7
Henk Verdaasdonk,
overlevende van de A-16
10
De stofzuiger van de geest
ZATERDAGS
De doden zijn gauw verdwenen. Alleen
voorwerpen blijven nog even liggen. Een schoen.
Een pop. Een met bloed doordrenkte doek.
Totdat alle sporen worden uitgewist. Wat blijft
zijn de invaliden. Vrachtwagenchauffeur Henk
Verdaasdonk was een jaar geleden betrokken bij
de massale kettingbotsing op deA-16 bij Breda.
Een plotselinge mist leidde tot een ramp met tien
doden en bijna dertig gewonden. Verdaasdonk
verloor een stuk been, maar zit weer achter het
stuur. Zijn leven is anders geworden. Zijn kijk
op het verkeer ook.
n cn staalblauwe lucht, geen zuchtje
m wind. Henk Verdaasdonk, een 25-
JLmJ jarige vrachtwagenchauffeur uit
het Brabantse Rijsbergen, weet hoe bedrieg
lijk dit schitterende weer in het verkeer kan
zijn. Want opeens zit je in de mist. Van de
op de andere seconde zit het potdicht,
kun je geen hand voor ogen meer zien. Op
luchtfoto's is die sliert mist een onbeduiden
de streep. Maar op de weg kan die sliert
npzalig zijn. Doden, gewonden, mensen
ar het leven invalide. Zoals Henk, wiens
rechteronderbeen is geamputeerd.
„Net bij de afslag Rijsbergen-Breda begon-
len ze te remmen. Ineens zat alles vast. Een
langzaamaan-actie van de douane, dacht ik.
Want dat stond te gebeuren. Links achter me
hoorde ik het janken van remmen. Knallen
i auto's die op elkaar reden. Ik stond met
mijn wagen op tijd stil, op de rechterbaan.
Drie vrachtwagens stonden voor me. Ik zette
mijn alarmlichten aan en de zwaailamp. En
intussen piepte ik m'n baas via de mobilo
foon op dat ik er aan kwam. Want je hebt dan
wel die lichten aan, maar je beseft niet dat
het écht gevaarlijk is, levensgevaarlijk. Je
denkt: ach. wat oponthoud, maar ik ben zo
thuis."
„Vrachtwagenchauffeurs rijden vaak te
hard. Ik kan dat niet ontkennen. Ik reed die
dag zelf ook wat harder dan tachtig, maar
t veel meer, zo is later op de tachograaf
geconstateerd. Als ik écht harder had gereden
ik misschien die dag al bij de baas ge-
ïst. Want als ik tweehonderd meter verder
gekomen dan de fatale plek, was ik van
de weg af geweest."
„Ik heb niets gezien van mensen die wer
den verpletterd en levend verbrandden. Een
chauffeur aan de andere kant van de weg
heeft alles meegemaakt. Hij was maanden
lang van slag. Als ik daar had gestaan was ik
misschien ook overstuur geweest. Maar ik
had geen tijd om me te realiseren wat er met
de slachtoffers gebeurde, want ik was er zelf
bij betrokken."
Lijkenpikker
„Opeens voelde ik gevaar. Er uit, dacht ik.
Rechts er uit, want anders kom je op de wég
i daar moet je zeker niet zijn. Toen kwam
de klap. Alles vloog door de cabine. Mijn
rechterbeen zat klem, maar dat had ik niet zo
n de gaten. Eerst dacht ik helemaal niet aan
n'n benen. Ik dacht: wat een rotzooi is het
hier. De cabine was geplet, helemaal opge-
uwen. Later heb ik gezien dat er nog maar
n halve meter ruimte was. Als ik een secon-
eerder had geprobeerd er uit te komen
is me misschien niets overkomen. Maar als
ik het een seconde later had gedaan was ik
dood geweest, dat weet ik heel zeker."
In een flits zag ik dat mijn rechtervoet ter
hoogte van mijn knie zat. Mijn been was als
ware dubbel gevouwen. Ik heb er gauw
wegenkaart overheen gelegd. Misschien
om het zelf niet te willen zien. Maar ook om
dat ik vond dat het anderen niks aanging. Er
liepen allemaal mensen om mijn auto. Er
een fotograaf die zich in al
lerlei bochten wrong om maar zo
dicht mogelijk bij me te komen.
