Cultuur
De man als emotioneel-invalide
c
Het paradijs bestaat niet
7
Carel Peeters signaleert nieuwe stroming
Schrijver als sjamaan
Donderdag 17 oktober 1991
Redactie: 071-161400 CEES VAN HOORE RENEE DE BORST Eindredactie: NIEK FAAS Vormgeving: HENK BUIS
13
BOEKEN
Nieuwe romans van Fleur Bourgonje en Hermine de Graaf
RECENSIE ASTRID VAN DEN BERG
Hermine de Graaf Alleen de heldere uren
Roman Meulenhoff
Fleur Bourgonje: De verstoring Verha
len. Meulenhoff.
i igenlijk hou ik er niet
i van. Twee schrijfsters
in één stuk bespreken
alleen omdat ze allebei vrouw
zijn. Niemand zal het in zijn
hoofd halen 'de nieuwe Her
mans' en 'de nieuwe Baantjer'
in één nik door de recensiemo
len te halen, omdat ze hun
man-zijn gemeen hebben. Maar
goed. Fleur Bourgonje en Her
mine de Graaf debuteerden
rond dezelfde tijd, publiceerden
beiden in hun begintijd in het
Hollands Maandblad en beho
ren daarmee tot die grote lich
ting schrijfsters die halverwege
de jaren '80 opgang maakte. En
hoewel zij niet expliciet femi
nistische schrijfsters zijn, laten
zij beiden een duidelijk vrouwe
lijke stem in hun boeken door
klinken. Zie daar, zo zijn er al
tijd redenen te bedenken om
twee schrijfsters in één moeite
door te recenseren, ook al is
hun werk nog zo verschillend.
Ik noemde Fleur Bourgonje en
Hermine de Graaf niet-feminis-
tisch. Zij profileren zich in ieder
geval niet als zodanig, zoals bij
voorbeeld Renate Dorrestein of
Anja Meulenbelt. Ze zijn wel fe
ministisch in de zin waarin het
feminisme zich heeft ontwik
keld, namelijk als een stroming
die de beperktheid van de tradi-
tioneel-mannelijke, patriarchale
orde aantoont. Hermine de
Graaf doet dit door een manne
lijke wereld weer te geven en
daarin gaten te laten vallen.
Bourgonje doet dit door juist
vrouwenlevens te beschrijven,
waarin mannen geen beslissen
de rol meer spelen.
Hermine de Graaf presenteert
in haar nieuwe roman 'Alleen
de heldere uren' een mannen
wereld in notedop: een zieken
huis voor geestesgestoorden
waarvan de staf bestaat uit
mannen die alleen vol zijn van
het deelgebied waarvoor zij ver
antwoordelijk zijn. Een verzuild
mini-maatschappijtje dus. Hun
ruggespraak met de achterban,
het uitvoerend personeel, heeft
geen wezenlijke invloed op hun
beleid. Ze willen de macht over
het stuur niet verliezen en dan
moet je niet luisteren naar het
geklets op de achterbank.
De stafleden houden elkaar uit
puur opportunisme te vriend.
Met name de geneesheer-direc
teur Bastiaan Koevoet is hierin
een kei zo goed en ook zo
hard. Zijn gedrag tegenover zijn
vrienden is altijd berekenend.
Hij heeft zijn vrienden nodig
om zijn positie in stand te hou
den. Het is spannend om te le
zen hoe Bastiaan Koevoet touw
tjes van woorden om de perso
nen in zijn omgeving windt en
deze touwtjes allemaal in han
den probeert te houden. Hij is
meer dan een heerser, hij wil de
beheerser zijn van alle gedach
ten die zijn positie kunnen on
dermijnen.
De Graaf speelt met de kenmer
ken van een regime (inclusief de
nare bijklank). Ze verstopt ze in
haar verhaal: de rituelen om
'het volk' zoet te houden, de
BVD-achtige afluisterpraktijken,
het oogluikend toestaan van
medische experimenten, over
de hoofden van de bewoners
heen. Het 'verraad' van Basti
aan Koevoet is in deze context
onvermijdelijk.
