'Leon Meijs is een winner' Roodenburg vecht met patatgeneratie n i Sport f ZATERDAG 12 DECEMBER 1992 REDACTIE HERMAN JOUSTRA AD VAN KAAM (CHEF) TIM BROUWER DE KONING Ooit speelde hij bij vierde klasser Oegstgeest, maar tegenwoordig bokst Leon Meijs in de eredivisie van het betaalde voetbal op tegen spitsen van het kali ber Kieft en Kiprich. De Rijnsburger van origine kwam overigens via een ruime omweg bij Willem II terecht. Na een jaartje UVS belandde hij bij AZ waar hij, zij het voor even, aan het profvoetbal mocht ruiken. Vervolgens zocht hij zijn heil opnieuw bij UVS en later bij Kat wijk. Op 26-jarige leeftijd werd de boomlange en spijkerharde verdediger 'herondekt' en inmiddels heeft hij zijn draai in Til burg gevonden. Jan Reker, zijn huidige trainer, is vol lof over Meijs. Een portret van een doorzetter. VESSEM ROB ONDERWATER Volgens kenners is hij al ruim een half miljoen waard. Leon Meijs heeft zich bij Willem II in amper anderhalf seizoen opge werkt tot een vaste waarde, die door zijn trainer Jan Reker wordt geprezen. Alle reden dus om met het hoofd in de wolken te lopen, maar sterallures zijn Leon Meijs vreemd. Het liefst vertoeft Meijs, in middels woonachtig in het lan delijke Vessem, tussen zijn oude maten van de w Katwijk. Vorige maand, toen zijn oude club op imponerende wijze zegevierde bij Quick Boys, vierde hij het feestje net zo hard mee. Even aanwippen in de kleedkamer en onbevangen meelopen in de polonaise. Leon Meijs ten voe ten uit. De 'gewone' jongen heeft in middels naam gemaakt in de eredivisie. Hij begon bij de w Oegstgeest en nu is het uitscha kelen van eredivisie-spitsen zijn professie. Mannen als Eric Meij er, Wim Kieft of Joszef Kiprich worden nu gekoppeld aan de boomlange gestalte van Leon Meijs. Hij voelt zich op zijn ge mak tegen statische spitsen. Snelle, behendige jongens, die achter zijn rug de ruimte opzoe ken heeft hij liever niet tegen over zich. Hoewel hij volgens Jan Reker wel degelijk kan op boksen tegen sneltreinen aan de zijkant van het veld. Leon Meijs maakte als 19—ja rige furore bij UVS. In de Kik kerpolder ontworstelde hij zich aan de betrekkelijke teit bij Oegstgeest, dat des tijds een pendeldienst on derhield tussen de KNVB en afdeling. Meijs liet zich in het blauwwitte shirt van zijn goede, maar ook van zijn slechte kant zien. Zijn rushes la Wim Suurbier waren een lust voor het oog, maar in zijn enthousiasme nam Meijs in het voorbij gaan ook wel eens een te genstander mee. De 'Zeis van Meijs' maak te pijlsnel furore bij de blauwwitten. Het spijkerharde, soms ongecontroleerde spel had echter tot gevolg dat Meijs in zijn eerste seizoen bij UVS zes wedstrijden wegens schor sing moest missen. Tot groot verdriet van Arie Lagendijk, zijn toenmalige trainer. ,,Ik heb er werkelijk alles aan gedaan om hem in het gareel te krijgen. Maar ik kreeg geen vat op hem." Vreemd dat juist de op leider bij uitstek niet in staat was de ruwe diamant te slijpen. Lagendijk weet de feitelijke oor zaak, maar weigert over de Leidse periode uit de school te klappen. Ondanks de ups en downs bij UVS wekte Leon Meijs de inte resse van AZ, toen nog getooid met de toevoeging '67. Na een seizoen hoofdklasse maakte hij zijn opwachting in de harde we reld van de profvoetballers. Al snel bleek dat Meijs (nog) niet geschikt was voor het grote werk. Nadat Frits Soetekouw tussentijds het roer had overge nomen van Joop Brand, de man die Meijs naar Alkmaar had ge lokt, was het over en