'Het ongeluk zit
ons in het bloed'
ZATERDAG -J APRIt 1992
Ontmoeting met Jean-Marie Turpin, kleinzoon van Louis Ferdinand Céline
Céline omstreeks 1955 in het
Parijse voorstadje Meudon.
Jean-Marie Turpin woont in de Rue de
Boprgogne, in de Parijse wijk waar flics
in commando-tenue de Franse minis
teries bewaken. Het straatnaambordje
vermeldt dat het bij deze 'Bourgogne' gaat
om 'le petit-fils de Louis XIV. Dat moet een
knipoog van het toeval zijn, net nu we ons
spoeden naar de kleinzoon van een andere
Louis: de schrijver en arts Louis Destouches
alias Louis Ferdinand Céline, ook een vorst,
maar een vorst die troonde op de mestvaalt
van de beschaving, de hatelijke koning van
de Franse literatuur.
Net als zijn grootvader is Turpin schrijver.
Maar bovendien doceert hij filosofie aan de
Sorbonne. Dat is te merken aan zijn geschrif
ten, waarin het leven vanuit een filosofisch-
theologisch gezichtspunt wordt beschreven
en geanalyseerd. De genealogie, de zoektocht
naar zijn wortels, speelt een overheersende
rol in zijn werk. Dat heeft alles te maken met
het oproepen en bezweren van de doden.
De auteur wil zijn bezigheden aan de Sor
bonne gaan afbouwen en zich nog meer gaan
toeleggen op het schrijven. Om wat geld te
verdienen werkt hij mee aan het radiopro
gramma 'Chemins des Connaissances' van
France Culture. Over zijn jeugd, die zich
deels in Parijs, deels in Bretagne heeft afge
speeld, wil Turpin (de zoon van Colette De
stouches, Célines enige dochter) niet al te
veel kwijt. Van zijn vader mocht er thuis niet
over de grootvader van móéders kant worden
gesproken. De Gaulle had Céline vanwege
zijn antisemitische gesohriften ter dood ver
oordeeld. En De Gaulle, ja, daar kon je niet
omheen als Fransman. Bovendien zat Céline
in die tijd in een gevangenis in Denemarken,
verbannen uit Frankrijk, wachtend op het ge
ruchtmakende proces dat hem weer toegang
zou verlenen tot zijn vaderland.
Turpin: „Toen hij in Kopenhagen in de ge
vangenis zat, kreeg ik meerdere brieven van
hem. In een ervan stond een tekening waar
op hij zichzelf in een soort koningsmantel
had gehuld. Daarmee wilde hij zeggen dal hij
eigenlijk van hoge afkomst was, maar ver
bannen naar een koud land. Op een dag zou
hij thuiskomen en ons alles uitleggen. En wij
- wij hoefden alleen maar braaf en geduldig
te wachten. Maar toen-ie dan eindelijk
Frankrijk weer binnen mocht, zagen we hem
nooit meer. Hij wilde niet dat we hem aan
troffen in de miserabele toestand waarin hij
verkeerde."
'Sodemieter opi'
"Enkele dagen voor zijn dood droomde ik
van een bezoek aan de Route des Gardes in
het Parijse voorstadje Meudon. Daar staat
het huis waar hij de laatste tien jaar van zijn
leven samen met Lucette Almansor heeft ge
woond. In die droom las hij me hardop de
eerste bladzijden voor uit 'Reis naar het ein
de van de nacht'. Ik zag dat hem dat dood
moe maakte. Op een gegeven ogenblik ging
hij staan. Zijn ogen waren paars en stonden
merkwaardig scheef in zijn gezicht. Ze waren
op niets gericht, staarden in de leegte. Het
was alsof ze vroegen met rust gelaten te wor
den. Ik stond op. Hij schrok. 'Je wilt me do
den', zei hij tegen me. 'Sodemieter op!' Toen
ik aanstalten maakte om weg te gaan, ging hij
plotseling over op een andere toon: 'Dus je
wilt het weten', zei hij. 'Je wilt weten waarom
ik in dit leven ben. Welnu, ik ben hier om te
strijden. Net als de ridder die ik voor me zie,
een ridder, geloof ik. Hij heeft geen neus,
geen helm, hij is vormloos. Hij glimlacht'."
„Ik heb dikwijls foto's van hem bekeken uit
die tijd in Meudon. Het licht daar herinner ik
me nog als de dag van gisteren, de geuren, de
bank, de met salpeter bedekte muren, de
scheur in de gevel, ja, ik ruik zelfs het leren
De schrijver en arts Louis Destouches alias
Louis Ferdinand Céline.
ook nooit erg aangemoedigd. Ze vond het al
uiterst vreemd dat haar eigen vader schreef.
