'Ik heb slechts gestudeerd aan de Faculteit die Leven heet' *1\/T ZATERDAGS BIJVOEGSEL EINDREDACTIE: WILLEM SCHRAMA MARGOT KLOMPMAKER ZATERDAG 9 NOVEMBER 1991 VORMGEVING; FRED VAN GELDEREN MARCO KROES RUUD VOGELESANG Op 28 november leest Gerard Reve voor de VPRO-radio zijn roman 'De Avon den' in zijn geheel voor. Bovendien is deze week het boek 'Brieven aan mijn lijfarts' verschenen, nu al als bestseller gedoodverfd. Een bundeling van de brieven die Reve in de jaren 1963-1980 schreef aan zijn vriend, de arts Jan Groothuyse. Tijd voor een in terview dus. Meer dan 7 uur lang zal De Leeuw met de Grijze Doch Nog Steeds Overvloedige Manen niet meer te remmen zijn. Bij het afscheid krijgt de interviewer een energieke handdruk mee voor moeilijke tijden. Want in de wereld is veel gevaar. „Bentu met de auto? Weten uw ouders dat? Doe maar voorzichtig hoor. U komt toch uit de wereldberoemde uni versiteitsstad Leiden? Wie heeft daar nu de lederstoel literatuur? Nou, dag hoor, moedig voorwaarts maar!" Gerard Reve over schrijven, zijn lijfarts en Moeder Maria CEES VAN HOORE I ijn thema is de ontoerei- I I kendheid'van de mense- A- v JL lijke liefde en onze vol strekte afhankelijkheid van Gods genade. Of niet soms? Zeg Joop, wat was mijn thema ook alweer?" Volksschrijver Gerard Reve gaat er eens uitgebreid voor zitten, terwijl Joop Schafthui zen volgens Reve 'De Troost Van Mijn Late Leven', maar beter bekend als Matroos Vos hem een glaasje sinaasappelsap offreert. Gerard wil een groot glas, want „bij een groot schrijver hoort een groot glas". Is de journalist wel een man die zijn vak verstaat? Achteloos wordt hem daar bij bin nenkomst door de schrijver naar gevraagd. „U moet weten: ik ben zelf ook journalist ge weest. bij Het Parool. Kort, kort, alles moest kort. Daar werd ik diep ongelukkig van. Maar het is de helderheid van mijn stijl wel ten goede gekomen." „De romans die heden ten dage verschij nen lijken soms wel cryptogrammen. Bij mij weet je meteen waarover het gaat. En niks overbodigs erin. Wat ik overbodig noem, is dit: in ouderwetse zuivelwinkels stond op de toonbank vroeger vaak een glazen stolp met eieren. Er leunde een kaartje tegen met de tekst: Heden verse eieren. Overbodig. Dat het heden is en niet gisteren, is duidelijk. Dat het eieren zijn, is ook te zien. En dat de midden stander niet gaat zeggen dat-ie ouwe eieren verkoopt, lijkt me ook nogal logisch. Nee, ik was best een goede journalist. Zo, nu hoort u het ook eens van een ander." Lourdes Tijdens de opname voor de marathon-radio uitzending van 'De Avonden' heeft de schrij ver af en toe moeten vechten tegen de tra nen. „Vooral die passages over mijn moeder hebben pappie nogal aangepakt. Ik had het boek lange tijd niet meer gelezen. En omdat mijn moeder nu dood is, kreeg ik even het gevoel dat ik te weinig van haar heb gehou den. Maar ik heb nu een andere Moeder, de Heilige Maagd Maria, Troosteres der Be droefden. Die Moeder is altijd thuis, blijft al tijd op voor haar Zoon. En Ze laat het licht aan en bakt voor Hem een eitje als-ie einde lijk thuiskomt. Maria zal, dat voorspel ik, bin nen het katholieke geloof een steeds grotere plaats gaan innemen. Want die Zoon van Haar is maar een zenuwlijder." „Nadat ik 'Bezorgde Ouders' had geschre ven, ben ik naar Lourdes geweest om daar een bad te nemen en mij te reinigen van zon den. Je denkt soms wel dat je niet zondig bent, maar Satan is overal. Het is net als met die man tegen wie ik eens zei: je bent ziek. Ik ben niet ziek, zegt-ie. O, nee. zeg ik, weet jij het soms beter dan de dokter?" „Ik had een soort voorteken gehad om naar Lourdes te gaan. Ik reed naar Onze Lie ve Vrouwe van de Wouden, die in een heilig dom in de buurt van Dieulefit resideert. De weg was goed, gewoon de Route Nationale, maar wel een beetje smal en glooiend, zodat je de tegenliggers vrij laat zag aankomen. Ko men er ineens twee auto's op me af razen. De rechtse auto is bezig met het inhalen van de linkse. Bloedlink. Als ik zou uitwijken, moest ik mijn auto het ravijn in sturen." „Maar