sluiten. Lagendijk: „Leon is een voetballer die het van fysie ke kracht moet hebben. In die periode was hij nog niet volgroeid en kwam hij niet tot zijn recht." Meijs koos weer voor UVS, waar Ruud de Groot Arie La gendijk was komen aflossen. Na een driejarig verblijf in de Kikkerpolder, waar suc cessen en teleurstellingen elkaar afwisselden, koos Meijs voor Katwijk. Het werkterrein van zijn oude trai ner Lagendijk. Diens aanwezig heid aldaar was de voornaamste reden van de verhuizing naar de kust. Op De Krom kneedde Lagen dijk de bonkige back tot een all- rounder, die zich niet meer tot hardhandige 'uitstapjes' liet verleiden. Meijs ontwikkelde zich tot één van de grote steun pilaren van Katwijk. En kwamen de scouts hem weer op het spoor. Eerst klopte VW aan. Maar de Venlose club kwam fi nancieel niet over de brug, waardoor de op stapel staande verhuizing op het laatste mo ment werd afgeblazen. Terwijl Meijs zich reeds met Katwijk had verzoend verscheen daar opeens Piet de Visser, de aan Willem 11 (nu NAC) verbonden Zeeuwse trainer. Hij zag het wel zitten in Leon Meijs. Arie Lagendijk zag zijn krachtbron met lede ogen ver trekken, maar gunde hem de overstap van harte. ,,Het is voor mij onbegrijpelijk dat het zo Iaat is gebeurd. Er lopen in de amateurtop nog wel meer jon gens die bijvoorbeeld zo in Sparta meekunnen. Maar het is vaak een kwestie van geld. Prof clubs kiezen vaak voor jonge jongens, die niets kosten." Willem II waagde de gok met de toen 26-jarige Katwijk-speler en zit nu op rozen. Meijs is op zijn beurt gelukJdg met het ver blijf bij de Tilburgse club. Zijn baan als analist heeft hij, nu hij full prof is, opgegeven. Omdat hij gemiddeld tien keer per week moet trainen is daarvoor ook weinig tijd. Wel heeft Meijs zich inmiddels verdiept in een NIMA-studie marketing. Een combinatie waarmee hij zich gelukkig voelt. Meijs heeft al nagedacht over de periode na Willem II. Dan komt i iij terug naar zijn geboor teplaats Rijnsburg. Daar huizen zijn vrienden en familie, een omgeving waarin hij zich nog steeds het beste thuisvoelt. Maar eerst moet het karwei Wil lem II worden geklaard. En dat mag wat hem betreft wel even duren. Jan Reker vindt Meijs een goede kracht: „Het is een winner, die jongen heeft een uitstekende wedstrijdmentali teit. En voor zijn lengte is hij nog redelijk snel." De oud-oefenmeester van PSV vindt dat Leon Meijs bij de Tilburgse subtopper op zijn plaats is. „Dit niveau is de top voor hem. Voor mijn gevoel zit er niet meer in. Ik denk dan ook dat hij geen Italiaans hoeft te le- Het eerste team van Roodenburg wordt vaak geassocieerd met de patatgeneratie. Markant genoeg lopen de spelers op zondag in shirts met op de borst de naam van een patatzaak, annex petit-restaurant. foto archief Zondagtweedeklasser wil serieuzere aanpak Op sportpark Noord ko men vandaag alle genera ties van voetbalclub Roodenburg bijeen voor een reünie, omdat de club 65 jaar bestaat. Een mooie gelegenheid om eens te praten over vroeger en nu. Want waar is het Rooden burg van de jaren zestig en zeventig dat bekend stond om de opgestroopte mouwen en dat zelfs mee speelde om de landstitel bij de amateurs (1973)? Steeds meer trainers op Noord klagen de laatste jaren over de gebrekkige beleving van de spelers. Een beschouwing over een Leidse zondagclub waar het van oudsher barst van de talenten, maar waar al tien jaar geen vooruitgang wordt geboekt. LEIDEN ROB VAN DER ZANDEN Wim Rijsbergen stelde enkele