Binnenland
De armoede wint terrein
Dorpelingen armer
dan stadsmensen
Armen stemmen klein
links en klein rechts
023-150225 JANINE BOSMA ALTAN ERDOGAN RONALD FRISART chet PATRICK VAN DEN HURK JAN PREENEN SJAAK SMAKMAN FRANS VISSER Vormgeving: MARIANNE VERSCHUREN
DE STAAT VAN HET LAND...
Algemeen Nederlands Persbureau (ANP). Gemeenschappelijke Persdienst (GPD). Inter Press Service (IPS).
HOE OUD ZIJN DE ARMEN
16,2
14,6
18 t/m 34 jaar 35 t/m 54 jaar 55 t/m 64 jaar 65 jaar en ouder
ARMOEDE
WAAR WONEN DE ARMEN
HET LAND
DEN HAAG GPD
De verhalen op deze pagina
zijn gebaseerd op de resultaten
xdn de enquête 'De Staat van
het Land', een nationaal opi
nie-onderzoek waaraan tien
duizenden lezers van vijftien
regionale dagbladen in het
voorjaar hebben deelgenomen.
De enquête is opgezet en uit
gevoerd door de Gemeen
schappelijke Pers Dienst
(GPD) in Den Haag, in samen
werking met de Rijksuniversi
teit Leiden en de Erasmus Uni
versiteit in Rotterdam. De re
sultaten zijn verwerkt onder
leiding van de Leidse psycho
loog prof. dr. R. Diekstra en de
Rotterdamse econoom prof.
dr. B.M.S. van Praag.
Alle genoemde cijfers en
conclusies komen voort uit
antwoorden op vragen over de
periode vóór Pinksteren 1991.
Volgens de beide wetenschap
pers is er echter geen reden
om aan te nemen dat de resul
taten op dit moment niet meer
zouden gelden. Doordat de ge
gevens zijn 'geschoond' en 'ge
wogen' kunnen ze in belangrij
ke mate representatief worden
genoemd voor de Nederlandse
bevolking.
Bij het begrip 'armoede' denken
mensen vaak aan de grote stad.
Vooral gemeentebesturen van
grote steden luiden immers de
noodklok over de dreigende
verpaupering. Daarmee hopen
neer geld los te peuteren bij
het rijk. Maar, zo blijkt overdui
delijk uit de enquête, de armoe
de concentreert zich helemaal
niet in de grote steden. Juist op
de platteland zijn de meeste ar
men te vinden.
Maar liefst 17,7 procent van
de dorpsbewoners in Nederland
valt onder de armoede-definitie
die professor Van Praag han
teert. Van de inwoners van een
kleine stad geldt 13,5 procent
als arm. Ruim 15 procent van
mensen die opgaven in een
'plaats' te wonen, blijken onder
de armoede-definitie te vallen.
Inwoners van grote en middel
grote steden steken daarbij rela
tief gunstig af; 11,3 procent van
de grootstedelingen gaat door
voor 'arm' en 'slechts' 10,9 pro
cent van de inwoners van mid
delgrote steden verdient dit pre
dikaat.
Ook het idee dat arme men
sen voornamelijk in de oude
binnensteden zouden wonen
blijkt onjuist Van alle mensen
die opgaven in het centrum van
hun woonplaats te wonen, blijkt
10,7 procent onder de armoede-
definitie te vallen. Van mensen
die in een buitenwijk wonen,
geldt 12,1 procent als 'arm'.
Arme mensen hebben over het
algemeen niet veel op met de
grote politieke partijen. Bij de
laatste kamerverkiezingen lie-
relatief veel arme landgeno
ten het afweten. Wie wel ging
stemmen, stemde gemiddeld
vaker op Groen Links, de Cen
trumdemocraten en de kleine
christelijke partijen GPV, SGP
en RPF. Ruim een derde van de
mensen die bij de laatste verkie
zingen op deze laatste drie par
tijen stemden, kunnen tot de
arme Nederlanders worden ge
rekend.
Gevraagd naar hun politieke
voorkeur twee jaar later bij de
Staat van het Land is dat beeld
nauwelijks veranderd. De enige
partij die aantoonbaar garen
spint bij de onvrede onder min
vermogenden zijn de Centrum
democraten. Hun aanhang on
der armen loopt gestaag op.
men heeft Alleenstaanden
daarentegen zullen niet zo snel
als 'arm' worden gezien. Zij
hoeven hun inkomen immers
niet met huisgenoten te delen.
Deze definitie is overigens
geen persoonlijke vondst van
Van Praag. Hij wordt al jaren
gebruikt door de Europese Ge
meenschap. Van Praag is de
eerste om toe te geven dat de
gehanteerde begripsomschrij
ving alleszins voor discussie
vatbaar is. „Je kunt je afvragen
of in deze definitie de kosten
van kinderen niet te hoog wor
den ingeschat. Ook de bepaling
van de armoedegrens is arbi
trair. In deze definitie is iemand
arm als hij minder dan 50 pro
cent heeft van het gemiddelde
inkomen in een land. Maar
waarom ligt die grens niet op 60
procent, of op 40 procent?"
Hoezeer iemands welvaart sa
menhangt met de kosten van
kinderen, blijkt duidelijk uit de
leeftijdsverdeling van de armoe
de. Van de mensen tussen de 18
en 34 jaar is 14,6 procent arm
lastig. Dat percentage loopt op
tot 16,2 bij de mensen tussen de
35 en 54 jaar, de groep met de
meeste gezinnen met school
gaande kinderen en een partner
FOTO LEX VAN ROSSEN
die thuis het huishouden ver
zorgt. Als de kinderen het huis
uit zijn, neemt de welvaart van
de ouders opmerkelijk toe: van
de mensen tussen de 55 en 64
jaar hoeft slechts 5,5 procent als
arm te worden gekenschetst.
