'Zelfbeeld' van
een kunstenaar
cmbrandt
Gefascineerd door
de aartsvaders
SCHILDER.TEKENAAR EN ETSER
Een wonderbaaiiijk, geschilderd zelfportret uit 1658 - Rembrandt werd in dat jaar 52.
Omdat Rembrandt vrijwel niets
over zichzelf over zijn gevoe
lens en zijn ideeën bedoel ik
geschreven heeft, kan ons inzicht in wie hij
was en in het soort ambities dat hij had al
leen maar gebaseerd zijn op wat hij ons aan
schilderijen en tekeningen en etsen naliet.
Dat blijkt wel uit het soort zelfportretten dat
hij een jaar of twintig tevoren had gemaakt:
daar zit hij meestal als 'man van de wereld'
ons aan te kijken, zijn vlossige haar netjes
gefriseerd onder een zwierige baret. Hij
oogt fris en monter, een beetje hautain af
en toe.
Schilders uit het midden van de Gouden
Eeuw, zoals Frans Hals, Jan Vermeer, Pieter
de Hooch, Aelbert Cuyp, waren, zo moeten
we ons dat voorstellen, net zulke gesoig
neerde types. Keurige heren, goed in het
kostuum: welgestelde lieden uit de boven
laag van de maatschappij.
En dan nu Rembrandt in 1658. Hij tovert
ons met zijn onnavolgbare techniek een
beeld van zichzelf voor ogen, dat ons moet
doen vergeten dat hij in de twee jaren daar
vóór een hele reeks van geldelijke proble
men had doorgemaakt, die we de sluitste
nen mogen noemen van een financieel
wanbeheer, dat jarenlang had voortgewoe
kerd. Via een paar handige manoeuvres had
hij een regelrecht faillissement nog nèt we
ten te voorkomen.
Toen Rembrandt dit zelfportret vervaardig
de woonde hij nog wel in zijn grote, duur
gekochte huis in de Amsterdamse Joden-
breestraat, maar er was weinig fantasie voor
nodig om in te zien dat hij dat niet lang
meer zou kunnen volhouden. En inder
daad: in 1659 moest hij naar een huurhuis
op de Rozengracht.
Het lijkt wel of Rembrandt in dit 'tijdloze'
portret stelling neemt tegenover het nood
lot, dat hij over zichzelf had afgeroepen. Hij
had zijn gezicht in de loop van de jaren al
zo vaak geobserveerd, dat hij deze fantasie-
over-zichzelf vermoedelijk gewoon uit het
hoofd heeft geschilderd, or na niet meer
dan een vluchtige blik in de spiegel.
Als een vorst zit de schilder daar breeduit
vóór ons in een vrijwel onzichtbaar gela
ten zetel, gehuld in een veredeld soort
schilderskiel met een rode sjerp over de
heupen. Over zijn schouders hangt losjes
een dure mantel van dun bont. In zijn lin
kerhand heeft hij iets dat een kruising van
Van branieschopper
tot rijpe dertiger
Rembrandt moet toen hij tegen de vijftig
liep hebben geweten dat hij iemand van
historische betekenis was, als schilder
gelijk te stellen met beroemde
voorgangers: de legendarische Apelles
uit de klassieke oudheid, of de
onsterfelijke Titiaan uit Venetië, die een
generatie of vier eerder in Europa de
toon had aangegeven.
In welke jaren dat besef bij Rembrandt
postvatte is niet zo gemakkelijk vast te
stellen. Misschien ging het heel
geleidelijk, maar het kan natuurlijk ook
heel goed van het ene moment op het
andere tot hem zijn doorgedrongen.
Zo stuiten we op een wonderbaarlijk,
geschilderd zelfportret uit 1658 -
Rembrandt werd in dat jaar 52.
Bij zo'n majestueuze figuur ga je je als
vanzelf afvragen: wat zou Rembrandt
hebben bewogen om zichzelf zo weer te
geven, zo geheel anders dan zijn
collega's het toentertijd deden, geheel
anders ook dan hij het eerder zelf had
een schilderstok met een scepter of een
wandelstok genoemd zou mogen worden.
Kortom: hier zit een 'schildersvorst', ie
mand die zijn feitelijke waarde ver voelt uit
stijgen boven dat wat hem in het leven-van-
alledag belaagt. De wedergeboren Apelles,
vorst der schilders.
Er is dit ter waarschuwing een stro
ming in de kunstgeschiedenis, die vindt dat
een interpretatie, zoals die zojuist werd ge
geven, te ver gaat. De bezwaren hebben
vooral betrekking op de vraag of levensom
standigheden en 'zelfbeeld' bij een zeven-
tiende-eeuwer zó kunnen zijn verstrengeld
als hier het geval lijkt te zijn. Rembrandt is
per slot geen Van Gogh, en ook geen Mare
Chagall; hij leefde in een andere eeuw,
waarin wellicht andere maatstaven
golden.