jaren geleden openlijk de men taliteit van de spelers bij Roodenburg aan de kaak. De spelers zouden alleen op scherp staan in de kroeg en in de zaal, zei hij. Een misplaatste aanval van een te ambitieuze trainer? Het leek zo. Na Rijsbergen kwam de 'on bekende' Jan Reurings. De seri euze oefenmeester uit Delft kon zijn ei niet kwijt en pakte vroeg tijdig zijn biezen. Als oorzaak gaf Reurings op dat hij 'niet vol doende respons uit de spelers groep' kreeg. Eelco Fielemon nam het roer van de afgeknapte Reurings over. Gisteren pakte de jonge oefenmeester in deze krant uit: „Sommige spelers leven niet voor het voetbal." Drie trainers op rij die botsten met een fenomeen dat Leo Beenhakker eens de 'patatgene ratie' zou noemen: het gebrek aan mentale en fysieke weer baarheid bij de jongere voetbal lers. Is er iets mis bij Rooden burg? Vandaag komen leden en oud-leden van de 65-jarige club bijeen. De mensen die begaan zijn met het wel en wee van de volksclub hebben iets om over te discussiëren bij de borrel. Wim Rijsbergen is een ras- Roodenburger. Hij komt er nog elke week en kent de club als geen ander. „Ik geloof dat ik met mijn kritiek van toen toch niet helemaal verkeerd zat, al hoef ik daar nu niet trots op te zijn. Toch moet je niet alle kri tiek bij de spelers neerleggen, vind ik. Roodenburg is nou een maal een volkscluppie waar het vooral gezellig moet blijven. Ik was pas nog bij UVS, die hele sfeer daar is gericht op preste ren. Roodenburg doet het an ders. Geen spelers van buiten af, werken met de eigen jeugd, op zijn tijd een biertje. Niks mis mee, maar dan moet je ook ac- cepteren dat de tweede klasse je plafond is. Je moet daar op Noord ook een niet al te ambi tieuze trainer aanstellen. Dat wreekt zich. Die twee Fretjes (Rob en Peter Pret, red.) willen wel trainen, maar op zijn tijd ook een biertje. Marcel van der Burg, een kanjer, maar het hoeft allemaal niet zo nodig, geloof ik. Hij trekt de kar niet. Zo zijn er wel meer." De huidige coach, Eelco Fie lemon, wenst zich niet neer te leggen bij de gegevens van Rijs bergen. „Dat is nu juist wat ik eruit wil hebben. Ik heb meer dan genoeg van dat patat en bier-imago en die makkelijke instelling van 'het komt alle maal wel'. Roodenburg loopt nu al jarenlang kleurloos rond te dobberen in die tweede klasse. Ik ben ervan overtuigd dat er meer in zit. Goede voetballers hebben we altijd gehad, niet voor niets heeft de club altijd spelers aan het betaalde voetbal geleverd. Voor Roodenburg mag handhaven niet het motto zijn. Daarom moet die mentaliteit anders worden." Talsma Een jaar of zes geleden hoorde men de trainer nog niet zo luid ruchtig klagen in Leiden-Noord. Al was Roodenburg toen ook al Roodenburg. Maar Harry Tals ma, die van '83 tot en met '85 coach was, en op een haar na de promotie naar de eerste klas se miste, klaagde niet. „Zaal voetballen, zuipen, op vakantie gaan terwijl de competitie draait. Daar heb je mee te ma ken bij een amateurclub. Ik heb ze bij Roodenburg wel eens de kleedkamer binnen zien stap pen. Dan waren ze tot diep in de nacht in de kroeg geweest. Sommigen hadden nog geen meter zicht." „Het gaat erom dat je de spe lers het besef bijbrengt dat ze op elkaar aangewezen zijn. Ze moeten verantwoordelijkheid nemen voor het team. Ik heb het altijd zo gezegd: ik ga niet met de problemen van de club naar huis, dat doen de spelers maar. Trouwens: ik denk dat het probleem van Roodenburg is dat ze de huidige gang van zaken een