De Tram De ontmaskering van 'een gladde vogel' De wereld is mijn! Van modelbouw tot het echte werk Vlooien, fooien en 'moffen' Oliebollen en grog op oudejaarsavond Geluk bij een ongeluk Vrijdag 8 november 1991 Redactie: 071-161417 Eindredactie: PAUL DE TOMBE Vormgeving: RON VAN HAASTRECT 25 DIT IS DE TWEEDE pagina met her inneringen van lezers aan de Leidse tram. (Uit het gesproken dagboek van m'n vader, L. Kouwenhoven, die vele jaren bij bet NZH-trambedrijf betrokken is geweest.) Zoals begrijpelijk kwamen de dagelijk se belevenissen van het Blauwe tram personeel in het Leidse schaftlokaal re gelmatig ter sprake. Hierbij het relaas van een conducteur op de toenmalige tramroute Leiden-Den Haag. Op een zeker vroeg ochtendtijdstip kreeg een conducteur een passagier in de tram voor een enkel reisje naar de eerstvolgende halte nabij treinstation Voorburg-Leidschendam. Onder aan bieding van n.b. een bankbiljet van honderd gulden (ritprijs 10 cent) zei hij: „U zult waarschijnlijk niet kunnen wisselen". Nee, gezien het vroege uur en in een tijdperk dal honderd gulden nog een som was waar je U tegen zei, was de kans op wisselen reeds bij voor baat uitgesloten. „Nou ja, laat maar gaan", dacht de conducteur en na de tramrit spoedde de klant zich naar zijn trein. „As je me nou", schalt het in het schaftlokaal uit de mond van een colle ga. „Die vent kreeg ik van de week ook aan boord met z'n honderdje op dat korte ritje". Hoe vaak die gulle forens op deze wijze een dubbeltje verdiend had was niet vast te stellen, doch nu werd na kort beraad de afrekening met de be wuste reiziger voorbereid. Snel werd uitgekiend welke conducteur de vol gende ochtend zou rijden. Deze kreeg na uitleg op het NZH-kantoor grif een voorschot van ƒ110,- en de volgende morgen was het raak. Met het inmiddels bekende „U kunt zeker niet wisselen?" kwam de reiziger al aan. Maar ditmaal was hij aan het verkeerde adres. „Ja, zeker meneer", sprak de conducteur en nam het bank je van ƒ100,- gretig in ontvangst. Nu zij voor de duidelijkheid even vermeld, dat het voor dit geval gereserveerde wisselgeld bewust was samengesteld uit rolletjes met kwartjes, dubbeltjes etc., aangevuld met de nodige losse guldens. Tijdens de navolgende uitbetaling die dus enige tijd duurde, merkte de steeds nerveuzer wordende passagier in de stilstaande tram op dat hij toch vooral de trein niet wilde missen. „Och meneer, we hebben de tijd", antwoor- de de conducteur, die de opgelopen vertraging met alle plezier voor lief nam. Alvorens de inmiddels ontmas kerde 'gladde vogel' uitstapte, voegde de conducteur hem nog toe: „Zie zo meneer, nu kunt U voorlopig een kaartje van een dubbeltje kopen!". Me neer droop af met uitpuilende zakken, terwijl hij intussen zijn trein in de verte zag verdwijnen, want die was stipt op tijd vertrokken. J. Kouwenhoven, Noordwijk' Herinnering aan een tijdperk Op 7 oktober negentienhonderzestig. 'k Was timmerman in Noordwijk, bij 'Jan Fem'. Op 't dak, in de 'van Panhuys' was ik bezig en zag toen voor het laatst die blauwe tram. Daar op die plek, daar reed hij altijd langzaam. Sluit ik m'n ogen, hoor ik weer dat geluid. Diezelfde plek, eind Nieuwe Zeeweg-Duinweg, daar sprongen wij er vroeger altijd uit. In m'n gedachte zie ik hem nog rijden. Die ouwe blauwe, nu is hij naar de maan. Zes keer per week, van Noordwijk Zee naar Leiden, zie ik mezelf weer 's morgens bij die halte staan. In een half uurtje bracht de tram ons veilig door weer en wind naar Leiden, naar 't station. Zo'n drie jaar lang, tot juli achtenvijftig bewees hij ons dat hij van alles kon. Mijn man heeft enkele jaren op de blauwe tram gereden als conducteur. In die tijd reden er ook enkele wagons met pluche bekleding op de zitplaatsen. Dat waren vreselijke stofnesten! Als hij op zo'n wagon dienst had gehad, dan kwam hij bij mij niet zo maar naar binnen. Dan moest hij in de schuur zijn dienstbroek met omslagen uit trekken en als je die omslagen dan terugsloeg, zag je een rij dikke vlooien zitten. Die klopte hij er uit