Boven de 65 jaar loopt dit per
centage op tot 6,5 procent.
Kinderbijslag
Wie de enquête-resultaten
overziet, moet welhaast tot de
slotsom komen dat de kinder
bijslag in Nederland te laag is, al
wil Van Praag die conclusie niet
voor zijn rekening nemen. De
politiek heeft die conclusie wel
al voorzichtig getrokken, want
na jaren van bevriezing gaat de
kinderbijslag zelfs met iets meer
dan het gemiddelde prijspeil
omhoog. Of dat voldoende is
om de armoede in Nederland te
bestrijden, is overigens de
vraag.
Dat het voor armlastigen niet
allemaal kommer en kwel is,
blijkt gelukkig ook uit de enquê
te. Arme mensen zijn niet min
der tevreden over hun sociale
contacten dan het welvarender
deel der natie.
Hoe groot de armoede in Ne
derland is. hangt uiteraard
vooral af van de definitie van
het begrip. Het inkomen is
daarbij niet de enige maatstaf
om welvaart vast te stellen. Een
alleenstaande met het mini
mumloon is misschien niet rijk. Vorig jaar werd in Den Haag een demonstratie gehouden tegen de armoede.
FOTO NIEUW ANEFO ROB C CROES
Dertien procent van de Nederlanders zit op of onder de armoedegrens.
Zoeken naar eten na afloop van de markt op de Albert Cuyp in Amsterdam.
eerder genoemde slotsom dat
13 procent van de Nederlandse
huishoudens op of onder de ar
moedegrens leeft.
Van Praag houdt ruimschoots
rekening met de kosten van kin
deren. Om het begrip 'armoede'
te bepalen, informeerde hij via
het onderzoek allereerst naar
het totale netto-inkomen van de
ondervraagden, dus inclusief
bijverdiensten, vakantiegeld en
eventuele kinderbijslag. Dat to
tale bedrag werd gedeeld door
het aantal leden van het gezin.
Daarbij werd de volgende maat
staf aangelegd: de eerste vol
wassene geldt voor 1, de tweede
volwassene voor 0,7 en ieder
kind tot en met 16 jaar voor 0,5.
Al deze zogeheten 'equivalen
ten' bij elkaar opgeteld werden
gedeeld op het beschikbare in
komen. De koopkracht van de
eerste volwassene is daarna be
palend.
Er is sprake van armoede als
die volwassene de helft of min
der heeft te besteden van het
gemiddelde inkomen in Neder
land. Het behoeft geen betoog
dat met deze definitie mensen
met veel kinderen al snel op de
armoedegrens belanden, vooral
als de partner geen eigen inko-
Meer dan één op de tien huishoudens in Nederland is
arm. Dertien procent van de Nederlanders zit op of on
der de armoedegrens, zo blijkt uit de grootscheepse en
quête van veertien dagbladen, waaronder deze krant, in
het Pinksterweekeinde. Vergeleken met enkele jaren ge
leden lijkt het aantal armen toegenomen. Professor Van
Praag, wetenschappelijk begeleider van de enquête: „Wij
zijn in Nederland misschien toch wel iets achteruitgelo
pen."
DEN HAAG YVONNE ZONDEROP
De armen zijn meer te vinden
onder uitkeringsgerechtigden
dan onder werkenden. Maar
ook onder geschoolde en onge
schoolde arbeiders is veel ar
moede. Maar liefst een kwart
van de mensen die zichzelf als
arbeider omschrijven, zit op of
onder de armoedegrens. Bij
land- en tuinbouwers moet één
op de vijf als arm worden ge
kenmerkt.
Zelfstandigen en mensen met
een vrij beroep wijken niet af
van het gemiddelde beeld: zo'n
12 tot 13 procent leidt een sober
bestaan. De grootste groep arm
lastigen treffen we aan onder
dienstplichtigen en studenten.
De helft van hen is arm. Het is
niet verwonderlijk dat onder
mensen met hogere inkomens
nauwelijks armen zijn te vin
den.
Over het algemeen zijn men
sen met een uitkering armer
dan werkenden. Maar ook in
deze groep varieert de welvaart
enorm. Zo blijken gepensio
neerden helemaal niet zo vaak
arm als doorgaans wordt aange
nomen. 'Slechts' 4,7 procent
van de gepensioneerden vol
doet aan de bij dit onderzoek
gehanteerde armoede-definitie.
Kennelijk beschikken veel be
jaarden tegenwoordig toch over
een aanvullend pensioen(tje).
Daarnaast trekken de vut'ers,
die zichzelf ook als gepensio
neerd beschouwen, het niveau
vermoedelijk iets omhoog.
Onder werklozen heerst wèl
veel armoe: 28,5 procent is arm
te noemen. Bij arbeidsonge
schikten is de situatie minder
schrijnend. Van hen leeft ruim
19 procent in armoede. Maar
dat percentage zal ongetwijfeld
oplopen als de kabinetsplannen
van lbacht worden.
maar heeft al snel meer geld te
besteden dan een veel meer
verdienende kostwinner met
vrouw en kinderen.
Over de omschrijving van het
begrip armoede is in de weten
schappelijke wereld al jaren veel
te doen. Onderzoekers slaan el
kaar om de oren met talloze de
finities, waarbij voor elke om
schrijving wel iets valt te zeggen
of op valt af te dingen. Zo ook
met de definitie die professor
Van Praag van de Rotterdamse
Erasmus Universiteit koos. Zijn
omschrijving levert in elk geval
een schrijnend beeld op. Waar
de Raad van Kerken onlangs het
aantal arme huishoudens in
Nederland nog op tien procent
schatte (de raad nam het mini
muminkomen als armoede
grens), komt Van Praag tot de