Hoera! Duizend gram! Veel te vroeg geboren. En dan? Artsen twijfelen: laten leven of niet? ZATERDAGS ZATERDAG 12 DECEMBER 1992 BIJVOEGSEL In leven houden of laten sterven? Dat is de vraag waarde neonatologen van het Academisch Ziekenhuis Leiden (AZL) bijna dagelijks mee worstelen. Te vroeg geboren kinderen hebben een steeds grotere kans op overleven. Keerzijde van de medaille is dat 'onrijp'geboren baby's een grote kans hebben op het ontwikkelen van lichte of zware handicaps. ,,Als je een baby van 24 weken in leven houdt volgt een lange lijdensweg. We hebben in ons hart best wel eens twijfels over het nut van zo 'n behandeling. ERNA STRAATSMA Het AZL heeft wat je noemt een 'progressieve' afdeling neona tologie (gespecialiseerd in het behandelen van vroeg- en extreem vroeg-ge- borenen). Het ziekenhuis legt de grens tussen wel en niet behandelen op een zwanger- schapsduur van minimaal 24 weken. Kinder arts Diny van Zoeren: ..Hebben wij geen plaats voor een kind van 24 weken dan is het soms moeilijk om het in een ander zieken huis onder te brengen." Artsen in het Academisch Medisch Cen trum in Amsterdam (AMC) bijvoorbeeld be handelen in principe alleen kinderen die na een zwangerschap van minimaal 26 weken worden geboren en zelfstandig beginnen te ademen. Chef de clinique van de afdeling neonatologie in het AMC. Richard de Leeuw: „Eén kind onder de 26 weken wordt door ons niet\altijd geweigerd. Maar als het met heel veel/kunstmiddelen in leven wordt gehouden dan beginnen we er niet aan. Als het bijvoor beeld vanaf het begin beademd moet wor den'. Overplaatsing is dan bovendien heel ris kant." In Leiden stuit langdurige kunstmatige be ademing niet op principiële bezwaren. Als eeti kind van 24 weken een 'goede start' maakt (bewegingen maakt, zelfstandig begint adem te halen) krijgt het een kans. Verpleeg kundige Else Onstenk: „Het AMC hanteert een veel strakker criterium. Als een kind van E4 weken en zes dagen een etmaal lang zelf standig ademt, moet je het dan niet verzor gen? Kijk, het punt is dat je direct na de ge boorte niet kunt zien of de longblaasjes vol doende volgroeid zijn waardoor beademing mogelijk is." Vlieggewichtjes De afdeling neonatologie op het AZL-terrein. Een '24-uurs bedrijf vol couveuses met 'vlieggewichtjes' tussen de 500 en 1800 gram. Broze mini-mensjes vechten op de intensive care met behulp van geavanceerde appara tuur voor hun leven. Voor kersverse ouders is het meestal geen pretje hun zoon of dochter in deze omgeving te zien liggen.-De kinderen zijn helemaal niet de blozende gezonde ba by's waarop ze zo gehoopt hadden. Zoals een prille moeder de maatschappelijk werkster op de afdeling vertelde: „Ik wist dat het van mij was, maar dat was dan ook alles. Ik had niet direct een band met dat kind. Ik dacht alleen maar: wat moet dat in hemelsnaam worden?" De aanblik van grote hoeveelheden slan gen, drains en infusen in zo'n piepklein li chaampje maken het er allemaal niet vrolij ker op. De kinderen zijn aangesloten op een hele batterij elektronica, waarmee onder meer de hartslag en het zuurstofgehalte in hét bloed wordt gecontroleerd. Bijna alles ge beurt kunstmatig. Voeding komt via een buisje rechtstreeks in de maag terecht, zuur stof wordt door een andere buis in de longen gepompt. Voortdurend gaat ergens een alarm af of floept ineens een rood licht aan. Voor de ver pleegkundigen meestal niets om zich zorgen over te maken; voor de ouders