7
Zorgen over
toekomst
visafslag Urk
Je kunt en je kan
ÏT
ZATERDAG 12 DECEMBER 1992
BIJVOEGSEL
Wim de Bois, de per
1 december gepen
sioneerde directeur
van de visafslag Urk:
„De gemeente moet
de zaak heel snel uit
handen geven. Ze
kunnen het blijkbaar
niet."
Onze Taai.
Wat zou beter zijn: je kan of je
kunt? Menigeen heeft het ver
moeden dat je kunt' beter is,
zonder het zeker te weten. Van
daar dat telkens weer diezelfde
vraag opduikt. Er is zelfs een
bloeiende markt ontstaan van
boekjes die antwoord geven op
zulke vragen. Blijkbaar is er een
grote behoefte aan zekerheid in
dit soort taalkwesties.
Wat die boekjes zelden vertel
len, is hoe het komt dat zo
veel mensen het niet weten.
Het is toch merkwaardig dat half Nederland
zoiets heel gewoons niet weet. En wat ze
evenmin verklaren, is waarom zovelen er ge
brand op zijn het toch te weten. Ook dat is
heel merkwaardig want bij duizend andere
kwesties is men zo. stipt niet. Meestal vertel
len taalboekjes alleen maar dat 'je kunt' en
'kim je' beter zijn dan 'je kan' en 'kan je'. Dat
is een praktisch antwoord, en daarom waar
schijnlijk ook een wijs antwoord. Toch geeft
het een heel verkeerde voorstelling van za
ken.
Het werkwoord 'kunnen' is een vreemd
geval. Het is erg onregelmatig, vergeleken bij
gewone werkwoorden als fietsen, werken, lo
pen of kijken. Normaliter krijgen we stam 1
bij 'hij werkt' en 'hij loopt'. Bij 'kunnen' heb
ben we echter 'hij kan'. En zo is er wel meer
onregelmatigs bij 'kunnen'. Daar ligt natuur
lijk al het begin van ons probleem.
Die onregelmatigheid is niet iets van de
laatste tijd. Al in de middeleeuwen was 'con-
nen' een uitzondering op bijna alle regels. Bij
'ic can' is buiten de spelling niets veranderd,
maar voor de tweede persoon zei men des
tijds) 'du canst' en voor tweede persoon
meervoud: 'ghi cont' of 'ghi connet'. We zien
dus dat het tegenwoordige 'je kan' en 'je
kunt' geen van beide oud zijn. Het zijn alle
bei betrekkelijk jonge vormen. Op grond van
ouderdom valt dus geen voorkeur uit te spre
ken.
Tegenwoordig is de situatie ongeveer zo
dat de ene helft van Nederland zegt: 'je kan'
en de andere helft 'je kunt'. Allebei hebben ze
dus een onregelmatige vorm: 'je kan' mist
een -t vergeleken bij 'je loopt' en 'je kijkt',
maar 'je kunt' heeft een afwijkende klinker,
vergeleken bij 'ik kan'. Welke helft van Ne
derland heeft er gelijk? Het is bepaald niet
vreemd dat sommigen het niet weten.
Nu wil het geval dat de 'je kunt'-zeggers
globaal genomen in een hogere belasting
schijf zitten. Dat is een feit. Bij welgesteld Ne
derland hoor je vaker 'je kunt' en 'kun je'. Is
het daarom ook beter? Onzin natuurlijk.
Taalkundig gezien is 'je kan' precies even
goed als 'je kunt'. Toch heeft die situatie gro-
te.gevolgen. Want welgesteld Nederland trekt
zich niets aan van die andere helft en blijft
dus gewoon 'je kunt' zeggen, terwijl minder
verdienend Nederland denkt: 'Als ik maar
eerst zo en zo ga praten, komt straks die
BMW ook wel'. Bewust of onbewust wordt zo
door menigeen gedacht. En 't is misschien
niet eens zo' n zotte gedachte, er steekt een
kern van waarheid in.
Zo komt het dat van hoog tot laag taallera
ren zeggen dat 'je kunt' beter is dan 'je kan'.
In zekere zin ië het nog waar ook. Is het niet
vanwege de grammatica, dan toch vanwege
die BMW.
