mzien in
verbazing
Boze mannetjes
ZATERDAGS
BIJVOEGSEL
D
ZATERDAG 15 FEBRUARI 1992
K W I J
Karei van het Reve: „Wat er nu in
de voormalige Sovjetunie gebeurt
is een proces dat nog nooit eerder
heeft plaats gehad. Het is een
wonder dat er nog geen burger
oorlog is uitgebroken."
FOTO GPD ROLAND DE BRUIN
ceesv
nhoore
De ouderdom komt met gebreken. Ook
bij Karei van het Reve (70). Na een
moeizaam begin van het gesprek,
waarbij hij de vragen kort beantwoordt en dan de
interviewer weer met priemende blik aankijkt, zegt
hij dat hij het zo jammer vindt dat hij niets meer
ruikt. „De wereld om mij heen is daardoor onwer
kelijk geworden. Het is net televisie. Er speelt zich
iets af voor mijn ogen, maar het lijkt zo weinig re-
eel. Ik voel de grond onder mijn voeten, de wind
langs mijn wangen, maar ruiken doe ik niets meer.
Met die reukzin zijn ook sommige herinneringen
verdwenen. U weet dat geuren uitstekende voertui
gen zijn voor de herinnering. In 'Een grote bruine
enveloppe', mijn laatste boek, schrijf ik in 'Bij mijn
eigen dood' dat ik het tragisch vind dat ik baby's
niet meer kan ruiken. Die géur mis ik inderdaad.
Sommige geuren herinner ik me echter wel. Ik weet
bijvoorbeeld nog hoe bijjiet bandenplakken een
binnen- en een buitenband rook. En hoe Rusland
rook in de tijd dat ik er was. De benzine heeft daar
een lager octaangehalte en dat ruik je. Als je in
Moskou met een pomp wat lucht zou opzuigen en
die er hier voor een paar Rusland-kenners uit zou
pompen, zouden ze meteen zeggen: hé, dat is Rus
land. Maar die lucht herinner ik me dus, ik zou
hem niet meer kunnen ruiken."
„Ik begin ook dingen te vergeten. U weet mis
schien dat ik destijds voor elke fout die iemand
voor het eerst in mijn 'Geschiedenis van de Russi
sche Literatuur' zou vinden een tientje heb uitge
loofd. Ik ben een keer in Deventer en er komt een
jongeman naar me toe die zegt dat ik de namen
van het duo Janssen en Janssen uit Kuifje verkeerd
heb geschreven. Oké, ik geef hem een tientje. Komt
er na afloop een dame naar me toe met het volledi
ge werk van Kuifje. Ze laat me zien dat die namen
daarin telkens anders worden geschreven. Terug
mijn tientje, zeg ik tegen die jongeman. Dit verhaal
herinner ik me omdat ik het al zo vaak heb verteld.
Anders zou ik het misschien hebben vergeten. Met
schrijven is dat vergeten wel lastig. Soms weet ik
niet meer of ik bepaalde dingen al eens heb ge
schreven. Maar er zijn mensen die alles over mijn
werk weten en die bel ik dan wel eens op."
Sacharov
Van het Reve ging in 1967 als correspondent voor
Het Parool naar Moskou. Op de expositie zijn enke
le artikelen uit zijn Russische periode te zien. Een
ervan is het zogenaamde Memorandum van Sa
charov. „Ik kwam toen dagelijks bij United Press.
Dat was heel leuk. Je mocht zelfs van ze stelen, als
je af en toe ook maar iets aan hen gaf. Ik heb dat
memorandum van Sacharov aan United Press ge
geven, maar de chef daar, een man die al dertig jaar
in Moskou zat en goede contacten had, was bang
en durfde het niet te publiceren. Wie zegt mij dat
het door Sacharov is geschreven, zei hij. Terwijl hij
wist dat het echt was. Een goede journalist voelt
dat."
„Ik zou niet meer als correspondent in Moskou
willen zitten. Daarvoor ben ik te oud. Maar als ik
zie wat die correspondenten nu allemaal doen, met
wie ze allemaal kunnen spreken - toen ik er was
kon je eigenlijk niks schrijven. Er was geen nieuws
en je kon met niemand praten. Het was heel moei
lijk een kennissenkring op te bouwen onder de
Russen. Nu komen de correspondenten overal. In
mijn tijd waren er alleen maar officiële nieuwsbe
richten die de Russen uitgaven. En die mochten wij
overschrijven. Dat accepteerden ze bij de krant
omdat ze toch een correspondent in Moskou wil
den hebben. Vonden ze r
gewone telexberichten zett
respondent', net alsof ik
had gevon
den."