zijn het signa len die hen vaak de adem benemen. Bezorgd kijken ze in het doorzichtige kooitje waarin hun kind wordt verzorgd. Redt-ie het of redt- ie het niet? Jaarlijks worden in Nederland zo'n 190.000 kinderen geboren. Meestal zijn ef geen com plicaties, bevalt de moeder keurig netjes na negen maanden. Zo'n 1300 baby's worden veel te vroeg (na minder dan 32 weken zwan gerschap) geboren. Bijna zestig procent daar van, 24 en 25 weken oud, overlijdt. Van de rest heeft een aantal een lichte afwijking (leerproblemen, trekkend beentje) of een zware handicap (spastisch). Verfijnde techniek maakt het mogelijk de grens tussen leven en dood steeds verder op te rekken. In Amerika en Australië ligt de grens iets lager, op 23 weken. Kinderarts Van Zoeren: „Wij duiken voorlopig niet onder die grens van 24 weken. Als extreem vroeg gebo ren kinderen in leven blijven hebben ze meestal al een lange lijdensweg te gaan. Langdurige beademing, infectie na infectie. Eindeloze infusen, eindeloos bloed prikken. Het is allemaal niet prettig wat die kinderen moeten ondergaan. We hebberi daar in ons hart ook best wel eens twijfels over. Met de eerste groep van 24-weken oude kinderen zo'n zeven jaar geleden ging het goed, maar de laatste jaren zijn er veel problemen geweest. Er zijn er een paar die we later met ernstige handicaps hebben teruggezien. Voor ons is dat een aanleiding om deze kinderen kritisch te volgen en voorlopig niet verder te gaan." Spastisch Wanneer is behandeling zinloos of anders zins af te raden? De neonatologen kunnen de grens niet precies aangeven. Probleem is dat de consequenties van behandelingen vaak niet zijn te voorspellen. Artsen kunnen ou ders nóóit voor 100 procent garanderen dat hun kind ongeschonden uit de strijd komt. Hersenbloedingen die vaak voorkomen bij zeer vroeg geboren baby's kunnen bij voorbeeld een spastisch kind, maar soms ook een zonder een enkele handicap of met slechts een zeer lichte afwijking tot gevolg hebben. Voor ouders zit er in die gevallen meestal niets anders op dan afwachten. Mag een kind na een maandenlang verblijf in het ziekenhuis naar huis, dan nog is niet altijd te zeggen of het ontslagen patiëntje misschien op latere leeftijd in een rolstoel terechtkomt. De Nederlandse Vereniging voor Kinderge neeskunde zou graag zien dat er landelijke richtlijnen komen voor het staken van de be handeling van prematuren (28 tot 37 weken zwangerschap) en immaturen (24 tot 28 we ken zwangerschap). Maar ook zij durft geen duidelijke keuzes te maken. In het onlangs gepresenteerde rapport 'Doen of laten' wordt alleen geadviseerd om de keuze voor wel of niet behandelen van vroeg-geborenen vooral af te laten hangen van de te verwachten toe komstperspectieven. Een uitspraak waar de artsen niet zoveel aan hebben omdat die, zoals gezegd, vaak onvoorspelbaar zijn. In sommige gevallen zouden artsen de behan deling moeten staken om een kind de 'kans te geven dood te gaan'. Bij zeer ernstige han dicaps zouden artsen in overleg met de ou ders zelfs over mogen gaan tot 'actieve le vensbeëindiging'. Actieve levensbeëindiging bij pasgebore nen komt nu in totaal zo'n tien keer per jaar voor. Van Zoeren: „In principe doen wij dat niet. Maar ik moet er wel bij zeggen dat zo'n noodsituatie zich hier ook nooit heeft voor gedaan. Als die zich zou voordoen zouden er hele heftige discussies volgen. De artsen hier hebben verschillende meningen en het is ze ker