Er zijn meer van die kwesties die eigenlijk
geen taalkwestie zijn maar veeleer te maken
hebben met de vraag: wat zijn je ambities?,
waar wil je graag bij horen, wat wil je dat de
mensen van je denken? Bij voorbeeld de be
ruchte keuze tussen 'groter als' of 'groter
dan'. Of het onderscheid tussen 'leggen' en
'liggen'. Allemaal kwesties waar de gramma
tica eigenlijk geen antwoord op heeft, maar
de BMW geeft de doorslag, als u begrijpt wat
ik bedoel.
Zelf gebruik ik 'je kan' en 'je kunt' allebei,
wat aardig kan kloppen met mijn belasting-
biljet en m'n maatschappelijke ambities.
'Hier mag elke Jan Doedel meebeslissen
De toekomst van Urk als visserijcentrum van Europa
wordt bedreigd. Niet alleen van buitenaf, maar vooral
van binnenuit. Die waarschuwing geeft Wim de Bois,
vertrekkend directeur van de gemeentelijke visafslag.
De Bois stelt vast dat er capabele ondernemers genoeg
zijn op het voormalige eiland, maar dat het lokale be
stuur het laat het afweten. Gebrek aan daadkracht van
de plaatselijke politiek maakt het onmogelijk om op tijd
ingrijpende beslissingen te nemen. „Ik zal nooit directeur
van een balletschool worden. Ik heb er geen verstand van
en bovendien m 'n figuur niet mee. Maar hier mag elk
raadslid wel meebeslissen over de toekomst van de visaf
slag. De Bois, die na negen woelige jaren op 1 december
met pensioen ging, is daarom 'redelijk pessimistisch'over
de vooruitzichten van de grootste visafslag van Europa.
De Visafslag van Urk. Er wordt druk gediscussieerd over de vraag of er een nieuw gebouw moet komen, of het huidige pand verbouwd. De zojuist
gepensioneerde directeur Wim de Bois noemt noemt die discussie „te gek..." foto anefo
niet meer de traceren was, werden door de
rechter bestraft met geldboetes en voorwaar
delijke celstraffen. „Intellectuele fraude,
noemden ze het. Dat was wel aardig gevon
den."
De Bois constateert dat het verzet van Urk
tegen de regelgeving uiteindelijk op niets is
uitgelopen. „Ik heb altijd gezegd dat de visaf
slag geen verlengstuk van de AID mocht zijn.
Maar dat zijn we inmiddels wel. Volgens mij
moet een afslag een onafhankelijk interme
diair zijn tussen visser en handelaar. Als de
AID op de kade alle kisten vis telt die uit een
kotter worden gelost, moeten ze later niet bij
mij komen om te controleren of ze wel goed
hebben geteld."
Het risico ontstaat dan dat vissers hun par
tijen schol en tong rechtstreeks aan de visver-
werkende industrie verkopen. „We kennen in
Nederland immers geen veilplicht", aldus De
Bois. Dat zwarte circuit kwam in de tweede
helft van de jaren tachtig tot grote bloei.
„Terwijl hier in de afslag nooit dingen zijn
gebeurd die het daglicht niet kunnen verdra
gen. De vis is hier niet met onderzeeboten
aangevoerd, er is nooit stiekem 's nachts ge
sorteerd en we hebben nooit zwart uitbe
taald."
„De overheid heeft nooit ingegrepen. Ik
heb me wel eens afgevraagd: kan die wild-"
groei zo wel doorgaan? De kotters werden
steeds groter, allemaal gebouwd met een in
vesteringspremie. Pas toen het te laat was,
kwam de overheid in actie. Maar toen was de
vloot al veel te groot geworden."
„Op zich hebben we wel een goede recht
spraak in Nederland. Maar een eis van an
derhalf jaar cel voor meneer De Bois omdat
ergens de zaak administratief niet in orde is,
dat is toch van de gekke. Een moordenaar
moet een jaar de gevangenis in. Ik voel me
slachtoffer van een falend overheidsbeleid.
Als ik nou op grote schaal gefraudeerd had....
Nu heb ik een strafblad en dat heb ik eigen
lijk niet verdiend. We dachten hier dat we er
goed aan deden om te handelen zoals we
hebben gedaan. En ik denk dat nog steeds."
Toekomst
Het in het Nederlands taalgebruik inmiddels
ingeburgerde begrip 'visfraude' stuit De Bois
nog imrrter tegen de borst. „Ik noem het geen
fraude. Er werd te veel gevangen. Maar er is
steeds keurig belasting over betaald. Dat hele
negatieve beeld van de visserij is mede door
de Nederlandse overheid gecreëerd. Uit rap
porten van de Europese Gemeenschap bleek
steeds dat ook in België, Engeland, Denemar
ken, Spanje en Frankrijk veel meer vis werd
gevangen. Maar terwijl Frankrijk tegen con
troleurs zei: je kan m'n rug op, stuurde Ne
derland als eerste z'n rapporten op naar
Brussel. Zo van: weet.u wel dat ik fout ge
weest ben?"
