Stilte achter
gesloten deuren
in
Lang niet alle tradities zijn in de
nog resterende kloosters losgelaten,
maar wat vrijer is het bestaan er wel
geworden. Toch is het niet alledaags
dat een buitenstaander een
indringende blik achter de
schermen wordt gegund. Het
kloosterleven, van binnenuit.
Dinsdag 24 december 1991
licht. Alleen op de gang brandde een spaar-
lampje. Als je je moest uitkleden, liet je de
deur van je cel op een kiertje open, anders
zag je niks. Om kwart voor twaalf waren de
metten, tot kwart over een. In de winter was
het ijskoud. Ik heb wel eens staande staan
slapen, het boek met psalmen, pats, zomaar
uit mijn handen laten vallen. Alles stond in
het teken van strenge boetvaardigheid. Nu
zult u zeggen: wat heb je als meisje van twin
tig nu voor schuldigs gedaan? Maar daar gaat
het niet om. Het woord 'boeten' komt van
herstellen, van 'netten boeten'. Door te boe
ten hopen wij de scheuren te herstellen die
mensen in hun relatie met God hebben ge
maakt. Dat doen we nu nog hier".
Illusie
Vijfmaal per dag is er een dienst in de kapel.
Er wordt nog echt geknield. Pluche is niet
aanwezig, ook niet voor oude knieën. Ik heb
afgesproken aan alles mee te doen. Ook aan
het zingen van psalmen. Maar na een dag be
sluit ik daarmee op te houden. Mijn stem zou
de ijlte verstoren die wordt opgeroepen door
de vrouwenstemmen, en dat wil ik niet.
Het indrukwekkendste moment vind ik de
dagsluiting, als het licht in de kapel uitgaat
en er alleen nog een kaarsje voor het Maria
beeld blijft branden. De zusters draaien zich
naar de Moeder Gods toe en zingen een
hymne voor haar. Daar staan ze dan in hun
donkere pijen, als langzaam wiegende stukjes
nacht, als een beeld uit Johan Huizinga's
'Herfsttij der Middeleeuwen'.
Behalve met bidden en zingen houden de
zusters zich bezig met geestelijke begeleiding
aan mensen die dat nodig hebben. 'Bezin
nend bezig zijn', dat is het motto. En daarbij
dicht bij de wereld staan, bij de stad. Want
zei Abbé Pierre al niet: ,,In het hart van de
stad, in het hart van God"?
Het zijn vooral de wat oudere zusters die
De Bron bevolken. De meesten zijn over de
vijftig. De jongere garde bestaat uit drie zus
ters van wie er één uit België komt, uit Sint
Niklaas. Beatrijs heet ze. „Ik was onderwijze
res, maar kon daar toch niet de vervulling
van mijn leven in vinden. Ik ben beschou
wend aangelegd, was hevig geïnteresseerd in
heel het kerkelijk gebeuren. Vooral de Claris
sen. die behoren tot de Franciscaanse fami
lie, trokken mij aan. Heel vroeger kon je al
leen naar een klooster als je uit een rijke fa
milie kwam, als je van adel was. Je moest een
bruidsschat meenemen. Je moest om zo te
zeggen rijk zijn om arm te worden. Dat hoeft
nu gelukkig niet meer. Ik heb eerst een tijd in
een klooster in België vertoefd, maar Neder
land was opener, sprak mij meer aan. Men-
Zuster Clara (links) in de boekbinderij: „Ineens wist ik: er iseen God en Hij was en is ook hier in Dachau."
De zusters van De Bwn in Nijmegen: Je hebt ook wel eens behoefte aan een arm om je heen."
Niets verstoort het dagelijks leven van de zusters Clarissen
hunkeren naar een warme maal
tijd - ze kloppen aan bij de poort
en worden door de Clarissen bin
nengelaten. Beschouwing en ge
bed blijven natuurlijk belangrijk,
maar daarbij willen de zusters
ook midden in de wereld staan
en de mensen helpen waar dat
kan. Ze kijken naar het tv-joumaal en een en
keling vraagt zich zelfs af of de situatie in
Kroatië 'niet schreeuwt om een wredere
God'.
