Onderwijs
Alleen voor de 'allerbesten'
Zwemmen of verzuipen
'Opleiding Restauratoren'
ziet erkenning vak stijgen
Dinsdag 14 januari 1992 Redactie; 071-161100 Eindredactie: PAUL DE TOMBE Vormgeving; HENK BUIS
Uniek tweede-fase mode-onderwijs aan Arnhemse Hogeschool
Een opleiding waar alleen
plaats is voor de 'aller
besten'. Misschien klinkt
het een beetje pedant,
maar om die kleine groep
modestudenten gaat het
bij de opleiding Mode
Vormgeving en Strategie
aan de Arnhemse Hoge
school voor de Kunsten.
ARNHEM HENK MEUTGEERT
Het is een studie van 14 maan
den voor een zeer beperkt aan
tal mensen dat de mode-afde
ling van de kunstacademies (en
in een enkel geval een van de
particuliere mode-opleidingen)
met goed gevolg heeft afgeslo
ten. Afgelopen december stu
deerden de eerste elf 'art direc
tors' af aan deze, nu nog experi
mentele, tweede-fase opleiding.
Inmiddels is een tweede groep
van negen studenten begonnen.
Met de experimentele twee
de-fase opleiding Mode Vorm
geving en Strategie verstevigt de
Arnhemse Hogeschool haar
toch al goede positie binnen het
mode-onderwijs. Arnhem is
door de minister al aangewezen
als de enige plaats in Nederland
waar deze vorm van onderwijs
over een paar jaar moet worden
gegeven. Vergelijkbare opleidin
gen zijn alleen te vinden in Lon
den en Milaan.
Mode-joumaliste en psycho
loge Henriëtte Verburgh houdt
zich sinds 1987 bezig met Mode
Vormgeving en Strategie, en is
nu coördinator en docente mo-
depsychologie. Vier jaar geleden
werd ze door Gisela Prager,
hoofddocent modevormgeving
van de 'gewone' mode-oplei
ding van vier jaar aan de Arn
hemse Hogeschool, gevraagd
haar gedachten te laten gaan
over een nieuwe 'kopstudie' die
in de plaats van het, door de
verkorting van de studieduur,
nu afgeschafte vijfde jaar zou
moeten komen.
„De aansluiting tussen oplei
ding en bedrijfsleven zat niet
goed, iets wat al jaren speelde",
zegt Verburgh. Mode Vormge
ving en Strategie rolde uiteinde
lijk uit de bus. Een opleiding die
een startsubidie van het Minis
terie van Onderwijs kreeg,
wordt ondersteund door verte
genwoordigers van een groot
aantal bedrijven (van Esprit en
People of the labyrint tot Zee
man en Marca) en die voor een
deel door het bedrijfsleven
wordt gesubsidieerd.
Goedkoop is het jaar studeren
in Arnhem niet, studiefinancie
ring is (nog) niet mogelijk en
het collegegeld bedraagt 10.000
gulden. Het bedrijfsleven subsi
dieert het collegegeld wel met
ROTTERDAM*
JOLANDEVAN DER GRAAF
De stap van de basisschool naar
de middelbare school is voor de
meeste kinderen eigenlijk een
reuzensprong. Wie herinnert
zich niet die eerste, spannende
dag op de 'grote' school? Dat
gevoel van 'nu gaat het echt ge
beuren' en tegelijkertijd de af
knapper om weer voor lange
tijd 'het groentje' te zijn. Een
groot gebouw, vreemde kinde
ren en steeds weer andere lera
ren die met heel nieuwe vakken
aankomen.
Toch is die sprong voor negen
van de tien kinderen een peule
schilletje. Zij hebben weinig
problemen met alle veranderin
gen, passen zich goed aan en
zullen de school met weinig
problemen doorlopen en in een
keer het diploma halen. Maar
voor ruim 10 procent van de
leerlingen is dat anders. Deze
kinderen aarden niet op de
nieuwe school. En dat is echt
niet altijd de schuld van het
kind zelf.
De Rotterdamse hoogleraar
onderwijssociologie prof. dr.
J.M.G. Leune heeft de afgelopen
jaren heel wat onderzoek ver
richt naar het effect dat de
schoolwisseling op kinderen
heeft. Hij kwam tot de conclusie
dat het mislukken op de mid
delbare school, wat zich
meestal al tijdens het eerste
6500 gulden, maar de studenten
moeten er rekening mee hou
den dat een baantje naast de
studie zo goed als onmogelijk is.