boven het water (wij woonden toen aan de Rijn). Al had mijn man de late dienst, ik bleef toch op hem wachten. Want vroeger kregen de con ducteurs nog fooi op de tram. Als hij dan thuis kwam, haalde hij 't tipgeld uit zijn zak en leg de het (met een paar zwarte handen van het kopergeld) op tafel. Ik mocht dan de toen nog koperen centen hebben. Die deed ik in een potje en 's zo mers in de bouwvakvakantie gingen we er lekker 's maandags een dagje van uit naar Den Haag. Eerst naar de Haagse markt (daar zag je half Leiden lopen) en dan eten bij Heck's en vervolgens naar de bioscoop, tegenover Heck's. Dat kon je toen nog met centen bij elkaar sparen. Ik heb één nare ervaring gehad in de tram tijdens de oorlog. Mijn moeder had zilveren 'Wil- helmina'-dubbeltjes gespaard om er een armband van te laten maken voor mijn verjaardag, 't Was wel verboden, maar daar gaf je niet om. Maar ik heb niet lang plezier gehad van mijn armband. Toen ik in de tjokvol le tram stond, en me vasthield aan een stang boven mij, kwam mijn armband tevoorschijn. Een Duitser zag 't, begon tegen me te schelden, en gelastte me om de armband af te doen en aan hem te geven. Toen ik wei gerde, beval hij de bestuurder de tram te stoppen. Daar ston den we op de Plantage, vlak voor 't huis waar Duitse solda ten in bivakkeerden. 'Geef die armband toch af, zei de be stuurder, en hij werd bijgevallen door de omstanders. 'Wie weet wat er gebeurt als hij je mee dat huis in neemt'. Met bloedend hart heb ik mijn armband afgedaan en aan die Duitser gegeven. Hij stopte hem grijnzend in zijn zak en stapte uit. De tram mocht doorrijden. Ik heb er thuis nog bittere tra nen om gehuild. A. de Wit, Leiderdorp. Zij die slechte herinneringen bewaren aan de tram in Leiden denken aan de vaak chaotische verkeerstaferelen in de straten, waar de tram vastliep in de menigte. foto's nico van de horst We zaten op de Ambachtsschool in Leiden. Heel al en toe dan ging je eens een keertje op de fiets. De drukte hoefde je toen nog niet te vermijden. Immers ons autopark bestond toen nog uit niets. Een weekkaart kostte toen één gulden tachtig. Die kocht je aan 't loket, naast 'Gerrit Bot'. En met die kaart kon je maar zes keer reizen. De zondag, die bleef toen nog buiten schot. Tijdens de ritten waren we vaak aan 't kaarten, maar met mooi weer, dan stond je op 't balkon. Was het heel druk, dan kon het ook gebeuren dat je geen plaatsje in de tram meer vinden kon. We legden dikwijls op de rails ons oor ten luister en vroegen steeds weer aan elkaar: "Hoor jij al wat?". Kwam dan de tram, legde je vlug een cent neer. De tram die walste dan die cent zo goed als plat. In de coupé, daar was het soms heel mistig. We rookten allemaal een sigaret, of shag. Volwassen passagiers gaven ons dikwijls een reprimande of een grote bek. In Noordwijk Binnen, was een aparte trambaan, vanaf de Molenstraat tot eind van Sint Jeroen. We konden het niet laten daar te lopen. Al was het maar alleen om stoer te doen. Eens op een keer, het vroor toen dat het kraakte, 't Was in de Brouwersstraat in Rijnsburg, bij de bank. Een flinke klap, we vielen op de tramvloer. De tram die ramde toen een auto in de flank. Een open vrachtwagen gaf ons een lift naar huis toe. We waren haast bevroren op die Daf. De volgende dag op school, toen zei de meester: "Onwettig schoolverzuim, dus jullie krijgen straf'. M'n vader zei eens tegen me: "Zie je die man daar?" "Die man daar met die stok heeft maar één been". Ik vroeg m'n vader toen, hoe dat zo was gekomen. M'n vader zei: "De tram die reed over hem heen". Het tramtijdperk, zit vol herinneringen. Wat mij betreft, kómt de tram er weer. Een tram zoals die 'Ouwe trouwe Blauwe', dat is verleden tijd, helaas die komt niet meer. C.H. van der Niet. Katwijk ZH We schrijven 1953, de tijd dat je melk haalde, twee liter in een blauwe melkkan. Twee liter be tekende dat het deksel half be dekt ging onder de melk, goed vasthouden dus en vooral niet morsen want dat was zonde. Er reden natuurlijk auto's, naast de bakfietsen