De stilte is nog steeds een hoogst belang
rijk ingrediënt van het kloosterleven. Ook in
„De Bron is dat zo. Tijdens het koffieuurtje om
half elf 's morgens en 's avonds om acht uur
bij het journaal, wordt er boven de borduur
werkjes wat gepraat („Is Leo uw naamheilige,
ach wat leuk, maar ik heb liever Leonidas,
weet u wel, die van de bonbons"). En natuur
lijk in de spreekkamers, wanneer er mensen
uit de buurt met prangende levensvragen ko
men. Maar het sobere ontbijt, het dito mid
dageten en de avondboterham worden in
stilte en met gebogen hoofd genuttigd. God
verdraagt geen praatjes boven 'het dagelijks
brood'.
Voor wie dat niet kent, is dat eten in stilte
een uiterst vreemde ervaring. Tweeëntwintig
messen en vorken die kermen over de bor
den. Ik heb tijdens de drie dagen dat ik in De
Bron verblijf meermalen het gevoel dat mijn
vriendelijk glimlachende tafelgenote mijn ka
ken hoort malen. Elke minieme oprisping
lijkt hier in de refter op het gegorgel van een
afvoerput.
Op hun stille sandalen, als zwarte schim
men, gaan de zusters mij snel voorbij door de
schemerige gangen. Hun pijen wapperen net
zo geruisloos als de vissestaarten in het aqua
rium dat in de aankomsthal staat. Zwijgend
doen de zusters hun werk in de boekbinderij,
de kleermakerij en op de administratie. Zwij
gend begeven ze zich naar de kapel, vijfmaal
per dag. Niets verstoort de regelmaat. Alleen
de psalmen en gebeden waarin mij onder
meer wordt aangeraden met mijzelf 'te spre
ken op mijn leger' (wat ik inderdaad veelvul
dig doe) verbreken de stilte. Ik vervloek de
schoenenfabrikant die leren hakken onder
mijn schoenen heeft gezet. Ik klink op de te
gels als een Duitse officier. Wat maakt mijn
leven een kabaal!
Vooroordelen
„Laat ik allereerst even twee vooroordelen
wegnemen zegt abdis Maria
energiek. „Er wordt vaak be
weerd dat er vroeger binnen gro
te katholieke gezinnen altijd één
meisje naar het klooster moest.
Dat zouden die ouders dan een
eer vinden. Onzin. Veel ouders
vonden het helemaal niet leuk.
Mijn moeder zeker niet. Ze zei
wel eens: Ik heb geen zakdoek,
maar een emmer vol gehuild toen
je wegging."
„Een ander vooroordeel is het
praatje dat wij abnormaal zou
den zijn en geen behoefte heb
ben aan menselijke liefde, aan
seksualiteit, zo je wilt. Natuurlijk
hebben wij daar wel behoefte
aan. Maar wij hebben nu een
maal die gelofte van kuisheid af
gelegd en zien daarom van de
seksuele daad af. Maar er zijn
nog zo veel andere manieren om
je affectie te tonen. Ik was als
meisje niet zo sterk en ik heb het
meegemaakt dat de zusters tij
dens het zware werk op het land
tegen mij zeiden: Maria, ga jij
maar wat lichter werk doen, je
ziet er zo moe uit. Laat ik het zo
zeggen: wij hebben afgezien van
het exclusieve dat de verhouding
tussen een man en een vrouw
kenmerkt".
Afkappen dit onderwerp, denk
ik. Wie ben ik om een 60-jarige
vrouw uit te*horen over dit soort
zaken? Maar de confessie die een
van de zusters me eerder op de
ochtend heeft gedaan, blijft door
mijn hoofd spelen. Ze voelde af
en toe wel het verlangen naar li
chamelijke liefde, vond het op
die momenten moeilijk zichzelf
te bedwingen. Dat verlangen kon
worden opgewekt doordat ze
met iemand in botsing was geko
men over het een of ander. Een
streling zou in die situatie een
troost kunnen zijn. „Wij leven
voor God," zei ze „maar je hebt
ook wel eenst behoefte aan een
arm om je heen."
