Ooit was een pistool een legaal betaalmiddel Extra Nazi-schat ZATERDAG 22 AUGUSTUS 1992 7 - Ook ecu neemt chaos in geldstelsels niet weg In Duitsland heeft men er grote moeite mee dat de nieuwe Europese munt de naam Ecu krijgt. Dat klinkt te Frans, vindt men. Dan nog liever de naam 'Frank', zo lanceerde de Duitse minister van financiën Theo Waigel onlangs een nieuwe gedachte. Alsof 'frank' niet Frans zou klinken. Vol gens de Duitse bewindsman kunnen de Duitsers echter wel met de naam 'frank' le ven, omdat die naam ook een Duitstalige traditie heeft, tenminste als frank met een K wordt geschreven. De volgende zet lijkt nu aan Frankrijk. En vanuit dat land zou men dan moeten voorstellen om de nieuwe Europese munt 'Mare' te noemen. Met een C dan wel, om het eigen taalgevoel niet al te veel geweld aan te doen. Het woord 'mare' heeft, meer nog dan de frank in Duitsland, een traditie in Frankrijk. De Pa- rijse 'marc' was vele jaren een aanduiding voor een gewichtseenheid. (En nog altijd is het de naam voor een smakelijk distillaat van wijn). Duitsers en Fransen zien in deze taalstrijd maar wat graag over het hoofd dat er nog tien andere Europese landen zijn die ook nog wel wat te vertellen heb ben en die, bij voorbeeld, ook nog wel wat historische muntennamen naar voren kun nen brengen. Want dacht u van een 'pistool' om daar de strijd mee te beslech ten? Kunt u zich voorstellen dat iemand vandaag de dag met een pistool een bank binnenstapt om een vrachtje kleingeld te halen of in een winkel probeert wat van zijn gading te krijgen? Tien tegen een dat u denkt aan een roofoverval. Toch was er een tijd dat het heel eerbaar en legaal was om met een pistool geld te wisselen of een rekening te vereffenen. Dat was toen het woordje pistool behalve voor vuistvuurwapen ook stond voor een gouden munt van niet geringe waarde. hetzelfde en dat gold dan in dezelfde mate de verhouding tussen gouden en zilveren munten. Kwam er een grote scheepslading goud aan, weggeroofd in Mexico of Zuid- Amerika, dan daalde de waarde van het goud en steeg die van het zilver. Maar het omgekeerde kon ook gebeuren als ergens een rijke zilvermijn in exploitatie kwam. De handel leerde met deze chaos in de muntenstelsels te leven, al zal best deze of gene over de kop zijn gegaan omdat hij niet goed paste op zijn kleingeld. Chaos is er tot in onze tijd altijd geweest, mede ook door opeenvolgende inflaties. Karei de Grote heeft omstreeks het jaar 790 al getracht or de te scheppen in het chaotische geldwezen van zijn tijd. Van hem stamt een systeem, waarbij de hoofdmunt werd opgedeeld in twintig kleinere eenheden en deze kleinere eenheid in nog eens twaalf. Inderdaad: het systeem dat de zo aan traditie hangende Britten nog tot 1973 hebben gehandhaafd. Een pond sterling was tot dat jaar verdeeld in 20 shillings en 240 pence. De andere landen van Europa hebben deze verdeling ook vele eeuwen gehad. Er kwam pas verandering na de Franse revolutie, toen eerst in Frankrijk en daarna in de Ne derlanden muntstelsels werden ingevoerd die decimaal waren verdeeld. Pas toen kwam er een franc van honderd centimes - centieme is letterlijk honderdste deel - en een gulden van honderd cent. Plakjes Wat Karei de Grote deed was eigenlijk een staaf goud met een gewicht van een pond verdelen in 240 plakjes, die penningen wer den genoemd. Plet Latijnse woord voor penning is denarius hetgeen werd vertaald in denier. De dinar in (voormalig) Joegosla vië en enkele Arabische