„Ik kwam natuurlijk
maar daarmee moest je
heel voorzichtig om
springen. Als ik iets had,
gaf ik het ook meteen
aan andere correspon
denten, zodat ik nooit de
enige was die een be
paald bericht had. Dan
rekende ik uit dat ze mij
niet voor konden zijn met publiceren. Veel last van
de KGB hadden we niet. Ze hebben een keer een
auto van een correspondent van Associated Press
in brand gestoken. Maar ze hebben eerst keurig ge
wacht totdat-ie eruit was. Dat KGB-dossier van mij
zou ik graag eens willen zien. Net zoals mijn BVD-
dossier. Met Igor Cornelissen heb ik eens het plan
gemaakt om honderd BVD-dossiers
boek u
geven. Zoiets moet te doen zijn."
Verveloos
„Maar goed, we hadden het over Rusland. Als je
een half jaar in Rusland bent geweest en je komt
terug in Nederland, dan lijkt het alsof alles hier op
nieuw is geschilderd. Er is een ontzettende verve
loosheid daar. Er is geen verf en ook geen animo
om te 'schilderen. Een socialistische economie
brengt enorme tekorten met zich mee, tekorten die
anders alleen maar bij natuurrampen en oorlogen
optreden. Ja, als er eens een Amerikaanse president
komt, dan willen ze een straat nog wel eens een
beetje opschilderen."
„Wat er nu in de voormalige Sovjetunie gebeurt
is een proces dat nog nooit eerder heeft plaats ge
had. Het is nog een wonder dat er geen grote ram
pen gebeurd zijn. Dat er nog geen burgeroorlog is
uitgebroken. Want als het ergens heel beroerd gaat,
dan bloeit het nationalisme op. Dat zie je telkens
weer. Dan moet er een groepering gevonden wor
den die men de schuld in de schoenen kan schui
ven. Tot nog toe zijn er alleen nog maar op kleine
schaal conflicten geweest. Armenië, Azerbeidjan,
Georgië."
„Gorbatsjov heeft gedacht dat hij het systeem
van binnenuit kon veranderen. Maar hij had het
moeten opheffen. Je kunt binnen zo'n systeem tot
op zekere hoogte liberaliseren, maar het houdt na
tuurlijk 'n keer op. Het economische systeem in de
voormalige Sovjetunie was alleen maar mogelijk
omdat niemand er iets over mocht zeggen. Maar
als je er vrijelijk over kunt schrijven en spreken, dan
is het niet te handhaven. En dat heeft Gorbatsjov
niet ingezien."
„Het is erg moeilijk om iets zinnigs over de situa
tie daar te zeggen. Ieder-
een die enige competen
tie had op het gebied
van de Ruslandkunde is
die nu kwijt. De Oost
europa-deskundigen
zijn allemaal Clavans ge
worden. Ze wisten er al
niet zo veel van, maar
nu helemaal niet meer.
Ja, wat voor volkeren
daar zijn en wat voor in-
dustrie er is, dat kunnen
ze je nog wel vertellen.
Maar dat kan ieder ander zo, met het blote oog,
ook wel zien."
- Hoe voelde
wereld u?
„Ik heb mt
nalisten dan
Ik had wel a
nu nog wel eens geb
New York Times. Hij
Amerikaanse vorm v
'professor'."
- Ziet u een onderscheid tussen de Amerikaanse
journalistiek en de journalistiek zoals die hier wordt
beoefend?
„Ja, de Amerikaanse journalisten zijn veel beter
'dan de Nederlandse. Als ik hier wel eens een stukje
in de krant las over een dissident, was heel vaak
zijn naam verkeerd gespeld of schreven ze dat hij
in Siberië had gezeten als dat niet zo was. Ik ben
geabonneerd op de Herald Tribune. Daarin kom je
bijna nooit een fout tegen. En de onderzoeksjour-
Karei van het Reve: 'De
Oosteuropa-deskundigen
zijn allemaal Clavans
geworden'
Karei van het Reve. De 'geleerde
broer' van Gerard. Ex-hoogleraar
slavistiek aan de Rijksuniversiteit
Leiden. De man die met zijn Hui-
zinga-lezing 'Het raadsel der on
leesbaarheid' een fragmentatiebom
gooide in het kippenhok van de Ne
derlandse literatuurwetenschap.
