Mevrouw de raadsheer vertrekt
Wims telefoontje
yjj
ZATERDAGS
BIJVOEGSEL
„Doodeng vond ik het, toen ik in de Ho
ge Raad werd benoemd. Een soort ge
voel alsof je het klooster in ging. Maar
het bleek reuze mee te vallen. "Ze noemt
zich 'juffrouw Boekman', stemde ooit
PSP, zegt juridisch conservatief te zijn,
maar politiek niet. Mr. Sonja Boekman
wordt binnenkort zeventig. Een eigen
zinnig raadsheer nam daarom deze
week afscheid van de Hoge Raad der
Nederlanden.
ARTHUR MAANDAG
Op de bank in de woning in een
rustige Heemsteedse laan. Mr.
Sonja Boekman: „Als ik hier de
straat oversteek, doe ik dat altijd op precies
dezelfde plek. Wanneer iemand met me
meeloopt die ergens anders wil oversteken,
moet ik me echt vermannen. Ik ben reuze
bang voor veranderingen, echt een gewoon
tedier, vreselijk. Dus dat wordt straks ook an
ders."
In 1949 studeert ze in Leiden af. Haar stu
die heeft ze in nog geen vier jaar voltooid. „Ik
heb dat nogal vlot gedaan, omdat ik vond dat
ik al zou oud was. Maar ja, toen kon dat nog
zo snel." In hetzelfde Leiden promoveert ze
in 1956 op een proefschrift over het Handels
naamrecht, dat zelfs een tweede druk beleeft.
Lachend: „Maar dat hoeft u er niet in te zet
ten hoor. Dat is toch voor geen mens interes
sant."
Boekman is intussen in 1950 in Haarlem
advocaat geworden. „Ik ben toen heel wat op
pad geweest. In die tijd was het heel lastig
om een baan te krijgen. Niet zo moeilijk als
nu, maar wel bijna zo moeilijk. Waar ik alle
maal niet op af ben gegaan... Maar die baan
in Haarlem was gewoon op een advertentie;
meteen raak."
Derde vrouw
Ze blijft tot 1983 in de advocatuur. „Dat heeft
ook mijn hart." In het begin van de jaren
tachtig verschijnt haar naam tal van keren op
voordrachten voor de Hoge Raad. Het trekt
ook in Heemstede de aandacht dat ze steeds
niet wordt benoemd. „Mijn slager, de goei
erd, zei al: niet teleurgesteld zijn hoor, de vol
gende keer lukt het vast wel. Maar zo was het
dus niet. Ik was hier net deken geworden van
de orde van advocaten, toen ze me voor de
Hoge Raad polsten. We hebben toen afge
sproken dat ik dat zou afmaken."
In oktober 1983 gaat ze in Den Haag aan
de slag in een college dat officieel uit raads
heren bestaat. De Hoge Raad der Nederlan
den dateert uit 1838, maar Boekman is pas
de derde vrouw die wordt benoemd. „Nee,
een voorloper heb ik me niet gevoeld. Het
heeft een hele tijd geduurd voordat vrouwen
überhaupt in de rechterlijke macht kwamen.
Ep voordat ze dan naar boven
doorstromen, duurt dat gewoon
een tijdje."
Mr. Sonja Boekman: „Ik ben niet iemand die gaat leren bridgen of de hele dag in de tuin wil rotzooien.
FOTO United Photos De Boer OLAF KRAAK
Recent ontstond ophef rond de
benoemingen in de Hoge Raad.
Het CDA-kamerlid Van der Burg
sprak publiekelijk zijn zorg uit
over de oververtegenwoordiging
van D66. „Daar snap ik niks van.
Je moet er van uitgaan dat men
sen met belangstelling voor pro
blemen zoals die in de Hoge
Raad spelen, geen politieke interesse heb
ben."
Toch moeten de zorgen voor Van der Buig
alleen maar groter zijn geworden. Onlangs
bleek in Vrij Nederland uit een grote enquête
onder de leden van de rechterlijke macht dat
D66 alom grote aanhang heeft. Het verbaast
Boekman niets. „Dat is voor mij ook de partij
als ik het niet meer weet en heb besloten
echt niet meer op de Partij van de Arbeid te
gaan stemmen. Ja dan... Ik heb vroeger ook
nog wel eens PSP gestemd in mijn goeie tijd.
Maar ik vind ze nu eigenlijk allemaal verve
lend."