Ik ben er zelfs niet zeker van of ze zijn boe
ken wel heeft gelezen. Ze heeft een beetje ge
lezen in 'Reis naar het einde van de nacht',
maar dat boek maakte haar doodsbang."
„Mijn grootvader en ik lijken op elkaar.
Niet alleen wat uiterlijk betreft, maar ook in
ons denken. Net als hij hou ik niet erg van de
mensen. Ik weet niet waar dat vandaan komt,
maar dat gevoel is er. Bij mij wordt dat ge
compenseerd door een zekere belangstelling
voor het mystieke. Misschien wel een
vlucht."
„Célines boeken zijn over de hele wereld
vertaald. Dat moet bij elkaar genomen een
enorm bedrag aan royalties opleveren. Maar
ik ben erg arm. Mijn moeder heeft haar deel
van de erfenis geweigerd. Absurd, vind ik.
Dat is gebeurd onder druk van mijn vader,
die dacht dat Céline meer schulden had dan
inkomsten. De enige erfgenaam van Céline is
Lucette Almansor, zijn laatste levensgezel
lin."
Antisemitisme
Onvermijdelijk moet het gesprek komen op
Célines antisemitische geschriften 'Bagatelles
pour un massacre' en 'Les beaux draps'. Tur
pin „kotst" van dit onderwerp, maar omdat
hij het in zijn biografisch essay 'Le Chevalier
Céline ou la première marche d'Atlantide' ter
sprake brengt, wil hij er voor eens en voor al
tijd nog wel iets over zeggen.
„Het antisemitisme in Frankrijk was groot
onder de bourgeoisie. De joden hadden Jezus
verraden en aan het kruis genageld, ze be
heersten de internationale kapitaalmarkt, zo
dacht men. De vader van Céline was erg anti
semitisch, zoals zovele kleine middenstan
ders. Misschien dat Céline daar toch een tik
van heeft meegekregen."
„Maar er is nog een verklaring. Lucette Al-
marisor heeft me dat verteld. Toen-ie bezig
was met die pamfletten, vroeg ze waarom hij
dat toch in hemelsnaam deed. Hij antwoord
de dat het een stijloefening was. In de antise
mitische pers had hij een paar scheldstukken
gelezen en hij vond het een uitdaging om die
te overireffen. En de stijl is inderdaad bril
jant, sarcastisch, honend. 'Hitier houdt geloof
ik ook niet zo van de joden', schreef hij er
gens. Macaber, maar wat een superieur sar
casme!"
„Die antisemitische pamfletten van mijn
grootvader zullen onder het zand van de tijd
worden bedolven. Céline kon goed schrijven,
maar hij dacht niet. Hij veroordeelde alles,
maar denken deed hij niet. Hij was zelfs geen
nihilist. Ik zie hem als een soort muzikant die
de ketelmuziek van leven en dood uitvoerde,
die zinloze karavanen van wieg naar graf zag
trekken en daarvan met een in vitriool ge
doopte pen verslag deed Hij had geen prin
cipes. geen twijfels, van welke aard ook. Het
Niets, het totale Niets - dat was zijn uitgangs
punt. Toen hij naar een idee ging zoeken
werd hij een verschrikkelijk personage
Jean-Marie Turpin: „Mijn grootvader en ik lijken op elkaar. Niet alleen wat uiterlijk betreft maar ook in ons denken. Net als hij hou ik niet erg van
de mensen." foto ap
vestje van mijn opa. En aan zee, als er zand
in de lucht zit, lijkt het alsof ik zijn slecht ge
schoren kaken voel..."
„Ik heb die foto's vergeleken met het por
tret dat een zekere Barbey d'Aurevilly in 1856
schetste van Chevalier des Touches, een van
onze voorvaderen, nadat hij hem een bezoek
had gebracht in het hospitaal van De Goede
Herder in Caen, een soort gekkenhuis waar
hij opgesloten zat vanwege zijn politieke ver
leden en waar hij langzaam wegkwijnde. Bar
bey d'Aurevilly schrijft in zijn memorandum
dat die Des Touches met zijn blinde ogen
maar naar de rozen op de binnenplaats van
het gekkenhuis bleef staren, ook aJ kon hij ze
niet zien. Ik zie eengrote gelijkenis tussen die
Des Touches en mijn grootvader. Het onge
luk zit ons in het bloed. Maar ook de taak om
dingen door te geven, al zijn die dan ook gru
welijk en hopeloos."
Ontmoeting
„Ik heb mijn grootvader slechts één keer in
levenden lijve ontmoet, enkele dagen voor
zijn dood. Ik was toen een jaar of zestien. Hij
wilde niets met zijn familie te maken hebben.