Niettemin stevent de visserij nu af op kal
mer vaarwater. Mede omdat de bedrijfstak zo
langzamerhand in geen enkele kring meer op
krediet kan rekenen, is het besef doorgedron
gen dat het roer om moet. De aanstaande
constructie, waarbij plaatselijke groepen ver
antwoordelijk zijn voor de naleving van de
vangstregels, spreekt De Bois wel aan. In feite
is elke visserman dan ook onbezoldigd AID-
controleur, die zijn collega's in het oog
houdt. Want als er door leden van de groep te
veel wordt gevangeh, gaat die hoeveelheid af
van het contingent voor de hele groep.
„Ik zie daardoor de toekomst voor de Ne
derlandse visserij optimistisch tegemoet",
zegt De Bois. „Hoewel het wel pijn zal doen.
Ik schat dat zo'n 15 procent van de vloot
moet verdwijnen. Dat is verrekte triest."
Over de toekomst van Urk is De Bois veel
minder optimistisch. „Er is geen bestuur. We
zijn nu twee jaar lang bezig geweest met
plannen voor de nieuwbouw of verbouw van
de visafslag. Twee jaar lang martelen en er zit
nog geen lijn in." Deze maand besloot de ge
meenteraad in de zoveelste rumoerige verga
dering dat nu de mogelijkheden van nieuw
bouw moeten worden onderzocht, terwijl
eerder na veel touwtrekken was besloten dat
de huidige afslag verbouwd moest worden.
„Elke beslissing is beter dan geen beslis
sing", luidt de filosofie van De Bois. Wat dat
betreft heeft hij in Urk geen gemakkelijke tijd
gekend. De raad en de speciale gemeentelijke
commissie voor visserijzaken kunnen oever
loos discussiëren over de kilometervergoe
ding van de afslagdirecteur of over het be
schikbaar stellen van een paar duizend gul
den voor bezoeken aan een buitenlandse vis-
serijbeurs. Maar knopen doorhakken over
wezenlijke kwesties voor het afsiagbedrijf,
daar komt de Urker politiek nauwelijks toe.
De Bois steekt zijn ongenoegen over de
plaatselijke politici niet onder stoelen of ban
ken. Hij wijst naar het industrieterrein. „Daar
zitten capabele mensen. Daar is
vorig jaar voor 1,6 miljard gulden
aan visprodukten verkocht. Niet
gek voor zo'n dorpje, toch? Maar
de goede mensen die de indu
strie hebben opgebouwd, die
krijg je niet in de gemeenteraad.
Die hebben geen tijd voor de po
litiek."
Daling
Met als gevolg dat de raad voor
een belangrijk deel bestaat uit
lieden van het tweede garnituur.
„Als ze het over het buitenland
hebben, bedoelen ze Elburg",
schampert De Bois. „Ze laten de
visafslag stuurloos achter. Het
bedrijf draait heus wel door,
maar een duidelijke visie op de
toekomst ontbreekt. En dat
neem ik ze hoogst kwalijk. Want
de afslagen in Harlingen, Lau-
wersoog en Den Helder staan
niet stil. De concurrentie wordt
steeds sterker."
Dit jaar komt de omzet van de
visafslag waarschijnlijk niet bo
ven de 190 miljoen gulden "uit.
Een flinke daling ten opzichte
van de 250 miljoen van vorig
jaar: een absoluut record. Het in
zakken van de omzet wordt ver
oorzaakt door de fors lagere prijs
die dit jaar wordt betaald voor
tong en schol. Maar het had voor
Urk nog veel slechter kunnen
uitpakken, als de aanvoer uit het
buitenland niet zo enorm was
toegenomen.
Dit jaar is waarschijnlijk zo'n 60
miljoen gulden van de omzet te
danken aan aanvoer van vis uit landen als
Engeland en Denemarken. Dat is een ontwik
keling waar De Bois zich de afgelopen jaren
veel mee heeft beziggehouden. Ondanks for
se tegenwind van de plaatselijke politiek.