probleem noemen. Dan heb je namelijk écht een probleem." Talenten Problemen of geen problemen, patat of geen patat? Ruud Wig- gers, ex-voorzitter en zeer be gaan met het lot van zijn club, vindt het allemaal maar ge zocht. „Heeft niet elke voetbal club een patatgeneratie dan? Het is toch een maatschappelijk verschijnsel?" Peter Ciere speler in de 'goeie ouwe tijd' op Noord en nu trainer van Leiden stemt in met dat laatste. „In mijn tijd was Roodenburg een echt ar- beidersploeggie. Die identiteit is er wel een beetje af geloof ik. Je moet niet alles verheerlijken van vroeger, maar bij ons was er wel meer sociale controle. Je schold de ander een keer verrot in het veld en dat werd geac cepteerd. Niemand kon verza ken. Je moet nu eens iemand vermanend toespreken in het veld, dan krijg je toch een heel ander effect." Volgens Marcel van den Burg, spits van het eerste, is het niet zo vreemd dat Roodenburg het etiket van de mooi-weer-voet- ballers krijgt opgeplakt. „Bij ons worden de talenten altijd zeer jong voor de leeuwen gewor pen. Het is voor velen moeilijk om elke zondag weer een top prestatie te brengen, al stropen ze de mouwen heus wel op als het moet. Ik kan me de kritiek van de trainers ergens wel voor stellen," zegt de centrumspits. Fielemon heeft in elk geval de oorlog verklaard aan de kwade geesten. Hij zal het 'monster van Noord' persoonlijk om zeep helpen. „Mijn voorgangers kon den niet ingrijpen vanwege een te smalle selectie. Dat zal mij niet gebeuren." ACHTERGROND LEIDEN HERMAN JOUSTRA Twee snookerkampioenen in één land? Met dank aan de biljartbond. Die maakt sinds kort haast met de oprichting van een snookersectie. Zij beroept zich in dat ver band op een rapport van WVC, 'Een nieuwe opstelling' van de projectgroep herinrich ting landelijk sportbeleid. Daarin wordt ge wezen op de onwenselijkheid van gelijk soortige sportbonden. Zoals de verschillen de gymnastiekverbonden. En snooker en biljart, dat is ook één pot nat volgens WVC. Bovendien, zo zegt de KNBB, is de NOSB wegens haar commerciële opzet niet offi cieel door het ministerie (en NOC en NSF) erkend als sportbond. Dat is nog niet alles. Binnen de KNBB werd de roep om een eigen snookersectie steeds luider. Reden genoeg voor de biljart bestuurders een enquête te houden onder de zaaleigenaren, de exploitanten van snookertafels. Met de vraag: bestaat er be hoefte aan een snookersectie van de KNBB? Van de ongeveer 250 aangeschreven lokali teiten reageerden er volgens de bond 90:70 positief en 20 negatief. De bond vroeg de 70 'enthousiaste' zaal eigenaren vervolgens de spelers te polsen over de wenselijkheid van een snookersec tie. Ook werd de snookeraars gevraagd of zij eventueel organisatorisch aan de slag wil den voor de nieuw te vormen snookersec tie. Nu reageerden er nog 13 lokaliteiten. Van de 200 bij hen snookerende spelers, wilden er 42 actief deelnemen aan de snookersectie. Niet overweldigend. „Het onderzoek heeft ons optimistisch ge stemd", zegt voorzitter Maarten Hendriks desondanks. De NOSB heeft tot nu gelaten gereageerd op de initiatieven van de KNBB. Zij vreest geen concurrentie. Zo heeft de snooker- bond nooit gevraagd om officiële erken ning. Voorzitter Jan Baeten zegt dat nim mer nodig te hebben gevonden „voor die paar subsidiecentjes". De NOSB is volgens Dit kan er gebeuren. Jan Jansen wordt volgend jaar Nederlands kampioen snooker bij de mannen. En Piet Pietersen wordt volgend jaar óók Nederlands kampioen bij de