Dit wordt veel en veel erger dan Joegoslavië Feiten &Meningen Mislukte oversteek van 'Zombie van Tarifa' Afrikanen in Tanger wachten op illegale overtocht naar Spanje MAANDAG 30 MAART 1992 Moldova en Dnjestr liggen verbeten in hun stellingen De gasten in het restaurant van hotel Cosmos kijken elkaar verbijsterd aan. Het is zaterdagavond, even voor half acht, en zojuist heeft een ober door de zaal geschreeuwd dat het restaurant onmiddellijk moet worden ontruimd. Over een half uur is het 'noodtoestand'. Alle restaurants in de hoofdstad Chi- sinau van de voormalige Sovjet-republiek Moldova moeten voortaan om acht uur 's avonds de deuren sluiten. Het is een van de maatregelen waar mee president Mircea Snegur Chisinau en de rest van het land overdondert. wapens neer te leggen en onderhandelin gen te beginnen. Zo niet, dan zullen wij hard en doeltreffend optreden". De vraag is hoe. „Zij hebben de meest doel treffende wapens", zegt militia-comman- dant Anatoli Karaman, terwijl we zaterdag met hem wegduiken achter een betonblok op de oprit van de brug over de Dnjestr-ri- vier bij het stadje Doebossary. Aan de ande re karu van de brug liggen de separatisten in soortgelijke stellingen. Achter hen een paar pantserwagens en, bevestigd aan een boompje, de vlag van de Dnjestr-republiek: veel rood, doorsneden met een groene band, de oude vlag van de voormalige Sov jet-republiek Moldavië. De brug is deels opgeblazen, alleen voet gangers met doodsverachting kunnen de overtocht wagen. Karaman wijst „daar ligt het lijk van een vrouw. Een pastr uur gele den stak ze over naar Qoubossary. Ze werd meteen doodgeschoten door de fascisten". Door de verrekijker ontwaren we de con touren van een menselijke gestalte. „Zetje helm op", zegt Karaman, „anders ben je je hoofd kwijt". Maar geschoten wordt er niet. Karaman start een tirade. „Daar, in Dnjestr, vechten communisten en fascisten zij aan zij. Het is het laatste steunpunt van de communisten van de oude Unie. Dit conflict kan nooit vreedzaam worden opgelost. Ze zullen vechten tot het bittere einde". Waarschijnlijk heeft hij gelijk. Een dag eer der zijn we via het door beide partijen be twiste stadje Bendery ongehinderd de we derzijdse versperringen gepasseerd en in Smimovs hoofdkwartier in Tiraspol op de linker Dnjestr-oever beland. Voor het voormalige stadhuis hangen Ko zakken rond. We zijn door niemand ge stuurd, zegt hun leidei, gehuld in tsaristisch uniform en hoge zwarte leren laarzen. Maar onze Slavische broeders zijn in nood, dus zijn we gekomen, overal vandaan, uit Sibe rië, uit Rusland, uit Oekraïne. Galina Andrejeva, commandante van het Dnjestr-vrouwenbataljon, noemt de Kozak ken „grote mannen met een groot hart". 'Deze corpulente communiste, gezegend met een permanent proletarische blik, be roofde twee weken geleden een wapende pot van het voormalige Rode Leger in Ben dery. We krijgen nauwelijks de tijd haar naar dit wapenfeit te vragen. De telefoon rinkelt. „Ik moet weg, militaire actie, ge- CORRESPONDENT Snegur kijkt bij zijn op tv uitgezonden klaring consequent in de verkeerde maar dat doet niets af aan de emst van de situatie. „Ons geduld met de separatisten in Dnjestr is op. Het conflict heeft al te lang geduurd. De noodtoestand geldt voor het hele land. Iedereen is verplicht de bevelen van de president op te volgen", zegt hij. Uit Tiraspol, de hoofdstad van de zelf uitge roepen republiek Dnjestr volgt onmiddellijk een reactie. „Dit is een oorlogsverklaring", zegt president Igor Smirnov via Radio Tiras- pol. „De Roemeense fascisten staan gereed om ons land binnen te vallen. We vragen Rusland ons te helpen". Daarmee is de dreigende omvang aangege ven van een conflict dat twee jaar geleden begon als een ruzie tussen Moldatfsche na tionalisten en orthodoxe communisten van Slavische komaf. Op de achtergrond kijken Roemenië, Oekraïne, Rusland