landen zijn afgeleid van denarius. De 'D' vindt men ook nog te rug als het Engelse symbool voor penny. burgse familienamen zijn. Een mooi over zicht van in onze omgeving gangbare vreemde munten geeft de opgave door de eerder genoemde pastoor Hendrik Petri van de uit zijn huis door een Bokkerijdersbende gestolen buit. Die bestond uit 70 ducaten, 4 cruijtse pattacons, 1 croonstuk, 30 blamu- sers, 1 copstuck Gulicks geldt en 1 Spaan- sche ducaton, alsmede een handvol Luixe oorden, Luixe boeschen, vetmannekes en botercleuskens, die als pasmunten van ge ringe waarde werden beschouwd. De Bok- kerijders wisten wel waar zij op 6 maart 1750 een roofoverval pleegden: Petri zal goed in de slappe was. Schild In de Europese gemeenschap moet de in voering van één Europese munt, de ecu, aan de nog altijd bestaande chaos een ein de maken. De naam is precies gelijk aan een munt die al in 1337 door de toenmalige Franse koning Philips VI werd ingesteld. Dat was een gouden munt waarop de ko ning zelf met een schild stond afgebeeld; vandaar de naam ecu, dat schild betekent. Soortgelijke munten waren er later ook in Italië als scudo en Spanje als escudo. De Portugese munteenheid is op dit moment nog de escudo. Ook in de Nederlanden wer den munten geslagen met de afbeelding van een schild en ook als zodanig genoemd. Er zijn woordkundigen die menen dat het woord schelling ontieend is aan schild, al is ook een afleiding van het oudduitse escolan dat 'klinken' betekent mogelijk. Is de naam van de Europese ecu dan wel letterlijk hetzelfde als die van die oude Franse munt, de hedendaagse verklaring is allerminst Frans. Ecu staat voor de Engelse uitdrukking 'European Currency Unit' ofwel vertaald: Europese Valuta Eenheid. Als wet tig betaalmiddel moet de ecu nog worden ingevoerd, ook al zijn er al verzamel- en be leggingspenningen verkrijgbaar met de naam ecu. In het zakelijke verkeer tussen grote bedrijven in Europa worden wel aJ be talingen verricht in deze Europese valuta eenheid. De waarde omgerekend in Neder lands geld is momenteel2,29 gulden. Bij de invoering, ongeveer tien jaar geleden, was een ecu ongeveer 2,50 gulden waard. De koersdaling ten opzichte van de gulden is het gevolg van devaluaties van de munteen heden in Zuideuropese landen. Met de invoering van de ecu zal de chaos in de geldstelsels op deze wereld en zelfs in West-Europa niet verdwijnen. In het ene Europa zullen naast de ecu nog heel lang afzonderlijke muntsoorten per land in zwang blijven, zo wordt verwacht. En ver der weg blijven de mensen hun beurzen en kassa's openen voor dollars, roebels, dinars, peso's, yens, rands, cruzeiro's en wat voor 'slijk der aarde' al niet. Het is even wennen, maar binnen niet al te lange tijd hangen op de markten van Europa ecu's aan de prijskaartjes, tenminste als het chauvinisme niet de overhand krijgt, want Duitsland vindt ecu eigenlijk te Frans klinken, terwijl het gewoon European Currency Unit betekent. Zo Engels als het maar kan. foto archieffoto De gouden pistool was in de zestiende en zeventiende eeuw een gangbare munt in Spanje en Frankrijk. En aangezien de Zui delijke Nederlanden deel uitmaakten van het Spaanse koninkrijk, was de pistool ook in onze omgeving betaalmiddel. In histori sche documenten staan betalingen geno teerd in pistolen. Haast verwarrend is de manier waarop de Limburgse pastoor Joan nes Petri in 1731 opsomt hoe zijn neef Hen drik de pachtsom van de 'grote thiend' be taalt. 