Extra De psyche van de koe Antilliaanse jongeren dreigen in Nederland uit de boot te vallen Donderdag 19december 1991 Redacöe:023-150239«FRANSVISSER*Vormgeving:MITZIE meuerhof 14 wachten speciaal tot de boer komt, en dan- ...Whaaam. En je hebt er, die het melkstel pas afmeppen als het krachtvoer op is." Echt slimme exemplaren zorgen er trou wens voor dat ze de boer helemaal niet no dig hebben. Die bedienen zichzelf door aan het touwtje van de krachtvoeropslag aan het begin van de stal te trekken. Een paar meter verderop stort dan het voer in de bakken. Een koeienkijker die niet het voorrecht ge niet af en toe eens in een melkstal te wor den uitgenodigd, behelpe zich in de open lucht met de oogopslag van een toevallige passante. Die bevat namelijk informatie over het karakter „Koeien met een lome, trage oogopslag, zijn aaibaar. Als er wit tus sen de pupil en het ooglid zit, heb je meestal te maken met loeders." Weinig melkveehouders geven het toe, maar alle boeren hebben volgens Van der Zwaag een lievelingskoe. Het uitverkoren dier wordt, zeg het niet in het openbaar, domweg voorgetrokken. Vaker dan al haar stalgenoten is zij het die een aai krijgt. Als héér iets mankeert, wordt de veearts er net iets sneller bij geroepen. En in het voorbij gaan kan alleen zij' rekenen op een extra handje voer. Stabiele geest Het gedrag van koeien laat zich al met al heel goed voorspellen. Ze zijn bijzonder re gelmatig, hebben een stabiele geest, reage ren redelijk primair en laten zich betrekke lijk eenvoudig conditioneren. Met het laatste heeft de praktijkschool voor de rundveehouderij en het weidebedrijf in Oentsjerk opmerkelijke ervaringen opge daan. Cursisten krijgen daar tijdens het on derdeel 'hoe een koe te vloeren' een oefen koe ter beschikking. Die heeft het kunstje al zo vaak meegemaakt - een touw wordt en kele malen om de koe geslagen en met een ruk aangetrokken - dat zij vanzelf gaat lig gen zodra de eerste slag om haar horens zit. De praktijkschool spreekt in dit verband van 'circuskoeien'. Voor de koeienkijker is het aardig om te we- 'ten dat een koe nooit zo maar een slecht humeur heeft. Dat krijgt ze pas als ze uit haar evenwicht wordt gebracht. Of als het een paar dagen achter elkaar waterkoud is. „Daar hebben ze een hekel aan, dan zie je ze denken: wat doe ik hier eigenlijk." Omgekeerd ook trouwens. Ze kunnen mo menten van jubelende euforie hebben. „Op een mooie voorjaarsavond kunnen ze ge weldig in hun sas zijn. Je ziet het op derge lijke avonden vooral bij de kalveren van zo'n driekwart jaar oud. Dan denderen ze met z'n allen als een bende door het land, de staart de lucht in. Heel sfeergevoelig zijn ze, koeien." Maar zijn ze nou ook echt nieuwsgierig, zoals zo dikwijls beweerd wordt. Van der Zwaag betijfelt het. In ieder geval lijkt de nieuwsgierigheid niet voort te komen uit wezenlijke interesse in de mens. De fok- technisch directeur houdt het er op dat de belangstelling louter te maken heeft met verondersteld te behalen voordeel: de mens is drager van een hand en daarin kunnen lekkere brokken zitten. Melkkoeien zijn in Nederland een alledaags verschijnsel. Elke koe lijkt op een andere. Voor de buitenstaander. Een boer echter ziet onmiddellijk het verschil. Hij kent zijn eigen die ren, maar gebundeld is die kennis nergens. Wat gaat er in de hoofden van deze stille werksters om? Waarom trappen sommigen hun melkstel af en wachten anderen gedwee tot de boer komt? Hoe herken je een loeder? En hoever strekt de macht van de leidster? Het zijn typische lekenvragen. Toch blijkt ook de branche zelf geïnteresseerd in de antwoorden: een dier dat makkelijk in de omgang is, kost de melkveehouder weinig tijd. En dat is, in een bedrijfstak waar de produktie tot op de gram nauwkeurig wordt bijgehouden, wel zo efficiënt. Bij het kijken naar koeien mag de begin nende lekenbioloog de volgende vuistregels hanteren. Verreweg de meeste melkkoeien hebben een aardig karakter. Ze houden van strikte regelmaat en vaste patronen, doen de meeste dingen gelijktijdig en zijn streng hiërarchisch georganiseerd. Het leven van de meeste herkauwers ontrolt zich derhalve als een weinig opwindende aaneenschake ling van zich herhalende gebeurtenissen. Het karakter van vleeskoeien, de laatste ja ren sterk in