O
Voor
rouwverwerking
is geen recept
Vrijheid met een hoge prijs
Dierentaal
T7
ZATERDAG 5 SEPTEMBER 1992
Er wordt in het dierenrijk heel
watafgebridd, gefloten, ge
blaft, getjilpt en gesist. Wat dat
betreft lijken het net mensen.
Maar waar gaat het over? Wil
de brullende leeuw graag zijn
pantoffels? Tjilpt de mus het
laatste nieuws naar zijn soort
genoten? Kwetteren parkieten
wellicht schuine moppen
Dat heeft de mensheid zich al
duizenden jaren afgevraagd.
Waar hebben ze het over?
Veel dieren zijn er zo druk mee, dat
je nieuwsgierig wordt. Vooral als
je merkt dat ze meestal ophouden
als er mensen in de buurt komen. Het prik
kelt de fantasie. In allerlei middeleeuwse ver
halen wordt verteld over bepaalde toverkrui
den: wie die inneemt zou de taal der dieren
kunnen verstaan. Maar het blijft bij fantasie:
niemand heeft zo'n toverkruid en niemand
kan verstaan wat de vink en de kanarie en de
ezel te zeggen hebben. Vandaar dat ook wel
beweerd wordt dat dieren niks te zeggen
hebben, maar gewoon geluid maken zonder
enig doel of nut.
Toch weet iedere dierenliefhebber, elke vo
gelkijker en elke hondebezitter dat dat niet
waar is. Dieren maken wel degelijk expressie
ve geluiden. Veel vogels kunnen soortgeno
ten waarschuwen voor gevaar, dolfijnen kun
nen andere dolfijnen bijeenroepen, olifanten
kunnen hun woede uittrompetteren. Biolo
gen hebben ontdekt dat allerlei diersoorten
met elkaar communiceren, hetzij met gelui
den, hetzij met gebaren, bewegingen en hou
dingen of op nog andere manieren. Zo heeft
het onderzoek naar bijen aan het licht ge
bracht dat deze diertjes elkaar kunnen mee
delen waar lekkere honing te vinden is, in
welke richting ze daarvoor moeten vliegen en
hoe ver die van de korf verwijderd is. Bijen
doen dat met bepaalde heel nauwkeurige
dansbewegingen. Tot op zekere hoogte kun
nen mensen dus de bijentaai verstaan. Overi
gens kunnen we niet terugpraten, want als de
bioloog dezelfde huppelpasjes zou maken,
wordt hij niet begrepen door zijn bijen.
Bestaat er nu zoiets als een bijentaai? Ja en
nee. Ontegenzeggelijk kunnen bijen elkaar
belangrijke informatie meedelen. Zo bezien
zou je het een taal kunnen noemen. Maar
anderzijds kunnen bijen niet liegen, of voor
de grap onjuiste informatie doorgeven. Laat
staan dat een bij over koetjes en kalfjes zou
kunnen dansen, 't Is allemaal heel mecha
nisch en heel beperkt in de bijenwereld. En
zo is het eigenlijk met de meeste diersoorten.
Over de vraag of er in het dierenrijk echt taal
is, zijn de taalkundigen het niet eens. Twee
stromingen zijn er, waarvan de ene beweert
dat allerlei diersoorten wel degelijk een eigen
taal hebben, al is die dan beperkter dan men
sentaal. De andere stroming zegt: nee, men
sentaal is zozeer anders, en ook zo oneindig
veel gecompliceerder, dat geen enkel dierlijk
communicatiemiddel daarmee te vergelijken
is.
Het is maar wat je onder taal verstaat. Maar
dat is natuurlijk wel een kernvraag in de taal
wetenschap. Vandaar ook dat er al heel wat
tijd en geld gestoken is in pogingen om een
aap mensentaal te leren. Dat zou een prach
tig bewijs opleveren dat taal niet eXClUfllef
menselijk is. Die pogingen mislukken echter
keer op keer apen leren maar een droevig
beetje en ze komen nooit zo ver dat ze ons
iets over de aapse taal gaan vertellen. Als die
tenminste bestaat. Het vervelende is alleen
dat die mislukkingen niet bewijzen dat apen
geen eigen taal hebben. Misschien is onze
taal alleen maar te moeilijk voor hen. Net
zoals voor al die onderzoekers het aaps te
moeilijk is om te leren.
