Italië wordt leeggeroofd Goed dat het slecht gaat 'IA T ZATERDAGS ZATERDAG 30 NOVEMBER 1991 Italië is het cultuurland van Europa. Volgens de Unesco bezit het land meer dan de helft van alle kunstschatten die er op de wereld bestaan. Maar Italië wordt bewoond door Italianen en gere geerd door Italiaanse politici. Grote delen van dat immense culturele erfgoed kwijnen weg of worden gestolen. Niets is veilig voor het leger kunstdieven dat dagelijks toeslaat. De situatie is desastreus, maar zal na 1992 nog erger worden. „Als straks de Europese grenzen verdwijnen en ook kunstvoorwerpen vrij mogen circuleren, wordt Italië de kunstsupermarkt van de wereld". me tijd is er zelfs helemaal geen minister; die post wordt waargenomen door premier An- dreotti, die nooit te beroerd is om er bij te klussen. Handenvol geld Maar Sisinni is altijd gebleven. Hij heeft een directrice van een school als minister meege maakt en een onbeduidende advocaat die speculerend op de gokwoede van de Italiaan de monumenten wilde redden met loterij en. Sisinni: „De waardering voor kunst en cultuur groeit langzaam in de hoofden van de Italianen. Het is een proces. Je ziet dat de kleinste dorpjes hun museum willen. Dit groeiende culturele bewustzijn zal ook door dringen in de politieke klasse. Op een dag zal dit ministerie worden geleid door een groots man. Want weet u, dit is niet zo maar een ministerie." Maar voorlopig moet Sisinni nog roeien met de riemen die hij heeft. Hoe denkt hij met zijn beperkte middelen de diefstallen te gen te gaan? Sissini vertelt dat er wordt geïn vesteerd in beveiligingsapparatuur. Om ar cheologische opgravingen worden hekken gezet, maar alles kost handen met geld. De professor maakt zich over het opengaan van de Europese grenzen niet al te veel zorgen. Hij verwacht dat de EG bij de harmonisatie van de verschillende wetgevingen reke ning zal houden met de speciale situatie van Italië. Maar is het grootste probleem van Italië niet dat men niet weet wat zich precies aan kunstschat ten in het land bevindt? Sisinni wordt boos. „We hebben een ca talogi seerafdeling, die tot de bes te van de wereld behoort. Tot nu toe zijn 5 miljoen voorwerpen de belangrijkste gecatalogi seerd. en dat is al heel veel." „De mensen die zeggen dat er nog 145 mil joen voorwerpen niet in kaart zijn gebracht, weten niet waar ze het over hebben. Nie mand weet hoeveel kunstschatten er in Italië zijn. We weten alleen dat ons cultuurbezit immens is en zich door nieuwe archeolo gische opgravingen en onderzoek op de zee bodem nog steeds uitbreidt." „Catalogiseren is, met het oog op 1993, on ze eerste taak", vervolgt de professor. „We zijn op de goede weg. De voorwerpen die op een 'nationale lijst' komen, zullen niet mo gen worden verkocht. Kunstvoorwerpen krij gen een soort paspoort." Sisinni heeft vertrouwen in de toekomst. Hij 'praat over de vorming van een Europees cultureel bewustzijn, over de bevordering van een 'cultuur van bescherming van kunst'. Zal hij zelf ooit de post van minister aanvaar den om Italië een écht cultuurbeleid te ge ven? „Nee ik heb deze functie vijftien jaar ge leden aanvaard en zal haar blijven uitoefe nen. Hier kan ik mij het nuttigst maken." Geen mens in Italië weet hoeveel kunst het land bezit Een jonge wetenschapper is met zijn auto op weg van Den haag naar Amsterdam om een lezing te houden. Plotseling komt hij in een file terecht. Pa niek. prioriteitenlijstje en daarmee haar levensstijl moeten verande- Toen ze eenmaal het besluit ge nomen had om dat inderdaad te doen - beslist niet gemakkelijk, omdat je niet alleen jezelf maar vaak ook mensen in je omgeving moet 'omturnen' - ontdekte ze dat er veel waarheid schuilt in de gedachte dat slechte ervaringen de voorwaarde voor goede keu zen zijn. Ik van mijn kant werd door haar weer eens met de neus gedrukt op dat merkwaardige verschijn sel dat in de psychologische lite ratuur 'depressief realiteitsbesef wordt genoemd. Uit verschillen de onderzoeken blijkt dat de pressieve mensen zichzelf en hun omgeving vaak realistischer waarnemen en beoordelen dan niet-depressieve mensen dat doen. Eenvoudig gezegd: als je wilt weten hoe het er in Neder land nou echt voor staat en hoe dat komt, dan zou je die vraag bij voorkeur aan