als door een Godswonder stuiven die wagens me met een millimeter tussen ruimte voorbij. Een witte en een blauwe auto. Verrek, dacht ik, dat zijn de kleuren van Ma ria! Toen wist ik dat ik naar Lourdes moest gaan. Ik ben daar door twee potige jonge mannen uitgekleed en naar een soort zwem badje gebracht. Allemaal heel netjes en pro per. Toen ik eenmaal rillend in het water stond, heb ik mijn neus dichtgeknepen en ben ik kopje onder gegaan.'Zo schiet je op". „Ach, er komt hier zo veel raar volk over de vloer. Ze schrijven allerlei lasterlijke dingen over Maria. En ook over Lourdes. Dat ze de vele kaarsen die daar worden gebrand snel uitblazen en dan weer opnieuw gebruiken. Leugens! Die kaarsen gaan met een blauw lint eromheen in grote magazijnen en blijven het eigendom van Maria. Ach, de kranten zijn soms zo eigenwijs en onwetend. Van de onverzorgde taal die je daarin soms aantreft, rijzen je de haren te berge. In een verslag van een vakbondsbijeenkomst heb ik eens gele zen: 'We maken een vuist die we ons niet uit handen laten slaan'. Echt waar. De media vinden zichzelf hier zo belangrijk. Sommige mensen denken nog steeds dat de wereldpo litiek in de Wibautstraat en aan de Heuvel laan in Hilversum wordt gemaakt." Katholiek De schrijver pauzeert even om een slokje te nemen. Hij mompelt wat over 'lucht halen door een glazen buisje' en 'het onbekom merd wateren tegen monumenten' en kijkt de interviewer dan opeens met stekende blik onder gefronste wenkbrauwen aan. „Ik heb toch nog wel een goede kop met haar, hè? Ja toch hè, nog geen schilfertjes en zo? U bent er toch ook van overtuigd dat er meer is dan dit aardse? Ben u praktizerend katholiek? O, het katholicisme is zo mooi. Vooral voor kun stenaars." „Maar eerlijk gezegd blijf je als Nederlan der ondanks alles toch een calvinist. Je kunt niet over je eigen schaduw heen springen. Aan gereformeerden of hervormden die leven volgens de leer heb ik geen hekel. Tijdens een zomerkamp in mijn jeugd ben ik eens diep onder de indruk geraakt van een lid van de Hervormde Kerk. In het nette, hè, dat be grijpt u. De leiders van het kamp waren weg. We mochten niet voetballen." „Er stonden van die witte schuurtjes op het terrein, een soort kippenhokken. Daarin slie pen de leiders. Natuurlijk ging er een bal door de ruit. Goede raad was duur, het was zondag en alles was gesloten. Wij toch maar het dorpje Lunteren in. Daar was een verf- winkel die ook in glas deed. Alles zat daar in die straat potdicht. Ook die winkel, er hingen van die trijpen doodsgordijnen met van die kwastjes eraan voor de etalageruiten." „Na lang bellen deed de eigenaar open. Hij sneed een ruitje voor ons en gaf ons een kluit stopverf mee. Betalen'mochten we niet. Ook de volgende dag niet. Gewoon omdat-ie op zondag niet mocht werken. Kijk, dat is leven volgens de leer. Over dat voorval heb ik lang zitten tobben. Dat greep me aan. Ik hou wel van die mensen, die zijn zoals Job al zei: God vrezende en wijkende van het Kwaad." „Vaak hebben de eenvoudigste mensen het scherpste inzicht in zaken des geloofs. Ik zat eens ergens in een tuin. Het was op een mooie zomernamiddag, ik had flink gedron ken. Het was stil, doodstil, de bomen en de huizen glansden als op een zeventiende- eeuws schilderij. Naast me zat een onooglijke jongen, met van dat rossige, verdorde haar. Ik moest denken aan de dood, aan het hier namaals. Ik vroeg aan die jongen: 'Hoe zou het Daarginds toch zijn, lieve jongen?'. 