mannen. Hypothetisch? Nee, afgezien van de namen dan. Want het is zeker niet denkbeeldig dat ons land het komende seizoen twee snook erkampioenen telt. Eentje van de NOSB, de Nederlandse Onafhankelijke Snooker Bond, en eentje van de KNBB, de Ko ninklijke Nederlandse Biljart Bond. Baeten uitstekend in staat zichzelf te be druipen, juist dank zij de commerciële op zet. Zo bestaat het bestuur uit vertegen woordigers van Set Point (een commercieel sportbureau dat de administratie verzorgt en de organisatie van toernooien, beker en competitie) uit vertegenwoordigers van de Unie van Lokaalhouders (de zaaleigenaren) en uit spelers. Alle partijen zeggen elkaar nodig te heb ben. Simpel gezegd: de spelers hebben ta fels nodig, zij betalen de zaaleigenaren daarvoor huur, de zaaleigenaren betalen Set Point voor de administratie en organisatie. Set Point gebruikt een deel van het geld weer om talentvolle spelers uit te zenden naar internationale toernooien. Baeten vraagt zich af of de KNBB een der gelijke structuur op poten kan zetten. Want hij trekt de cijfers van die bond in twijfel. Hij wijst onder meer op het standpunt van de UvL. Die nam onlangs unaniem het be sluit niet met de KNBB in zee te gaan. En de leden van deze unie hebben ruim tachtig procent van de snookertafels in bezit. De reden van dat besluit? In 1988 nam de SBBN, de Snooker en Billiards Bond Neder land, de organisatie van het EK voor ama teurs ter hand. De NOSB bestond toen nog niet. De SBBN bleef zitten met een schuld van 200.000 gulden. Ook de organisatie van andere toernooien kwam niet goed van de grond. Bovendien was de bona van mening dat zaaleigenaren te veel huur berekenden voor hun tafels. Gevolg: het gros van de zaaleigenaren, dat vond dat hun commerciële belangen in het geding kwamen - zegde het vertrouwen in de SBBN op, De NOSB werd opgericht. Ook toen werden er twee Nederlandse kampioenschappen verspeeld. Die van de NOSB, met ruim 300 deelnemers, en die van de SBBN, met ruim 40 snookeraars. Iets later werd de SBBN opgeheven. Een klein deel van de zaaleigenaren keerde zich af van de NOSB en besloot zijn eigen boontjes te doppen. De inmenging van een onafhan kelijk sportbureau, Set Point, werd niet ge duld. Nu krijgt de KNBB dus een kans op niet commerciële basis een snookersectie op te richten. Het blijft alleen de vraag hoe groot de levensvatbaarheid van die sectie is. Wordt het een sub-bondje dat de belangen behartigt van 'een zaaleigenaar (en KNBB- lid) met zestien bijarts en twee snookcrta- fels?' Of die de belangen behartigt van te leurgestelde oud-SBBN'ers? En slaagt de KNBB er in een zelfde organisatie op poten te zetten als de NOSB?. Met een bekertoer nooi voor teams, een competitie voor teams en talloze individuele rankingtoemooien? Waarschijnlijk niet. Daarvoor is de mede werking van veel zaaleigenaren nodig. En hoe staat het met de levensvatbaarheid bui ten de Nederlandse grenzen? Die is ook mi nimaal. Inmiddels is de NOSB erkend door de wereldsnookerbond. Zij nam de rechten over van de SBBN. Dus de NOSB-kam- pioen, Jan Jansen, wordt uitgezonden naar hel wereldkampioenschap van amateurs. De KNBB-kamnioen, Piet Pietersen blijft thuis. Na een slopend toernooi met liefst twee tegenstanders. Is dat wat de KNBB wil? René Dikstra, Nederlands snookerkampioen in 1990 en 1991. Als enige... archieffoto loek zuydernuit, -iyL SMbt'H <B>* v '-.V.TS - is® Jp'- '-T*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1992 | | pagina 27