Hij was al lang gescheiden van Edith Follet,
mijn grootmoeder, en leefde samen met Lu
cette Almansor. Ik had zijn boeken in die tijd
al gelezen. Stiekem, want van mijn vader
mocht dat niet. Zijn werk maakte grote in
druk op me. De werkelijkheid kwam ineens
in een schrijnend en somber licht te staan.
Maar tegelijkertijd zag ik de geheimzinnige
rijkdom ervan."
„Wat Frédéric Vitoux in zijn biografie
schrijft over die ontmoeting met mijn opa is
niet helemaal waar. Lucette heeft hem over
die ontmoeting verteld en hij heeft dat ver
draaid weergegeven. Maar het is wel waar dat
het een groot fiasco werd. Hij heeft me echt
weggestuurd. Me op afstand gehouden. Het
is de grote teleurstelling van mijn leven ge
worden. Niet op het intellectuele niveau,
maar op het emotionele vlak. Ik heb het idee
dat wij elkaar wel iets te zeggen hadden, dat
we iets gemeenschappelijks hadden. Een ma
nier van denken misschien."
„Ik had willen weten waarom hij de werke
lijkheid zo zwart afschilderde, hoe-ie aan dat
Lucette, Céline en
hun dieren In Meu
don.
beeld kwam, hoe hij is begonnen met schrij
ven. Ik wilde dat van hemzelf horen en niet
alleen uit zijn boeken. Zijn pessimistische le
venshouding verborg iets. Daar ben ik zeker
van. Ach, het was zeker mogelijk geweest dat
wij elkaar weer zouden ontmoeten. Dat heeft
mijn grootmoeder me verteld. Maar ja, toen
ging hij dood. Hij heeft de deur niet echt voor
altijd voor me dichtgegooid."
„Ik ontdekte zijn adres in het agendaatje
van mijn moeder en ging erheen. Met een
mapje met tekeningen onder mijn arm. 'Ik
hou niet van familie, weet je', zei hij toen-ie
me zag. Ik stak een pijp op. 'Kijk eens aan,
daar hebben we Rimbaud met zijn pijp. Goed
jongen, haal je middelbare school diploma,
ik heb geen tijd. Ik heb werk te doen, veel
werk.' Lucette kwam naar beneden. Ze bood
me een kopje thee aan. Mijn opa zei: 'Hij dr
inkt niets, helemaal niets... Ik heb geen tijd.
Laat hij maar eembeetje gaan wandelen.' Ik
wilde later terugkomen om hem mijn diplo
ma te laten zien, maar ik was te laat. Toen ik
hoorde dat hij was gestorven, was ik op va
kantie in Bretagne. En niemand die mij geld
gaf voor een treinkaartje, niemand."
Moeite
„Céline had moeite met te leven. Mijn groot
moeder heeft me verteld dat ze hem huilend
over de grond heeft zien rollen toen hij 'Reis
naar het einde van nacht' eindelijk af had. Ik
heb mijn boek dan ook aan hem opgedragen:
'Aan hen die lijden en hopen. Aan de herin
nering van Louis Ferdinand Céline, mijn
grootvader'."
„Hij kon het niet erg goed vinden met de
mensen. Maar als arts had hij veel voor zijn
patiënten over. Ik heb in een nachtkroeg in
Parijs eens een patiënt van hem ontmoet.
Een jonge vrouw, die 's zondags in Meudon
zijn hulp had ingeroepen voor haar zieke
kind omdat de dienstdoende arts niet aanwe
zig was. Haar kind had griep of zoiets. Ze zat
in moeilijkheden, was nogal overstuur. Hij
heeft tot 's avonds laat met haar zitten pra
ten, goede raad aan haar gegeven. Ze vond
hem erg lief."
„Het is moeilijk om schrijver te worden als
je zo n bekende grootvader hebt, bijna on
mogelijk. Ik heb het idee dat ik tegen een
reus moet vechten. Door mijn moeder ben ik
Jean-Marie Turpin (49) is de
kleinzoon mn Louis Ferdinand
Céline, de man die met mees
terwerken als Reis naar het
einde van de nacht' en 'Dood
op krediet' een uiterst somber
beeld opriep van de periode
rond de twee wereldoorlogen.
Turpin praat niet graag over de
ziedende, racistische pamflet
ten van zijn opa. In zijn on
langs verschenen biografisch
essay over Céline vertelt hij over
de oorzaak van dat antisemitis
me en over een beslissende ont
moeting met Céline. „Het onge
luk zit ons in het bloed. Maar
ook de taak om dingen door te
geven, al zijn die dan ook gru
welijk en hopeloos.