Rouwen om het verlies van de
partner doet ieder op een eigen
manier. Soms kan het een leven
duren. Anderen wennen eerder aan het ver
lies: een enkeling heeft al gauw een nieuwe
relatie, maar ook dan is het niet 'over'.
De vakgroep Klinische Psychologie en Ge
zondheidspsychologie van de Utrechtse uni
versiteit kan na een twee jaar durend onder
zoek naar rouwbeleving geen recept voor
rouwen geven. Bij het onderzoek werden vijf
honderd weduwen en weduwnaars betrok
ken. De studie leidde tot het proefschrift Om
gaan met de dood van de partner, waarop on
derzoeker Henk Schut (klinisch psycholoog)
promoveerde.
Schut vindt het belangrijkste bij verliesver
werking „dat je de ellende over je laat ko
men". De verdoving, de woede, de agressie,
het peilloze verdriet, de ontkenning ('het kan
niet waar zijn, het is net een nachtmerrie'),
de schuldgevoelens ('heb ik wel genoeg van
hem gehouden') zijn normaal. Ook de schuld
leggen bij de overledene zelf ('hij at, dronk te
veel, rookte als een ketter') is geen abnorma
le reactie. En iemand die al kort na de dood
van de geliefde een nieuwe relatie heeft, is
bepaald niet automatisch een ongevoelig ty
pe. Al wordt dat gauw gezegd.
De vakgroep Klinische Psychologie heeft
zich niet tot onderzoek beperkt. Henk Schut:
„Hoewel je mensen de kans moet geven zélf,
op hun eigen manier, de ergste ellende te
verwerken, is er een aantal dat ook na betrek
kelijk lange tijd forse moeite blijft houden
met het oppakken van het dagelijks leven.
Ruim zestig van de weduwen en weduwnaars
hebben we een speciaal begeleidingspro
gramma aangeboden." Dat ontwikkelde pro
gramma is kort: zeven sessies van een uur.
Onderzoeker Schut: „In dat programma krijgt
men een berg huiswerk op van speciaal op
dit terrein geschoolde maatschappelijk wer
kers. Ze moeten keihard werken. Verwerken
is hérd werken; het zit in het woord besloten.
Het kost veel energie: de noodzakelijke con
frontatie met je zelf, met de leegte, met de
omgeving. Het is bij voorbeeld wennen dat
mensen uit je directe omgeving, van wie je
steun had verwacht, nogal wat 'vluchtgedrag'
tonen omdat ze niet weten hoe ze moeten re
ageren op verlies: ze zijn niet gewend zijn om
te gaan met weduwen en weduwnaars. Aan
zulk 'vluchtgedrag' zijn loze kreten verbon
den als 'het gaat wel over' en 'tijd heelt alle
wonden'. Het is ook maar zeer de vraag of
tijd alle wonden heelt. Dat helen bereik je in
ieder geval niet door achterover te zitten, af
te wachten. Dat moet je afdwingen. Hard
werken dus."
Het begeleidingsprogramma is effectief ge
bleken. Henk Schut: „Al betrekkelijk snel
merk je dat de mensen weer wat plezier in
het leven krijgen, weerbaarder worden, min
der machteloos, meer gevoel voor zich zelf
krijgen, meer sociale contacten. Jichamelijke
klachten nemen af. En het allermooiste: er is
sprake van bestendiging. Een half jaar na be
ëindiging van het programma zetten die ef
fecten door, hebben we geconstateerd. Het
blijft beter gaan".
Een niet gering aantal mensen - leerde het
onderzoek - groeit in de leegte die na een
groot verlies is ontstaan. Na het besef verder
te moeten en dat ook te willen, ontdekt me
nigeen onvermoede dingen in zich zelf: meer
eigenwaarde, meer relativerings- en incasse
ringsvermogen.
Is Henk Schut zelf gegroeid tijdens het on
derzoek? Hij denkt van wel. Er waren mo
menten dat hij het er moeilijk mee had. Dat
het onderwerp hem aangreep. Vooral als het
overlijden van kinderen ter sprake kwam.
„Het verliezen van je kind is zoiets als je toe
komst verliezen. Als je ouders sterven dan
raak je je verleden kwijt. Bij de dood van de
partner gaat het om het heden. Maar de kin
deren zijn je toekomst Na zo'n verlies reikt
de uitzichtloosheid verder dan het eigen le
ven. Ouders wier kind overlijdt kunnen sa
men in een diepe crisis komen: het gebeurt
met enige regelmaat dat ze uiteindelijk schei
den".
