Cultuur Danser op schaakbord Een tobberige dichter in een wervelstorm 't Eerste tandje, maar ook de Kristallnacht E Een vermoeide Zeeuwse Leeuw Donderdag 24 oktober 1991 Redactie: 071-161400 CEES VAN HOORE RENEE DE BORST Eindredactie: PAUL DE TOMBE Vormgeving: RON VAN HAASTREGT 13 BOEKEN Boek over vrienschap tussen Rilke en Lou Salomé Een ontroerende Nederlands-Duitse briefwisseling ders in die tijd, als iets bijzon ders beschouwd moet worden. Hij i&een tobberige dichter. Lou is een mooie, intellectuele vtouw die zich makkelijk, zelf verzekerd en onafhankelijk door het Europese culturele leven rond de eeuwwisseling beweegt en een spoor van haat, liefde, vertwijfeling en krankzinnigheid achterlaat bij mannelijke geest verwanten van die dagen. Na zijn verhouding met Lou slijt Paul Rée als armenarts zijn da gen in het Zwitserse Engadin 'in afzondering en eenzaamheid'. Friedrich Nietzsche zal zijn 'wervelstorm van tegenstrijdig heden' over Lou ten slotte ver woorden in 'Also sprach Zara- thustra'. Een vrouw dus, deze 'jonge Russin', die littekens achterlaat. Ook de fysiek ?wakke René Ril ke zal sinds de ontmoeting in 1897 niet meer loskomen van deze vrouw, die dan zesendertig jaar is. Door haar wordt hij ie mand anders. Zij geeft hem on middellijk een andere naam: Rainer. Dat vindt ze mooier en 'mannelijker' klinken. De ero tiek, althans van haar kant, maakt spoedig plaats voor be hoefte aan afstand. Ondanks de afstand (door de vele reizen van beiden door Duitsland, Rusland, Italië, Noorwegen en Zwitserland is er ook afstand in letterlijke zin) blijft Lou voor Rilke de vrouw om wie het in zijn betrekkelijke korte leven draait. Zijn huwelijk met Clara Westhoff is een leven met ups maar voornamelijk downs. Aan hun gezamenlijk verblijf in het Parijse woonhuis van Rodin, houdt Rilke slechts een uitzonderlijke bewondering over voor de beeldhouwer. Lou insprireert hem tot schrij ven. Talloze brieven, ansicht kaarten, romans en natuurlijk gedichten. Vele gedichten, waarin evenals in het leven van Lou religie een belangrij ke plaats inneemt. Omgekeerd heeft Rilke een misschien wel belangrijkere plaats in het leven van Lou ingenomen dan hij ooit heeft durven vermoeden. In 1934 schreef zij in haar me moires over hem: 'Als ik jaren lang jouw vrouw was, dan kwam dat doordat je voor mij het eerst werkelijke bent ge weest, lichaam en mens een niet te scheiden eenheid, onbe twijfelbare feitelijkheid van het leven zelf.' Maar toen Lou dat schreef, was Rilke al acht jaar dood. Het voert te ver om binnen dit bestek uitvoerig in te gaan op deze vriendschap die voorna- melijke uit brieven heeft be staan. Ook Ruth Wolf, die eer der biografieën over Carry van Bruggen en Else Lasker-Schüler schreef, heeft zich in dit boek beperkt tot de belangrijkste ci taten uit de wederzijdse corres pondentie chronologisch aan eengeregen met verbindend commentaar. Het boek is een document in de marge van gro tere werken waaraan, blijkens de toegift, de vele citaten zijn ontleend. Maar Vriendschap in brieven', is toch vooral een boek voor kenners van die 'negen- tiende-eeuwse' tijd en voor le zers van het werk van de dichter Rainer en de essayiste Lou. LITERATUUR RECENSIE NICO KEUNINC Ruth Wolf. Een vriendschap in brieven, 1903-1910. Uitg. Veen. In de maand mei van het jaar 1897 vindt in Mün- chen een bijna fatale ont moeting plaats van twee zeer ei genzinnige geesten: René Rilke en Lou Andreas-Salomé. Rilke is 21 jaar, 'niet sterk, niet sportief en bepaald eenzelvig' als hij kennismaakt met de vrouw voor wie mannen als Nietzsche en Paul Rée al eerder waren geval len. Rilke clrinkt niet, rookt niet en heeft een afschuw van bor- Zomer 1900, Rainer Maria Rilke (geheel links) en Lou Salomé (tweede van rechts) gefotografeerd tijdens hun deelbezoek, hetgeen