Abdis Maria is al meer dan
veertig jaar in het klooster. „Ik
ben begonnen in Hoog Cruts in
Limburg. We gingen daar om
acht uur naar bed. Er was geen
verwarming op de kamer, geen
Zuster Beatrijs en zuster Ria: „Er is in de menselijke relatie toch altijd een zekere
leegte, een afstand."
sen denken altijd dat het een soort straf is die
je jezelf oplegt, maar ik ben ook ingetreden
voor mijn persoonlijke geluk. Als je gewoon
thuis bent, kun je je nooit volledig aan het le
vensbeschouwelijke wijden. Hier kan dat
heel vaak wel. al moet je je niet afzonderen
en leven voor de gemeenschap. Maar mijn
medezusters hoeven niet te voorzien in al
mijn behoeften. Bij hen zoek ik niet het volle
dige geluk. Er is in de menselijke relatie toch
altijd een zekere leegte, een afstand. En dat is
ook zo in de relatie met God. Er is een af
stand die - voorlopig - onoverbrugbaar lijkt.
Dat is ni^ erg. Ik hoop dat God mij behoedt
voor de illusie dat ik Hem helemaal ken."
Dachau
Het is geen dramatische ervaring die Beatrijs
heeft doen besluiten in het klooster te gaan.
Bij de meeste vrouwen is dat niet het geval.
Wel bij zuster Clara. Tijdens een bezoek aan
Dachau merkte zij dat ze begon te vloeken en
schelden op God. Waar uas U toen dit ge
beurde?, vroeg ze zich radeloos af. Maar in de
kapel van Dachau ging dat vloeken plotseling
over in bidden. „Ineens wist ik: er is een God
en Hij was en is ook hier in Dachau. Na die
ervaring heb ik besloten mijn huis en bezit
tingen te verkopen en het klooster in te gaan.
Misschien heb ik wel een beetje te overhaast
gehandeld. Ik had voordat ik intrad nog best
op vakantie willen gaan naar Assisi in Italië,
waar de Heilige Clara en haar zusters in de
dertiende eeuw het werk van Franciscus on
dersteunden met gebeden."
Clara werkt op de boekbinderij, naast de
AOW-uitkering die veel zusters ontvangen
een belangrijke bron van inkomsten voor het
klooster. Theologische faculteiten laten er
verhandelingen inbinden, en soms is er ie
mand die een kostbare bijbel wil laten her
stellen. Maar ook de jaargangen van het rod
delblad Privé worden er van een mooie en
stevige kaft voorzien. .Als we daarmee bezig
zijn houden we het blad op z'n kop, zodat we
de artikelen niet gaan lezen."
Zie verder op de volgende pagina
ja, ik heb in mijn jeugd wel
1Ê U vrijerijtjes met jongens ge-
had. Maar ik voelde altijd
dat het niets zou worden. Het was net alsof
Jezus zei: nee. meisje, jij bent van mij. Ik wist
dat ik de bruid van de Heer moest worden.
Waarom? Dat is bijna niet uit te leggen. Dat
heb je in een gewoon huwelijk toch ook. Dat
I je zegt: wat ziet die vrouw in Godsnaam in
die man?"
Zuster Rayneria (78) maakt deel uit van de
21 kloosterzusters die in het Nijmeegse Cla
rissenklooster De Bron bidden voor het heil
i van de wereld. Niet meer achter tralies, maar
nog steeds wel in strenge armoede en kuis-
heid.
Het klooster bevindt zich in het Nijmeegse
j Waterkwartier, een volkswijk waar werkloos-
heid en drugsgebruik hoog scoren. Midden
in de wereld dus. Vanuit hun kamers kunnen
de zusters 's zaterdags de bingobus voorbij
zien komen. En soms belt er een zwerver aan
die vraagt: „Woont God hier? Ik wil Hem on
middellijk spreken".
Stilte
Het tweede Vaticaanse Concilie heeft het
kloosterleven in menig opzicht 'opener' ge
maakt. De zusters van De Bron, die na ophef
fing van strenge kloosters in Nieuwe Niedorp
en Silvolde in het Nijmeegse Waterkwartier
terecht kwamen, mogen nu eenmaal per jaar
twee weken op vakantie. En om de zoveel
weken heeft een van hen buitendienst, zodat
er boodschappen kunnen worden gedaan.
Vroeger baden de zusters voor de noden
van de wereld in het algemeen, nu weten ze
ook voor wie ze bidden. De mensen die hu
welijksmoeilijkheden hebben, de werklozen,
de drugsverslaafden, de arme sloebers die