Effect
„Eerst kwamen bij hem de woorden, dan pas
de gedachten. De woorden vonden als het
ware zijn gedachten uil. Ik heb er bewijs voor
dat Céline zich. toen hij jong was, erg onge
rust maakte over het effect van de woorden
stroom waarmee hij zich trachtte te bevrijden
van zijn grote levensangst Ondanks zijn sue
ces wist hij zeker dat zijn eigen woorden hem
op een gegeven moment met stomheid zou
den slaan. Hij voorvoelde dat zijn geschriften
een deining zouden veroorzaken die hij niet
meer onder controle had, dat zijn woorden
zich tegen hem zouden keren. Op sommige
momenten was het alsof hij zich bewust in
een wespennest stak."
„Hij heeft, zoals u weet, een tijdje campag
ne gevoerd voor de Rockefeller Foundation
Hij moest de mensen waarschuwen tegen de
slechte hygiënische toestanden die tbc zou
den veroorzaken. Als een soort conferencier
schilderde hij de mensen de gevaren af. Hij
was toen nog geen arts. Hij stond kennis over
te dragen die hij in feite niet bezat. Dat gaf
hem een opwinding die hem bijna sprake
loos maakte, vertelde mijn grootmoeder me.
Als een 'overwinnaar' kwam hij van die cam
pagnes terug. Hij zei tegen mijn grootmoe
der Hoe meer stommiteiten ik hen vertel,
hoe tevredener ze worden: ik moet wel door
gaan. maar ik hoop dat ze me niet in een
donker steegje staan op te wachten om me in
elkaar te slaan.' Zijn idee was: het leven Is en
blijft een chaos, dus maakt het niet uit of je
nu dit zegt of dat."
Golgotha
In Meudon, aan de Route des Gardes, staat
nog steeds het huis waar Céline de laatste ja
ren van zijn leven heeft gewoond. De Franse
regering heeft het onlangs tot Nationaal His
torisch Monument verklaard. Ook Célines
graf, met de ingebeiteldc driemaster, bevindt
zich nog op de begraafplaats van Meudon.
Maar voor de rest is er niets dat herinnert aan
Frankrijks grootste schrijver.
Turpin: „Het zou me verbazen als hier ooit i
een Rue of een Boulevard Céline zou komen
Dat zou ook niet erg stroken met de manier
waarop Céline tegen de mensheid aankeek.
De mens kon wat hem betreft na zijn dood i
gewoon in de vuilnisbak. En bovendien - op
die straatnaambordjes staan toch alleen
maar de namen van schurken. Daar zal mijn
opa dus niet zo mee zitten."
„Tja, Meudon, dat is toch eigenlijk zijn
Golgotha geweest, een verguld Golgotha
weliswaar, "maar een Golgotha. Het huis in
Meudon was mooi, maar hij kwam berooid
uit Denemarken terug. En hij werd opgevre
ten door wrevel, spijt, wrok Toch zie je dat
zijn oeuvre zich in die tijd nog verdiept. Hij
werkte keihard, alsof hij achterna gezeten
werd. Ik ben laatst nog eens in Meudon ge
ween Ik heb me rot lopen zoeken, maar ik
kon het kerkhof niet meer vinden. Net alsof
het samen met het graf van mijn grootvader
van de aardbodem is verdwenen. Volgens mij
hebben ze er een supermarkt bovenop ge
bouwd. O nee, Ls het er nog? Nou Ja. mis
schien Ls het wel tekenend voor mijn situatie
dat ik het als kleinzoon niet kan vinden."
Diamanten
Materieel gezien mag Turpin niet veel van
zijn opa hebben geërfd, hij heeft net als Cé
line een ongebreidelde werkdrift. Niet alleen
in Parijs, maar ook in zijn huisje in Bretagne
werkt hij. nu hij gescheiden is. onafgebroken
aan zijn romans en essays. Op de tafel waar
aan wij zitten, ligt een keurig uitgetypt ma
nuscript. „Soms. als ik niet meer verder kan
met schrijven, loop ik naar het raam hier.
laatst zat hier op de binnenplaats een meisje
met maar één armpje. Ze leunde tegen een
vuilnisvat en tekende met krijt figuurtjes op
de tegels. In dat tekenen ging ze helemaal op
De binnenplaats, de hoge huizen die om
haar heen stonden, die hulzen vol problemen
was ze vergeten, totaal vergeten. Ik kijk vaak
naar die spelende kinderen op de binnen
plaats Fin dan denk ttc wat ik doe. Is precies
hetzelfde aLs wat zij doen ZoveH stelt het
toch allemaal niet voor? En dan valt er een
last van mijn schouders af en kan ik weer ver
der ALs ik aan mijn eigen jeugd terugdenk,
herinnner ik me telkens weer dat ik knikkers
aan het begraven ben onder een kastanje
boom. In de tussentijd zijn die knikkrrs dia
mantcn geworden waar ik niet meer bij kan."