Tijdens het onderzoek naar rouwbeleving
overleed de vader van Henk Schut. „Ik heb er
goed met mijn moeder over kunnen praten,
gesprekken tot diep in de nacht. Als ik één
ding van het onderzoek heb geleerd is het dat
mensen willen praten over de dood van de
geliefde. In het begin was er enige schroom
bij ons: kunnen we het die mensen wel aan
doen om toch betrekkelijk kort na het verlies
langs te komen? We hadden zoiets van: moet
je hen niet met rust laten, moet je het alle
maal weer oprakelen zo'n pijnlijk onder
werp? Maar de mensen waren zonder uitzon
dering hartstikke blij. Ze wilden er maar al te
graag over praten. Vooral omdat we als be
trokken buitenstaanders straight waren, op
de man af. We wekten geen valse verwachtin
gen, deden geen toezeggingen die we niet
waar konden maken. We zeiden precies wat
onze bedoelingen waren als onderzoekers".
Het proefschrift 'Omgaan met de dood i>an de
partner', waarop Henk Schut aan de I JtTBCht-
se universiteit promoveerde, is in boekvorm
verschenen bij uitgeverij Thesis, Amsterdam;
37,50.-
Wandelen in de bergen is aar
dig, maar wie echt iets wil
voorstellen, moet toch wel een
keer op de top van de Mont
Blanc zijn geweest.
De hoogste berg van Europa en
het massief er rond omheen,
trekken jaarlijks steeds meer
klimmers. Veel ervaren alpinis
ten, maar ook de nodige aan
zelfoverschatting leidende be
ginnelingen. Gevolg: het aantal
dodelijke ongevallen stijgt
schrikbarend. 1992zou wel
eens een triest recordjaar kun
nen worden.
Chamonix. Een van de vele graven van berg
beklimmers die hun tocht op de Mont Blanc
met de dood hebben moeten bekopen.
en hete zomerdag in augustus.
Hg j Duizenden toeristen bevolken de
JhamJk terrassen van het Franse
bergsportmekka Chamonix. Het zijn voor een
groot deel 'doeners', voorzien van dure berg-
wandelschoenen, rugzakken en klimuitrus
tingen. Vanaf het terras kijken ze aan tegen
de imposante rotswanden, die het uit zijn
voegen barstende Alpenstadje als een soort
>et omzomen. Morgen of overmorgen
n ze omhoog. Naar de ruim 3800 meter
hoge Aiguille du Midi En dan, als het weer
de conditie het toelaten, naar het hoogste
punt van Europa, naar de 4806 meter hoge
van de Mont Blanc. Maar het avontuur
ir vaak maandenlang naar uitgekeken is,
eindigt voor sommigen in een drama. Met
hersenletsel of fracturen in een ziekenhuis.
Of erger, op het kerkhof of onder een meters
dikke sneeuwlaag na de zoveelste lawine.
„Negenenzestig doden, enkele honderden
gewonden", zo lepelt majoor Matthieu van
het Peloton de Gendarmerie de Haute Mon-
tagne, de gespecialiseerde reddingsbrigade
de Franse politie in de regio Chamonix,
de balans van de eerste achtmaanden van
1992 op. In die periode zijn de
helikopters van de brigade ruim
achthonderd maal opgestegen
in nood verkerende alpinis
ten te redden. Cijfers die volgens
Matthieu 'niet extreem hoog'
zijn. „De periode van half juli tot
met half augustus sprong er
met 28 doden en 79 gewonden
maar over het hele jaar geno
men zitten we op een redelijk
normaal gemiddelde".
Chamonix, ingeregen door de Mont Blanc en het massief er rond omheen.
Mont Blanc eist jaarlijks meer dodelijke slachtojfers
Luchtig
Het overgrote deel van de ernstige ongeval
len komt voort uit onwetendheid, zelfover
schatting en onderschatting van de moeilijk
heden die een alpinist op pakweg 4000 meter
hoogte kan tegenkomen, verduidelijkt het
adjunct-hoofd van de reddingsbrigade. Hij
formuleert het nogal diplomatiek Een van
zijn medewerkers zegt het recht voor zijn
raap: „Er zijn helaas heel wat halve zolen die
denken dat ze de Mont Blanc of een andere
top wel aankunnen omdat ze een of twee
keer per week een paar rondjes in het bos
rennen. Waaghalzen die veel te weinig kennis
van de bergen hebben. In die categorie vallen
de meeste slachtoffers".