een depressieve politicus moeten stellen en niet aan een 'normale' niet-depres- sieve politicus. Die laatste zal je eerder een te rooskleurig dan een reëel beeld van de stand van za ken geven. Bovendien zal hij voor de dingen die goed gaan in het land de rol van zijn eigen partij en die van zichzelf over schatten, terwijl hij voor de din gen die slecht gaan zijn eigen rol en die van politieke geestverwan ten juist zal onderschatten. Depressieve mensen zijn in ver gelijking met 'normale mensen' vaak betere informatieverwer kers, omdat ze minder de nei ging hebben allerlei dingen ge woon in hun eigen voordeel uit te leggen. Een depressieve politi cus herinnert zich beter de nega tieve berichten die over zijn be leid of optreden in de media zijn verschenen dan zijn 'normale' collega. Hij heeft minder vaak de neiging om van zichzelf een irre- eel gunstig beeld te presenteren en ziet vaak heel goed in wat zijn eigen aandeel en wat het aandeel van anderen is in het tot stand komen van allerlei gebeurtenis sen. Maar mogelijk ziet hij dat hij depressief is. Een in het oog springend voor beeld van het 'depressieve reali teitsbesef vind ik Prins Claus. De schaarse keren dat ik naar een interview met of een speech van hem heb geluisterd, is me steeds weer de realistische, hoewel niet altijd vrolijk stemmende inhoud van zijn uitspraken opgevallen. Maar ik vind het ook opvallend hoezeer schrijvers die hun ro man of verhandeling onmisken baar in een depressieve periode hebben geschreven, vaak op een vlijmscherpe manier het maat schappelijke circus aan de kaak weten te stellen. Voor alle duidelijkheid: depres sief en cynisch zijn twee verschil- Jende dingen. Een cynicus is ie mand die als hij dooie bloemen ruikt, gaat kijken waar de lijkkist staat. Een 'normaal' mens is ie mand die als hij dooie bloemen ruikt, gaat kijken waar hij ze weg kan gooien en nieuwe kan ko pen. Een depressief mens gaat, als hij dooie bloemen ruikt, kij ken naar de zinvolheid van de dingen waarmee hij en anderen bezig zijn. Maar goed dus dat de meeste mensen af en toe depres sief zijn, want op die momenten geldt voor velen van ons: sadder RENE DIEKSTRA hoogleraar klinische en gezondheidspsychologie Normaal moet hij aan een uur genoeg hebben om op tijd te komen, maar dat zit er nou niet meer in. Dan begint het ook nog keihard te regenen. Als de fi le zich eindelijk oplost, gaat het van plankgas, linkerrijbaan, con stant lichtsignalen. Plotseling zwenkt de oplegger van een truck uit. Op het nippertje ont snapt hij aan een ramp. Heftig ademhalend en met zijn hart gie rend in zijn keel, pakt hij de eer ste de beste parkeerplaats om bij te komen. Het is, bedenkt hij daar, wel verdomd pijnlijk om zo laat aan te komen, maar het is nog altijd beter dan helemaal niet aan te komen. Hoofdzaak is dat ik niet in de vernieling lig. De aanwezigen moeten daar maar begrip voor hebben. Het voorbeeld laat zien dat we soms een flinke emotionele opta- ter moeten krijgen voordat we onze prioriteiten op het juiste rij tje zetten. De jongeman probeert in zijn haast eerst met de beken de middelen (snel en riskant rij den) zijn doel te bereiken. Hoe onmogelijker dat doel (op tijd komen) wordt en hoe angstiger hij zich daarover maakt, hoe ris kanter gedrag hij ertegenaan gooit: ondanks het slechte zicht gaat hij steeds wilder rijden. Dan komt de schok, de crisis, en de beslissing om zijn prioriteiten te veranderen. Op tijd zijn is niet meer het belangrijkste, de hogere waarde van nog-in-leven-zijn krijgt die plaats. Maar voor het tot die omwaardering van waar den komt, is wel eerst een angst aanjagende confrontatie, een cri- sis nodig. M m f hebben een fantasti- yki sche organisatie, uniek in W W de hele wereld. Dankzij een geavanceerd computersysteem en een intensieve samenwerking met Interpol, zijn we in staat de helft van de gestolen kunst voorwerpen weer terug te vinden." Majoor Benedetti leunt triomfantelijk achterover. Sa men met tachtig collega's maakt hij jacht op gestolen kunst. Het onderkomen van dit keurkorps, in het hartje van Rome, is met zorg gekozen. Het bevindt zich in het centrale 'palazzo' van een groep gebouwen die in de achttiende eeuw werden ontworpen door de architect Ra- guzzini. De carabinieri