Zestig uur studie per week is
meer regel dan uitzondering.
„Het klinkt vreselijk, maar we
moeten echt de allerbesten
hebben", zegt Henriëtte Ver
burgh. „Mensen die leiding
kunnen geven, maar zeker geen
marketing-managers. Studen
ten die straks weten wat de be
tekenis van mode en kleding is
in de maatschappij, die oog
hebben voor de lange-termijn-
trends." Of, zoals het in de
brochure van de Arnhemse op
leiding staat 'art directors die in
staat moeten zijn een beproefd
beeld en succesvolle strategie
tijdig aan te vullen, te wijzigen
en te vervangen-'.
Het is duidelijk dat de selectie
voor de opleiding niet gemak
kelijk is. Zo moeten degenen die
zich aanmelden duidelijk hun
getalenteerdheid bewijzen in
een aantal gesprekken. Stage
adressen en andere referenties
worden nagetrokken, bij docen
ten wordt geïnformeerd.
„Het gaat om contactuele,
commerciële, organisatorische
en conceptuele talenten die de
studenten duidelijk aantoon
baar hebben moeten", aldus
Verburgh. „Want uiteindelijk
schooljaar openbaart, allerlei
oorzaken heeft.
„Vaak is dat terug te voeren
op de schoolkeuze", vertelt Leu
ne. „Je ziet steeds meer ouders
die te hoog grijpen en die hun
kind naar een school sturen die
niet aansluit Qp de capaciteiten.
Dat is wel begrijpelijk; we leven
immers in een tijd waarin het
diploma steeds belangrijker
wordt en tegelijkertijd steeds
verder devalueert. Vooral lbo-
kinderen belanden in toene
mende mate op de mavo, ter
wijl ze daar niet thuishoren.
Met rampzalige gevolgen: of het
kind moet na een aantal jaren
toch naar een andere school, en
dat is heel vervelend voor hem
of haar, of het zal steeds meer
gaan spijbelen en uiteindelijk
zonder diploma voortijdig de
school verlaten."
Leune pleit ervoor om altijd
het advies van de basisschool te
volgen. Dat advies is in zijn
ogen uiterst betrouwbaar, bo
vendien is aangetoond dat de
voorspellende waarde 'bijna
perfect' is.
Daarnaast is er een groep kin
deren die de geborgenheid van
de basisschool mist. Er is im
mers geen vaste juf of meester
meer, waarmee ze zich kunnen
identificeren. „Deze kinderen
hebben behoefte aan een orde
lijk klimaat en hebben dus ge
weldig veel moeite met de on
rust binnen het voortgezet on-
moeten degenen die hier van
daan komen straks leiding gaan
geven aan een groep ontwer
pers. Het gaat dan om weerbare
mensen, goede gesprekspart
ners die in hun werk hun beel
dende talenten op peil houden
en duidelijk gebruiken. Veelzij
dige mensen met een creatieve
diepgang."
Workshop
De opleiding aan de Hoge
school begint al meteen met
een workshop in Antwerpen. De
studenten worden in een totaal
andere omgeving geplaatst
waar aan een opdracht wordt
gewerkt. Terug in Arnhem
wachten daarna nog ruim 13
zware maanden. Die periode
kan grofweg in drieën worden
opgedeeld. In een theoretisch
gedeelte komt vooral het psy
chosociale gebied aan de orde
in lessen als psychologie, cultu
rele antropologie en massacom
municatie.
De bedrijfsvoering komt daar
na aan bod met vakken als mar
keting, vergadertechniek, com
puterdesign, maar ook simpele
dingen als het schrijven van een
verslag of een sollicitatiebrief
worden geleerd. Daarnaast
wordt er aandacht besteed aan
consumenten- en reclamepsy-
dërwijs."
Een vroegtijdig ontluikende
puberteit heeft tot gevolg dat
kinderen op de nieuwe school
zullen proberen zich aan het ge
zag te onttrekken. „Het kan een
mooie aanleiding zijn om de
kont tegen de krib te gooien",
stelt Leune. „En als er dan ook
nog een groot verschil is in het
pedagogisch regime (bijvoor
beeld van een strenge basis
school naar een betrekkelijk
vrije middelbare school) heb je
de poppen aan het dansen."
