hebbe-wijn Peperdure Een merkwaardig soort logica ZATERDAGS ZATERDAG 26 OKTOBER 199 Wij Nederlanders hebben geen problemen met 'de' en 'het'. W( weten van kindsbeen af dat hei 'de krant' is en 'de zaterdag1, maar 'het nieuws'en 'het licht] ■tl en buitenlander die onze taal leen m moet bij elk woord leren of er 'de' of 'het' bij moet. Wij horen meteen als iemand 'de ziekenhuis' zegt, dat dat niet in orde is. Waarom er zo'n onder scheid bestaat, tussen 'de'-woorden en 'het' woorden, weet niemand. In feite hebben we het zelf ook moeten lerer Toen we geboren werden wisten we het nog niet. Maar we zijn er jong mee begonnen en we hebben veel oefening gehad. Een buiten lander heeft het moeilijker, want een taal le ren gaat het makkelijkst als je heel jong bent Wij kunnen ons ondertussen zijn problemer toch wel voorstellen, want als wij een beetje Frans of Duits leren, zitten we in hetzelfde schuitje. La maison of le maison? Der Arbeit die Arbeit of das Arbeit? Duits is in dit op zicht lastiger dan Frans: in het Duits worden namelijk drie mogelijkheden onderscheiden mannelijk, vrouwelijk en onzijdig - terwijl h< Frans alleen mannelijke en vrouwelijke woorden onderscheidt. Een van de prettige dingen van het Engels is dat men daar alleer maar 'the'-woorden kent. WAT IS HET NUT VAN DAT 'de/het' onder scheid bij ons? En evenzo: wat is het nut van het Franse 'le/la' en het Duitse 'der/die/das' Het Engels bewijst dat het ook zonder kan. Het is allemaal best te leren, maar het belan ervan is moeilijk in te zien. De taalweten schap heeft er nog steeds geen afdoende ver klaring voor. Zeker is wel dat het iets erg ouc is, een overblijfsel uit de taal van duizenden jaren geleden. Maar dat verklaart niet waar om het nu nog bestaat. In ieder geval is zeker dat het niets te maken heeft met een zogenaamd sterker man- /vrouw-besef in Frankrijk en Duitsland, of iets in die trant. Het taalonderscheid 'le/la' 'de/het' staat grotendeels los van de werke lijkheid. We noemen het wel 'mannelijk', 'vrouwelijk' of 'onzijdig', maar dat zijn slechts vaktertnen. Wat zou trouwens 'onzijdig' in de werkelijk heid moeten zijn? De dingen? Maar einde- loos veel dingen noemen we met een 'de'- woord, zoals 'stoel', 'krant', 'dag', enzovoort En personen kunnen we met een 'het'-woor aanduiden: het meisje, het wijf, het kind, he staatshoofd. Wel gaan we bij het spreken over een meisje al gauw over op 'zij'. Wie over een meisje vertelt: 'Het stapte de bus iïi en zuchtend ging het zitten', spreekt geen Nederlands. EN ALS HET OVER EEN Tweede-Kamerlid gaat? Lang geleden is daarover in de Tweede Kamer eens een vermakelijke discussie ge-, voerd. Aan de orde was een wetsontwerp waarin de volgende zin stond: 'De Voorzittei verdeelt de leden der Commisie over de afd< lingen, waarbij zoveel mogelijk elk lid wordt ingedeeld bij de afdeling waartoe het be hoort'. Kamerlid Veegens stelde toen voor om te foi muieren 'waartoe hij behoort', want „een lie is mannelijk en niet onzijdig." Schaepman, een van de opstellers van het wetsontwerp, moet toen geantwoord heb ben: „Ik geef gaarne aan de geachte afgevaa digde uit Groningen toe, dat een lid, vooral van deze Kamer, moeilijk onzijdig kan zijn. Maar grammaticaal is het: 'het lid', en daar wij ondanks onze hoge politieke verhoudin gen toch niets aan de grammatica kunnen veranderen, zo kan dat 'het' hoe lelijk ook, blijven staan. Het onzijdige daardoor aange duid slaat toch niet terug op het politieke ka rakter van de leden." Vervolgens werd de wet aangenomen, inclu sief dat lelijke 'het'. Wat mij