zo dat de een verder wil gaan dan de an der. Mocht iemand voor 'actieve levensbe ëindiging' kiezen dan zouden er hier heftige discussies ontstaan. Ik vind het ethisch niet verantwoord." Wijsheid? Slechte toekomstperspectieven zijn voor Van Zoeren niet per definitie een reden om de be handeling eventueel, in overleg met de ou ders, te staken. „Wat is goed en wat is wijs heid? Een zwaar spastisch kind kan ook best gelukkig zijn." Toch zegt de kinderarts dat er in het AZL een terughoudend beleid wordt gevoerd. „Ik denk niet dat wij jaren zijn doorgegaan om kinderen alleen maar in leven te houden. Als er sprake is van zinloos medisch handelen, dan stoppen we daarmee. Al is dat soms kof fiedik kijken. Je zal ook wel eens gestopt zijn met de beademing van een kind dat het op den duur misschien toch had gered. Ander zijds houd je ook wel eens een kind in leven dat later gehandicapt blijkt te zijn." De mening van ouders drukt een zwaar stempel op de beslissing van artsen om wel of niet door te gaan met een behandeling of die te staken. Alhoewel de ouders meestal het deskundige advies van het medisch perso neel volgen. Kinderarts Van Zoeren: „Als er geen sprake is van een acute bevalling probe ren we vooraf met de ouders een gesprek te voeren. Voor de geboorte is een gesprek meestal minder emotioneel, dan wanneer je het kind eenmaal hebt gezien. Meestal gaan de ouders wel mee in ons advies, ook al kun nen wij nooit iets voor 100 procent garande ren. Nee. ik heb het nooit meegemaakt dat ouders achteraf kwaad werden op ons omdat We de verkeerde keuze hadden gemaakt." Ouders zeggen vrijwel altijd dat ze geen kind met een handicap willen. Maar wat is dat? Valt een kind met een licht trekkend beentje daar ook onder? Verpleegkundige Onstenk: „Als je aan ouders vraagt of ze lich te motorische storing ook onder zo'n niet-ac- ceptabele handicap vinden vallen, zeggen ze meestal 'nee'. Vegeteren in een inrichting, dat wel." Problemen kunnen zich voordoen als ou ders en artsen het niet eens worden. „Als ou ders door willen gaan met de behandeling en wij willen stoppen, gaan we door", zegt Van Zoeren. „Maar dat komt zëlden voor hoor, dat is tot nu toe slechts theorie geweest." Op de intensive care, waar een constante temperatuur heerst van 28 graden en waar de verpleegkundigen in 'tropentenue' lopen, is plaats voor acht baby's. Ze liggen in dubbel wandige couveuses, met een optimale bevei liging. Hier komen de allerkleinsten terecht, kinderen van wie de hart- en longfuncties (nog) niet stabiel zijn. Oogjes gesloten en meestal slapend. Op hun hoofd een mutsje van gaasverband. De handjes zijn ook inge pakt. Door de 'grijprefiex' bestaat het gevaar dat kinderen zich anders vastklemmen aan hun infuus en dat er op den duur wellicht uittrekken. Het huidje van deze baby's is nog zo teer dat pleisters niet gebruikt kunnen worden; zou je ze er aftrekken dan trek je de onderliggende huid mee. Wasbeurten wor den om dezelfde reden soms nagelaten. Infu sen gaan vaak via de navelstreng. Sommige ouders hebben de couveuses enigszins opgevrolijkt met kleurige beertjes en poppetjes. Op één van de couveuses is een kaartje geplakt. 'Hoera. 