„Politieke benoemingen, het is totaal niet
relevant. Conservatief en niet-conservatief lo
pen juridisch helemaal niet samen met de
politieke overtuiging. Bij ons in het civiele
recht is er altijd een conflict of je rechtszeker
heid of billijkheid het belangrijkste vindt."
„Ik ben een rechtszekerheidsmens. Omdat
ik uit de praktijk kom en denk dat we die bil
lijkheid toch nooit bereiken. Laten we er in
godsnaam maar voor zorgen dat iedereen
van tevoren zoveel mogelijk weet waar-ie aan
toe is."
Is het niet vaak omgekeerd. Dat je als
rechter denkt: dit is te gek en dan de ar
gumenten er bij zoekt?
Ook wel eens natuurlijk. Bij een lagere
rechter zeker. Maar je moet er in een Hoge
Raad reuze mee oppassen. Want anders ga je
wringen aan het het systeem om die ene
zaak, die helemaal mis is gegaan, te redden.
Dat vind ik griezelig. Ik ben juridisch conser
vatief, maar politiek niet. Gek hè?"
Wennen
„Hoe ik zelf in beeld ben gekomen? Ik had
nogal eens wat geschreven, zat in alle moge
lijk commissies, in het bestuur van de juris
tenvereniging. Op een gegeven moment kom
je elkaar tegen. Dan leer je mensen kennen."
„Nee. het is geen-vriendjespolitiek. Abso
luut niet", bestrijdt Boekman de suggestie
die door wetenschappers is gedaan toen
bleek dat wel heel veel leden van de Hoge
'Nee, een voorloper heb ik me niet gevoeld'
Raad in Leiden hadden gestudeerd. „De stu
dententijd heeft niet dezelfde impact als in
Engeland. Hier raak je mekaar na je studie
toch kwijt."
De Hoge Raad der Nederlanden is het
hoogste rechtscollege op het gebied van het
strafrecht, het belastingrecht en het civiele
recht. Bij dat laatste gaat het om geschillen
tussen burgers onderling. Boekman komt in
1983 in de civiele kamer terecht en blijft daar
ook. „Heerlijk, een reuze bof. Want dat weet
je niet van tevoren."
Toch is het daar in Den Haag wel even
wennen. „Ik was toch over de zestig en in je
eigen vak ben je dan wel wat. Je denkt dat je
aardig kan schrijven, ook juridisch. En dan
blijkt opeens dat het helemaal niet goed is
wat je doet! Die eerste maanden, dat eerste
jaar, blijft van wat je schrijft niks overeind.
Het is me een keer overkomen dat ik van een
concept alleen het begin en het eind herken
de. Van alles daartussen was geen spaan heel
gebleven."
„Doodeng dus, dus in het begin. Je hebt
toch geen idee hoe het werkt. Ik had zo'n ge
voel dat ik bij een stel geleerden.... Maar het
was helemaal niet zo geleerd. Je kunt er heel
gewoon over een zaak praten, zoals je dat
ook als advocaat doet. Ik was eerst bang voor
allerlei prachtige dogmatische termen. Zo af
en toe gebeurde dat wel, maar het was ook
van: dit moet niet kunnen."
Boekman kwam in een tijd dat er binnen de
Hoge Raad ook zelf al het gevoel was dat men
wat meer naar buiten moest treden. „Waar
om niet? Er is toch niks geheims aan. Ik heb
ook altijd lezingen geven. Je moet alleen niet
verklappen wat we in de raadkamer tegen el
kaar gezegd hebben. Dat mag nou net niet."
„Zo spectaculair is het allemaal niet. Rijp
en groen komt in cassatie. Er komen mensen
met een flutzaakje die het gewoon nog een
keer willen proberen, en er komen ook hele
grote zaken. Je zit met een boel kleinigheden,
bijvoorbeeld over berekeningen van alimen
taties. Af en toe echt flutdingen."
„Maar het voordeel daarvan is dat je niet
steeds op je tenen loopt. Een heleboel is ge
woon. Tot je weer iets hebt, waarvan ieder
een zich afvraagt hoe dat nou toch mogelijk
is. Dan staat er al sinds 1838 een bepaling in
de wet, waar nog niemand een geschil over
had, en dan zit je ermee."
Leren lezen
In de civiele kamer van de Hoge Raad is don
derdag dè dag. Dan komen alle raadsheren
samen. Twee weken van tevoren zijn de pro
cesstukken al in circulatie gegaan. „Je leest
die spullen dan. Niet allemaal natuurlijk, dat
deed ik in het begin veel teveel. Maar je moet
leren met je vingertoppen te lezen. Ik maak
daarbij veel aantekeningen. Omdat ik geen
geheugen heb."
