'Niets somberheid of weemoed'
I:
ZATERDAG 13 JUNI 1992
ZATERDAGS
BIJVOEGSEL
Peter Schat
en ik te naïef? Zie ik het te
eenvoudig?' De wetenschap-
per haait zijn schouders op
als hij van kinderlijk idealisme wordt beticht.
Jongeren raken toch niet hun normbesef en
toekomstperspectief kwijt omdat de moder
ne wijken als 'te ruimtelijk' worden ervaren
of het vertier zo wijd is gedifferentieerd dat ze
niet weten wat ze moeten doen? Maar wat, is
de repliek van de 36-jarige Jeroen Knigge,
historisch pedagoog en Amsterdammer in
hart en nieren, maar wat als dit nu eens het
ei van Columbus blijkt te zijn?
Er is nog nooit onderzocht hoe jongeren
hun wijk beleven, concludeerde hij. Dus be
gon hij zo n onderzoek. Omdat hij van de
stad houdt, omdat hij door zijn
gelukkige jeugd in Mokum 'een
soort morele schuld' heeft in te
lossen jegens Amsterdam, omdat
hij de stelling dat plattelandskin
deren per definitie gelukkiger op
groeien dan kinderen in de stad,
onzin vindt.
Knigge: „Je wordt er niet echt vrolijker van,
als je hoort hoe de jeugd z'n gang gaat. Wel
licht is het niet zo verwonderlijk dat ze liever
een bushokje in elkaar trappen dan gaan
pingpongen in het buurthuis. Misschien had
men bij het plannen van stadsuitbreidingen
en nieuwe steden beter bij de jeugd te rade
moeten gaan." Maar dat je kinderen geen in
spraak kimt geven, weet Knigge uit hoofde
van zijn vak.
Verbonden aan de vakgroep Pedagogische
Wetenschappen van de Universiteit van Am
sterdam houdt hij zich bezig met het bestu
deren van de opvoeding en ontwikkeling van
het kind door de eeuwen heen. „Kinderen
zijn moeilijk toegankelijk voor onderzoekers.
Wetenschappers nemen kinderen bovendien
zelden serieus en hechten meer aan observa
ties." Die klippen heeft Knigge voor zijn pro
motieonderzoek willen omzeilen door niet de
jeugd aan te spreken, maar de jeugd van toen
te vragen naar hun herinneringen.
Oneens
Gerard Reve zette hem in een radio-interview
op het spoor. Sprekend over de twaalf jaren
als kind in 'Betondorp', zei de schrijven
„Over deze hele buurt, de huizen, tuinen, da
ken, straten en pleintjes heeft voor mij altijd
een sfeer gehangen van onpeilbare wee
moed. Laat elke hoop varen, gij die hier op
groeit, aldus zou ik mijn gevoelens kunnen
samenvatten." Dat is typisch, vond Knigge.
Het hoekhuis Ploegstraat 57 waar Reve zijn
jeugd grotendeels doorbracht, stond in het
Tuindorp Watergraafsmeer dat juist was ge
bouwd met het oogmerk het leefmilieu voor
de kinderen te verbeteren. De kinderen die
opgroeiden in de tuindorpen, moesten meer
speel- en ontspanningsruimte krijgen, zodat
hun een betere ontwikkeling in de ruimste
Landelijke, rustige wijken waren het, de vooroorlogse tuindorpen B G7
Oostzaan en Watergraafsmeer, onder de rook van Amsterdam.
Paradijzen voor kinderen van toen, die op hun vrije
woensdagmiddag naar het voorlezen gingen in de bibliotheek.
Kinderen in de steden groeien niet ongelukkiger op dan op het
platteland, meent onderzoeker Jeroen Knigge. Hij is bezig met een
prqmotie-onderzoek en gaat na of 'de tuindorpjeugd' van destijds
werkelijk zo gelukkig was als de sociaal-democraten wilden. Hij
vroeg350oud-Tuindorpers naar hun herinneringen.
Onderzoeker Jeroen Knigge. 'Het
merendeel van de tuindorpers is
het niet met Reve eens.'
fOTO /OOP BCXK
nabijheid van industrie, duizend scmi-per
manente kleine woningen te bouwen. Oost
zaan viert dit jaar het 70-jarig bestaan. Het
straalt in de woorden van Knigge een serene
landbouwrust uit. het heeft iets van een toe
ristenplaatsje in Franknik. Sommige oudge
diende Tuindorpers beklagen zich er over dal
er zo veel veranderd is. De saamhongheid
verdween. „De controle, het ons-kent-onv de
benauwdheid van de beperkte gemeenschap,
werd niet door iedereen prettig gevonden.