opkomst, blijft hier buiten be schouwing. We volstaan met de medede ling dat dit vee, in tegenstelling tot melkvee, onvoorstelbaar eigenwijs is. Een koe met een zacht karakter. Dat zou je aan de ogen moeten kunnen zien. FOTO OPD Vriendelijk Echte gemenerikken, zoals foktechnisch di recteur Henk van der Zwaag ze noemt, vor men steeds vaker een uitzondering. In de loop der jaren zijn ze goeddeels weggese- lecteerd. Zij waren onhandelbaar met melken en dus van nul en generlei waarde. Krengen of meppers, een paar graden min der erg dan etters, zijn er nog wel: sommige stieren zijn er berucnt om dat ze heksen van dochters voortbrengen. Of onberekenbare, zoals die van de eerste uit Amerika geïmporteerde stier Silver. In normale omstandigheden gedroeg zijn na geslacht zich voorbeeldig. Maar als er een onbekende langs kwam, een veearts of een monsternemer, dan raakten de dochters door het dolle heen. Ze sprongen en draaf den en in de melkstal wierpen ze hun melkstel af. De boeren die een dochter van Silver op stal hadden, kwamen er pas laat achter dat niet alleen de hunne nukken vertoonde, maar al haar zussen ook. Door karakteronderzoek hoopt het Koninklijk Fries Rundvee Syndi caat (FRS) voortaan vroeger achter zulke verschijnselen te komen. Hoewel voorzien van enkele genetisch be paalde hebbelijkheden, conformeert een koe zich in haar dagelijks gedrag aan dat van de kudde. Het koppel waarvan zij deel uitmaakt wordt gekenmerkt door een strak ke rangorde. Aan de top staat vrijwel altijd een zware koe, want gewicht kracht macht. Als de omvangrijke akela dwars staat, komt de rest er niet door. Om de rangorde te bepalen, stoten de die ren elkaar onder ^ndere met de horens. Die 'Dikke Bertha' is heel sfeergevoelig manier van respect afdwingen is in de Ne derlandse stallen overigens een steeds min der voorkomend verschijnsel. Met de ho rens kunnen de dieren elkaar verwonden en dat heeft de boer niet graag. In de moderne ligboxenstal past een gehoornd koeiehoofd bovendien niet door de spijlen van het voerhek. Al enkele weken na de geboorte worden de horens om die redenen verwijderd. Zou het later gebeuren, wanneer de koeien volwas sen zijn, dan veroorzaakt zo'n ingreep een ware chaos: de onthoomde kudde moet op nieuw een rangorde vaststellen. In hun ijver de ladder des aanziens zo hoog mogelijk te beklimmen, gedragen de koeien zich lange tijd onrustig. Hoewel doorgaans vrieVidelijk van karakter, tonen 'hogere' koeien geen mededogen met kneuzen. Een dier dat bij voorbeeld kreupel is komt snel in een vicieuze cirkel terecht. Het wordt, eenmaal onderaan in de rangorde, overal weggejaagd, het wordt ver stoten bij de drinkbak, verdrongen bij de voerbak en het krijgt de slechtste plaats als het wil rusten. Het pleit is doorgaans snel beslecht als zo'n dier als gevolg van de ver drukking ook nog eens matig produceert. Collectief Wie tijdens het fietsen naar een koppel kijkt, zal weinig merken van de hiërarchi sche structuren. Hoogstens valt op dat de kudde als goed geölied collectief lijkt te opereren. Slapen, eten en herkauwen - han delingen die elk acht uur per dag in beslag nemen - viriden gelijktijdig plaats. „Koeien moeten niets van privacy hebben", verdui delijkt Van der Zwaag. „Dat vinden ze be dreigend." Opmerkelijk is dat het vrijwel al tijd dezelfde koeien zijn die als eerste van de ene op de andere handeling overschake len. Snel daarna wordt zij gevolgd door de rest. Een koe die niet meedoet met de rest, ver toont afwijkend gedrag en dat heeft altijd een reden. Tochtigheid bijvoorbeeld. Toch tige koeien kunnen niet de rust opbrengen om gelijktijdig met de rest te gaan domme len. Ze denderen, onderwijl met de oren fladderend, langs het hek, staan abrupt stil, strekken zich overdreven uit en bespringen naar hartelust andere koeien. Wanneer een koe zich afzondert, terwijl de kudde aan het grazen is, duidt dat eveneens op een bij zondere situatie. Het gedrag van de koe in kwestie kan wijzen op ziekte, kreupelheid of kalven. Zeer gesteld zijn koeien ook op een vast le vensritme. Ze willen op vaste tijden gemol ken worden, op vaste tijden naar buiten kunnen en hun vaste paden kunnen be wandelen. Een wijziging in het schema vat ten ze allerminst lichtvaardig op. Een ver schuiving bijvoorbeeld van het