'Ook heeft mijn neef Hendrik aan zijn broer Hubert in mijn naam een pistool la ten trekken,' noteert de pastoor. Met ande re woorden: pastoor Petri aanvaardt het als betaling dat de ene neef aan de ander een pistool geeft. De pistool was in die tijd rond vijftien gulden waard, niet gering als men weet dat een losse landarbeider van de boer niet meer dan vijf of zes stuivers per dag als loon ontving. Naast pistolen had men in vroeger tijden nog vele andere gouden munten met fraaie namen zoals dukaten, quadrupels, carolij- nen en souvereinen. Sommige waren ge noemd naar de beeldenaren van de vorsten die op de munt waren geslagen. De be kendste is de Louis d'Or, de gouden Lode- wijk. Maar men had ook een Frederic d'Or, een Max d'Or, een Carl d'Or en een Chris tian d'Or. De dukaat is oorspronkelijk af komstig uit Venetië, waar een duce of doge de belangrijkste magistraat was. (Ook ons woord 'douane' komt daar vandaan.) Voor de zilveren munten die op markten en in handelshuizen rouleerden, had men weer andere namen. Zoals: thaler en kro- nenthaler, kopstuk, groschen en kaisergro- schen, kreuzer, ducaton, piaster, groot en dubbele groot, pattacon, om er maar enkele te noemen. Onze tegenwoordig zo harde gulden was oorspronkelijk van goud, zoals de naam al zegt, maar later van zilver. Al die gouden en zilveren mun ten werden door elkaar in heel de Westerse wereld gebruikt, ongeacht stad of land van her komst. Dat kon, omdat de waar de volledig afhing van de hoe veelheid (zuiver) goud of zilver die in de munt was verwerkt. Maar lang niet overal werden munten, die in het spraakge bruik dezelfde naam hadden, geslagen met hetzelfde goud- of zilvergehalte. De grote verschei denheid aan munten noodzaak te kooplieden en vooral geld wisselaars om een muntencata logus op zak te hebben om te kunnen bepalen hoe de waar den zich tot elkaar verhielden. Die catalogi werden in druk uit gegeven, compleet met een tweezijdige afdruk van elke munt. Schraapsel Na verloop van tijd bood zo'n catalogus ook niet voldoende houvast. Landsheren en stede lijke overheden die muntrecht hadden, lieten hun muntmees ters nogal eens stiekem het ge halte aan goud of zilver vermin deren om aldus wat extra in komsten binnen te halen. Het kwam ook voor dat handige jongens onder de geldwisselaars of kooplieden kantjes weg schraapten van gouden munten om het schraapsel om te smel ten tot nieuwe munten. Het was dus niet alleen verstandig om steeds de nieuwste muntenca talogus bij zich te hebben maar ook een nauwkeurige weeg schaal om te controleren of een bepaalde munt nog wel vol doende gewicht had. Ook was de verhouding in waarde tussen goud en zilver lang niet altijd De mark is pas heel laat in de vorige eeuw de gangbare Duitse munt geworden. Tot 1870 bestond het gebied dat nu de Bundes- republik Deutschland heet uit vele afzon derlijke staten en vrijhandelssteden, die al lemaal een eigen munt hadden. Kreutzer, heller, groschen, kroon, kopstuk en vooral thaler waren de namen voor deze munten. De thaler, die bij ons daalder werd en later rijksdaalder en in Amerika dollar, heeft een interessante herkomst. Rond 1500 werden in het Ertsgebergte in Saksen rijke zilvermij nen in exploitatie genomen. Het zilver le verde een waardevolle munt afkomstig uit Joachimsthal. Aanvankelijk heette deze munt de Joachimsthaler, later afgekort tot thaler. Befaamd is de vondst van een aantal Joachimsthalers uit die periode in 1925 even boven Maastricht te Smeermaas. Dat de D-mark lang niet