Iedere zaak wordt door vijf raadsheren af
gedaan. Het lot bepaalt wie dat zijn. „Op zo'n
raadkamerdag behandelen we in beginsel
twaalf zaken. Eerst is het woord aan de jong
ste rechter. Al gauw ontspint zich dan een
discussie waar iedereen aan mee doet."
„Meestal valt het dan uiteen tussen twee
groepen, of we zijn het eens. Aan het eind
van de rit krijgt iedereen een concept mee
naar huis. Op maandag moet dat binnen zijn.
Je werkt dus in het weekend. Heel lekker rus
tig. Een paar uur op zaterdag, een paar uur
op zondag. Helemaal niet vervelend, ik was
als advocaat ook nooit het hele weekend
vrij."
„Ik ga zaterdagochtend even op de fiets
boodschappen doen en dan boven achter de
tekstverwerker zitten. En als ik dan een paar
uur ingespannen heb gewerkt, ben ik vol
daan en ga 's middags wat anders doen. Dan
ben ik weer in het land der levenden."
„Iedere donderdag zijn er wel een of twee
zaken, die weer mee naar huis gaan. Soms
wordt het dan wel eens heel anders. Dat we
eerst 'vernietigen' of 'verwerpen' zeggen,
maar dat het dan niet lukt. Ik heb zelf ook
wel eens twee verschillende concepten ge
maakt. En dat helpt, want wat je niet goed op
papier kunt krijgen, zit niet goed in je hoofd."
„Die discussie. Dat vond ik altijd verschrik
kelijk leuk. Recht voor zijn raap, over het al
gemeen heel plezierig." En bij belangrijke
principiële uitspraken of beleidswijzigingen
„moet er toch echt unanimiteit zijn, of an
ders een hele duidelijke meerderheid."
„Dat is vaak niet zo schokkend hoor. Juri
disch principieel en voor de buitenwereld
principieel zijn vaak heel verschillende din
gen. Ik kan me ontzettend opwinden als ze
het auteursrecht verkeerd interpreteren,
maar wie zal dat interessant vinden?"
„Toen ik begon, had ik nog wel een soort
stout gevoel. Dat ik lekker verder kon zeggen
wat recht is. Maar dat viel dus vreselijk tegen.
Eén keer kwam er een zaak, die zeker twintig
of dertig jaar niet voor de Hoge Raad was ge
weest. In mijn proefschrift had ik daar een
stelling over. Toen zeiden ze: jouw kans.
Maar de rechtspraak was al die jaren de an
dere kant opgegaan. Daar was iedereen aan
gewend. Moest ik nou proberen om dat te
veranderen, alleen omdat ik dat zonodig
vond? Nee hoor, ik ben toen gewoon meege
gaan met de meerderheid."
Schrijven
Aan alle drukte komt nu plotseling een eind.
„Het is ontzettend gek. Ik heb moeite over
die hobbel heen te kijken", zegt de kwieke
Boekman die iedere morgen in alle vroegte
haar baantjes trekt in zwembad Groenen-
daal. „Ik ben niet iemand die gaat leren brid
gen of de hele dag in de tuin wil rotzooien."
„Maar er komt het een en ander aan. Ik ga
een boek schrijven. Geen roman, maar over
het advocatentuchtrecht. Dat heb ik al een
hele tijd beloofd." Verder zit Boekman nog in
het college van regenten van het Haarlemse
Elisabeth Gasthuis en in de redactie van een
vakblad voor industriële eigendom. „U zit nu
boven op de kopieën van de volgende redac
tievergadering. Nee, blijf rustig zitten."
Terug naar de advocatuur? „Ik zou het nog
wel leuk vinden om iets te doen aan de bege
leiding van stagiaires. Maar helemaal terug?
Nee dat durf ik toch niet meer. Ik ben er nu al
zo lang uit. Ben je gek, dat wil ik allemaal niet
meer aan mijn hoofd hebben."
D
ZATERDAG 21 DECEMBER 1991
ENKWIJZER
Het is zondagavond, kort bij negen. Ik zit in volle
vaart te schrijven als de telefoon gaat. „Ja
hallo?, "fluister ik afivezig in de hoorn die ik au
tomatisch heb opgepakt.
m h allo! hallo!
Hallo!", klinkt
JL JL het dreigend
ritmisch van de andere kant.