Als je samen iets doet. moet je elkaar wel in
de smiezen houden. Dat hadden de sociaal
democraten wel in de gaten."
In de als paradijzen op aarde bekend
staande tuindorpen waren de woningen
Onderzoek naar het geluk van vroegere Tuindorp-jeugd
zin van het woord ten deel zou vallen dan de
kinderen in de grote stad. Als Reve gelijk
heeft, misten de tuindorpen deels hun doel.
En waarom is er ondanks de stroom planolo
gische en bouwkundige publikaties die het
Ucht zag over deze 'dorpen in de stad', nooit
onderzocht hoe de kinderen die er opgroei
den hun jeugd hebben beleefd?
„Niets somberheid of weemoed. Het me
rendeel van de Tuindorpers is het niet met
Reve eens. Bijna iedereen spreekt er met
nostalgie over", heeft Knigge kort na de start
van zijn onderzoek al ontdekt. Hij spoorde
350 personen op sommigen zelfs in het
buitenland die hun jeugd in de jaren 1922-
1945 doorbrachten in de Tuindorpen Oost
zaan en Watergraafsmeer.
Het laatste is in de volksmond beter be
kend als 'Betondorp', vanwege het toegepas
te bouwmateriaal. De respondenten zo n
tien procent van alle jeugdigen van destijds
krijgen vragenlijsten in te vullen, terwijl
Knigge een selectie van veertig personen een
'diepte-interview' zal afnemen. Hij denkt
over anderhalf jaar klaar te zijn met gegevens
verzamelen en conclusies trekken.
Conclusies die, denkt hij zelf. van nut kun
nen zijn bij het ontwerpen van nieuwe wij
ken, stadsvernieuwing en sociale vernieu
wing. Met de sterke punten uit de tuindorp
gedachte van toen, kan de jeugd van straks
z'n voordeel doen. „In hartje stad zie ik ont
zettend veel kinderen gewoon buiten spélen.
Wij willen ze maar naar binnen hebben; wij
willen zo graag van alles en pedagogen zijn
niet beter dan anderen, hoor. We moeten,
denk ik, terug naar de eenvoud; niet te veel
aanbieden. Kinderen hebben geen inzicht in
de structuur van het aangebodene."
„Het aanbod is tegenwoordig zo ontzet
tend groot. Ze hebben zo veel, maar wat echt
leuk zou zijn hebben ze niet meer. In de tuin
dorpen was het voorlezen in de bibliotheek
op de woensdagmiddagen een ijkpunt voor
de kinderen. Ik zeg niet dat we daar naartoe
moeten, maar een koe vergeet te snel dat hij
zelf kalf is geweest."
Opzet
Sinds in 1516 Thomas Moores standaard
werk Utopia verscheen, heeft men nagedacht
over de ideale wijze van wonen, leven en
werken. Rond de laatste eeuwwisseling werd
dit probleem nijpend in steden als Amster
dam, waar de industriële expansie tot nog
treuriger woonomstandigheden had geleid
dan men tot dan gewend was. Meer dan
20.000 mensen woonden in kelders, met
twee of drie gezinnen, op bedden van stro,
met luizen, oliewalm en ellende die wegge
spoeld werd met drank of afgereageerd op
vrouw en kinderen.
Bij nieuwbouw werd meer gedacht aan
'opbergen' van mensen dan aan menswaar
dig wonea Toen de arbeiders zich bewust
van hun ellende gingen organiseren stond
één ding voorop: van enige verheffing kon al
leen sprake zijn wanneer er betere huizen en
betere leefomstandigheden zouden komen
de volwassenen, maar zeker ook de kin-
I deren.
De sociaal-democraat Wibaut maakte zich.
l
eerst als lid van de gezondheidscommissie en
later als wethouder sterk voor betere huisves
ting. Hij en zijn zwager Arie Keppler. direc
teur van de hoofdstedelijke woningdienst.
waren aangesproken door het werk van de
Engelsman Ebenezer Howard, die in 1889 in
zijn boek Garden Cities of Tomorrow de tuin
stadgedachte had ontvouwd. In het Amster
damse model werd een stedelijke omgeving
voorzien van landelijke trekjes. De tuindor
pen boden een eigen woning plas bijbeho
rende sociale structuur, waarin de arbeiders
goed zouden kunnen gedijen. 'Dorpen in de
stad', waarin de woningen in het groen wer
den gegroepeerd rondom een bibliotheek,
een cultureel centrum en een badhuis.