tijdstip waarop er gemolken wordt, ervaren ze als een drama. Andere onverwachte gebeurtenissen, zoals vreemd volk of een onbekende hond in het land, maken hen eveneens onrustig. De verwarring is compleet als er een luchtbal lon over het weiland scheert. Koeien kun nen namelijk niet omhoog kijken. Het razen van de vlam en de schaduw die de ballon over het land werpt maken koeien gek. Soms rennen ze in hun doldrieste vlucht voor het onbekende gevaar dwars door de afrastering. In de ligboxenstallen heeft 90 procent van de koeien voorkeur voor de plek waar ze de dag daarvoor ook stonden. Hoe ze die plek weten terug te vinden, is niet helemaal dui delijk. Van der Zwaag vermoedt dat ze de box aan hun eigen geur herkennen. Karakterkoeien De foktechnisch directeur bestrijdt het idee dat alle koeien min of meer hetzelfde zijn. „Oh nee. Het ziin allemaal persoonlijkhe den. Er is geen koe die geen persoonlijkheid heeft. Je ziet het al bij de pinken. Als er tien bij elkaar zijn, springen er altijd twee uit. Dat zijn de sterke karakters. En dat blijven ze ook." En hoewel er, omdat ze gefokt worden op meegaandheid, steeds minder boosaardige koeien in de Nederlandse stallen rondstap pen, bestaan er nog wel degelijk eigenwijze loeders, geniepige knijpers en onvervalste tuthola's. „Je hebt er", legt Van der Zwaag de nuances uit, „die trappen het melkstel af, wanneer ze er maar zin in hebben. Je hebt er ook die veel doortrapter zijn; die AMSTERDAM THEA VAN BEEK CPD Nederland is geen paradijs voor vastgelopen jongeren van de Antillen. Dat is de strekking van zes voorlichtingsfilms 'In Holland staat een huis?'. De documentaire is in de maak als co-produktie van de Nederlandse en An- tiliaanse Rijksvoorlichtingsdiensten. „De boodschap in deze documentaire zal een harde zijn", liet minister Hirsch Ballin van justitie onlangs aan de Kamer weten. Een dergelijk voorlichtingsprogramma lijkt geen overbodige luxe. De afgelopen tien jaar verdubbelde het aantal Antillianen in Nederland. Officieel stonden er begin dit jaar bijna 76.000 geregistreerd. Onder meer door de slechte economische situatie, zoe ken velen hun heil in het moederland. Het zijn vooral de recente, laagopgeleide nieuw komers voor wie de Nederlandse samenle ving weinig perspectief biedt. Al begin jaren vijftig emigreerden Antillia nen op bescheiden schaal naar Nederland. Veelal kinderen van goede afkomst die hier kwamen voor het volgen van een studie. Te gelijk met de komst van arbeiders uit lan den rondom de Middellandse Zee in de ja ren zestig, wierven grote bedrijven ook werknemers op de Antillen. Ook die emigra tie leverde weinig problemen op. Emigratiegolf De problemen werden pas groot na de slui ting van de olieraffinaderijen op Curasao en Bonaire. Door werkloosheid gedreven kwam een emigratiegolf op gang. Aanvan kelijk nog complete gezinnen, later ook veel alleenstaande ouders. Vooral de laatste ja ren zijn het veel jongeren die op Schiphol arriveren. Ze zijn slecht opgeleid en spreken niet of nauwelijks Nederlands. Ze vinden onderdak bij een oom of tante, want zo langzamerhand heeft elke Antilli aan wel familie in Nederland. In Rotterdam, Capelle a/d IJssel, Dordrecht en veelal in Amsterdam. In de Bijlmer bijvoorbeeld. Meer dan de helft van de ruim 9100 Antillia nen in Amsterdam, heeft zich daar geves tigd. En de verwachting is dat dit aantal nog fors zal toenemen. Rond het jaar 2000 ver wacht Amsterdam dat het aantal Antilliaan se inwoners ruim verdubbeld is. „Een probleem vormt de groep, die door al lerlei omstandigheden buiten de boot dreigt te vallen", weet chef recherche van het bu reau Flierbosdreef, H. Woons. „Ze komen om allerlei redenen naar Nederland. Voor studie, werk of vanwege problemen thuis. Soms vertoonden zij daar al normafwijkend gedrag. Als zoiets op een klein eiland be kend wordt, weet iedereen het ook meteen. Om ze dan maar uit het beeld te krijgen, worden ze op het vliegtuig gezet." Op pad Al snel blijkt het dan mis te gaan. Oom of tante die zich over de jongere ontfermt, hebben het toch al niet gemakkelijk. Vaak zelf zonder werk, levend van een uitkering en zonder de steun van familie. Inmiddels leveren zo'n 500 jongeren in de Bijlmer extreme problemen op. Soms al op tienjarige leeftijd loopt het volslagen uit de