en zelfs Tur kije toe. In Dnjestr. tot september 1990 een provincie van Moldova, strijdt een deel van de Slavische meerderheid van de 800.000 inwoners tegen de 'roemenisering' van Moldova. „De Moldavische regering is een werktuig in handen van het nationalistische Molda vische Volksfront", zegt Dnjestr-'president' Smirnov tijdens een interview in Tiraspol. „Chisinau is op weg naar aansluiting bij Roemenië. Wij moeten het Russische vader land redden". Smirnov zegt dat hij geen communist is, maar Tiraspol en Dnjestr zijn onder zijn leiding volgehangen met rode symbolen. Eerder zondag biedt de Roemeense presi dent Iliescu de 'Moldavische broeders' in Chisinau alle hulp aan in hun strijd tegen de fascistische separatisten. Maar Snegur en zijn premier, Muravschi, zijn zo ver nog niet. „U heeft kritiek op onze president, omdat hij niet snel en nard genoeg zou op treden tegen de separatisten", zegt hij zon dag tegen een Roemeense journalist. „Laat ik u dan zeggen dat dit een binnenlands conflict is, dat niemand, of het nu Moskou, Washington of Bukarest is, zich met onze zaken kan bemoeien". Volgens Muravschi zijn er sinds 2 maart, toen in Dnjestr de wapens begonnen te spreken, al 93 doden gevallen. „De separa tisten krijgen nu twee dagen de tijd om de heim", schreeuwt ze in mitrailleurtempo. Maar aan het front, bij Kosjnitsa, op nauwe lijks 30 kilometer van Chisinau, zegt Afgha- nistan-veteraan Grigori, dat het besluit van buurrepubliek Oekraïne om de grens met Moldavië te sluiten, de strijd niet zal be moeilijken. „Die Kozakken komen hier zon der wapens aan, hangen hier wat rond en vertrekken dan weer. Het is een pure show", meesmuilt hij. Grigori is Moldaviër. Zijn vrouw en schoon ouders wonen in Chisinau. „Ik strijd dus te gen mijn eigen familie, ze zijn het ook abso luut met me oneens", lacht hij. Het is een van de vele familietragedies in het ver scheurde Moldova. Grigori's commandant, Pavel, wijst op zijn tien ondergeschikten, al lemaal gestoken in verschillende fantasie uniformen. „Alle nationaliteiten zijn hier verenigd. Iedereen heeft familie aan de an dere kant, er is hier zelfs een jood bij". Hij wijst een bleke jonge soldaat aan. De aan gesprokene ontkent meteen heftig. „Alleen mijn grootmoeder was halfjoods. Maar ik ben een échte Oekraïner", protesteert hij. Deze voorpost van het Dnjestr-republikein- se leger is ondergebracht in een half afge bouwde schuur van een staatsboerderij. Dak en muren zijn doorzeefd met kogels. Om de schuur heen zijn loopgraven aange legd. Achthonderd meter verder, richting Kosjnitsa, ligt de Moldavische tegenstander. We hebben deze post bereikt per pantser wagen. „Jullie auto zou meteen worden doorzeefd", had een eerdere post van het republikeinse leger gewaarschuwd. Hde zijn republikeinse leger aan de pant serwagens komt, waar alle vuurwapens van daan komen en waar de tanks die in tweede verdedigingslinie liggen zijn ingegraven, dat kan Pavel niet vertellen. „Militair geheim", glimlacht hij. In de verte klinkt het geratel van kalasjnikovs. „Die lui schieten maar wat", spot veteraan Grigori. „Maar wel met fragmentatiepatronen", zegt Pavel en hij toont een stuk lood. „Ik kan je dit zeggen. Wij zullen de strijd nooit opgeven, we vechten door tot de laatste druppel bloed. We laten ons niet roemeniseren, dit is ons Slavische land". Voor Pavel en zijn kornuiten is het zon neklaar. Zij strijden tegen 'Roemeense fas cisten' (Roemenië was fout in de Tweede Wereldoorlog, vandaar) die hun land willen uitleveren aan Bukarest. Militie-commandant Karaman bij Doubos- sary heeft het over de 'roodbruine fascisten' die Moldova willen russificeren. „Ze worden geholpen door communistische officieren van het 14e GOS-leger. Ik zeg u dit meneer: Wij hier vechten tegen Rusland, tegen het laatste bastion van het communisme. Dit is nog maar het