en de groenteman met paard en wagen, maar de tram was toch beeldbepalend. De tram, een teken van onver woestbaarheid, degelijkheid, stabiliteit en gezag. Met een be stuurder en een conducteur, mensen op wie je aankon en die er op toezagen dat niemand zo maar spuugde of vloekte in de tram. Onverwoestbaar. Wat werd er niet gelachen en gegniffeld, wanneer op verjaar dagen, waarbij om 10 uur na drie gepresenteerde koppen koffie een borrel of een Riedel werd geschonken, het onder werp ongelukken ter sprake kwam. Over de botsing tram- auto bijvoorbeeld. Auto onge looflijk in elkaar, niet te herken nen - tram niets, zelfs geen schrammetje. De ooms knikten, ernstige zaak dat ongeluk, heel erg, maar duidelijke zaak, tram geen schram. Wie rijdt, hoedt zich voor de tram. 1953 en daar loop je als kind op de vernieuwde aarde, want er was oorlog geweest maar die was voorbij en alles moest nog nog gebeuren. Maar bij twijfel was er altijd de tram, teken van vertrouwd gezag. Hij stopte als je op het belletje drukte en de conducteur, met een voet op de treeplank het medeverkeer overziend als een veldheer, gaf een korte heldere, ratelende stoot op zijn fluit ten teken dat d& bestuurder de tram weer kon laten voortbewegen. Als bij toeval ontdekte je het. Als je je tong tegen de achter kant van je voortanden zette en een heldere schreeuw slaakte, klonk dat precies als het geluid dat de fluit van de conducteur van de tram voorbracht. Een mooi geheim en je oefende re gelmatig. Op een gegeven dag was je ervan overtuigd dat je de perfectie had bereikt. Dat je macht had over de tram, over het gezag. Uitproberen dus, op weg naar school. Op een normale dins dagmiddag. De tram stopt de conducteur kijkt achterom naar het verkeer de fluit in de mond. Tong tegen de achterkant van je voortanden en de schreeuw produceren. De tram begint te rijden, de fluit van de conduc teur valt uit zijn mond en hij kijkt verdwaasd om zich heen. Zelf kijk ik strak voor me uit. Ik heb een gave, die de tram kan doen rijden, het gezag kan beïn vloeden. De wereld is mijn!. I.van Leeuwen Sassenheim Wij daar met drie gezinnen ge noeglijk oudjaar vieren en zij daar in de koude tram, wachten op de laatste reiziger en de laatste rit van vaak na twaalven. Dus ben ik er op een gegeven moment heengegaan met een schaal oliebollen, wat natuurlijk goed in de smaak viel. Ze had den misschien liever een warme grog gehad, maar dat kon ik niet maken met 't oog op ver voer. Alleen de laatste jaren heb ik dat gedaan. Welke tachtigjarige conducteur kan zich dat nog herinneren? L. Krijger-Hoek, Noordwijk-Zee. Is de stadsbak nog bekend? In het begin van de jaren vijftig, wilde mijn moeder op een middag met de stadstram vanaf de Rijnsburgerweg naar de stad. Zij stond te wachten bij de halte Posthof aan de Wassenaarseweg toen de Christelijke HBS (nu Visser 't Hooft Scholengemeenschap) uitging. Fietsen waren in die tijd nog schaars, dus een groot aantal scholie ren, meest jongens, kwam naar de halte gelopen. Ze hadden het steeds over de 'stadsbak' en nadat mijn moeder daar thuis over had verteld, wefd dat een speciale uitdrukking in ons gezin. Ik heb dat woord echter nooit door iemand anders ho ren gebruiken. Kan iemand mij vertellen of dat woord in die tijd op de Chr. H.B.S. werd gebruikt, of was het misschien een uitdrukking van een paar jongens/meisjes van die school? Oproep voor de Blauwe Tram? Nou daar kan ik van meepraten. Ik woonde aan het eindpunt van de tramlijn in Noordwijk aan Zee. Dus ik heb menigeen in en uit zien stappen. Van de hoogte af, waar nu Duna-Deli is, in 1946-1955. Niet dat ik maar voor het raam zat, want daar had ik geen tijd voor met vier kindertjes. Maar je keek wek eens naar buiten. Met de tram naar Leiden af en toe, dat was gemakkelijk. En het kon altijd. Zelfs op oude jaarsavond reden de trams nog tot heel laat door. Dan had ik toch wel medelijden met de be stuurders en de conducteurs. Mijn vader was werkzaam bij de bovenleiding van de NZH en werkte bij storingen altijd sa men met