altijd de harde munt van tegenwoordig is weten ouderen maar al te goed. De devaluatie van de jaren twintig maakte elke 'Schein' tot een waar deloos vodje papier. Voor een pakje boter diende men op zeker moment een paar miljoen mark neer te tellen en dan moest men nog niet al te lang wachten in de win kel, want met het uur werd het geld minder waard. Tekenend voor de toestand is het verhaal van een inmiddels bejaarde man die in zijn jonge jaren met vrienden ging stappen in het Duitse Kohlscheid. „Eén har de zilveren Hollandse gulden wisselden we aan de grens in en daarvoor kregen we een koffer vol met marken," glundert hij nog. Waarschijnlijk zullen hij en zijn vrienden ook wel zowat een koffer geld nodig gehad hebben om een rondje Duits bier te kunnen geven. Stuivers In de Nederlanden was de gulden eertijds verdeeld in twintig stuivers. De stuiver was net als de shilling in Engeland volgens het systeem van Karei de Grote ook ooit ver deeld in twaalf penningen, maar in latere tijden kwamen er verschillen in die verde ling. In Holland gingen acht duiten in een stuiver, maar in onze regio vier oorden. Het woord 'oord' met 'd' hoewel het ver kleinwoord 'oortje' is, denk maar aan 'zijn laatste oortje versnoepen' is oorspronke lijk het vierde deel van iets dat kruisvormig verdeeld is. Het slaat ook op windstreek en wordt vervolgens eenvoudig landstreek. In Luik werd de stuiver sou, afkomstig van so- lidus, genoemd en deze was verdeeld in vier liard, een woord dat mogelijk verband houdt met het Franse lieu, dat plaats bete kent. 'Couper un lrard en quatre' werd in Luik gezegd van iemand die erg gierig was op het wrekkige af; letterlijk: een oord in vieren snijden. Gangbaar waren bij onze voorouders ook de pattacon van vier gulden en de schelling van tien stuivers of halve gulden. Merk op dat Schillings en Pennings typische Lim- Twaalf penningen konden worden omge wisseld in één schelling, in het Latijn soli- dus geheten. De 'S' van solidus (en niet van schelling) is het symbool voor de Engelse shilling. Het pond was dus oorspronkelijk geen munt, maar een gewichtshoeveelheid. Het komt van het Latijnse pondus dat sim pelweg gewicht betekent. Hoe zwaar het pond was onder Karei de Grote valt niet meer te achterhalen. Het is bijna nergens in Europa gedurende de eeu wen hetzelfde gebleven. Toen halverwege de vorige eeuw de balans werd opgemaakt - het pond was in vele landen en landstreken nog gangbaar als officiële gewichtseenheid - zaten er grote verschillen in de gehanteer de ponden omgerekend naar grammen in het metrieke stelsel. In Parijs bij voorbeeld woog het pond 489,5 gram, maar in Am sterdam werd vastgesteld dat het inmiddels afgeschafte pond 494,1 gram zwaar was ge weest. Voor Maastricht, dat een eigen pond had tot aan de inval van de Fransen in 1795, gold een waarde van 467,7, iets meer dan dat van Luik, dat 467,1 gram zwaar was be vonden. Pond is niet de enige gewichtsnaam die is overgegaan op die van een muntsoort. Dat is ook het geval met de Italiaanse lire en de vroegere Franse livre. Beide namen stam men af van het Latijnse libra dat weeg schaal betekent. Opmerkelijk is dat het symbool voor het Britse pond niet een P is maar een soort 'L', ontleend eveneens aan libra. Wat de symbolen betreft: dat van dollar lijkt op een '8' en dat komt omdat de dollar in vroeger tijden bestond uit 8 realen. Het Nederlandse guldenteken fl is ontleend aan 'florinus', het La tijnse woord voor bloem. Ooit droegen de