Knigge: „Vooral die bibliotheek was toen
tertijd uniek. Verder kwamen er in eerste in
stantie geen kerken in de tuindorpen en geen
kroegen. De arbeider verhef je het best als er
zaken geboden worden waarbij men geen
vertier buiten de deur hoeft te zoeken." Het
cultureel centrum werd gebruikt door de ac
cordeonclub, de toneelvereniging en het
zangkoor. De dorpen hadden een geïsoleerd
karakter, wat zorgde dat de bewoners veel op
elkaar aangewezen waren.'"
Geestverwanten
„Een ander belangrijk punt", zegt Knigge,
„was dat je je als bewoner te midden van
geestverwanten bevond Je moest in het ide
aal geloven, wilde je er een woning krijgen.
Niet iedereen is er van gediend zo dicht op
een te wonen. Terugval op de anonimiteit,
zoals in de stad, was er niet mogelijk. De sa
menstelling van de bevolking reguleerde
zichzelf op dit punt: in de eerste jaren van de
tuindorpen kwamen er grote verhuisbewe-
gingen op gang. De gedachte om van de
tuindorpen een succes te maken werd als
volgt verwoord: als je je ervoor inzet wordt
het ook mooi. Ik plaats daar wat vraagtekens
bij. Zo'n uitroep zie ik meer als een 'politieke
kwinkslag' van de sociaal democraten, wier
ontwikkeling parallel liep aan die van de
tuindorpgedachte."
In 1919 kreeg de Woningdienst de op
dracht tussen Amsterdam en Zaandam, in de
Betondorp. 'Over
deze hele buurt', zei
Gerard Reve eens.
'heeft voor mij altijd
een sfeer gehangen
van onpeilbare
weemoed. Laat elke
hoop varen, gij die
hier opgroeit.'
klein. Veel bleven zelfs tot de
laatste renovatie van 1987 als du
plexwoning in gebruik. Uit het
onderzoek is Knigge tot dusver
gebleken, dat de kleine wor
gen niettemin als groot werden
ervaren. „De eerste indruk is dat
kinderen er blijkbaar een goede
jeugd hebben gehad."
Een van de 'grote generalisaties' die uit
onderzoek naar voren komen, is het feit dat
mensen die in Betondorp zijn opgegroeid in
de regel een redelijke opleiding hebben ge
noten. Zeven onder wie Karei van het Reve
brachten het tot hoogleraar Bij de Oost
zaanse categorie ligt het opleidingspeil lager
„De relatie met het havengebied kan hierbij
een rol hebben gespeeld: bij Betondorp was
geen industrie. Met verschil in opleiding» -
kansen kan het niet te maken hebben gehad
want er waren dezelfde scholen te vinden In
de twee wijken en de bibliotheken hadden
nagenoeg een identieke inventaris. De vraag
is in hoeverre kinderen hebben deelgenomen
aan wat hun werd aangeboden."
Vreemd vindt de onderzoeker ook dat de
tevredenheid over Oostzaan minder is dan
die over Betondorp. Zou dat te maken heb
ben met het feit dat de verzuiling in Oost
zaan pregnanter aanwezig was? Er waren een
roomse en een protestantse woningbouwver
eniging in Betondorp raakten de katholieken
maar met moeite hun ei kwijt. Pas m 1951
kwam er een echte kerk. „Het leek alsof zo
wel de Watergraafsmeer als Oostzaan de/elf
de voorzieningen hadden. Nu neig ik naar de
indruk dat er in Oostzaan indertijd minder
energie is gestoken De wijk was opgezet v
een periode van 35 jaar. waarnaast volgens
mij maar mijn vinger heb ik er nog niet
geheel achter onder tafel de keuze was gr
maakt om van de Watergraafsmeer het para
depaardje van de sociaal-democratie te ma
ken. De twee tuindorpen zouden en voor
beeld kunnen zijn. De Watergraafsmeer
heeft, denk ik. een voorsprong g< kr.-g. n In
hoeverre daarbij opzet in het spel was, hoop
ik nog aan het licht te brengen."
fOTO L£X VAN ROSSEN