„Met Wim de Bie hier. Je weet
natuurlijk wel waarvoor ik bel.
Kunnen we even?"
Meteen gaat in mijn linker her
senhelft de alarmschei over. Als
Wim begint inet 'kunnen we
even', dan kan ik meestal de rest
van de avond aan de honden
„Oh Wim", zeg ik meer vertwij
feld dan assertief, „we kunnen
nou echt niet even."
„Wat nou, we kunnen echt niet
even? Natuurlijk kunnen we....
Wat ben je aan het doen dan?"
„Luister Wim, dat leg ik je nog
wel eens uit. Maar het komt nu
niet uit. Ik heb echt geen tijd."
„Geen tijd, geen tijd! Daar geloof
ik geen ene sodemieter van. Jij
bent natuurlijk boos, gewoon
hartstikke stinkende boos en
daarom wil je niet praten."
„Boos? Hoezo boos? Wim, waar
om zou ik boos op je zijn? Ik ben
toch nooit boos op je!"
„Precies. Precies! Dat is 't 'm nou
net. Jij wordt nooit boos, jij. En
dat is niet normaal, weet je dat.
Weet je wat ik zou willen dat je
nu met mij zou doen? Dat je me
nu, acuut, door de telefoonlijn
zou sleuren, de kleren van mijn
lijf rukken en me de huid vol
schelden: 'tele-trut dat je bent,
kerstkreng, lingerie-lijk'..
„Maar Wim, alsjeblieft. Waar heb
je het in godsnaam over? Waar
om zou ik dat doen? In al die ja
ren dat ik je in therapie heb ge
had, heb ik nog nooit aanstoot
aan je genomen. Behalve dan die
keren dat je jezelf als psychologe
verkleedde. Maar goed, dat heb
ben we toch ook wegbehandeld.
Waarom zou ik dan nu tegen je
tekeer moeten gaan? Wat heb je
gedaan dan dat je je zo maso
chistisch aanbiedt?"
„Wat ik gedaan heb? Maar snap
je dat dan niet? Ik ben vanavond
weer teruggevallen. Weg, al die
jaren dat het goed is gegaan, al
les wat je me geleerd hebt, in één
klap weg... Oh God, hoe heb ik
toch zo zwak kunnen...?"
Terwijl df. tekst wegvalt, stijgt
aan Wims kant van de lijn gejank
op als van een wolf in een
biechtstoel. Zoals altijd toen hij
nog patiënt bij me was, begint
ook nu mijn hart weer voor hem
te smelten. Tegelijk begin ik ook
te balen als een stekker, want als
het zo doorgaat gaat mijn avond
wel mooi naar de filistijnen.
Maar ik begrijp dat Wim me niet
voor niks belt, dat hij gerustge
steld wil worden, dus zeg ik met
een stem vol empathie:
„Wim, ik zweer je, wat er van
avond ook gebeurd is en ik weet
werkelijk niet waar je het over
hebt, het zit goed tussen ons en
dat blijft zo. En als jou iets dwars
zit, dan maken we een afspraak
en dan praten we daar samen
over. Heus, ik vind het ook verve
lend, maar nou kan het echt
niet."
„Maar waarom nou niet? Weet
je, als ik het nu niet met je kan
uitpraten, dan doe ik vannacht
geen oog dicht. Wat heb je dan te
doen? Ben je met iemand anders
in gesprek soms?"
„Nee Wim, ik zit te schrijven en
ik moet dat afmaken, echt."
„Maar wat heb je voor belang
rijks te schrijven dat voorgaat bo
ven een mens-in-nood, een
mens die zijn hoogmoed niet
heeft kunnen bedwingen, die
zich als een valse profeet aan het
volk heeft vertoond, die niet te
vreden kon zijn met zijn eigen
plaats. Waarom wil ik altijd zijn
wat ik niet kan...?
„Wim, luister. Ik heb net een
paar nieuwe psychische stoornis
sen ontdekt en als ik ze nou niet
gauw opschrijf ben ik ze morgen
weer kwijt."
Die laatste mededeling heeft
het effect van een shot doping.
„Nieuwe psychische stoornissen?
Nee werkelijk? Vertel eens
gauw... Oh nee, wacht even, mo
ment."
Ik hoor de hoorn met een klap
op de grond vallen, gevolgd door
een tafel of een stoel en een
Amerikaanse term voor iets dat
je niet met je moeder mag doen.
„Nou, vertel op," klinkt het even
later hijgend, „ik zit startJdaar,
pen en papier in de aanslag."