begin. Dit hier wordt veel en veel erger dan Joegoslavië". TOM JANSSEN Lijdensweg van werkzoekende Marokkaan in Zuid-Spanje TANGER PABLO AZOCAR IPS Fathi Tahib is in de lokale pers van Zuid- Spanje bekend geworden onder de naam „Zombie van Tarifa". Hij ontleent deze bijnaam aan de bizarre lotgevallen die hij beleefde in zijn poging om Spanje il legaal binnen te komen. Tahib's verhaal is illustratief voor de wanhopige caprio len die Marokkanen en andere Afrikanen uithalen om Europa binnen te dringen. De 21-jarige Fathi Tahib, geboren in de Noordmarokkaanse stad Beni-Enzar, had er alles voor over om in Europa zijn geluk te kunnen beproeven. Afgewezen voor een visum voor Italië, wist hij als bouwvakker, toeristische gids en keu kenhulp 2000 dollar bij elkaar te sparen. Daarmee zou hij de illegale overtocht naar Spanje en Europa maken. Zevenhonderd dollar was hij al kwijt aan de 'mensenhandelaars', voor het recht om in een houten bootje 's nachts de Straat van Gibraltar over te mogen ste ken. Tahib betaalde TANGER PABLO AZOCAR De overbevolkte Marokkaanse stad Tanger is de verzamelplaats van zeker tweeduizend Afrikanen die allen ho pen per boot naar Spanje te kunnen vertrekken. Afkomstig uit de Maghreb en andere Afrikaanse landen, vaak zonder papieren, houden ze zich in Tanger schuil in afwachting van hun lot uit de loterij. Ze hebben veel moe ten betalen voor een plaatsje op èen overvolle boot. Eenmaal aan boord lopen ze de kans hun initiatief duur te moeten bekopen. Ahmed Chakkoch. een man van 56 jaar met een dun baardje, installeert zich een dag per week aan een tafeltje in cafe 'Kazan' en twee dagen in cafe 'Chbar' in het centrum van Tanger. Daar doet hij zijn zaken. Hij ontvangt er de betaling voor de overtocht, be studeert alle gevallen en wijst naar ei gen goeddunken de gelukkigen a r zijn k i uitge- Ahmed heeft een bijzondere baan; hij is handelaar in mensen. Met een team helpers houdt Chakkoch zich bezi^ met het vinden van de schepen die niet via de reguliere wegen Span- ieroftewel Europa, binnen kunnen komen. Zij zouaen aan de grens wor-, den teruggestuurd naar hun landen van herkomst. Dus proberen zij het op deze clandestiene manier. Zij worden de nieuwe 'bootvluchte lingen' genoemd of de 'natte ruggen'. Bijna elke week is er nieuws over hen. Nu eens doordat zij in Spanje gear resteerd worden, dan weer omdat zij door gebrek aan zuurstof in het scheepsruim stikken. Voor die over tocht hebben zij dan al drie maal het salaris van een hoogleraar in Marokko betaald. Hun doel is simpel en altijd hetzelfde: Europa, in hun ogen het paradijs op aarde. „Ik belast mijzelf met de plaatsing van deze mensen op boten. Wij heb ben meer dan 2000 mensen op de wachtlijst staan. Wij kunnen hen niets garanderen behalve hen op de Spaan se kust te zetten", zegt Chakkoch. „Wij vragen hiervoor tussen de 5000 en 6000 dirham (975 en 1170 gulden), die zij tevoren betaald moeten heb ben. Wij vragen hen zich te verbergen en als de gelegenheid voor de over tocht is gekomen, waarschuwen wij hen". Een volle boot levert al ras een bedrag van 70.000 gulden op. zijn 'ticket' in de cember en kwam daarmee op de wachtlijst te staan. Zo'n 2000 wachten den gingen hem Voordat hij aan boord kon gaan, be gonnen de proble men echter al. „Op oudejaarsavond hield de Marok kaanse politie in Tanger een razzia, waarbij ze mijn kwitantie van de bootreis vonden. Ze arresteerden me. Twee politieagen ten hesen me in een mee naar een bos, sloegen me in el kaar en stalen alles wat ik bij me had", vertelt Tahib. „Bo vendien hadden ze mijn documenten afgenomen. Maar omdat ik al betaald had voor de boot besloot ik door te gaan met mijn poging om aan de andere kant van het water te ko- Op 5 januari kreeg hij bericht dat het zo ver was. Midden in de nacht ging Tahib aan boord, samen met 39 mannen en twee vrou wen. „Ze zeiden