1000 gram', staat er op. Even verder hangt een lichtblauw ge boortekaartje: 'Niemand weet wat het leven is. Wij vinden het dan ook heel fijn, dat jij, ook nog zo klein, al bij ons mag zijn.' Ouders mogen op elk moment van de dag naar hun kind komen kijken. Ze mogen mee nemen wie ze willen, als er maar niet meer dan twee volwassenen rondom de couveuse staan. Eerst wel even handen wassen en sie raden af doen. Ringen en armbanden zitten vaak vol bacteriën en kunnen de tere huidjes makkelijk beschadigen. Staffunctionaris ver pleegkunde Else Onstenk: „Als wij een ver koudheidje hebben werken we gewoon door. Maar ouders dragen bij het minste of ge ringste kuchje al een doekje voor hun neus en mond." Er wordt op aangedrongen dat ouders zo snel mogelijk lichamelijk contact met hun kind hebben. Vaak wordt er op de afdeling 'gebuideld': vaders of moeders die hun kind tegen hun blote borst aanhouden. Narigheid Else Onstenk begon zo'n twaalf jaar geleden op de afdeling neonatologie. Als a-verpleeg- kundige. in een ander ziekenhuis raakte ze toevallig betrokken bij de behandeling van veel te vroeg geboren baby's. „Ik zag voor het eerst zo'n klein hoopje van '1500 gram liggen dat alles zelf deed. Ik wilde wel eens welen hoe ze zo'n kind zo ver kregen en kwam hier in hel AZL terecht. Het leek me een prachtig vak, maar het was vooral in het begin best wel moeilijk. Gezellig tuttelen met baby's is er niet bij. Het is niet léiik om met premature kinderen om te gaan. Het is allemaal heel on zeker en labiel. Mooi als je door techniek en kennis een kind een goed leven kunt bieden, maar dat gevoel van 'doe je er goed aan' houd je altijd. Er is ook een hele hoop narig heid. Het is superspecialistisch en er is na tuurlijk een aantal dat overlijdt. Dat is wel de keerzijde van dit vak." Maar daar tegenover slaan de leuke mo menten: „Laatst kwam hier een kindje van zeven jaar op bezoek, dat hier destijds na 24 weken zwangerschap is geboren. Echt een schitterend kind is het geworden, perfect ge- De afgelopen twaalf jaar zag ze de grenzen langzaam verschuiven. „Toen ik hier kwam was een baby van 28 weken oud een héél klein kindje, waarvan je je afvroeg: moeten we daar wel aan beginnen. De grens is daar na enorm verlaagd." Experiment Ze heeft het nog meegemaakt dat surfactant, een middel om onrijpe longetjes geschikt te maken voor beademing, korte tijd als experi ment werd gebruikt. „Er was een keer een tweeling van wie de een wegens plaatsgebrek in Utrecht terechtkwam. Ze hadden allebei dezelfde prognose, maar omdat Utrecht niet meedeed met de surfactant-proef had dat kind toch een slechtere levenskans. Gelukkig kon dat kind uiteindelijk toch naar Leiden komen. Je kunt het toch niet maken om in zo'n geval de een te laten sterven?" Die situatie doet zich tegenwoordig overi gens niet meer voor. Het experiment met surfactant bleek zulke goede resulaten te hebben dat hel nu overal in Nederland wordt gebniikt. De verantwoordelijklieid van de verpleeg kundigen is groot. Het gebeurt regelmatig dat verpleegkundigen-in-opleiding vroegtijdig afhaken omdat het werk te zwaar is. Officieel mogen ze, zonder uitdrukkelijke toestem ming van een arts, geen enkele medische handeling uitvoeren. In de dagelijkse praktijk gebeurt dit noodgedwongen vaak wel. „Er is in principe altijd een arts aanwezig, maar is het is vaak aan de verpleegkundige om iets wel of niet te doen. Medicijnen via een infuus toedienen mogen wij dus eigenlijk niet, slijm uit de long-tubes zuigen ook niet. Dat is voorbehouden aan de artsen, maar wordt, toch vaak door de verpleegkundigen gedaan. Als je die verantwoordelijkheid niet kunt dragen, kun je hier niet werken. Als er geen arts in de