zeker ge- bezoek aan de boerendichter S.D. Drozzin (derde van rechts). foto pr zien het gedrag van kunstbroe- Negende deel Geheim Dagboek van Hans Warren matig boeiend Hans Warren.Geheim Dagboek 1971-1972, deel 9. Uitg. Bert Bakker. Het is alweer tien jaar geleden dat het eer ste deel van het Ge heim Dagboek (1942-1944) van Hans Warren in de openbaar heid werd gebracht. Dat eerste deel baarde destijds nogal op zien, mede door de openhartig heid van de schrijver die onver bloemd verhaalde van zijn (ho- mo)erotische fascinaties voor Arabische en Zeeuwse jongens en de lezer in de sporen van Jean Genet toegang verschafte tot Parijse nachtclubs en homo tenten. Daarnaast bleek Warren een natuurliefhebber, een vo gelkenner la Jac. P. Thijsse die boeiend kon uitweiden over 'al les wat leeft'. Dit contrast tussen het wilde nachtleven in de grote stad en het rustige landleven in het Zeeuwse Goes is in de loop der jaren vervaagd. Niet alleen door het moeizame huwelijksleven met Mabel, maar ook door War rens leeftijd. Al concludeert hij in het pas verschenen negende deel, aan het eind van 1971 dat er nog niets mis met hem is: „Mijn lichaam is nog jeugdig van vorm, de lichte buik die ik had slonk. Potentie zeer goed, zo'n vijfmaal een orgasme per week, soms tweemaal per dag, het genot sterk. Ik ben op een paar kiezen en het hoofdhaar na nog intact en alles functio neert net zo als het altijd heeft gedaan." In 1971, op maandag 20 okto ber, werd Hans Warren vijftig jaar (deze maand wordt hij dus zeventig). De dichter werd toen door de Zeeuwen met ontzag geëerd. Maatstaf gaf een War ren-nummer uit, zijn Verzamel de Gedichten werden uitgege ven. Maar als de feestmaand voorbij is, relativeert Warren zijn succes. De zang van de Zeeuwse nachtegaal wordt bui ten de Zeeuwse dijken nauwe lijks gehoord. Een belangrijk contact met het literaire 'buitenleven' is Gerrit Komrij met vriend Charles Hof man. Bezoeken over en weer. Uitwisseling van poëzie, samen op jacht naar antiquiteiten, sa men aan de hasj en aan de fles. Maar verder dan de feitelijke vermelding dat 'Gerrit en Char les' op bezoek komen, of dat Warren zélf het huis aan de Ja cob van Lennepkade (toen nog 'Het Komrij Kwartier' geheten) heeft bezocht, of dat zij gedrie ën 'dronken' zijn geworden, gaan zijn ontboezemingen niet. Evenals het achtste deel, bestaat dit deel voor het merendeel uit neuzelend commentaar over een bezadigd bestaan van een schrijver, vertaler en minor poet. Warren vraagt zich overi gens zelf af wat dagboekschrij vers bezielt om hun gemoeds gesteldheden aan het papier toe te vertrouwen. Van Eeden, bij voorbeeld. „Niemand is groot in zijn kleine dagelijksheden en ziekelijke aandoeningen", zegt Warren, „maar het Dagboek (van Van Eeden N.K.) is hier toch al te vaak een fopspeen." Een maand later ergert hij zich aan het larmoyante gezeur in de dagboeken van Léautaud, maar de conclusie van collega-dag- Nieuwe roman van Leidse schrijver Herman Stevens RECENSIE EMIEL FANGMANN Herman Stevens, Een schone slaap. Uitg. De Arbeiderspers, ƒ32,90. Bestaat er iets trooste- lozers dan de aanblik van gangen en keu ken in het gemiddelde studen tenhuis? Herman Stevens, schrijver van het met de Anton Wachterprijs bekroonde Min dere goden (1990), weet in zijn tweede roman Een schone slaap, een magische glans te leggen over zo'n huis, 'Den Dol len Kervel' genaamd. Hero Groen (21), de net aan een Engelse balletacademie afgestu deerde hoofdpersoon van de ro man, raakt in 'Den Dollen Ker vel' voortdurend de weg kwijt, breekt er bijna zijn enkel en ver liest er tenslotte zijn onschuld. Voor zijn eigen bestwil, want daardoor kan hij zich eindelijk losmaken van zijn overdreven projecties op zus Ida. Een schone slaap beschrijft de paar dagen die de in Engeland opgegroeide Hero doorbrengt