Hij hing met z'n bovenlijf in de
cabine. 'Het is m'n werk', zei hij
nog. Als ik niet klem had gezeten
had ik hem een klap gegeven. Lij
kenpikkers zijn het. profiteren
an andermans leed."
„Een vertegenwoordiger uit
Dordrecht, heeft er voor gezorgd
dat ik bij mijn positieven bleef.
Hij praatte en praatte. We had
den het over van alles en nog
Over mijn diensttijd, mijn
verkering, alles wat maar voor de
mond kwam. Misschien heeft hij
mijn leven gered. Want als ik in
ia was geraakt had ik niet
kunnen zeggen waar ik pijn had.
Als je zelf niks meer kan zeggen
is de kans groot dat ze bij het uit
zagen meer bij je kapot maken
dan nodig is."
„Ze zijn drie kwartier bezig ge
weest om me uit het wrak te snij-
Met een hydraulische
schaar knipten ze het dashboard
open. Tegelijk waren ze aan het
zagen. Alles ging een beetje langs
heen. Je bent slachtoffer,
ir je krijgt geen tijd om dat te
beseffen. Ik heb veel bloed verlo-
maar ik merkte er zelf niks
i. Net zo min als ik iets voelde
i dat been." De enorme k
„Pas later hoorde ik dat een ach
teropkomende vrachtwagen een personen
auto onder mijn wagen had geschoven.
Daarbij is een echtpaar omgekomen. Ik ben
uit eigen beweging naar de rechtszaal gegaan
waar de chauffeur terecht stond die tegen mij
is opgeknald. Ik wilde weten wie hij was, hoe
hij was. Na het ongeluk heeft hij niets van
zich laten horen. Ook al begrijp ik zijn angst,
ik neem het hem nog steeds kwalijk dat hij
nooit heeft gereageerd."
„Ik zou me niet achter mezelf hebben ver
scholen. Zeker niet als het om een collega
gaat. Ze wilden hem veroordelen wegens
dood door schuld. Hij had 83 kilometer per
uur gereden, officieel drie kilometer te veel.
Hij zou onvoldoende afstand hebben gehou
den. Ze konden het niet bewijzen. In het be
gin had ik zoiets van: als ik die vent tegen
kom dan doe ik hem wat. Achteraf denk ik:
het had mij ook kunnen overkomen."
„Ik heb me het meest geërgerd aan zijn ad
vocaat. Hij beweerde dat de bestuurder van
de personenauto zichzelf had doodgereden.
Dat is onzjn. Ik heb maar één klap gevoeld.
Bovendien zaten de resten van de personen
auto ver onder mijn wagen, bijna tot aan de
Henk Verdaasdonk: Je beseft niet dat het echt gevaarlijk is, levensgevaarlijk.
Vrachtwagenchauffeur kijkt na een jaar terug op verkeersramp
as. Dat kan alleen zijn gebeurd door de
vrachtwagen die mij van achteren pakte."
„Te snel? Er zijn momenten dat elke snel
heid te hoog is. Vijftig kilometer per uur met
een zwaar beladen vrachtwagen kan al te
hard zijn. Maar het zijn niet alleen de vracht
wagens die te hard gaan. Vaak brengen be
stuurders van personenwagens je in de pro
blemen, doordat ze onverantwoordelijk pas
seren. Je probeert afstand te bewaren, zodat
je remweg bij een noodstop toereikend is. En
opeens kruipt er een automobilist voor je die
niet achter je wil blijven hangen. Door die al
lesoverheersende haast rijdt iedereen bum
per aan bumper en uiteindelijk belandt je in
een file."
„Files zijn vaak nèt niet gebeurde ongeluk
ken. Nog wat harder, nog wat minder afstand
en dan is weer zo'n verschrikkelijke verkeers
ramp een feit. Telkens als ik thuiskom denk
ik: dat heb ik er weer goed van afgebracht.