betreft, ik zou het met Veegens eens geweest zijn, en niet met Schaepman. Althans in die tijd: de dis cussie vond plaats in 1889. Nu er ook vrou wen zitting hebben in de Tweede Kamer, moet de formulering natuurlijk anders zijn. Maar Schaepman geeft blijk van een merk waardig soort logica door in schijn zich op d grammatica te beroepen, maar in feite dwaij tegen het gewone spraakgebruik in te gaan. Pang, zegt de hamer. De prijs: 1430 gulden. Kwaliteit: waarschijnlijk niet om te drinken. Op de halfjaarlijkse wijnveiling van Christie's vormen de echte liefhebbers slechts een minderheid. „Dit zijn jongens die alleen maar naar de jaargangen kijken en naar het kasteel. Hebben, hebben, hebben. Ik geloof niet eens dat ze al die wijnen opdrinken. JOOP VAN DER HORST universitair docent Nederlands Veertienbonderddertig gulden. Meer kan Duncan McEuen er niet van maken. Maar de veilingmees ter is niet ontevreden. Tenslotte was het flesje Sauternes Ier grand cru classé dat bijna tach tig jaar geleden op het Chateau d'Yquem bij Bordeaux werd gebotteld, door hem op iets meer dan duizend gulden geschat. „Want," had de Schot vóór de veiling voorspeld, „er 2.ijn altijd wel mensen te vinden die zo'n ou de, grote wijn koste wat het kost in hun kel der willen hebben. Nee, oh nee, niet om te drinken... Gewoon, om te hebben." De halfjaarlijkse wijnveiling van Christie's in Amsterdam bestaat uit twee sessies. De middag- en avondoorstelling worden vooraf gegaan door een geanimeerde proeverij, maar van die Sauternes 1914 moet natuurlijk iedereen afblijven. Daar mag je alleen maar naar kijken. Het paradepaardje prijkt goudglanzend in een goed beveiligde glazen vitrine en wordt geflankeerd door onder meer een fraaie Po- merol 1970 van het huis Pétrus en een rond uit spannende Chateau Latour 1945, die 's avonds om even over half acht voor bijna duizend gulden over de toonbank gaat. vleugje zoet Geproefd mag er slechts worden van bij voorbeeld een ordinaire St. Emilion uit 1983 en een bejaarde 1966'er uit dezelfde streek. De beoordeling verschilt. De Bellevue uit 1966 mag er, vinden de kenners smakkend, nog best wezen, „maar in die Poitou proef ik een vleugje zoet, heb jij dat nou ook?" Er zijn ook lieden die geen woord zeggen en alleen maar slikken. Ze schenken hun glas tot over de helft vol, klokken het in twee, drie teugen leeg om meteen daarna op te rukken naar de volgende fles. Barbaren waarschijn lijk. Twee ervan verlaten nog vóór het begin van de veiling met de armen over eikaars schouder de zaal. Die om half drie behoorlijk vol zit als de eerste jéroboam Bor deaux onder de hamer komt. Ruim vier liter kostelijke Margaux voor 200 gulden: de stemming zit er meteen goed in. In geen tijd wordt de ene na de andere privékelder leeggekocht door snobs, liefhebbers en stro mannen die handelen in op dracht van buitenlandse rijkaards. Daaruit namelijk bestaat vol gens bezoeker Rik van der Meer het volk dat met de catalogus on der de arm naar de tweede ver dieping van Christie's Amster damse veilinghuis is gestom meld. Zelf rangschikt de Hage naar zich onder de categorie lief hebbers. „Maar voor de koopjes moet je hier eigenlijk niet zijn. Meestal betaal je drie, vier keer de normale prijs." De reden waarom hij, ondanks de gepeperde prijslijst, toch naar Amsterdam is gekomen noemt hij „louter belangstelling." Bo vendien houdt hij wel van het sfeertje. En dat nu is een opmer king die bij de leek wat merk waardig overkomt. Hoezo sfeer? Achter het katheder staat een dikwijls onverstaanbare Schotse veilingmeester voortdurend met een