Leune vindt dat het leeuwe-
deel van de scholen voldoende
rekening houdt met de proble
men („hoewel er scholen zijn
die veel te weinig aandacht
schenken aan veelvuldig spij
belen") en meent dat vooral
voor de ouders een belangrijke
rol in de begeleiding is wegge-
gelegd. „We moeten niet verge
ten dat een leerling per week
slechts 15 procent van zijn tijd
doorbrengt op school."
„Voor sommige ouders zal
het niet makkelijk zijn om te
helpen, maar belangrijk is het
wel. Ik denk dan vooral aan het
scheppen van een ordelijk kli
maat thuis. Dus van het begin
af aan al toezicht houden op het
maken van het huiswerk en als
het even kan je kind overhoren.
Daarnaast is het belangrijk om
een kind te stimuleren. Vraag
hoe het gaat op school, laat
merken dat je blij bent met een
goed cijfer en wees nooit nega-
chologie. Docente Senta de
Vries wijst op het belang van
deze valdcen. Immers, de inves
teringen die bedrijven doen in
een collectie vragen om een
nauwkeurige kennis van de
doelgroepen en de methoden
om die te bereiken.
Tussendoor zijn er contacten
met mensen uit het vak. Via de
lessen die ze geven, maar ook
door lezingen en seminars. Een
vol programma dat wordt afge
sloten met een afstudeergedeel-
te, overigens alleen voor dege
nen die het eerste deel van de
opleiding met goed gevolg heb
ben afgeloten.
Het eindresultaat wordt be
oordeeld door prominenten uit
de modewereld. Op die manier
slaagden na het eerste 'jaar' 11
van de 14 geselecteerden. Alle
11 hebben inmiddels de baan
die zij graag wilden, vast of free
lance.
Mannen
Het eerste cursusjaar werd be
volkt door alleen vrouwen. On
der de nieuwe groep van 9 be
vinden zich 3 mannen. Dat er
ditmaal slechts negen studen
ten zijn aangenomen heeft alles
te maken met het karakter van
de opleiding. „Veertien studen
ten was eigenlijk te veel", stelt
Verburgh, „we vinden het aan
tal van negen wat beter. We
moeten ze in een jaar naar een
bepaald niveau tillen en dat
vraagt een bijna individuele
aanpak."
Het ligt voor de hand dat een
opleiding als die in Arnhem, ze
ker met een steeds kleiner wor
dend Europa en het gering aan
tal gelijksoortige studies, een in
ternationaal karakter gaat krij
gen. Ook al omdat de mode zelf
niet aan grenzen gebonden is.
Dit jaar volgt een student uit de
voormalige DDR bijvoorbeeld
Mode Vormgeving en Strategie.
Het ligt daarom in de bedoeling
om over niet al te lange termijn
Engels als voertaal te gaan ge
bruiken.
Het klinkt allemaal mooi, en
voor degenen die de opleiding
hebben gevolgd zit het ook wel
goed. Maar daar tegenover staat
dat de banen in de modebran
che niet voor het opscheppen
liggen. Henriëtte Verburgh heft
het vingertje: „De werkloosheid
in de sector stijgt enorm", zegt
ze. „Er zijn te veel opleidingen
en velen zien mode-ontwerper
nog steeds als een romantisch
beroep. Zoiets als zangeres.
Maar ze weten niet dat er op dit
moment een enorme concur
rentieslag aan de gang is."
AMSTERDAM THEO HAERKENS
Het voetje van de kristallen roe
mer staat triest temidden van
wat bijeengeveegde scherven.
Kevers en wormen hebben zich
een weg gebaand door een fo
liant uit het rijksarchief, de
band van het boekwerk ligt er
half naast en van de kaft is wei
nig meer over. Een houten pop-
pestoeltje is van ellende in el
kaar gezakt.
Als een afschrikwekkend
voorbeeld is dit naargeestig ta
fereeltje uitgestald bij de ingang
van de 'Opleiding Restaurato
ren' in Amsterdam. 'Slecht Be
heer' licht een bordje ten over
vloede toe. Met een goed be
heer was het met deze muse
umstukken nooit zover geko-
WUlemien 't Hooft, directeur
van de opleiding die sinds 1978
bestaat, kan het niet duidelijker
zeggen. Met hun kennis van za
ken zijn restauratoren (zo ge
noemd om het onderscheid aan
te geven met de restaurateur die
ook een restauranthouder kan
zijjn) bij uitstek geschikt om het
cultureel erfgoed in ons land,
dat overal en nergens is opge
slagen, te behoeden voor het
immer loerend verval. Door
schilderijen, tekeningen, boe
ken, wandkleden, meubilair en
aardewerk zorgvuldig en met
kennis van zaken op te bergen,
kan de natuurlijke achteruit
gang flink worden afgeremd. En
dat voorkomt veel restauratie
werk.