Daniël Meot, chef van de Compagnie des
guides de Chamonix, de oudste en meest
prestigieuze beroepsvereniging van berggid
sen ter wereld, doet ook tamelijk luchtig over
het jaarlijks stijgende aantal dodelijke onge
vallen. „Het aantal ongelukken is relatief niet
gestegen, maar het aantal mensen dat naar
de top van de Mont Blanc wil is in enkele ja
ren tijd meer dan verdubbeld", legt hij uit.
Gedurende het hoogseizoen (juli en augus
tus) gaan gemiddeld 300 klimmers per dag
op weg naar het dak van Europa, terwijl ruim
10.000 wandelaars per dag zich boven de
2500 meter-grens begeven. „Als je die getal
len in ogenschouw neemt, is het aantal onge
vallen niet eens zo dramatisch", aldus Meot.
Het hoge aantal dodelijke slachtoffers in
juli en augustus heeft volgens hem veel te
maken met de buitengewoon ongunstige
weersomstandigheden dit jaar. Tot half juli
viel er extreem veel sneeuw en regen. Daarna
werd het ineens buitengewoon heet. De 0-
isotherm (het vriespunt) lag op 4500 meter
hoogte. Gevolg: de overdadig gevallen
sneeuw kwam in de vorm van lawines om
laag op een moment dat veel klimmers die
hun tocht naar de top vaak al dagenlang had
den moeten uitstellen, ineens allemaal naar
boven gingen. „Veel mensen hebben haast.
Vroeger trok men een paar weken uit voor
een klim naar de top van de Mont Blanc. Te
genwoordig wil men in een week tijd accli
matiseren, oefenen, naar de top en weer naar
huis, want de week ema wil men golfen of
surfen", zegt Meot.
Voor het opleggen van beperkingen
klimmers voelt Meot niets. „Het heeft n
zin om goede voorlichting te geven aan it
sen die de bergtop op willen", zo vindt hij. En
zijn eigen broodwinning niet vergetend, wijst
hij erop dat veruit de veiligste weg r
besneeuwde toppen via het loket v,
Compagnie des Guides voert. „Onze mensen
zijn ontzetten goed getraind en kennen het
gebergte als hun broekzak. Ze weten waarop
ze moeten letten en nemen geen c
woorde risico's".
Volgens Meot lopen klimmers die i
gezelschap van een erkende gids omhoog
gaan, minder dan één procent risico c
tocht voortijdig op een brancard in eei
dingshelikopter te beëindigen. Een risii
hij 'aanvaardbaar' vindt. Meot: „Op volle zee
gebeuren ook veel ongelukken. Daar maakt
toch ook niemand ophef over? Een zeker r
co, een stuk spanning hoort bij de beleving
van de bergsport".
Wie in Chamonix voorzichtig de vraag op
werpt of het aantal klimmers onderhand niet
de spuigaten begint uit te lopen krijgt niet
veel positieve respons. Geen wonder,
Chamonix leeft van de bergsport. Het buiten
het seizoen nauwelijks tienduizend inwoners
tellende stadje, barst zowel tijdens het a
maanden durende winterseizoen als in de
twee hoogzomermaanden haast
letterlijk uit zijn voegen. In de
eerste twee weken van augustus
telde Chamonix naar schatting
120.000 inwoners.
„Vrijwel iedereen hier leeft 1
de bergen", constateert Bernard
Prud'homme, de directeur
de plaatselijke VW. Maar dat is
naar zijn zeggen niet de reden
dat hij tegen het aan banden leg
gen is van het aantal klimmers,
bij voorbeeld via een vergunnin
genstelsel voor het hooggebergte.
Nog afgezien van de praktische problemen
die dat met zich mee zou brengen, is zo'n
idee in Frankrijk absoluut geen haalbare
kaart. Bernard Prud'homme: „We zijn heel
erg aan de individuele vrijheid gehecht. Het
hooggebergte is een van de weinige gebieden
in Europa waar je je nog vrij kunt i
Daar horen geen klaphekjes of controlepos
ten in thuis".