buurt is en je zuigt dat slijm niet snel weg, stikt zo'n kind." Groeiachterstan d Hans van der Poel weegt 1030 gram en ligt op de 'high care', de afdeling waar kinderen met stabiele hart- en longfunctie terecht komen. Hans is begin november geboren en heeft een groeiachterstand van zo'n acht weken. Toen een hoopje van ruim 900 gram daj na 33 weken zwangerschap met een keizersnee 'gehaald' werd. Op zich geen extreem te vroeg geboren baby, maar door de forse groeiachterstand toch een zorgenkindje. Zijn ouders, Hans (39) en Leonieke (32) uit Sassenheim, zijn dolblij dat hun kind onlangs de magische grens van 1000 gram heeft ge haald. Voor de moeder is het haar eerste kind, de vader heeft twee kinderen uit een vorig huwelijk. Leonieke: „Een paar dagen geleden lag er een 'zesponder' in de couveu se naast Hans. Een bulk van kind, jóh. Maar het was een kind met een normaal geboorte gewicht." De zwangerschap van Leonieke verliep de eerste maanden voorspoedig. Tot ze het idee had dat haar buik niet meer groeide, zelfs kleiner werd. Na 31 weken zwangerschap werd ze in het Diaconessenhuis opgenomen. Twee weken verplichte bedrust leverde niets op: een echo wees uil dat het kind geen cen timeter was gegroeid. Al het vruchtwater bleek bovendien uit de baarmoeder verdwe nen. De oorzaak van de groeiachterstand was onduidelijk, de harttonen van het kindje wer den steeds flauwer. Na opname in het AZL besloten artsen het kind met een keizersnede te halen. Verschrikkelijk opgelucht' waren de ou ders toen Hans op 5 november uit de buik van Leonieke was gehaald. De aanblik van het kleine ventje in de couveuse viel hen mee: „Het was fantastisch. Hij was helemaal compleet, had zelfs haar." Toch hielden ze er rekening mee dat het alsnog fout kon lopen. Zijn hartje was vergroot en daardoor zou een lekkage kunnen ontstaan. „Je bent natuurlijk hartstikke gek van zo'n kind, maar zit tegelij kertijd ook voortdurend naar alle metertjes, plakkertjes en lampjes te kijken. We houden onze adem in, schreven we op het geboorte kaartje en dat was ook echt zo. We zijn realis tisch gebleven, hebben er voortdurend reke ning mee gehouden dat dit kindje het mis schien niet zou redden. Maar Hans is blijk baar toch een vechtersbaasje, anders was hij niet zo ver gekomen. Het is nogal wat wat zo'n klein mannetje allemaal moet door- Nooit paniek Toen Hans' linkerlong na een paar dagen in klapte sloeg Leonieke de schrik om het hart. „Ik kwam gewoon binnenlopen om hem te bezoeken toen een verpleegkundige mij dat heel rustig meedeelde. Ze hadden het niet nodig gevonden om ons daar over op te bel len, dan zouden we alleen maar ongerust worden. Mij werd verteld dat zo iets niet on gebruikelijk is. Hans kreeg een drain in zijn borst en na een paar dagen ging het weer goed met hem. Dat is het geweldige van dit ziekenhuis: ze raken nooit onnodig in paniek en zaaien nooit paniek." Ze houden er allebei rekening mee dat Hans iets overhoudt aan zijn intensieve zie kenhuisbehandeling of zijn te vroege geboor te. „Dat kan natuurlijk, maar we maken ons daar voorlopig niet druk over. We willen daar nog geen rekening mee houden." Voorlopig ligt Hans nog wel even in het ziekenhuis. Eerst nog een tijdje op de 'high care' en daar na na de 'wicgen-unit', om aan te sterken en te groeien. Hans en Lconike gaan er vanuit dat hun zoon eind januari naar huis mag.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1992 | | pagina 41