Essayist, schrijver en ooit Rusland
correspondent voor Het Parool,
waarin hij nog tweewekelijks een
column schrijjt. Ter gelegenheid
van het Festival Russische Litera
tuur (6, 7 en 8 maart) is er in het
Letterkundig Museum in Den Haag
een expositie ingericht over 'Karei
van het Reve en Rusland'.
nalistiek is in Amerika veel beter ontwikkeld dan in
Nederland."
„Neem nu eens de ontvoering van Caransa. Het
was toevallig een kennis van mij die destijds het
losgeld moest overhandigen aan de daders. Nader
hand moest hij naar het politiebureau om een col
lectie foto's van verdachte figuren te bekijken. En
ja, hoor, de twee ontvoerders zaten erbij. De vol
gende dag gaat hij in het bijzijn van de rechter
commissaris terug naar het bureau, en wat blijkt?
Die twee foto's zijn spoorloos verdwenen. Nergens
meer te vinden. Die ontvoerders hebben natuurlijk
een vriendje bij de politie gehad. Een Amerikaanse
journalist had dat in twee dagen boven tafel gehad,
maar hier gebeurt er niets."
„Met het paspoortenschandaal idem dito. Je kon
toch aan dat Lombroso-hoofd van die drukker, die
man met die doorlopende wenkbrauwen - aan dat
hoofd kon je toch zien dat het een boef was. Die
man deugde niet. Waarom had hij die opdracht ge
kregen en niet Enschede, zoals te doen gebruike
lijk? Ik denk dat een paar hoge functionarissen iets
aan hem verplicht waren. Ook nooit iets mee ge
beurd in de Nederlandse journalistiek."
„Wat je hier ook mist is de absolute scheiding
tussen meningen en feiten. Als iemand hier een
verslag van een gebeurtenis maakt, wordt dat
meestal met een dikke lepel saus van zijn eigen
mening overgoten. Dat hoef ik in zo'n bericht niet
te lezen. Ik wil weten wat er gebeurd is."
- In 'Een grote bruine enveloppe' schrijft u dat u nog
steeds de muziek niet weet die ze bij uw begrafenis
moeten draaien. Weet u die inmiddels?
en stuk zijn dat niet te be-
gezocht. Af en toe hoor ik
oi, maar dan vergeet ik het
•n muziekliefhebber, maar
hele onontwikkelde. Bij mij houdt de muziek
bij 1830 op. Na 1830 ken ik eigenlijk geen muziek
meer die mij ontroert. Verdi en Tsjaikovsky, wat
toch heel begrijpelijke componisten zijn, doen me
niks. Maar ja, vóór 1830 is er een heleboel muziek
geschreven, dus ik kan vooruit. Sinds kort hebben
we een cd-speler. En we hebben wel tien cd's."
„Nee. Maar het moet
kend is, ook weer niet ti
iets en denk ik: dat is mi
schrijven. Ik ben
- Wat mij zo heeft ontroerd in uw stuk 'Bij mijn ei
gen dood' is dat iterhaal over die Komintern-agent
Die man die bij uw ouders over de vloer kwam en
naderhand is onthoofd. U vraagt zich af wie nog
aan hem zal denken als u dood bent
„Mooi dat u dat zo ontroerend vindt. Ik dacht
ook dat het een mooie uitsmijter was voor dat ver
haal. En het is natuurlijk inderdaad zo dat met je
dood ook je herinneringen verdwijnen. Zo is het nu
eenmaal. Ik weet ook niet
i zich tussen die journalisten? Lag die
altijd beter thuis gevoeld tussen jour-
ussen schrijvers. Die wereld is reëler.
Moskou. Ik word
door een journalist van de
emt me 'Chuck', een lullige
Karei. Of hij zegt spottend
- U bent toch nog een keer met uw auto te water ge
raakt?
„Dat was op het Rapenburg in Leiden, in de win
ter. In nog geen uur tijd was het spiegelglad gewor
den. Ik parkeerde mijn auto heel voorzichtig aan de
gracht. Maar toen ik mijn wielen recht wilde draai
en, gleed die auto ineens naar voren. Het liep wat
af daar. Het ging heel langzaam, maar te snel voor
mij om eruit te kunnen springen. Gek, de auto bleef
drijven. Ik dacht zelf dat ik al op de bodem van het
Rapenburg stond. Daar maakte ik me wel zorgen
over. Gelukkig kwam er net een bouwvaker langs
en die heeft zijn ladder in het water gezet en de au
to naar zich toe getrokken. Hij stak me zijn hand
toe en riep: 'Kom d'r uit, klootzak!'. Toen ik op de
kant stond zag ik de auto nog net in de diepte ver
dwijnen. Sindsdien parkeer ik nooit meer langs het
water als er geen hekjes staan."