in een naamloze universiteits stad, waarin we met enige moeite Leiden kunnen herken nen. Hij komt er zijn zus afha len om samen met haar een culturele reis door Europa te maken. Zijn echte Grand Tour zal Hero echter tijdens zijn Hol landse dagen beleven. Daarvoor bevolkt Stevens 'Den Dollen Kervel', als huis ook een hoofdpersoon, met een aantal mensentypes die ook tot de mindere goden gerekend mo gen worden. De kamer waarin Hero verblijft, behoort toe aan de pas afgestudeerde 'kunst man' Sander, een kunsthistori cus die later van een flat af springt die 'Pelikaan' wordt ge noemd. Waarom? Hoe liggen de verhouding tussen zijn zus en de studenten Roelof en Rudolf, die in die keuken zitten te scha ken? Waarom laat Hero zich verleiden door een meisje, ter wijl hij naar eigen zeggen niets van de liefde begrijpt? Bij Stevens is het verhaal echter volkomen ondergeschikt aan de vorm. We zien de wereld im mers vanuit het hoofd van Hero Groen, dat vol zit met associa ties, die op het eerste gezicht heel lastig, maar bij aandachtige lezing steeds zeer logisch zijn. In die gedachtenwereld sleept Groen vooral zijn Engelse verle den mee, waarbij een landhuis en de balletopleiding de hoofd rol spelen. Om eens in de sfeer van Ste vens' beelden te blijven: Hero danst ook in zijn gedachten, maar hij doet dat alsof de vloer een schaakbord is. Waardoor ei genlijk langzamerhand voor de lezer een veelkleurig mozaïek opdoemt, een netwerk van ver schillende motieven. Zo'n mo tief is de fontein waarop het huis uitkijkt, de 'archaïsche glimlach' van zusje Ida, en de poster van Da Vinci's 'Propor tionele man' op de kamerdeur. Tot voordeel van Stevens moet worden gezegd dat de hand van de schrijver zich in deze roman toch minder opdringt dan in de voorganger 'Mindere goden'. Ook Een schone slaap is een ro man zonder clichés, waarin Ste vens de verschillende aspecten van het ballet net zo doorgrondt als in 'Mindere goden' die van de medische professie. Ironie Een overeenkomst is de ironie. De classicus Stevens haalt na tuurlijk vele thema's en motie ven overhoop, maar speelt ook met de lezer die zich afvraagt wat er achter zit. Soms geeft hij dan wat prijs. Zo lezen we dat 'Den Dollen Kervel' met Sokra- tes te maken heeft, maar wat,* dat wordt niet duidelijk. Het moet het gif in de beker zijn ge weest. Pakken we nu de eerste de beste encyclopedie, dan vinden we het begrip sokratische ironie. 'De kritische houding ten op zicht van de traditie, waarmee Sokrates het zelfstandig denken wilde stimuleren en het schijn bare weten door kritische zelf kennis wilde vervangenDat is precies het proces dat Hero Groen in Een schone slaap door loopt. Engeland, het eiland, staat dan voor de traditie. Ie moet trouwens van goeden hui ze komen wil ie je hoofdfiguur zo'n opgelegde naam geven zonder hem belachelijk te ma ken. Zo heeft Hero voor zijn Eu ropese reis ook een Italiaans boek bij zich. Dat is natuurlijk de autobiografie van Benvenuto Cellini, de eerste in zijn soort. Met deze vondst snoert Stevens waarschijnlijk vragenstellers naar autobiografische achter gronden van Een schone slaap de mond. Enigszins onbevredigend is wel de manier waarop het boek wordt beëindigd. De held Hero komt na zijn Grand Tourvan enkele dagen met de beide be nen op de grond. Pas dan laat Stevens, in wat haast een stijl breuk lijkt, beelden en associa ties voor wat ze zijn en botsen broer en zus in een dialoog om daarna uiteen te knallen. Het resultaat van de verloren on schuld en de ontnuchterende scènes op de laatste bladzijden is dat Hero zijn verleden loslaat, en daarmee zijn zus, die hij laat voor wat ze is. Hij springt op het station alleen op de rijdende trein, richting toekomst. En dat die sprong lukt, komt niet alleen omdat hij dat springen wel ge wend is, zoals de