Zulke tegenwerpingen leren ons in elk geval
dat we heel omzichtig te werk moeten gaan,
en er niet maar wat op los mogen fantase
ren wat bij zo'n prachtig stuk als dit
maar al te gauw kan gebeuren.
Wat in elk geval overblijft is een fabelachtig
mooi 'zelfbeeld' van een kunstenaar, die we
in zijn conterfeitsels zien uitgroeien van een
branieschopper van vóór in de twintig (die
zijn eigen gezicht en de grimassen, die hij
ermee maken kan, als oefenmateriaal ge
bruikt) tot een rijpe dertiger, die zichzelf ge
duldig observeert in portret na portret zon
der al te veel diepgang. Dan, in de loop van
de jaren veertig en in net begin van de jaren
vijftig, ziet men Rembrandts zelfbewustzijn
toenemen: hij begint ons vorsend aan te kij
ken, hij zet de handen in de zij, en in de la
tere stukken uit deze periode laat hij mer
ken dat hij maar het liefst een schilderskiel
aan heeft.
In die reeks is het hier besproken zelfportet
een soort culminatiepunt ook wat die
schilderskiel betreft.
In de zeventiende eeuw had men de ge
woonte een goede dichter een 'prins der
dichters' te noemen, of 'Vergilius herrezen'.
En zo betitelde men een goede schilder als
een 'nieuwe Apelles'. Het was bon ton dat
men zich dat liet aanleunen. En daarom
ligt, alles in aanmerking genomen, mis
schien hier wel het punt waarom dit portret
zo bijzonder is: Rembrandt eist zélf de ere
titel voor zich op. Tegen alle gewoonten in
èn in weerwil van zijn weinig rooskleurige
levensomstandigheden van dat moment.
LEENDERT COUPRIE
Oude Testament
inspireert Rembrandt
„Schilderijen met taferelen uit het
Oude Testament zijn leuke schilderijen
met mooie verhalen. Er werd duidelijk
ingegaan op menselijke eigenschappen,
op emoties". Zes kunsthistorici van de
universiteit van Nijmegen hebben onder
leiding van prof. dr. Christian Tümpet
onderzoek gedaan naar de rol van het
Oude Testament in de schilderkunst. Wat
blijkt? In de 17e eeuw was het Oude
Testament de inspiratiebron voor
schilders als Lastman en Rembrandt. Dit
tweetal inspireerde vele kunstenaars uit
hun omgeving zoals Aert de Gelder,
Willem de Poorter, Govaert Flinck,
Benjamin Kuip. Zij allen waren
gefascineerd door de wereld van
aadsvaders en bijbelse helden en
heldinnen.
De Gouden Eeuw was een gou
den eeuw voor het Oude Testa
ment. Vóór die tijd speelde het
Nieuwe Testament een grote rol. De Refor
matie zorgde voor de ommekeer. De zelf
standige betekenis van het Oude Testament
komt tot bloei in de schilderkunst van de
17de eeuw. Simon Levy, voormalig direc
teur van het Rijksmuseum Amsterdam en
Martin Weil van het Israël Museum in Jeru
zalem namen vier jaar geleden het initiatief
voor een tentoonstelling met oudtestamen
tische werken in het Joods Historisch Muse
um. Bij dit plan rezen ook vele vragen. Wat
en hoe schilderden de 17de eeuwers uit het
Oude Testament. Had het geloof van de
schilder invloed op de bijbelse taferelen.
Wie waren de kopers? En wat hing er van
het Oude Testament in stadhuizen en
openbare gebouwen?
Kunsthistorici Judith van Gent, Marloes
Huiskamp en Netty van de Kamp proberen,
vooruitlopend op het boek 'Het Oude Tes
tament in de Schilderkunst van de Gouden
Eeuw' dat in december bij uitgever Waan-
ders verschijnt, vast een tipje van de sluier
op te lichten.
Van Rembrandt zijn zo'n 25 a 30 werken
met voorstellingen van het Oude Testament
bekend. „Rembrandt heeft weinig schilde
rijen, maar veel tekeningen en etsen ge
maakt. Voor zijn leerlingen waren dat bron
nen van inspiratie." Geen van zijn bijbelse
werken zal overigens te zien zijn op de ten
toonstelling in het Joods Historisch. Ze zul-
beroemd is natuurlijk Isaac en Rebecca be
ter bekend als het Joodse Bruidje. Verder
zijn er de vier schilderijen van Simson,
zoals De bruiloft van Simson, Simson en
Delila en de Tobith-tekeningen. De thema's
voor Rembrandts doeken kwamen meestal
uit Genesis. Overigens was dat een belang
rijke bron voor veel schilders.
Aantrekkelijk
Amsterdam was in die 17de eeuw het cen
trum van de bijbelse schilderkunst. Judith
van Gent: „Gesteld kan worden dat de reli
gieuze achtergrond van schilders en kopers
nauwelijks een rol speelde bij de weergave
van oudtestamentische voorstellingen. Zo
kan het altijd geopperde idee dat afbeeldin
gen van de apocriefe verhalen niet bij ge-
refomeerden in trek waren worden weer
legd. (De gereformeerden zouden de apo-
criefen niet als authentiek onderdeel van
het Oude Testament zien). In zowel collec
ties van gereformeerde schilders als verza
melaars werden dergelijk»scènes wèl aange
troffen."