- Waarom l>ent u eigenlijk nooit in Leiden gaan wo
nen toen u daar hoogleraar was?
„Nee, dat heb ik nooit gewild. Die stad staat te
veel in het teken van de universiteit. Het leek me
altijd erg eng om te wonen in zo'n kleine provincie
stad, waar iedereen je dan na verloop van tijd kent.
Dat ze over je zeggen: 'Kijk eens, daar loopt profes
sor Van het Reve'."
STEWARD: „We zullen
ons best doen de
vlucht voor u zo aange
naam mogelijk te maken."
Zakenman 1 (giftig): „Dat kan al
niet meer!"
Zakenman 2 (sissend): „Lousy
Zakenman 3 (klagend): „Dat lukt
t meer, vertrekken om vijf
acht."
Zakenman 4 (ironisch): „Mis
schien hadden ze het helemaal
Dver vandaag vijf voor acht!"
Steward (in verlegenheid): „Nou
Heren, lukt het vandaag niet, dan
zullen we in ieder geval ons best
doen de volgende keer alles op
tijd te laten verlopen."
Zakenheren 1 t/m 4 (spottend):
„Hoe bedoelt u de volgende
keer? Welke volgende keer?"
Plaats van handeling is balie
B80, Schiphol, vrijdagavond. Een
hele lading passagiers is daar ge
dropt, toen het toestel waar ze al
ten vanwege een technisch
defect toch niet bruikbaar bleek.
Een volgend toestel is nog niet
startklaar en de vertraging is in
middels opgelopen tot zo'n twee
Helemaal vooraan bij de vei-
ligheidskontrole staat een kluit
zakenlieden te wachten met een
porem alsof dit hun natuurlijke
plaats in de pikorde is: 'Ik kom
eerst'.
De heren zijn allemaal in uni
form: grijszwart kostuum of grij-
broek/blauwe blazer, wit over
hemd, stropdas en attachékoffer
bruin of zwart. Als ik mijn
ogen half dicht knijp, lijken ze in
hun kleurloze uitdossing op de
»a die je zo ongeveer moet
krijgen als je een troep pinguins
ratten kruist.
Hooglijk gefrustreerd door de te
genslag, storten ze zich massaal
op de steward om hem het leven
te maken, schelden zijn
maatschappij uit voor rotte vis,
kijken tussendoor hoofd
schuddend rond met een gezicht
alsof ze willen zeggen: „Hoe is
het in godsnaam mogelijk? Wie
in dit universum haalt het in z'n
bolle hoofd om mij dit te flikken?
Het heftige, gefrustreerde gedoe
van de zakenheren vormt een
schril contrast met het rustige
gedrag van een aantal andere
passagiers die op een stoel voor
zich uit zitten te kijken, zitten te
slapen of te lezen. Wat maakt dat
en zo heel anders omgaat
de onlustgevoelens die zo'n
situatie oproept dan de ander?
Een deel van het antwoord levert
een psychologische theorie die
wel de cognitieve adaptatie- of
aanpassingstheorie (COAD)
wordt genoemd. Eenvoudig ge
zegd stelt de COAD-theorie dat
mensen op het moment dat ze
een situatie binnenstappen, een
bepaald (vaak onbewust) pa
troon van verwachtingen hebben
over hoe die situatie zal verlopen
en hoeveel controle ze zelf over
dat verloop kunnen uitoefenen.
Voorbeeld: de onderdanige wijze
waarop de meeste mensen de
behandelkamer van een arts bin
nenstappen is een uiting van het
feit dat ze al bij voorbaat de con
trole over wat daar zal gebeuren
uit handen hebben gegeven. Het
is vermoedelijk een van de rede
nen ^at sommige patiënten in
die kamer handelingen (soms
meerdere) aan zich laten voltrek
ken waarover zijzelf en anderen
achteraf verbijsterd zijn.
n die we he
ben over hoe een situatie zal ver
lopen en hoeveel controle we er
over zullen hebben, worden vol
gens de COAD-theorie door twee
dingen bepaald. Op de eerste
plaats door vroegere ervaringen
met dezelfde of een soortgelijke
situaties - als je met een arts ge
trouwd bent of je hebt allerlei
artsen in je kennissenkring, dan
is de kans dat je je in een behan
delkamer kritisch opstelt natuur
lijk groter.
Op de tweede plaats speelt ons
zelfbeeld een belangrijke rol. Hoe
je tegen jezelf aankijkt, hoe zwak
of sterk, competent of incompe
tent je jezelf vindt, bepaalt mede
hoe actief, passief of agressief je
in nieuwe, ongewone of onver
wachte situaties optreedt.