hand. „Een situatie die alleen maar erger dreigt te worden", voorspelt de op Curasao geboren voorlichter minderheden, Jo Sim mons. „Naast de slechte economische situ atie nam de criminaliteit ook daar toe. De groep die nu naar Nederland komt is door de verloedering daar al in een bepaalde po sitie gebracht. Je kunt stellen dat elke Antil liaan die hier nu arriveert in dat circuit te rechtkomt. Ook al omdat de ouderen zich van hen afkeren. Zonder ouders of familie, slaan ze dan heel snel los." Blénchi Onder een desolate parkeergarage in de Bijlmer, zit het Antilliaans en Arubaans jon gerencentrum Blénchi, onderdeel van de Stichting Streetcomerwork. Blénchi bestaat nu drie jaar en is vrijwel uniek in Neder land. In het inloopcentrum kunnen jonge Antillianen terecht met vragen en worden zonodig doorverwezen. Veel jonge vrouwen komen er, vaak al op jonge leeftijd zwanger geraakt. De jongste moeder is veertien jaar. Coördinatrice Lucienne Gena: „In eerste in stantie komen zè met vragen om hulp bij huisvesting, afbetalingsregelingen, huur schuld, een uitkering of studiefinanciering. Die wegen kennen ze bijna niet. Pas daarna komen ook andere problemen op tafel. Over relaties of seksualiteit; voorbehoed middelen gebruiken de meesten niet". Ook de jongens komen met vragen over huisvesting, uitkering of onderwijs. Zaken die voor een ander vaak eenvoudig te rege len zijn, maar voor hen niet. Dagelijks lopen twee veldwerkers door de Bijlmer. In het winkelcentrum, bij koffieshops, buurthui zen, jongerencentra en op straat. Met veel praten of een dagje uit proberen zij contac ten te leggen en hen zo verder te helpen. Gena schat dat zeker zo'n duizend jongeren doelloos zwerven door de buurt. Agressie „Geld hebben ze niet, want pas na een ver blijf van zes maanden hebben ze recht op een uitkering. Althans, als ze zich hebben laten inschrijven, maar zeifis dat doen velen niet. Geen geld, geen eten en de weg naar kleine criminaliteit ligt al snel voor de hand. Vaak staan ze in grote groepen bij elkaar, hetgeen door omwonenden en winkeliers als bedreigend ervaren wordt". „In feite zie je nu hetzelfde verschijnsel als met de massale komst van Surinamers naar Nederland. Zo'n twintig jaar geleden zag je eenzelfde reactie op hun aanwezigheid. In middels heeft die bevolkingsgroep aardig zijn weg weten te vinden. Maar niemand was voorbereid op deze groep. De weer stand tegen hen is groot. In die hiërarchie zie je dat Surinamers zich weer afzetten te gen Antillianen." Tot voor kort werden niet zelden Surina mers en Antillianen voor het gemak als een zelfde bevolkingsgroep beschouwd. Hun hu:d was immers donker en er was toch eenzei .A' koloniale band met Nederland? Ongeveer 500 Antilliaanse jongeren zwerven op het ogenblik door de Amsterdamse Bijlmer. Zij huizen in parkeergarages en binnenstraten. FOTO BERT VERHOEFF Niets is minder waar. De culturele verschil len zijn groot. Spreken Surinamers vrij goed Nederlands, de Antillianen nauwelijks of niet. Thuis wordt vrijwel altijd Papiamento gesproken. Veel meer dan Surinamers zijn zij sterk geörienteerd op Latijns-Amerika. Van Nederland weten ze weinig, behalve dan een grote verering van het koningshuis en de werenschap dat in Nederland alles goed is en mooi.' Woons pleit voor een eigen opvang zodra de jongeren op Schiphol arriveren. „Daar zou al bekeken moeten worden wie in Ne derland het gezag heeft over de minderjari gen. Blijkt dat de ouders op de Antillen te zijn, dan moeten ze weer worden terugge stuurd. Verder moet gekeken worden naar hun vooropleiding en taalvaardigheid. Tij dens hun verblijf in Nederland zou je die jongeren moeten volgen om te zien hoe het met hen gaat." „En we moeten zorgen dat ze weer een per spectief krijgen. Zorgen dat ze aan een aan tal criteria voldoen. Enerzijds een opleiding, anderzijds bij werkgevers de angst voor de ze jongeren weg te nemen door ze arbeids geschikt te maken." In het kader van de sociale vernieuwing vinden op dit moment onder leiding van Jan Schaefer gesprekken plaats met het mi nisterie van WVC. Daarbij gaat het zowel om versterking van de opvang van nieuw komers, als om opleidingsprojecten die uit zicht bieden op een baan in Nederland of op de Antillen zelf.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 14