'Pre cies zoals hier, zoals nu', zei hij, 'maar in, op en door alles zal het licht zijn van de genade'. Mooi hè. Mijn overovergrootvader zei altijd: het gaat irr het leven om de duit en de fluit. En de jongens hebben een wortel en de meisjes een brievenbus. Maar dat is niet alles in deze wereld, meneer." Vriendschap Gerard Reve is nu al weer jaren de succes-au teur van uitgeverij Veen („een prima uitge ver"). Aan uitgever Geert van Oorschot denkt hij soms nog met weemoed terug, al heeft het proces dat hij tegen hem heeft moeten voe ren de herinnering wel enigszins bezoedeld. „Geert kon soms erg grof zijn. Net zoals zijn zoon Wouter. Die schreef laatst een brief aan mijn uitgever. De goede man heet Dick Gub- bels. Weet je hoe de aanhef van die brief aan hem luidde? „Beste Dick Goebbels 'Brieven aan mijn lijfarts 1963-1980', het nieuwe boek van Reve. is weer een echt men- senboek geworden. In de inleiding vertelt Re ve hoe hij kennismaakte met Jan Groothuyse. ook wel 'de hoerendokter' genoemd omdat zijn praktijk zich bevond in het centrum van de Amsterdamse Wallen. Tijdens een deliri um gooit Reve zijn vriend Wimie van alles naar het hoofd: flessen, glazen en als pièce de resistance een gietijzeren pan met koude var kensrollade. Pan stuk, maar rollade nog pri ma, "mankeerde niks aan". Iemand waarschuwt dokter Jan Groothuy se. Gerard heeft zich gesneden aan glasscher ven en Bloedt uit Vele Wonden. Groothuyse verbindt hem met stroken kantoorplakband. „Ik wil dood", zegt de jonge Gerard tegen hem. „Dat is altijd de beste oplossing", ant woordt Groothuyse. Deze eerste ontmoeting is het begin van een langdurige relatie. Groothuyse helpt Reve met zijn drankpro bleem. Maar later krijgt de verhouding een ander karakter. Dan is het Reve die de hel pende hand biedt aan Groothuyse, die kampt met huwelijksproblemen. „Slechts wie ziek is, kan zelf genezen", concludeert de schrijver. Groothuyse zal uit eindelijk de hand aan zichzelf slaan. In de 'Verantwoording' van 'Brieven aan mijn lijfarts' schrijft Reve over Groothuyse: „Maar de buurt het hart van de Amster damse prostitutie fascineerde hem: een volgens mij fatale aantrekking tot het asocia le. Ik had wel eens de indruk dat hij de hoe ren en pooiers pas echt geslaagde mensen vond. Hij was overigens niet de enige in Am sterdam die dat onmenselijk bedrijf met een waas van romantiek omgaf. Ik doel op het demonische misverstand, waarbij men 'pro gressief noemt wat alleen maar asociaal, en 'revolutionair' wat alleen maar crimineel is." De grote stad, met haar verlokkingen en ba naliteiten, vormt volgens Reve een wezenlijk probleem voor mannen. Als wij komen te spreken over Simon Carmiggelt, wiens over spelige activiteiten onlangs breed uitgemeten zijn in 'Mijn beter ik' van Renate Rubinstein, zegt hij: „Ik was nogal geschokt door dat boek van Rubinstein over haar verhouding met Carmiggelt. Ik heb Simon door en door gekend en ik weet wel zeker dat hij nooit in zijn blote kont door het huis van Rubinstein heeft gelopen." Joop Schafthuizen valt hem in de rede: „Maar Renate was wel een nymfomane, Ge rard." Reve: „Dat kan zijn. Maar Simon zou daar nooit in zijn blote kont gaan lopen, voor zo iets was-ie te bleu. Het boek bevat vele leu gens. Simon is, denk ik. wel moreel gede menteerd geraakt in de dertig, veertig, jaar dat hij in Amsterdam heeft gewoond. Op het laatst had hij overal begrip voor, zelfs voor Joop den Uyl, traangas en krakers. Ik vind dit boek voor de kinderen van Carmiggelt ver schrikkelijk. Renate Rubinstein heb ik goed gekend. Ze had een doodslucht bij zich. Echt. die kon je ruiken van een afstand. Ze was een flirt die in wezen frigide was. Paradoxaal ge noeg krijgen die mensen nu juist vaak de meeste liefde." De schrijver is oprecht verheugd dat het communisme ter ziele is. „Maar het is wel bitter om te moeten constateren dat mijn ou ders er de beste jaren van hun leven aan heb ben gegeven. Afschuwelijk, echt afschuwelijk dat communisme. Ze gaan als volgt te werk: ze moorden een aantal leden van een familie uit en dan marcheert de rest uit angst in de gelederen mee. Zo werkt dat. En je kunt er weinig tegen doen." „Het is net als met de Jehova-getuigen. Die komen dan op zondag hun voet tussen je deur zetten. Maar dan staat er geen vent of zo, die je een stomp voor zijn kop kan geven, maar een vrouwtje met een kind bij zich. Ik ken een geval waarhij Jehova getuigen een vrouw zo hebben ingepalmd dat ze haar man en dochtertje verliet. Een jaar later stierf die vrouw. Haar man kreeg van haar broeders en zusters in het geloof de begrafenisrekening thuisgezonden." Weet de schrijver al dat Willem Frederik Hermans naar België gaat verhuizen? „Ja. daar was ik van op de hoogte, maar ik heb dat geheim gehouden. Op mij vertrouwd is niet vergeefs gebouwd. Ja. die man zal dich ter bij Nederland willen zitten om Hilversum 1. 