Het was een aantrekkelijk onderwerp voor
alle geloofsrichtingen. In de verzamelingen
van rijke joden van Portugese afkomst kreeg
het Oude Testament dezelfde plaats als in
de collecties van gereformeerden of katho
lieken. „De keuzes hadden meer te maken
met hoe goed is het onderwerp geschilderd
en zit er een mooi verhaal achter. Op gods
dienstige aspecten werd ternauwernood ge
let."
Marloes Huiskamp: „Uit het onderzoek is
wel gebleken dat in de privé-collecties,
waarin de schilderijen de maatschappelijke
status van de eigenaar moesten onderstre
pen, de oudtestamentische voorstellingen
het minste voorkwamen. Wat afmetingen
en kwaliteit betreft voerden zij echter wel de
boventoon."
Variaties
Anders waren de overwegingen die mee
speelden bij de keuze van oudtestamenti
sche voorstellingen voor de inrichting van
openbare gebouwen. Hierbij werd behalve
op decoratieve aspecten, vooral gelet op de
voorbeeldige, moraliserende inhoud van de
verhalen. Het Salomonsoordeel paste goed
in een rechtzaal, terwijl het Leprosehuis
goede diensten deed met het verhaal van
Elisa de profeet die geen geschenken accep
teerde van de leprose Naaman. Moraal: zie
ken verzorg je zonder tegenprestatie. Som
mige schilders varieerden op thema's. „Dat
had te maken met de eigenzinnigheid van
de schilder, maar ook", stelt Netty van de
Kamp, „door het gebruik van verschillende
bijbelvertalingen zoals de Vulgaat en de Sta
tenbijbel. Beide aspecten leidden tot op
merkelijke verschillen in de weergave van
bepaalde thema's. Het wegzenden van
Hagar en haar zoon Ismaël door Abraham is
op verschillende manieren afgebeeld. De
Leidse schilder Gabriël Metzu heeft er een
dramatisch tafereel van gemaakt met de
hand van Abraham op Hagars arm, terwijl
bij anderen Abraham haar zonder emoties
met gebiedende vinger wegstuurt". Het of
fer van Isaac en Abraham en de Engelen
zijn andere thema's waarop veel is gevari
eerd.
Ook het boekwerk van de joodse ge
schiedschrijver Flavius Josephus (eerste
eeuw na Christus), dat is gebaseerd op het
Oude Testament aangevuld met joodse le
genden, was in de 17de eeuw een geliefde
bron. Zeker is dat Rembrandt dat werk in
zijn boekenkast had staan. Evenals Last
man, Jan Lievens, Jan Steen en Govert
Flinck.
SASKIA STOELINGA
Joods Historisch Museum. Tentoonstel
ling:: Het Oude Testament in de Schilders-
kunst van de Gouden Eeuw. (36 schilderij
en, boeken, bijbels, prenten). Van 13 de
cember tot 12 april 1992.
In het kader van de
Rembrandt-activiteiten
universiteit drie
titel 'Rembrandten
Leiden/Leiden en Rembrandt.
Op zaterdag 7 december houdt
dr. H. Diederiks een lezing over
'Leiden in de vroege 17de eeuw
vanuit sociaal-economisch
perspectief. Aansluitend
bespreekt dr. KJ. Sluijter
'Rembrandts Leidse
schilderijen'.
Een week later, op zaterdag 14
december, geeft dr. R. van
Maanen een lezing over 'De
Leidse instituties. Gilden en
staduitbreiding van 1611,
waar heeft de burger mee te
maken?" In aansluiting
daarop behandelt drs. LD.
Couprie 'Rembrandt en
Lievens'.
Op zaterdag 21 december zal
het onderwerp 'Leiden in de
vroege 17de eeuw vanuit
sociaal-cultureel perspectief
worden behandeld door dr.
D.E.H. de Boer, waarna prof.
dr. J. Bolten zal spreken over
Rembrandt als grafisch
kunstenaar'.
steeds om 14.15 uur en worden
gehouden in het Centraal
Cleveringaplaats 1, Leiden.
Inlichtingen bij de vakgroep
kunstgeschiedenis, telefoon
272677.
Kunsthistorici Netty
van de Kamp, Mar
loes Huiskamp en Ju
dith van Gent voor
het schilderij van
Cornelis Jansens van
Ceulen II, voorstel
lende de gerefor
meerde predikant
Boudaen met in zijn
hand de Hebreeuwse
editie van het Oude
Testament uitgege
ven door de Amster
damse Rabijn/druk-
ker Menasseh ben Is
rael. (In het bezit van
Joods Historisch Mu
seum).
FOTO
HENK BOUWMAN