Dagelijks maak ik bijna-ongelukken mee.
Soms is het een kwestie van luttele seconden
waardoor het op het nippertje goed afloopt."
„De snelheidsbegrenzer is een goed ding.
Maar zoals de situatie nu is gegroeid, heb je
er weinig aan. Want als geen vrachtwagen
chauffeur harder dan tachtig mag, rijdt ieder
een geheid tachtig en geen kilometer minder.
Je houdt niks meer over om op cruciale mo
menten te passeren, zodat volgens mij de
kans op files groter wordt. Ik vind dat Ook
personenauto's moeten worden afgesteld."
„De pakkans van een vrachtwagenchauf
feur is nu veel groter dan die van de bestuur
der van een personenauto. Automobilisten
rijden net zo goed te hard, terwijl vrachtwa
genschauffeurs de naam hebben. Er wordt
gegeneraliseerd: motorrijders zijn doodrij
ders, BMW- en Mercedesrijders zijn agressief,
boeren rijden altijd in de weg, voetgangers
steken zo maar over en fietsers rijden overal
waar het hen uitkomt en óók nog zonder
licht. Het is allemaal een beetje waar, maar
niet helemaal. Er moet wat gebeuren. Maar
wat?"
wondervoet
„Na de amputatie van mijn been was ik ge
broken. In het ziekenhuis keek ik onder de la
kens en zag dat het verband halverwege m'n
onderbeen ophield. Nu wist ik pas werkelijk
wat me was overkomen. Alles wat ik had wil
len doen, de toekomstplannen, het viel alle
maal in duigen. De wandeltochten in de ber
gen, racen op de motor. Ik kon het vergeten.
En hoe moest het met het afbetalen van de
hypotheek als ik in de wao zou komen? En
had mijn vriendin misschien lie
ver een gezonde man?" mbhmm
De zusters in het ziekenhuis
hebben geprobeerd de kranten
met verhalen over de verkeers
ramp op de A-16 voor hem weg
te houden. Maar nadat Henk
Verdaasdonk tot het besef was
gekomen wat hem was overko
men wilde hij alles zien, alles we
ten. Alle foto's en knipsels die hij
maar te pakken kon krijgen ver
zamelde hij voor z'n plakboek.
Een broer maakte een hele seri
het wrak van de vrachtwagen. Henk kijkt
daar nog vaak naar. Hij realiseert zich telkens
weer dat hij gezien de omstandigheden geluk
heeft gehad. Al heeft de automobilist wiens
auto wonderbaarlijk gaaf tussen al die wrak
ken staat nóg meer geluk gehad. En altijd is
er weer iets van verwondering
over de mysterieuze mist die on
verhoeds alles opslokte en weer
net zo onverwacht oploste.
„Toen ik op de brancard lag*was
de lucht zo blauw, zo open, alsof
er nooit mist was geweest."
Ondanks zijn prothese is Henk
met een gloednieuwe vrachtwa
gen weer dagelijks op de weg.
Deze week, bijna een jaar na het
ongeluk, kwam hij die andere
chauffeur onderweg tegen. Ook
in een nieuwe wagen. „Toevallig
zag ik hem. Misschien komt het
omdat ik sinds het ongeluk be
wuster rijd. Ik kijk verder dan
vroeger."
„Ik heb een wondervoet gekre
gen. Er zijn er maar twee van in
Nederland. De voet heeft een
enorme veerkracht. Aan Ad van
Schendel, therapeut van het re
validatiecentrum in Breda, heb ik
te danken dat ik ermee kan lopen
als een kievit. Hij heeft me afge
beuld, net zo lang tot ik er perfect
mee overweg kon."
Als bewijs van zijn behendig
heid klautert hij moeiteloos op
zijn vrachtwagen. Als je het niet
weet zou je niet zeggen dat hij
invalide is. „Ik ben altijd een
beetje trots als mensen niets in
de gaten hebben." Henk glundert
in zijn cabine. Een gelukkige
overlevende.
'De lucht was zo
blauw, alsof er
nooit mist was
geweest'
ZATERDAG 16 NOVEMBER 1991
N K W I J
Een psycholoog komt op straat een collega tegen,
die altijd de spot drijft met zijn droomduiderij.