„Vocht, licht en vervuilde
lucht betekenen op den duur de
ondergang voor veel museum
stukken. Maar de mens is de
grootste boosdoener bena
drukt 't Hooft. „Boeken die al
door in de hand worden geno
men en waar steeds weer in
wordt gebladerd, zijn op het
laatst letterlijk stukgelezen en
vallen dan uit elkaar. Dat is echt
een probleem."
Voorkomen verval
Pas de laatste 25 jaar zijn musea
ervan overtuigd dat het voorko
men van verval minstens zo be
langrijk is als het restauratie
werk zelf. En dat heeft de waar
dering voor het vakmanschap
van de restaurator geen kwaad
gedaan. Hij is niet langer de
man met de gouden handjes die
in de kelder van het museum
zwijgend zit te poetsen tot een
vergeeld schilderij zijn spranke
lende kleuren weer prijs geeft.
„Zo hier en daar zit zelfs al een
restaurator in de staf van een
museum. Dat was 20 jaar gele
den ondenkbaar", glimlacht de
directeur van de Opleiding Res
tauratoren tevreden.
De eisen die aan de restaura
tor worden gesteld, liegen er
niet om. Het toelatingsexamen
voor de opleiding is daar een af
spiegeling van. Behalve liefde
voor het cultuurgoed, is hand
vaardigheid een eerste vereiste.
Gevoel voor stijl en kleur zijn
onmisbaar. „Maar wie geen
kaas heeft gegeten van chemie,
wordt afgewezen, want dat is
hier zonder meer een struikel
blok. Bij de restauratie van mu
seumstukken wordt een veel
heid van materialen toegepast,
er komen steeds nieuwe bij en
die moet je echt allemaal ken-
Ongelukkig genoeg hebben
scholieren met belangstelling
voor kunst en cultuur daar
doorgaans weinig belangstelling
voor.
Handvaardigheid
Wie de opleiding wil volgen,
moet ter plekke bewijzen over
een grote handvaardigheid te
beschikken. Voor iedere studie
richting zijn de eisen anders. De
meeste studenten voelen zich
tot één materiaal aangetrokken
en dat komt goed uit, want het
is onmogelijk de finesses te ken
nen van alle disciplines. „Fysiek
is het trouwens ook niet te com
bineren. Je kunt onmogelijk 's
ochtends aan een meubelstuk
werken en later op de dag aan
de restauratie van een fijn zij
den weefsel".
De selectie is buitengewoon
streng, 't Hooft is de eerste om
dat toe te geven. „Maar wie hier
komt, kiest voor een beroep. Wij
kunnen niet hebben dat men
sen halverwege afhaken. Dat is
zonde van de energie. En van
het geld dat wordt geïnves
teerd".
De meeste hogere opleidin
gen zien uitval als een onver
mijdelijk verschijnsel waar
gehakt wordt, vallen spaanders
zo niet de Opleiding Restau
ratoren want de capaciteit is ge
ring en zal optimaal worden ge
bruikt. De hele opleiding telt
zo'n 50 studenten en dat is on
voldoende om elk jaar voor elke
richting een nieuw leerjaar te
beginnen. Zo is er nu een vierde
jaarsgroep voor textiel en ook
voor glas en keramiek, terwijl
derde-, tweede- en eerstejaars
in die richtingen ontbreken.
Het instituut heeft er geen en
kele moeite mee dat uiterst ge
motiveerde en zeer getalenteer
de mensen het toelatingsexa
men niet halen. „Die proberen
't het daaropvolgende jaar ge
woon weer en als ze het dan ha
len, zijn het vaak hele goede
studenten."
De hogere beroepsopleiding
telt vijf studierichtingen. Meu
bilair, waartoe ook interieurbe
timmeringen worden gerekend.
Papier en boeken, met dit jaar
voor het eerst de specialisatie
fotografisch materiaal. Glas en
keramiek. Schilderijen en be
schilderde objecten, zoals
beeldjes en altaarstukken. En
textilia, waaronder wandtapij
ten, kostuums, vloerkleden en
merklappen vallen.
