn altijd veel buitenlanders geweest
hier. Ambassadeurs bij voorbeeld. En Maria
Callas met, hoe heet 'ie, oh ja, Onassis. Ze
vonden het prachtig, wilden van alles horen,
maar ja, ze spraken geen Hollands. Prins
Bernhard heb ik hier ook een keer gezien."
Levenswerk
Werner bestiert de Beukenhof-tuin sinds mei
1948 en is ook voor een deel verantwoorde
lijk voor het ontwerp, dat geïnspireerd is op
een Engelse landschapstuin. De bekende
tuinarchitect Van der Putten legde destijds
het eerste gedeelte aan. In '53 kon de Beu
kenhof via de aankoop van enkele belenden
de panden de tuin fors vergroten. Werner
schetste prieeltjes, paadjes, bruggetjes, wa
tervalletjes, vijvers. Van der Putten bekeek
zijn ontwerp en dat van hemzelf en husselde
de boel door elkaar.
„We hebben de tuin als het ware sémen
ontworpen. Van der Putten is allang doocl,
maar ik ben gewoon steeds in zijn stijl door
gegaan zegt Werner. „Sommige mensen
denken trouwens dat die tuin vanzelf zo
blijft, dat dat allemaal wel groeit. Maar dat is
dus niet zo. Als je die tuin goed wilt onder
houden, heb je er méér dan een dagtaak aan.
Vooral 's zomers kom ik altijd tijd te kort. Zelf
werk ik sinds ik 68 ben geworden, daar
voor was het hele dagen van pakweg half
zeven 's morgens tot een uur of één. En de
man die ik nu moet inwerken, werkt ook nog
's hele dagen. Op vakantie gaan, doen we
nauwelijks, hooguit een weekje, en als ik dan
weer thuis ben is m'n eerste gang naar die
tuin toe toe."
„Je werkt altijd buiten, in weer en wind. In
het begin is dat effe moeilijk, maar als je daar
doorheen bent, geef je er niks meer om. Al is
het drie graden. M'n vrouw zegt wel eens: 't
is rotweer, blijf toch thuis. Maar dat doe ik
niet, ik ben geen mooi weer-tuinman en het
werk gaat toch door. Alleen als het hard re
gent blijf ik binnen."
Rondleiding
Hoog tijd voor een rondleiding door Werners
domein („In zo'n tuin ben je niet alleen tuin
man, maar ook metselaar, schilder en straat-
maker. Alles komt te pas. Je kunt niet voor al
les iemand voor inhuren"). Het geheel is zo
aangelegd dat de gasten van de Beukenhof
vanaf het parkeerterrein via de tuin naar het
restaurant kunnen wandelen. Discrete bord
jes moeten verdwalen voorkomen. Niet dat
het allemaal zo uitgestrekt is, maar omdat de
tuin zo ontworpen is dat je „op een bepaald
punt nooit alles tegelijk kunt overzien. Je
stuit steeds weer op verrassingen".
Werner toont een verweerd kasje, waarin
hij zelf allerhande groen kweekt. „Je kunt al
les natuurlijk wel in tuincentra kopen, maar
dan wordt zo'n tuin helemaal onbetaalbaar.
Toen ik nog hele dagen werkte, kweekte ik al
les, nu nog veel trouwens. Materialen als
bielzen en stenen haal ik vaak weg bij de
kraak, waarom niet?"
Werner struint maar door in de ijzige kou,
wijst aan en prevelt tientallen namen: hier
komt prunus, daar rose bruidssluier. Komend
voorjaar zullen naast het grasveldje eerst gele
violen bloeien, daarna balsemien. Eén border
wordt helemaal blauw/roze/rood, een ander
geel/wit. Op kweekbedden staan honderden
stekjes: duizendschoon, vergeet-me-nietjes.
Er wordt weieens aan geplukt. Werners blik
is als die van een havik. Hij herkent de die
ven, maar kan toch vaak niet voorkomen dat
vrouwelijke gasten, gewapend met grote
tassen, in zijn tuin op stekjesroof gaan. „Je
kunt moeilijk achter ze aan blijven lopen.
Maar als ze geweest zijn, zie ik direct wat er
weg is." Met een triomfantelijke glimlach:
„En ze hebben er niks aan. Als ze niet weten
hoe dat spul moet worden behandeld, gaat
het toch kapot."
FOTO WIM DIJKMAN
FOTO LOEK ZUYDERDUIN