schrijver ons meedeelt. Herman Stevens is de vorige keer vergeleken met Vestdijk, De Jong en Kellendonk. Op de achterflap van Een schone slaap wordt Nabokov erbij gehaald. Maar als Couperus in het Lei den anno nu had rondgelopen en ons iets van het studenten bestaan had willen laten zien, dan zou de zwierigheid van Ste vens' denken hem zeker van pas zijn gekomen. LITERATUUR RECENSIE OOSDAMEN Hedda Kalshoven-Brester, Ik denk zoveel aan jullie. Een briefwisseling tussen Neder land en Duitsland 1920-1949. Uitg. Con tact. ƒ45,- ƒ65,- (geb.) Elke periode heeft een belang rijk thema of centrale figuur. Dat geeft het boek de extra spanning die een brievenboek nodig heeft. Het brievenboek wordt daarmee zelfs een roman: er is de spanning tusen de twee werelden (Duits/Nederlands) en er zijn tragische gebeurtenis sen (gevoelige broer aan het front; oma alleen in Braunsch weig; hongerwinter; spanningen in de familie en tussen vrien den). In Nederland zijn drie soorten brievenboeken: romans in brie ven (Betje Wolff - Aagje Deken); echte brieven die uitgegeven worden vanwege de weergave van het tijdsbeeld (vaak literair- /politiek; du Perron), spannen de of humoristische brievencol lecties (Schuringa). Deze uitga ve combineert die drie de soor ten in één. Mooi in de brieven is verder de aparte combinatie van huiselij ke en politieke dingen in één brief. De combinatie van Mar leentjes eerste tand in Neder land en het ingooien van alle ruiten van joodse zaken in Braunschweig, allebei in maart 1933, geeft juist door het onge wone van het verband, een schrijnend effect. De overgang van de ouders van Irmgard naar het nazisme is duidelijk uit de brieven af te le zen. De ommekeer vindt bij moeder Elisabeth plaats in 1931; twee jaar later komt ze ook in een vergadering met pro fessoren openlijk uit voor haar bewondering voor Hitier. Vader Karl, plaatsvervangend burge meester in Braunschweig en een actief figuur in de gemeén- te, meldt zich samen met zijn vrouw in mei 1933 officieel bij de NSDAP aan. De sociaal-de mocratische burgemeester van Braunschweig is twee maanden eerder dan al de stad uitgesla gen door de SS. tussen 1920 en 1930 komt de overgang naar het fascisme niet uit de lucht vallen: duidelijk wordt dat zowel de wrok bij de Duitsers na de Eerste Wereld oorlog (afgestane gebieden; her stelbetalingen) als het latente nationalisme een goede voe dingsbodem waren voor Hitier en zijn trawanten. Concentratiekampen Toch blijft het een schok om de vrouw van de plaatsvervangend burgemeester van een middel grote stad in Duitsland al in maart 1933 in een brief aan haar dochter te horen pleiten voor heropvoedingskampen voor sociaal-democraten en communisten. („Eerst moeten ze een proeftijd van drie jaar in de concentratiekampen door maken.") En een week later: „Het jodendom zal aan den lijve voelen wat zijn makkers hier en in het buitenland aangehaald hebben." Het is een verademing om tus sen allerlei Führer-vriendelijke brieven ook een andere stem te horen. Die stem komt niet al leen van de nuchtere, anti-mili taire familie Brester („Ze heb ben de uitvinder van het machi negeweer bij vergissing een on derscheiding gegeven in plaats van hem op te hangen." 1927), maar ook van een in 1936 naar Zwitserland gevluchte studen tenvriend van Eberhard, Zettel. („De wereld ziet er weer heel anders uit, en ik voel me als een geredde hier in dit land met zijn zuivere atmosfeer. Duizenden is het vergaan zoals mij, pas bui ten hun vaderland hebben ze weer geleerd dat er nog mensen bestaan.") Een prachtig boek, dit brieven boek met 650 brieven en dag boekfragmenten dat méér is dan een brievenboek: een span nende roman. Hans Warren: „Potentie zeer goed, boekschrijver Warren is mild: „Een dagboekschrijver aan wie je je van tijd tot tijd niet ge ducht