„Wait-a-minuteWun, ik ben hier
zelf nog niet uit. En om er dan al
tegen jou over te beginnen. Als ik
je een beetje ken, en dat is echt
niet kwaad bedoeld hoor, maar
dan weet morgen het halve land
't. En als je dan ook zelf weer de
psychologe gaat zitten spelen,
dan denkt iedereen dat we al
maar problemen zitten te verzin
nen die er niet zijn."
„Erewoord. Geen kik van mij
daarover totdat ik er zelf ook al
les van weet, de dingen tot op de
bodem hebt uitgezocht. Je weet
hoe genuanceerd ik ben. Dat heb
ik toch ook gedaan toen jij mij
voor het eerst het bestaan van re
latieproblemen hebt duidelijk
gemaakt. Ik geloofde er in het
begin ook geen hout van. Trou
wens de meeste mensen denken
nog steeds dat het een verzinsel
is. Dat heb ik ze vanavond nog
eens duidelijk ingewreven."
„Hoezo, heb ik vanavond ze van
avond duidelijk ingewreven?"
„Nee niks, doet er niet toe. I pro
mise, geen woord erover tegen
wie dan ook. En luister, ben ik je
ooit echt afgevallen? Nee toch. Ik
mag me dan wel eens laten gaan,
maar dat is zwakheid, de aard
van het Bie-beestje zogezegd.
Dus waar ben je nou bang voor?
Maar ik ben altijd zo nieuwsgie
rig naar wat jij nou weer ontdekt
hebt..."
„Vooruit dan maar. Maar jij
zweert dat het geen holle belofte
is want anders, Wim, loop ik
heen."
„Je mag alles met me doen wat je
wilt als er ooit nog een ongenu
anceerd woord over jouw vak en
mijn redding van m'n lippen
valt."
„Nou, ik heb dit weekend drie
nieuwe stoornissen ontdekt. De
eerste is wat ik noem de Pre-
traumatische Stress Stoornis, de
PSS. Dat is een stoornis waarbij
mensen ervan overtuigd zijn,
juist omdat hen nog nooit iets
traumatisch is overkomen, dat
dat zeer binnenkort gaat gebeu
ren. Nog nooit in de geschiede
nis hebben zo veel mensen het
zo goed gehad. En dat is nou net
wat de PSS-patiënt zo ongerust
maakt. De voornaamste sympto
men zijn: om de paar weken een
hele serie ziekenhuizen afbellen
om te horen of er soms familiele
den of vrienden zijn opgenomen;
paniek-aanvallen als het woord
recessie in de krant staat; stee
vast op zaterdag de personeels
advertenties uitpluizen voor het
geval hij of zij ooit ontslagen
mocht worden of op de fles zou
gaan; alle satiro-shows afkijken
voor het geval het eens over hen
mocht gaan; het in december
aanvullen van de persoonlijke
collectie aan lijfrente-, pensioen-
arbeidsongeschiktheids-, risico-
of levensverzekeringen."
„Verrek, dat is zo. Het stikt van
die mensen. Verder?"
„Ik heb de laatste tijd ten minste
twee gevallen gezien van ejacula-
tio postcox"
„Wacht even, dat gaat me te
vlug, ejaculatie wat..."
„Postcox, Wim. Komt vooral voor
bij mensen die te veel sexboeken
lezen waarin het gerief van de
ander'het hoogste goed is. Ge
volg is dat ze niet tot orgasme
kunnen komen voordat hun
partner er geweest is. Dat wordt
overigens pas een probleem als
ze iemand anders ontmoeten die
aan dezelfde stoornis lijdt."
„En verder"?
„De Soap-Opera Persoonlijk
heidsstoornis, de SOP, Wim. Zie
je bij mensen die met elkaar over
niks anders meer kunnen praten
dan hun relatie: zullen we de re
latie opzeggen?; zullen we naar
een psycholoog gaan?; verwach
ten we te veel van elkaar?; maken
we wel genoeg ruzie? Omdat ze
het samen nooit eens kunnen
worden over het antwoord op die
vragen, besluiten ze dat wachten
op de aflevering van volgende
week nog het minst schadelijk
„Schitterend, wat een vak! Oh
God, daar voel ik het weer. ik
moet terug naar de studi... Hoe
was het ook weer. PSS, Postcox
en SOP. Dat moeten ze weten.
Sorry, sorry, maar ik bel heus nog
voor een afspraak."
RENE DIEKSTRA
hoogleraar klinische en gezond
heidspsychologie