dat ze ons op een bepaalde plaats aan de Spaanse kust zouden achterla ten. Ik had niets, maar was vastbesloten om al het nodige te doen om in Milaan te ko- van me in de bouw werkt. Hij had me ge schreven dat hij me zou helpen om aan werk te komen." Tahib dacht dat hij niets meer te verliezen had, maar daarin bleek hij zich te ver gissen. „Toen we op het punt stonden de Spaanse kust te bereiken, werden ineens krachtige schijnwerpers op ons gericht: we waren ontdekt door een patrouille boot van de Spaanse politie. Er ontstond totale paniek. Allemaal sprongen we in Tiet water", herinnert Tahib zich. Terwijl de politie versterking kreeg maakte Tanib gebruik van zijn zwemta- lenten en zwom, naar eigen zeggen, tachtig meter onder water naar een paar rotsen aan de kust, in de buurt van de Spaanse stad Tarifa. „Maar toen kwam het ergste. Ik moest dagenlang door de bergen lopen en ik was constant bang dat ik zou worden ontdekt. In het begin was het vooral de knagende honger die me kwelde, maar na een tijdje verdween die. Ik vervolgde mijn weg, zonder ophouden, maar soms viel ik in slaap omdat ik zo verzwakt Op 15 januari werd Tahib gevonden door twee Spaanse broers, Francisco en Carlos Suarez, terwijl hij als „een zom bie" langs de spoorrails liep, met ge scheurde kleren, op drie kilometer van de stad Algeciras. als dat van dui zenden andere il legalen. Dat Ta- hibs verhaal aan de vergetelheid ontrukt werd is te danken aan de ge broeders Suarez die naar de lokale kranten stapten. Humanitaire orga nisaties veroor deelden de om standigheden waarin de illegalen in Tarifa moesten verblijven: het ontbreken van mi nimale sanitaire voorzieningen, rechtshulp of tol ken. bevindt zich nu in iTanger, waar hij we's schoonmaakt in een restaurant. Hij is van plan een nieuwe som geld bijeen te brengen om opnieuw de over tocht naar Europa te kunnen bekostigen. „Als ik moet kiezen tussen hier lang zaamaan te sterven of doodgaan aan de overkant, dan geef ik de voorkeur aan het laatste", beweert Tahib op dramati sche toon. Tahib is een van de duizenden Afrikanen die het niet gelukt is de overtocht naar Europa met succes te volbrengen. In 1991 werden volgens de provinciale overheid in het Zuidspaanse Cadiz 1688 espaldas mojadas (natte ruggen), zoals De twee jongens namen hem mee naar de boerderij van hun vader, gaven hem j eten, verzorgden zijn wonden en gaven hem nieuwe kleren. Toen hii weer wat was opgeknapt kreeg hij zelfs werk van hen. De arts Alberto Gutierrez, verbon den aan de communistische vakcentrale CCOO, die Tahib behandelde, zei dat de Marokkaan „op het randje van de dood balanceerde toen hij gevonden werd". Tahib's geluk was echter van korte duur. Op 17 februari kwamen enkele politie agenten naar de boerderij van de familie Suarez. Iemand had de jonge Marokkaan dé illegale overstekers genoemd worden, verraden aan de politie. Tahib werd ge arresteerd wegens illegaal verblijf. Bo vendien had hij geen enkel document op zak. Na een kort verblijf op het politiebureau werd hij overgebracht naar het detentie- centrum in Tarifa, een voormalig kust wachtstation met een oppervlak van twintig vierkante meter, dat ruimte biedt aan twintig personen. In de praktijk her bergde het 78 gearresteerde illegalen. Daarmee eindigde de Odyssee van „de zombie van Tarifa" op dezelfde manier gen. Deze cijfers weerhouden Tahib er niet van zijn droom te blijven koesteren: „Er wordt gezegd dat veel mensen tijdens de overtocht verdrinken. Maar de brieven en de foto's die mijn oom uit Italië op stuurt hebben me ervan overtuigd het toch te proberen. Bovendien kunnen we hier de Spaanse televisie ontvangen. Als je dat allemaal ziet zou je wel gek zijn om hier te blijven." Militairen van de Dnjestr-republiek in een loopgraaf bij Dubossary. FOTO EPA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1992 | | pagina 2