Zo ook dit keer. Al van verre begint hij te roepen:
„En, hoe gaat het? Nog altijd dromen aan het
duiden?A propos, ik heb onlangs een idiote
droom gehad. Betekent die ook wat?"
De droom die de
collega vertelt is de
volgende: „Via een
steile gletsjerhelling beklim ik
een hoge berg. Het weer is
prachtig, en hoe hoger ik kom
hoe beter ik me voel. Mijn gevoel
van gelukzaligheid is zó groot als
ik de top bereik, dat ik verder het
heelal in zou willen gaan. Dat
kan ik nu ook doen en ik stijg op,
de lucht in. Dan word ik wakker
met een gevoel van extase. En
vertel me nou maar eens wat dit
betekent."
Het antwoord van de psycholoog
is: „Beste collega, ik weet dat u
het bergbeklimmen toch niet
kunt laten, dus bind ik u op het
hart in ieder geval nooit alleen te
gaan. Neem altijd gidsen mee en
volg hun instructies heel precies
op."
De reactie van de collega is een
spottend „Onverbeterlijk", waar
na hij vrolijk fluitend doorloopt.
Twee maanden later wordt hij in
z'n eentje door een lawine bedol
ven, maar op het laatste moment
door een hulppatrouillle uitge
graven. Drie maanden daarna
komt zijn einde. Op een tocht
zonder gids met een jongere
vriend stapt hij, zoals door ie
mand anders van verder weg
wordt waargenomen, bij het af
dalen van een helling letterlijk in
de lucht, raakt in zijn val de lager
wachtende vriend en beiden
storten ze de diepte in. Met de
cynische woorden "Dat was nog
eens een extase" sluit de dro-
menduidende psycholoog, die
niemand minder was dan de be
faamde Carl Gustav Jung, zijn
verslag van deze gebeurtenis af.
kunnen dromen inderdaad vin
gerwijzingen naar de toekomst
bevatten? Zitten er in dromen
aanwijzingen naar zaken die zich
in ons leven aan het voltrekken
zijn, maar waarvan we ons nog
niet bewust zijn? In de bijna hon
derd jaar die sedert de publicatie
van Freuds meesterwerk 'Die
Traumdeutung' in 1900 zijn ver
streken, en in de bijna 40 jaar dat
er in slaaplaboratoria droomon-
derzoek wordt gedaan, zijn deze
vragen nog nooit afdoende be
antwoord.
Er zijn mensen - zoals Francis
Crick die de Nobelprijs ontving
voor zijn werk over onze erfelijk-
heidsstof het DNA - die menen
dat de droom vooral een soort
van stofzuiger voor onze geest is.
Eenvoudig gezegd komt zijn
theorie hier op neer: allerlei in
drukken en associaties die we ge
durende de dag hebben opge
daan en die nutteloos of bizar
zijn, worden door de droom uit
onze hersenen worden uitgewist.
Zo hebben we voor de volgende
dag weer voldoende schone her-
senruimte om nieuwe indrukken
op te doen.
Zo op het eerste gezicht geeft de
ze theorie aardig antwoord op
een aantal vragen. Eén daarvan
is waarom zoveel dromen inder
daad een volstrekte bizarre of
onlogische inhoud hebben. Een
tweede is waarom mensen die
een aantal nachten niet hebben
kunnen dromen - de droomacti-
viteit tijdens de slaap wordt on
derdrukt met behulp van bepaal
de stoffen - op den duur steeds
verwarder gaan denken en zelfs
heuse hallucinaties kunnen krij
gen. Niet dromen is blijkbaar
slecht, omdat je je psychische af
val dan niet kwijt kimt. Maar
over je dromen blijven nadenken
is dan natuurlijk ook slecht, want
daarmee houd je psychische af
val vast dat je juist moet zien
kwijt te raken. We moeten dro
men om te vergeten.
maar deze theorie heeft ook een
ingebouwde zwakheid. Of asso
ciaties of indrukken bizar of nut
teloos zijn, is natuurlijk geen ob
jectief gegeven. Dat kan van per
soon tot persoon verschillen. Lo
gisch gezien moet er dus ergens
in onze geest een soort van loket
bediende zitten die de aangebo
den stukken bekijkt en in één
van twee bakken gooit - één met
de sticker Afvoeren' en één met
de sticker 'Bewaren'.