Privatisering van de gemeentelijke afslag
zou 'een zegen' zijn. „Dat gebeurt ook wel. Je
zou een constructie kunnen kiezen, waarbij
de vissersorganisaties Visserijbelangen en de
Nederlandse Vissersbond, de sorteerders, de
handel en de IJsselmeervissers de zaak over
nemen. En dan een paar commissarissen er
bij, die verstand van zaken hebben. Iemand
als Ben Daalder (voormalig voorzitter van het
Visserijschap), oud-minister- Gerrit Braks
voor de contacten met de EG en iemand uit
het Urker bedrijfsleven."
Zo'n overgang zou plaats moeten vinden
voor er een definitief besluit wordt genomen
over verbouw of nieuwbouw van de veiling.
„Het is toch te gek. Elk onderzoek wees uit
dat nieuwbouw op hét industrieterrein beter
was. Maar met één stem verschil besliste de
raad dat het 'vernieuwbouw' op de huidige
plaats moest worden. En nu is de zaak weer
teruggedraaid. Is er niets gebeurd. Nou ja, de
gemeente is twee miljoen gulden lichter."
De Bois constateert: „De gemeente moet
de zaak heel snel uit handen geven. Ze kun
nen het blijkbaar niet. Kijk, ik zal nooit direc
teur worden van een balletschool. Ik heb er
geen verstand van en ik heb m'n figuur ook al
niet mee. Maar op Urk mag elke jan Doedel
meebeslissen over de visafslag."
I II et nieuws sloeg in
H KI als een bom. Op 29
-JL JL. november 1985 ar
resteerde de politie de directeur
van de gemeentelijke visafslag
van Urk. Met was de eerste keer
dat de justitie besloot tot een
dergelijke harde ingreep in de
Néderlandse visserij wereld. Wim
de Bois had de twijfelachtige eer
als eerste afslagdirecteur in voor
lopige hechtenis te belanden. La
ter volgden overigens vrijwel al
zijn collega's. De visafslagen gol
den als belangrijke spil in de po
gingen van vissers om meer te
vangen dan de Europese regelge
ving toeliet.
Het is nu nog steeds een moei
lijk te verteren punt voor Wim de
Bois die begin deze maand ge
pensioneerd werd als directeur
van de Urker afslag. Niet de be
handeling door politie en ambte
naren van de Algemene Inspectie
Dienst (AID) van het ministerie
van landbouw, visserij en na
tuurbeheer. „Ach, je wordt niet
gemarteld, de Nederlandse poli
tie werkt ook niet met elektrici
teit, dus dat gaat allemaal wel. Ze
proberen je misschien een beetje
te intimideren, ze schreeuwen
wat, maar dat hoort er bij", .blikt
De Bois laconiek terug.
Het maakte op de robuuste fi
guur die De Bois is, niet bijster
veel indruk. Hij heeft nogal wat
meegemaakt in z'n leven. In de
oorlog werd de Amsterdammer
opgepakt door de Duitsers, maar
bij Lemmer sprong hij van het schip af, waar
mee hij werd vervoerd. In Langweer zat hij
drie jaar ondergedoken op een boerderij. Zijn
ouders overleefden de oorlog niet en in 1945
tekende De Bois bij de Amerikaanse marine.
Drie jaar later vertrok hij naar Nederlands-
Indië, waar hij voor een grote internationale
firma theeproever werd. „Daar hebben ze
een goede commercieel manager van me ge
maakt", aldus De Bois. Twintig jaar geleden
vestigde hij zich in Friesland. Na een ban
kiersfunctie bij de Nederlandsche Crediet
Bank polste het gemeentebestuur van Urk
hem in 1983 voor de functie van directeur
van de gemeentelijke visafslag.
Rechtszaken
Het zouden rumoerige jaren worden, door
het harde ingrijpen van politiek en justitie.
Het steekt De Bois dat juist de afslagen zo
werden aangepakt, terwijl de oorzaken van
de problemen scholen in een falend over
heidsbeleid. „Wij hebben verscheidene ma
len brieven gestuurd naar visserijminister
Braks. We vroegen: geef nou eens aan wat we
wel mogen doen en wat niet, want de regels
zijn onduidelijk. Maar een antwoord bleef uit
en vervolgens werden we behandeld als
grote misdadigers." De AID becijferde dat er
in de afslagen voor tientallen miljoenen gul
dens vis werd verhandeld, waarvan de her
komst niet meer was te achterhalen.
De Bois moest in de loop der jaren diverse
malen voor de rechtbank verschijnen. Con
structies met tussenhandelaren, waardoor de
herkomst van de vis in elk geval bij de afslag