Als een situatie volstrekt anders
(in negatieve zin) uitpakt dan je
verwacht had, dan is de eerste
reactie meestal ongeloof en ver
warring. Alr. je op een dag volko
men argeloos van je werk thuis
komt en op de keukentafel de
mededeling aantreft dat je part
ner 'm voorgoed gesmeerd is,
heeft dat het effect van een psy
chische aardbeving die je inner
lijke wereldbeeld in puin gooit.
Het kan tijden duren voordat je
enigszins de realiteit kunt aan
vaarden, en al die tijd ben je in
nerlijk ten prooi aan min of meer
heftige onlustgevoelens.
Het zijn die gevoelens die de
brandstof vormen voor iemands
reacties op zo'n onverwachte si
tuatie. Die reacties kunnen de
vorm aannemen van proberen
de situatie alsnog ongedaan te
maken, van proberen ophelde
ring te krijgen over het waarom,
van heftige agressie tegen de an
der of juist tegen jezelf (hoe heb
ik zo blind kunnen zijn en niet
gezien wat er al lang aan de hand
was?) of van pogen om in het on
vermijdelijke te berusten.
Er zijn mensen die zich op grond
van ervaring en zelfbeeld al heel
snel, vaak veel te snel, als mach
teloos beschouwen om zelf iets
aan de situatie te veranderen. Ze
schieten in een reactie van 'ge
leerde hulpeloosheid', zoals psy
chologen dat noemen. Ik kom af
en toe mensen tegen bij wie in
derdaad van de ene op de andere
dag de partner is weggelopen en
die, zelfs als er contact is, zich
niet in staat voelen de wegloper
uitleg en verantwoording te vra
gen. Ze wachten tot de ander uit
zichzelf de goedheid heeft daar
over te beginnen, en soms is dat
wachten tot Sint Juttemis.
Zo zijn er ook mensen die wach
ten tot de dokter hen uit zichzelf
uitlegt waar het allemaal goed
voor is wat hij of zij voorschrijft
of aanraadt, met als gevolg dat ze
die uitleg vaak niet krijgen. De
geleerde hulpeloosheids- reactie
is volgens een reeks van onder
zoekers een belangrijk broeinest
van depressies en zou vaker bij
vrouwen dan mannen worden
aangetroffen.
Er zijn ook mensen die van geen
ophouden weten en het vertik
ken om zich, ook tegen beter we
ten in, neer te leggen bij het feit
dat ze over een bepaalde situatie
absoluut geen controle (meer)
hebben, dat ze er niets aan kun
nen veranderen. Het lijkt er op
alsof toegeven dat ze machteloos
zijn, gelijk staat aan een verkla
ring van minderwaardigheid, als
of hun ego zo'n boodschap niet
kan verteren. In plaats van hun
machteloosheid te accepteren,
vertonen ze precies de tegen
overgestelde reactie, reageren ze
met agressie zoals de zakenheren
bij Schiphol-balie B80 deden.
Of zoals sommige mensen doen,
die tot in lengte van jaren een
weggelopen partner, ook als die
al lang een ander heeft, blijven
lastig vallen. Deze (vaak agressie
ve) manier van omgaan met een
veriiessituatie of tegenslag heeft
niet zelden ook de functie van
verdedigingswal tegen gevoelens
van angst, verdriet of minder
waardigheid die de persoon in
kwestie zouden overspoelen als
hij of zij de realiteit van 'ik ben
machteloos, ik kan niets meer, ik
heb verloren' zou toelaten.
Psychologen spreken over zo'n
reactiepatroon vaak als angst
voor controleverlies of defensivi-
teit, en dat patroon zou vaker bij
mannen als vrouwen voorko
men. Mannen die hoog scoren
op een test voor defensiviteit
zeggen vaak in spanningverwek
kende situaties dat ze ontspan
nen en oké zijn, terwijl metingen
van hun lichaamsreacties bewij
zen dat ze wel degelijk allerlei
spanningreacties
DEFENsrvrrtnr is vermoedelijk
een van de redenen waarom
mannen vaak te laat hulp zoeken
voor lichamelijke en psychische
problemen. Het is zeker ook een
reden dat mannen die een licha
melijk probleem hebben (bij
voorbeeld een hartinfarct) moei
te hebben zichzelf een nieuwe,
aangepaste levenswijze aan te
Kortom: door te doen alsof je al
les in de hand hebt, loopt het
vaak juist uit de hand.
RENE WEKSTRA
hoogleraar klinische en
gezondheidspsychologie