„Maar voor herstel van be
schilderd meubilair moet de ex
pert toch de weg weten naar de
specialist op het gebied van het
schilderwerk." 't Hooft geeft
met de vlakke hand een klapje
op de zitting van haar bank.
„Denk ook eens aan de histori
sche stoffering van meubilair.
Daar weet een meubelmaker
evenmin weg mee". Een restau
rator weet nooit genoeg. Na
tuurwetenschappers en Kunst
historici komen eraan te pas om
restauraties voor te bereiden.
„De juiste vragen stellen en de
antwoorden goed interpreteren,
daar gaat het om."
De directeur bestrijdt dat er
een grote tegenstelling is tussen
de eisen die aan de studenten
worden gesteld en de dagelijkse
praktijk in het atelier waarbij
met engelengeduld soms maan
denlang aan een kunststuk
wordt gesleuteld. „Ik heb er zelf
de rust niet voor", erkent ze.
„Maar het werk is absoluut niet
saai, je kunt het vergelijken met
dat van een chirurg die ook veel
moet weten en in het dagelijks
leven met zijn handen werkt."
De soms toch onvermijdelijke
eentonigheid van restauratie
werk „alles gebeurt met de
hand" is volgens haar best te
ondervangen door beurtelings
aan verscheidene 'objecten' te
werken.
Zo snel mogelijk wordt al tij
dens de opleiding serieus res
tauratiewerk gedaan. Keramiek-
studenten gooien af en toe een
bloempot stuk om hem vervol
gens weer in elkaar te zetten.
„Het is goed om vanaf het begin
de verantwoordelijkheid te voe
len die past bij het omgaan met
kostbare en onvervangbare
voorwerpen". De afdeling meu
belen volleerde meubelma
kers staan zij aan zij met net-
gediplomeerde gymnasiasten
is nu bezig met de krukjes uit de
beurs van Berlage. „Je zoekt het
werk zo uit dat net niet mis kan
gaan."
Ingrijpend
Aanvankelijk heerste er scepsis
bij de musea. Zij zagen hun
-kostbare kunstvoorwerpen niet
graag in handen van beginners.
Maar die koudwatervrees is nu
wel overwonnen. Er wordt te
genwoordig meer dan genoeg
werk aangeboden en dat wordt
alleen geaccepteerd als het in
het opleidingsprogramma past.
De restaurator staat vaak voor
ingrijpende keuzen. „Je moet
weten wat je doet. Met een lak-
laag kun je een voorwerp be
schermen, maar kan die laag er
later ook weer af?"
Uitgangspunt is dat alle in
grepen teruggedraaid kunnen
worden, maar de praktijk is
soms anders. In de lessen res-
tauratie-ethiek komt dit soort
problemen aan bod. En het laat
zich raden dat de commotie
rond het herstel van het schil
derij "Who's afraid of Red, Yel
low and Blue III' dat aan de
overkant van het plein in het
Stedelijk Museum hangt, op het
instituut nauwlettend wordt ge
volgd. 't Hooft glimlacht als het
ter sprake komt. „Zoiets doet
het vak geen goed."
De lessen ethiek zijn geen
mooie franje, want de conse
quenties zijn verstrekkend.
Moet een museum de doorge
zakte poot van een antieke stoel
vervangen of herstellen? Het
lijkt een triviaal probleem, want
niemand mag er meer op zitten.
Maar hoe lang duurt het voor er
sprake is van nep of namaak?
Veelbetekenend merkt 't Hooft
op dat „een beetje restaurator
van zes antieke stoelen er ge
makkelijk twaalf maakt."
De overgang van basisschool naar middelbaar onderwijs
23
Studenten van de afdeling Meubilair aan het werk met historische lijsten.
foto roland de bruin
tief. In sommige huisgezinnen Tja, en natuurlijk is het van
heerst de opvatting dat iemand groot belang om naar ouder
die voor een dubbeltje is gebo- avonden te gaan en, bij moei-
ren, nooit een kwartje kan wor- lijkheden, ook zelf eens een
den. Dat heeft zeer nadelige ge- kijkje op school te gaan ne-
volgen op de schoolprestaties, men."
Docente Senta de Vries (links) en coördinator Henriëtte Verburgh van de opleiding Mode Vormgeving en Strategie aan de Arnhemse Hogeschool
voor de Kunsten. Een studie die enkele uitverkorenen opleidt voor kaderfuncties in de modewereld. foto henk rodrico