hebben direct uitzicht op de Sint-Ignatiuskerk met de wereldbe roemde fresco's van de jezuiet Andrea Pozzo. „Kerken zijn de meest kwetsbare gebou wen", zegt de majoor. „Ze zijn slecht be waakt en voor iedereen toegankelijk. Vorig jaar verdwenen 3269 voorwerpen uit kerken en basilieken." Daartoe behoren altaarstuk ken, kandelaars, beelden, ikonen en zelfs re lieken. In augustus werd uit de Dom van Perugia het bloed van de twee beschermhei ligen van de stad gestolen. Twee weken geleden overvielen gewapen de bandieten de kerk van de heilige Antonius van Padua, een van de belangrijkste bede vaartsoorden van Italië. Onder het oog van gelovigen werd de gouden en met edelstenen bezette reliekbuste van de heilige meegeno men. Omdat het kunstwerk moeilijk te slijten is op de markt, vragen de dieven een losprijs. Dat majoor Benedetti en zijn mannen de helft van de gestolen voorwerpen weten te rug te vinden, is een hele prestatie. Maar het betekent ook dat er zeker 120.000 kunstvoor werpen de afgelopen jaren écht zijn verdwe nen. Vooral de laatste tijd stijgt het aantal diefstallen met duizelingwekkende vaart. Het lijkt dweilen met de de kraan open. Kerken, de duizenden privécollecties, ge meentelijke musea, allerlei (semi-)overheids- instellingen en niet te vergeten de archeolo gische opgravingen, vormen een te gemakke lijke prooi. Het iherendeel van de gestolen waar verlaat zonder veel problemen het land. „Vooral Zwitserland is een belangrijk door- voerpunt", zegt Benedetti. De politieman wil meer geld en mankracht om het immense culturele erfgoed van Italië te beschermen. „We zouden flink geholpen zijn als we wisten wèt zich in Italië precies aan kunst bevindt." Het woord crisis komt uit het Grieks en betekent strijd, oor deel, beslissing. Een crisis is pijn lijk of beangstigend, maar voor een goede ontwikkeling van onze persoonlijkheid en van onze rela ties zijn crises vaak broodnodig. Ik zie regelmatig mannen en vrouwen van tussen de 40 en 50 jaar, die in een diepe depressie zijn geduikeld. Vaak zijn het mensen die jarenlang zeer actief zijn geweest, bezig van de vroege morgen tot de late avond. „Ik kon", zo verwoordde een vrouw het, „gewoon altijd alles aan. Niks was me te veel." Totdat ze zich op een bepaald moment af en toe lichamelijk en geestelijk moe begon te voelen. Maar het beeld dat ze van zichzelf had, van hoe ze vond dat ze moest zijn en moest functioneren, stond haar niet toe op die signa len te reageren. In plaats daarvan gooide ze er nog meer energie en tijd tegenaan om alle dingen maar zo goed mogelijk te kun nen blijven doen. Totdat op een bepaalde dag naar aanleiding van een gebeurtenis, die hoogstens een aanleiding maar geen oorzaak was (het be richt dat haar zoon dat jaar zou blijven zitten), de depressie toe sloeg. Ze begon overal als een berg tegen op te zien, verloor het pleaer in de dingen die ze vroe ger graag deed en begon zich te rug te trekken. Van haar werk meldde ze zich ziek, familie, vrienden en kennissen ontliep ze zo veel mogelijk en zelfs thuis was ze het liefst alleen. Eigenlijk was er maar één plaats waar ze zich nog enigszins op haar ge mak voelde: in bed. Het eerste wat me aan haar op viel toen ze in behandeling kwam, was dat ze zich vooral schuldig voelde. Schuldig over het feit dat ze niet meer kon doen wat ze voor haar gevoel moest doen, schuldig over het feit dat ze voor haar omgeving niet meer de persoon van vroe ger was, schuldig over het feit dat ze het moest laten afweten. Kortom: schuldig over haar de pressie. Toen ik haar vroeg wat ze in de behandeling zou willen bereiken, antwoordde ze: „Ik zou willen dat ik weer zo werd als vroeger." „Maar", voegde ze er aan toe, „ik ben bang dat dat niet reëel is." Hoezeer ze met dat laatste de spijker op de kop sloeg, ontdekte ze in de volgènde gesprekken. Ze kwam er achter dat als ze inder daad weer zo tekeer zou gaan als vroeger - overactief, altijd bezig, zelden of nooit time-outs of 'me ditatieve perioden' inlassen - ze in feite alleen maar bezig zou zijn een volgende depressie over zichzelf af te roepen. Als ze dat wilde voorkomen, zou ze haar Twee weken geleden werd de kerk van de heilige Antonius van Padua, een van de belangrijkste bede vaartsoorden van Ita