2. 3 en 4 te kunnen ontvangen. Ik begrijp dat wel. De Franse taal. dat is toch ook eigen lijk geen taal. dat is een keelziekte. Elke Fransman voelt zich een Lodewijkje de Veer tiende." „En dat slempen en vreten wat ze doen! Verdomd egocentrisch zijn ze. Wat in Frank rijk niet bestaat, bestaat op de gehele wereld met, zo denken ze. Ik moest eens iets uitleg gen over een pad. Ik zeg: je weet wel. zo n kikker die over het land loopt. Bestaat met. zeiden ze. Ze kunnen maar op één niveau denken. Ach. misschien dat Hermans ook wel voor de goedkoopte naar België is ge gaan. Hier in Holland koop je een makreel voor één gulden en drieëntwintig cent. In Frankrijk doen ze hem een rood lintje om en een eremedaille en rekenen ze 100 francs." Kleine Boodschap loop Schafthuizen heeft net de was gedaan. Tijd voor een sigaretje en een paar hamme tjes met kaas en komkommer. Hij zegt: „Nou, Gerard, ik zou ook best in België willen wo nen. Daar kan je als vrouw gewoon een glas bier in een café drinken en een sigaret op straat roken." Reve: „Dat kan toch, Joop maar goed. waar hadden we het over? O ja. Frankrijk. Al die families die je 's avonds in Parijs over de boulevards ziet lopen. Met die kleine kinde ren erbij. Alsof ze worden voortgejaagd naar de Laatste Gebeurtenis in Hun leven. Alsof de wereld nog maar drie uur bestaat. En de Franse mannen. God. wat worden die snel oud! Met 22 zijn ze nog een gigolo, met 32 staan ze over de bril heen te wateren." „Maar op het platteland laten ze je geluk kig wel met rust. Fransen zijn geen types die vanachter de gordijnen naar je loeren, zoals hier. De cafébaas in Dieulefit had respect voor mij omdat ik niet in zijn café kwam. O. pardon, moet u soms niet even naar de wc? Toch wel een kleine boodschap, hè?" Reve is bezig met «-en Nieuwe Intemalio nale Wereldroman die alle boeken, behalve de Heilige Schrift, overbodig moet maken Hij signaleert in Nederland een groot gebrek aan talent bij de jongere schrijvers, „Poeiersperma, zo noemen wij 4&t altijd", zegt loop Schafthuizen. „Niks geils aan." „Joop toch, ga je mond spoelen met ko kend lood. Het Is Toch Nooit Goed of Het Deugt Niet. Maar in ernst: er is echt weinig talent", zegt Reve. „Dan zie je dat ze van die romans willen schrijven om te shockeren. Maar dat heeft niets met literatuur te maken. Het erotische moet een functie hebben, orga nisch één zijn met het geheel. Dan storen mensen zich niet aan dat erotische. Een kunstwerk moet een eenheid zijn." „Neem De Duivelsverzen van Salman Rus hdie. Er zijn mij in dat overigens goed leesba re boek een aantal stukken opgevallen die er echt niet in thuishoren. Als die er niet waren geweest, had waarschijnlijk niemand er zo veel tamtam over gemaakt. En dan heb ik het echt niet alleen over die door de islam ver oordeelde passages." Tijdens het afscheid laat de auteur een prachtige cassette zien waarin zich de cd's bevinden van de radiolezing van De Avon den. „Ik moet ineens denken aan Nescio. Op een keer gingen we samen met Van Oorschot in de auto naar Hilversum om bij Bovema een opname te maken voor 'Stemmen van Schrijvers'. We schoten maar niet op Vóór ons reed een tractor met zo'n tergend slakke- gangetje en die wilde maar niet opzij gaan „Op een gegeven ogenblik werd het Nescio te veel en mompelde hij: imbeciel op ijzeri In Frankrijk gaat dat soort voertuigen voor schrijvers maar ook voor gewone mensen even in de berm staan om hen door te laten Fn hier? Ach. menr-er. ik weet het niet meer Ik heb niet zoals U gestudeerd. Ik heb alleen gestudeerd aan de Faculteit die leven heet." je denkt soms wel dat je niet zondig bent, maar Satan is overal' Gerard Reve: „De Franse taal. dat is toch ook eigenlijk geen taal. dat is een keelziekte." FOTO GPO MONIQUE BAAN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 33