stoort, deugt waarschijn lijk niet." Helaas blijft het bij deze twijfelachtige constatering. Een interessante beschouwing over het verschijnsel dagboek blijft uit. Het enige dat in dit negende deel de moeite waard is, is de liefdesverhouding van Warren met de zesentwintigjarige Itali aanse jonge god, Giovanni Nur- chi, die op 8 juni 1972 het leven van Warren binnenstapt. Vanaf diens entree slaat de vonk in het proza van de bijna ingedutte schrijver. Geen gezeur meer 3'n vijfmaal per week een orgas- foto pr over het wel of niet schrijven van het boek 'Leven met an tiek'. Nee, eindelijk jaagt de adrenaline de 'vermoeide Zeeuwse leeuw' weer door d'a- deren. Ook de lezer veert even op. Toch is het te weinig om de uitgave van dit 'geheime' dag boek te rechtvaardigen. Als het volgende deel een voortzetting is van het niveau van deel 8 en 9, lijkt het mij raadzaam deze serie met deel 10 te beëindigen. Anders zal de serie alleen nog interessant zijn voor verzame laars die de serie compleet wil len houden. Maar wat is de waarde van een (geheim) dag boek dat niet wordt gelezen? 1 en brief wijkt in veel opzichten af van ge- sproken taal. Brieven zijn vaak gericht tot één per soon, maar belangrijker brieven hebben een andere taalvorm. Een briefschrijver maakt complete en correcte zinnen, en heeft de tijd om over de inhoud na te denken. In een brief zijn gedachten dan ook vaak beter geordend en ver woord dan in een gesprek. Het meest opvallende verschil is dat brieven gemakkelijker bewaard kunnen worden. In miljoenen huizen staan dan ook schoenendozen vol met brieven. Liefdesbrieven, vakan tieverhalen, verslagen van fami lie-ongeluk en nog veel meer moois. Die brieven zijn meestal erg interessant voor twintig mensen: de naaste bekenden en de familie van de briefschrij vers. In het boek 'Ik denk zoveel aan jullie' zijn 650 brieven gepubli ceerd die gewone mensen in Nederland en Duitsland elkaar tussen 1897 en 1949 schreven. Het zijn brieven tussen familie leden en vrienden die ook voor de lezer van nu erg interessant zijn. Hedda Kalshoven-Brester, de samensteller van dit brieven boek, is de dochter van Irmgard Brester, een Duits meisje uit de buurt van Braunschweig dat na de Eerste Wereldoorlog in een Nederlands gezin kwam 'aan sterken'. Ze werd verliefd op een van de zoons in dat gezin, trouwde met hem en ging in 1935 in Amersfoort wonen. Een De schrijfster (rechts) als jong meisje in Northeim, samen met twee fa- miliegenootjes. foto archief hedda kalshoven-brester van haar kinderen, Hedda, vond paar jaar geleden 2.000 brieven en ontdekte met een schok de geschiedenis van haar familie. Die schok was onder andere dat i deel van haar Duitse familie iniet aan de zijlijn had gestaan tussen 1930 en 1945, maar de nazi's en Hitier bewonderd en gesteund hadden. Tegelijkertijd was er een tegenstelling: Irm gard weigerde in Nederland lid te worden van de Kultuurka- ;r, had twee onderduikers in huis; Hedda had een hekel aan Duitse uniformen maar „als Eberhard, de broer van mijn moeder, bij ons verscheen vlo gen we hem om de hals en drukte ik mijn gezicht tegen hetzelfde grijsgroene uniform dat 'die rotmoffen' droegen." Die verscheurdheid maakt dit boek interessant en soms ook ontroerend. Spanning Het is geen gemakkelijke opga ve om uit meer dan tweedui zend brieven een goede keuze te maken en de brieven in het juiste historische kader te zet ten. Het mag een wonder heten dat Hedda Kalshoven daarin ge slaagd is. Ze heeft afstand moe ten nemen om objectief naar de brieven te kijken, heeft de brie ven goed vertaald, de interes santste delen gekozen en het geheel sympathiek ingeleid en van uitstekende aantekeningen voorzien. Bovendien heeft ze de brieven ingedeeld in diverse perioden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 13