lië, overvallen. Onder de ogen van gelovi gen werd de gouden en met edelstenen bezette reliekbuste van de heilige mee genomen. ARCHIEFFOTO Dieven storten zich gretig op immense hoeveelheid kunstschatten Inventarisatie Niemand weet hoe groot de Italiaanse kunst schat is. De schattingen lopen uiteen van 150 miljoen tot 200 miljoen voorwerpen. Waar om is er niets in kaart gebracht? „Omdat in dit land nog nooit eeh serieuze poging is ge daan om een inventarisatie te maken", don dert Italiës bekendste kunstcriticus Federico Zeri. „Het meest elementaire wapen i de ligt. Zelfs de Italiaanse rekenkamer be schuldigde de staat van slecht beheer van zijn kunstschatten. Er bestaat een speciaal Ministerie van Cultu reel Erfgoed. De ontstaansgeschiedenis van het ministerie is illustratief voor de onwil en onverschilligheid van de Italiaanse staat. In 1975 werden schilderijen van Raffaello en strijd tegen kunstdieven en vooral de illegale Piero della Francesca gestolen. Het land was kunsthandel, is een catalogus, het liefst geïllustreerd. Als je niet s weet wat er is, hoe kun je er dan jacht op maken?" Wel bestaat er een speciaal in stituut dat al tachtig jaar het een ander in kaart moet brengen, aar dat heeft nog maar een fractie van het totaal aan kunst schatten geregistreerd. Onbe kend is wat zich in handen van verzamelaars bevindt. En hoe moeten de duizenden objecten schilderijen die door musea in de loop der tijd aan allerlei instel lingen zijn 'uitgeleend', worden opgespoord? Alleen al in Napels heeft het Palazzo Reale 20.000 kunstvoor werpen en 2000 schilderijen in bruikleen gegeven aan zieken huizen, ambassades, politiecom missariaten en kantoren. Ieder een kan er mee doen wat hij wil. 1992 wordt dat allemaal nóg gemakkelijker. De gestolen Italiaanse kunst voorwerpen verlaten geruisloos het land. Maar ook de eerlijke kunstbezitter die iets wil verko pen wendt zich tot buitenlan ders, omdat die er zeker drie keer zoveel voor willen betalen als de Italianen. Volgens kunstcritici als Zeri is dit de schuld van de staat, die de handel blokkeert en zelf vrijwel nooit koopt. De staat stelt tal van eisen aan kopers en heft hoge belasting. Een binnenlandse kunstmarkt is r dan ook nauwelijks. In het en kele geval dat de staat iets koopt, bepaalt hij zelf de prijs, die Kerken zijn de meest kwetsbare gebouwen. Ze worden slecht fc meestal ver onder de marktwaar- en zijn voor iedereen toegankelijk. geschokt. Er kwam een speciaal dat voortaan zou toezien op alle culturele (en natuurlijke) rijkdommen van het land. Het ministerie is gevestigd in de voormali ge jeugdgevangenis San Michele, een enorm gebouwencomplex langs Romes rivier de Ti ber. Men is druk bezig met een omvangrijke restauratie. Dit project ligt na aan het hart van de machtigste man van dit ministerie, Francesco Sisinni. Medeoprichter van het ministerie en al vijftien jaar op de stoel van directeur-generaal. „Een academicus, filosoof, histo ricus, kunstkenner en literator gespecialiseerd in de werken van Dante", zo meldt de achterflap van het boek dat is gewijd aan zijn leven en werk. De professor laat op zich wachten. Een half uur, een uur. In de wachtzaal krijgen de drie bodes, die één bureau en één krant tot hun beschikking heb ben, moeite met hun houding. De rinkelende telefoon breekt af en toe de spanning. Een kardi naal wordt met alle égards ont vangen en mag meteen naar bin- Maar eindelijke is het dan zo ver. In zijn statige werkkamer vertelt Sisinni dat de bescher ming van Italiës immense hoe veelheid kunstschatten hem voor grote problemen stelt. Maar vol gens hem is er wel degelijk spra ke van een cultuurpolitiek. De organisatie, de capabele mensen, zelfs de goede wil is er. Alles ei genlijk, behalve geld. Zijn ministerie zit in het ver domhoekje, erkent de professor zonder veel omwegen. Italië re serveert jaarlijks 0,19 procent van de begroting voor Sisinni's mi nisterie. Een bedrag van 13,5 mil jard gulden, waarvan 6 miljard opgaat aan personeelskosten. Het Ministerie van Cultureel Erf goed is bij kabinetsformaties al tijd de troostprijs voor de kleinste en minst eisende politieke partij. Wie minister van CE is heeft vrij wel geen enkele macht. Al gerui-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 41