guldens, ook florij nen genoemd, als versiering de afbeelding van een bloem. De woorden peso en peseta, munten in Spaans sprekende landen, stammen van de Latijn se werlcwoorden pendere en pensare, die beide wegen, afwe gen en ook betalen betekenen. Het Franse payer en het Engelse to pay gaan eveneens terug op pensare. Merkteken De Duitsers zijn nogal trots op hun harde D-mark en steeds meer gaan zij betreuren dat de mark het veld moet ruimen voor de fransklinkende ecu. Zij moeten echter beseffen dan hun mark ook niet eeuwig is ge weest en bovendien evenzeer afkomstig van een gewichts naam. Op veel plaatsen, met name in Parijs, was de mark de helft van het pond. Het ging hierbij oorspronkelijk ook om een hoeveelheid goud of zilver in staafvorm die van een merkr teken was voorzien. Vandaar het woord mark. De mark be stond uit acht of in sommige plaatsen uit zestien ons. Verde re onderverdelingen waren lood - denk aan een loodje koffie - grossen of drachmen, deniers of scrupels en als kleinste de grein. Allemaal oorspronkelijk namen van gewichten. Grein was af komstig van het Franse grain, dat graankorrel betekent. praag RUNA HELUNGA CORRESPONDENT „Ze hebben altijd op de verkeerde plaats gezocht, ze hebben zich laten misleiden door valse informatie die de Duitsers des tijds naar de geallieerden hebben laten uit lekken". Hoe is het anders mogelijk, meent Helmut Gansel, dat de Russen en de Tsjechen er niet in zijn geslaagd de legen darische nazi-schat op te graven die al 47 jaar in de bossen van Stechovice, ten zui den van Praag verborgen moet liggen? Het nazi-goud bij Stechovice houdt de Tsjechen in de ban sinds de regering in Praag Gansel eind mei toestemming gaf er naar te zoeken. De Amerikaans-Duitse za kenman-avonturier is er van overtuigd dat de schat, volgens hem zo'n 540 kisten met goud, juwelen, diamanten en schilderijen, maar ook historische documenten, echt be staat. „Ik heb mijn informatie van generaal Klein, de officier die aan het eind van de oorlog de opdracht had de goederen te ver bergen". Klein is inmiddels dood. Maar Gansel, die zich al jaren met de zaak bezig houdt, heeft in de jaren zestig uitvoerig met de generaal gesproken en van hem alle details over de inhoud en de beveiliging van de schat ge kregen. Bovendien, zegt de zakenman, be schikt hij over SS-kaarten waarop de vind plaatsen zijn aangegeven. Of hij gelijk heeft, mag hij in de komende jaren gaan bewijzen. Overigens geheel op eigen risico. Zolang hij niets vindt, betaalt Praag hem geen cent. Graaft hij de kisten op, dan krijgt hij tien procent vindersloon. Investering Al met al gaat het'voorlopig om een investe ring van 2,5 miljoen dollar. Dat geld is be stemd voor de lonen van de Tsjechische ar beiders, voor de gages van Duitse en Ameri kaanse explosieven-deskundigen en voor de gespecialiseerde apparatuur die Gansel nodig heeft. Een belangrijke kostenpost wordt de af scherming en bewaking van het enkele kilo meters grote terrein. Er zijn veel nieuwsgie rigen en volop kapers op de kust. „Ik maak me niet bezorgd, want ik ben ervan over tuigd dat ze niets vinden, maar op dit mo ment bivakkeren er dag en nacht zo'n 20 man die allemaal hopen mij voor te zijn". Wie zijn financiers zijn, wil de schatgraver niet kwijt. Vanwege de veiligheid, zegt hij. „Er zijn nog steeds nazi's die er niets voor voelen dat die kisten weer boven water ko men. Ook de Duitse regering is er niet echt blij mee en ik wil zo weinig mogelijk pro blemen". Voor zover