de heer Ruygrok, ook uit Noordwijk. Op zaterdag 14 september 1944 om 14.00 uur kwam er een melding via de po litie van Noordwijk of zij zich wilden begeven naar het via duct bij Sikkens waar een aan val was geweest op een Duits konvooi, waarbij ook de boven leiding van de baan was be schadigd. Bij aankomst ter plaatse voer de net een Engels jachtvliegtuig een aanval uit, waarbij mijn va der gewond raakte aan zijn lin kerschouder. Door een na de aanval passerende taxi van de firma Beuk werd hij naar een dokter in Sassenheim gebracht. Deze kon niks vinden, verbond de schouder en liet mijn vader naar huisbrengen. Bij thuis komst vertelde hij dat hij ge wond was en voorlopig thuis zou blijven. Zijn papieren wer den aangepast in verband met de Arbeidseinsatz. 's Zondags had hij hoge koorts en hij ging ditmaal naar zijn eigen huisarts. Deze stuur de hem naar het ziekenhuis en daar hielden ze hem zestien da gen. Op vrijdag 22 september brak de spoorwegstaking uit. Gevolg was niet alleen dat be zoek alleen per fiets kon plaats vinden, maar ook dat mijn va der ziekengeld kreeg en nooit gebruik heeft hoeven maken van stakingsgeld. A.W. van Schie Noordwijk. Zoals de tram de postkoets verving, zo verdreef de bus uiteindelijk de tram uit het Leidse straatbeeld, zoals hier in de Breestraat. In de jaren vijftig werd de tram steeds meer gezien als een ouden/vets zo niet ach terlijk vervoermiddel, nauwelijks moderner dan een paard en wagen en niet meer dan een stapje in de evolutie van het openbaar vervoer. foto w.m. van rooi jen Tussen mijn geboorte (1939) en de verbus- sing van de Blauwe woonde ik langs de lijn. De baan grensde aan de achtertuin. Net zoals de meeste andere gebruikers kenden mijn ouders, en later ikzelf ook, veel be stuurders en conducteurs bij naam en toe naam. Maar mijn vader kende ook het re- misepersoneel en dus nam hij me af en toe meétot ver achter het bord "verboden toe gang voor onbevoegden". Na de zomer van 1959 had ik officieel ach ter dat bord mogen komen: twee maanden in de werkplaats in Rijnsburg en één maand in de remise in Leiden. Als voluntair/prakti- kant voor mijn opleiding. Salaris: één tien tje per week plus vrij vervoer. Edoch, op het Shell-laboratorium was je salaris 150 per maand. Weliswaar zonder vrije benzine voor mijn brommertje, maar het verschil was toch te groot. En dus ben ik geen NZH- personeelslid geweest. Daar heb ik achteraf behoorlijk spijt van. Mijn vader behoorde ook niet tot het NZH- personeel, doch had wèl enige bekendheid als leverancier van tekeningen en onderde len om zelf treinen en trams te kunnen bouwen. Dat heeft hij mij ook geleerd en er zijn ook erlkele werkstukken tot stand gekomen: op 1/20ste van de ware grootte. Ik kan u overi gens verzekeren dat ik in mijn huidige ken nissen- en vriendenkringen talloze mensen ken die ook modellen van Blauwe Trams hebben gemaakt. Mijn laatste NZH-model kwam eind jaren vijftig gereed. Het volgende model moest een motorwagen worden van het type dat tot 1949 op de lijnen Leiden - Katwijk- Noordwijk reed. Om diverse redenen was ik daar helemaal gek van. De start is ge maakt. Maar de uitgezaagde messing platen die het onderstel hadden moeten vormen, liggen er nu nog. Is de liefde dan voorbij? Welnee! Studie en militaire dienst eisten hun tijd. En de tijden veranderden. Er kwamen mensen die zich het lot van uitgediende trams gingen aan trekken. Dat sprak mij ook erg aan. Dan blijft er bij mij althans geen tijd meer over voor modelbouw op bijvoorbeeld 1/20ste van de ware grootte: dan doe je het in het echt. Echte modelbouw dus. Sedert acht jaar doe ik dat aan precies zo'n motorwagen als die op de lijnen Leiden - Katwijk/Noordwijk reed. Samen met een aantal andere Blauwe Tram liefhebbers in Scheveningen. Dat is nog veel leuker dan in je dent je aan een model zitten knutselen. Dat model zal er dus ook niet komen. Wie eens bij de echte tram wil komen kijken, mag (079) 213416 bellen. H. Vellekoop Zoetermeer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 25