Als het ongeveer zo gaat als Crick
denkt, dan is de droom niet al
leen een schoonmaker maar ook
een regisseur die er voor zorgt
dat de wereld zoals we die zien in
onze geest - in onze innerlijke ci
nema - zo veel mogelijk in de pas
gaat lopen met of geordend
wordt naar hoe de wereld er uit
ziet zoals we die met onze zintui
gen waarnemen.
Het verschil tussen het binnen-
en buitenbeeld kan op twee ma
nieren worden weggewerkt. De
ene manier is de binnenwereld
veranderen - associaties oprui
men. De andere is de buitenwe
reld veranderen - droombeelden
in de wereld van alledag tot wer
kelijkheid maken, realiseren. Je
kunt het ook zo zeggen: dromen
kunnen ofwel de betékenis heb
ben van 'vergeet nou maar, laat
nou maar' of juist 'vergeet noü
niet om....'. Het grote probleem
is natuurlijk uit te maken wan
neer het ene of het andere aan
de orde is.
hoewel, er is vrijwel altijd reden
om dromen niet te vergeten die
iets te maken lijken te hebben
met problemen die we in het da
gelijks leven ervaren. Ik behan
delde ooit een 30-jarige jonge
man die zich had aangemeld
vanwege wat hij noemde 'het
lukt niet in relaties'. Hij was in al
le opzichten, uiterlijk en hou
ding, een echt macho-type.
Vroeg of laat knapten de meeste
meisjes, met wie hij iets had ge
had, af op zijn weinig tedere, do
minante manier van doen.
Een typische fantasie van hem
was dat hij op een dag als een lo
nely cowboy de woestijn in wilde
trekken, maar dat allerlei vrou
wen, aan zijn schouders en leren
jack trekkend, hem smeekten
toch alsjeblieft te blijven. Op een
dag vertelde hij me dat hij een
rare droom had gehad. „Ik lig,"
zei hij, "helemaal bloot aan de
rechterkant in een reusachtig
groot wit bed. Helemaal aan de
andere kant van het bed ligt een
jonge vrouw, eveneens naakt,
waarin ik vagelijk de vriendin
van een vriend herken. Ik snap
dat niet, want ik val helemaal
niet op haar. Op een bepaald
moment wil ik toch naar haar toe
kruipen, maar dat gaat niet en ik
hoor een soort van stem die dat
ook verbiedt. Maar op een of an
dere manier, na heel veel gedraai
en geworstel, lukt het me toch
om langzaam naar haar toe te
schuiven. Zij komt ook naar mij
toe, en in het midden van het
grote bed stoten we op elkaar en
ombelzen elkaar. Ik voel me dan
heel erg goed, maar ook shaky,
haast verdrietig. Dan word ik
wakker met het lijkt wel tranen in
mijn ogen."
Meteen daarna zegt hij nog een
keer,tegen mij: "Ik snap er niks
van, want ik zie echt niks in die
vrouw". Ik probeer hem dan dui
delijk te maken dat de droom
mogelijk een uiting is van het feit
dat er in zijn geest een te grote
afstand is tussen zijn mannelijke
(macho) en vrouwelijke (emotio
nele, tedere) kanten of schema's.
In die zin is dat ook een vinger
wijzing dat meer contact tussen
beide kanten hem weliswaar
emotioneel kwetsbaarder maakt,
maar hem ook een 'beter' gevoel
geeft. Hij hult zich een tijdlang in
zwijgen en zegt dan, alsof er een
munt in zijn hoofd doorvalt:
„Het punt is dus in wezen dat ik
in de vrouw in mezelf niks zie".
Kortom: wat de ene keer stof is
voor de stofzuiger, is de andere
keer stof tot nadenken.
RENE DIEKSTRA
hoogleraar klinische en gezond
heidspsychologie