hamertje op een lessenaar te kloppen ten teken dat hij alweer een sprotje exquise Franse wij nen aan de man heeft gebracht. En één keer rolt er wat geroeze moes door de zaal als iemand voor 1500 gulden een dozijn fles sen Chateau Lafl.te 1988 heeft weten te bemachtigen, want dat 'geen geld'. Maar verder..? geen bretels Ooit mocht de leek een vei ling meemaken bij Sauer in Den Haag. Er waren nog wat flesjes Bordeaux 1970 te geef en ieder- zat aan keurig gedekte tafels torsen, te spoelen en te kwat- dat het een aard had. Het de leek zich te her- t een Margaux, een een lügrange en nog wat van die befaamde lande rijen. En iemand merkte op (waarschijnlijk terecht) dat voor al de Margaux verrekte bekwaam tegen de huig ricocheerde. want die hebben zich allemaal geëncanail- leerd met de commercie, niemand uitgezon derd") en zit van meet af aan in de startblok ken. „Twaalf flessen Chateau Latour 1970, Pauil- lac, Ier cru classé", murmelt de veilingmees ter, en daar vliegen de handen al omhoog. „Tweeëntwintighonderd gulden geboden, drieëntwintig op de voorste rij, vierentwintig- honderd links achterin, vieren... vijfentwin tighonderd daar..." Uiteindelijk gaat de hand met nummer 138 schoot met de buit. Moet de eerste fles er vanavond al aan geloven? Leider nicht", sipt de man met semi-treurige blik, „ik handel in opdracht." „Maar die Lagrange" deed een tweede connaisseur een duit in het zakje, „heeft to- téóóóal geen bretels". Het was even stil aan tafel. Toen zei 's leeks collega zonder met de ogen te knipperen: „Nee, net wat u zegt, mijn broek zakt er ook van af." Ton Zeeuwe uit Drunen moet hartelijk la chen om het verhaal, maar heeft iets derge lijks bij Christie's nog nooit meegemaakt. Hij komt er sinds een jaar of drie en laat het ko pen over aan Theo van de Kerkhof, vriend en FOTO'S GEORGE VERBERNE tuurlijk nooit een buil vallen. Ik snap alleen niet waarom wijnen van zo'n jong jaar nu al op een veiling verschijnen. Dat is raar. Daar verdient de verkoper hoogstens twintig, der tig gulden per fles op. Terwijl hij ze wel twee jaar heeft moeten opslaan. Ik denk zomaar dat hij ze beter nog een tijdje had kunnen vasthouden. Je moet wijnen pas veilen als ze schaars worden." Dat blijkt uit de prijzen die 's avonds laat worden betaald voor de flessen Bordeaux uit het befaamde jaar 1970. Negenentwintig ver- Een dagje veilen bij Christie's: 'Nee, niet om te drinken, het staat gewoon mooi in de kelder' collega-jazzmusicus. „Die heeft er veel meer verstand van dan ik. Maar we overleggen wel. We kijken, we proeven en dan zeggen we: oké, tot zo ver gaan we. Meestal komen we wel met drie, vier of soms vijf kistjes thuis. Dat kost ons gemiddeld zo'n zestienhonderd gulden. Ja, drie tientjes de fles, dat is onze li miet." De bewering van Rik van der Meer dat je vaak 'drie-, viermaal te veel' betaalt, acht Ton Zeeuwe 'flink overdreven'. Een visie die wordt gedeeld door propriétaire John Beeren van het tweesterren restaurant De Bokke doorns in Overveen. Beeren zelf verschijnt bijna nooit op wijnveilingen omdat hij er geen tijd voor heeft. Maar als hij gaat, dan kan het wel eens gebeuren dat hij met 'iets heel aardigs' thuiskomt. „Vorig jaar nog, een heel mooie Margaux." 