generaal Klein kon zeggen, bestaat de inhoud van de kisten uit goede ren die de nazi's aan het eind van de oorlog uit Berlijn, Weimar en Polen naar Praag hebben getransporteerd om ze daar voor de geallieerden te verbergen. Het gaat voor een deel om gestolen goud, juwelen en kunst schatten, maar niet alleen, zegt Gansel. „Niemand weet precies wat erin zit, want er zijn ook spullen naar Zuid-Amerika ge stuurd. Volgens Klein zaten er in 86 kisten goud en juwelen. De rest bestond uit opge rolde schilderijen en uit documenten, on dermeer van het Keizer Wilhelm Instituut, een wetenschappelijke instelling die zich bezighield met nucleair onderzoek. Die pa pieren zouden heel interessant zijn. Weten schappelijk zijn ze weliswaar al lang verou derd. Maar mogelijk geven ze antwoord op de vraag of de Duitsers wel of niet in staat waren een atoombom te maken". En dan zijn er nog 40 geheimzinnige gelijk vormige kisten, waarvan ook de generaal geen idee had wat er inzat. Juist over dat deel van de schat koestert Gansel de groot ste verwachtingen. In 1968 heeft hij al eens met de toenmalige regering Dubcek be sprekingen gevoerd over opgraving van het goud. Destijds deed Brazilië een bod van 200 miljoen dollar op die 40 kisten. „De Brazilianen wisten ongetwijfeld wat ze deden, want veel Duitsers zijn na de oorlog naar Zuid-Amerika gevlucht en de Zuid Amerikanen zijn goed ingelicht Praagse archieven Direct na de oorlog, in 1946, hebben de Amerikanen al een aantal kisten met uit sluitend documenten uit de bossen bij Stechovice opgegraven. Eerst leken die pa pieren, die de geschiedenis zijn ingegaan als de Praagse archieven, de hele buit te zijn. Maar dat kan volgens Gansel niet. „Er zijn honderden ooggetuigen, dorpsbewo ners en militairen, die heboen gezien dat er tientallen vrachtwagenladingen zijn afgele verd, terwijl de Amerikanen slechts drie trucks vol materiaal hebben opgegraven". Volgens hem heeft Klein de geallieerden be wust misleid. De generaal had een Duitse soldaat opdragen zich door de Westerse ge allieerden krijgsgevangen te laten nemen en de Amerikanen of de Engelsen op de hoogte te stellen van het bestaan van de schat. De soldaat, een zekere Aschbach, had aan vankelijk nog enige moeite de geallieerden van de waarheid van zijn verhaal te overtui gen. Maar toen ze uileindelijk toch zijn gaan graven, vonden ze alleen die kisten die Klein daar speciaal voor dat doel had ver borgen. Vanaf dat moment was iedereen er van overtuigd dat de echte schat ongeveer op dezelfde plek moest liggen. Dat is ook de plek waar de Tsjechen en de Russen jaren lang hebben gezocht. Maar ze vergissen zich, zegt Gansel. Met de informatie van Klein en de SS-kaar ten, waarvan hij, behalve een vage aandui ding over 'contacten in Zuid-Amerika' niet kwijt wil hoe hij die in handen heeft gekre gen, verwacht hij een goede kans te maken de schat alsnog boven de grond te krijgen. Al zal het nog steeds niet makkelijk worden, verwacht hij. De SS-kaarten bevatten geco deerde aanwijzingen en er zijn zo'n zes. ze ven mogelijke vindplaatsen. Bovendien heeft Klein ervoor gewaarschuwd dat zaak ondermijnd is. Gansel maakt zich daar niet zo'n zorgen over. Hij verwacht dat de ont- stekingsmechanismes na zoveel jaar niet meer werken. Maar Tsjechische experts hebben hem tot voorzichtigheid gemaand, omdat de Duitsers met chemische onste- kingen werkten die zo snel niet onklaar ra ken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1992 | | pagina 7