'nat gaan' Dat je 'nat' kunt gaan. zoals Rik van der Meer wel eens is overkomen, gelooft Beeren best. „maar aan een Lafite 1988 kan je je na- schillende chateaux komen er onder de ha mer en de bieders rollen roepend over elkaar heen. Theo van de Kerkhof en Ton Zeeuwe zijn dan al naar huis. Van dè Kerkhof is overigens dol op 'een goeie zeventiger', maar durft de wijn niet te kopen als hij hem niet eerst heeft kunnen proeven. Hij noemt 1970 'een link jaar'. Kan inderdaad hemels wezen, maar ook bar te genvallen. Veilingmeester McEuen vindt dat een vreemde opvatting. Hij zelf ziet namelijk geen problemen. Een slechte wijn, doceert hij met schorre stem, verraadt zichzelf al in de fles. Toch is ook John Beeren daar niet zo zeker van. „Pffff, tsja, jee. Sommige zeventi gers zijn zich heel anders gaan ontwikkelen dan was voorspeld en dat zie je echt niet van buiten. Ik zou nog eerder een zesenzestiger kopen. Of zelfs een eenenzestiger. Het publiek bladert als gekken in meege voerde wijngidsen van overwegend buiten landse makelij (Van der Meer: „De Neder landse wijnschrijvers moet je niet hebben, hebben Zoals bijna iedereen op de eerste drie rij en. Er wordt voorin voornamelijk Duits ge sproken en op dtiizend mark meer of minder wordt blijkbaar niet gekeken. Snobs? „De meesten" beweert Rik van der Meer. „Dat zijn jongens die alleen maar naar de jaargan gen kijken en naar het kasteel. Hebben, heb ben, hebben. Ik geloof niet eens dat ze al die wijnen opdrinken. Het staat gewoon mooi in hun kelder. 'Kijk eens, ik heb een Mouton- -Rotschild van 1970'. Tsja, daar kunnen wij als liefhebber niet tegenop. Ik koop alleen maar wijnen om ze op te drinken. Om ervan te genieten." Net als Theo van de Kerkhof en Ton Zeeu we. Het is al bijna donker als ze in hun a stappen en de terugreis naar het zuiden aan vaarden. Ze hebben vier kistjes gekocht verheugen zich al bij voorbaat op het soldaat maken van twaalf flessen Saint-Julien 1988 die ze voor nog geen vierhonderd gulden i de wacht sleepten. „Da's toch geen geld zt ker?" glunderen ze. Over de Saint-Emilion Chateau Canon va datzelfde jaar („zeshonderdtwintig gul dentjes maar") willen ze het al helemaal r hebben. „Mmmmmm" doen ze en zwaa met de palm van hun hand verlekkerd langs hun rechter oor. Dat wordt genieten straks. Open haardje, stukje kaas en Chet Baker op de stereo-toren. En bij Christie's, zijn ze daar ook blij? Het record van tien jaar geleden, toen de kelder van een plotseling overleden liefhebber (na men blijven altijd geheim) het ongehoorde bedrag van meer dan een miljoen gulden waard bleek, wordt niet gebroken. Bij lange na niet. De grens van een half miljoen gulden is nog maar net gepasseerd als om even c tienen het laatste lot, vierentwintig flessen Rhone wijn (Cótie-Rötie, Brune et Blonde 1978) wordt weggehamerd. gesjoemeld Exacte eindscore van een dag veilen: 509.334 gulden. Niettemin is coördinatrice Maartje Strengere van Christie's tevreden. Zo goed als alles is verkocht. Slechts dertien pro cent heeft de richtprijs niet gehaald en gaat terug naar de eigenaar. Voor dertien procent van de aangeboden waar geen interesse? Waarom niet? Wat is er mis aan een Clos du Roy 1947? Of een Palmer 1961? Frank Poulisse uit Alkmaar („Niks ge kocht. Wat ik wilde hebben was te duur") meent het wel te weten. „Misschien was de fles niet gaaf genoeg. Of het etiket verbleekt. Of de capsule beschadigd. Daar kan je om la chen, maar dat is voor veel collectionneurs belangrijker dan de inhoud. Daarom wordt e met wijn ook zo vaak gesjoemeld. Dat is nie zo moeilijk. Neem dat prachtige verhaal maar van die stinkend rijke wijnhandelaar. Op z'n sterfbed trekt die man met zijn laatste krachten zijn opvolger, z'n zoon dus. r zich toe en fluistert in z'n oor: M'n jongen, let nu heel goed op, ik zal je een groot geheim vertellen: men maakt wijn ook wel van drui-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 34