Hermine de Graaf schrijft op
een heldere manier. In haar ro
man worden dan ook alleen de
heldere uren beschreven. Dat
komt doordat Bastiaan het
duistere, het onderbewuste niet
durft te benaderen. Hij ontkent
het en juist deze ontkenning
van onderbewuste verlangens
en onverwerkte angsten bepaalt
zijn beperktheid.
Marginaal
In De verstoring, de nieuwe
verhalenbundel van Fleur Bour
gonje, krijgt het onderbewuste
wel een plaats. Juist de herinne
ringen, de niet te stuiten ge-
dachtenstromen, zijn de motor
van de verhalen. In het ope
ningsverhaal 'Pisagua' zijn de
herinneringen zo scherp aan
wezig in het dorp waarnaar de
hoofdpersoon is teruggekeerd,
dat haar ogen ontstoken raken
en zij ze tot rust laat komen
achter kompressen. Maar zij
kan haar ogen niet sluiten voor
de beelden: ze komen in haar
dromen of door de verhalen van
haar dochter die vertelt wat ze
Verhalen vair diplomaat A.L. Schneiders
RECENSIE ROB VOOREN
A L. Schneiders, Het verbrokkeld paradijs.
Verhalen. Uitg. Veen
De mode van reizen
en trekken in literair
verband lijkt alweer
op zijn eind. Alle windstreken
zijn zo langzamerhand bezocht
en beschreven, zodat de meeste
lezers nu weten waar ze ooit wel
en vooral niet met vakantie
naar toe kunnen. Maar voor we
die benarde oorden in al hun
troosteloosheid kunrïen verrui
len voor een goed boek bij de
kachel, lezen we voor de zeker
heid nog eens hoe zinloos het is
ons naar de einder te reppen.
Die laatste, schoorvoetende blik
in de atlas werpen we aan de
hand van A.L. Schneiders, een
al bejaarde, cynische diplomaat,
die de treurgang van een verblijf
in het verre en vreemde in de
bundel 'Het verbrokkeld para
dijs' definitief heeft vastgelegd.
'Partir, c'est mourir een peu'
heet een van zijn stukjes. Schei
den doet lijden, maar erg zeer
doet het niet, krijg ik de indruk.
Want waar doet men als rege
ringsgezant in diverse Afrikaan
se landen afstand van? Van be
haaglijke villa's en prompt per
soneel, van party's, golfbanen,
opsmuk en lediggang, ja, maar
ook van armoe, bedelarij, dicta
tors en de onmacht wat dan ook
in de armste werelden te veran
deren. Niet dat Schneiders deze
schrilheden beschaamd en ver
wijtend tegen het licht houdt.
Het aardige van zijn verhalen is
juist dat hij zich onthoudt van
commentaar en zijn verharde
blik zwijgend, als een camera,
over glorie en verval laat glijden.
Niet zonder galgenhumor overi
gens.
Bimbonia bijvoorbeeld (wie
heeft ooit van dat oord verno
men? Bestaat het wel?) is een
welvarend landje: 'Als je met
een vliegtuig laag over het ach
terland van strand en oceaan-
branding scheert, is het alsof je
in het Paradijs kijkt, een laatste
restant dat wij zijn vergeten op
te ruimen.' President Bimbo be
schikt over een enorm paleis,
dat lijkt op een 'slagkruiser', zo
zwaar bewapend. 'Ik huiverde
toen ik dacht aan de notoire
buien van slecht humeur waar
voor Bimbo bekend staat en
aan de Duitse idealist, een ont
wikkelingswerker, die na lange
jaren in een kerker was wegge
teerd nadat de vrouw van de
president, Josephine, het met
hem had aangelegd. Had hij
maar even gewacht: Josephine
was inmiddels alweer verstoten
en naar haar familie terug. Niet
Gezin dat in de jaren vijftig wil emigreren naar Australië. foto archief
dat de terreur daar erger dan el
ders was. Er waren een paar
honderd politieke gevangenen,
er werd gemarteld, maar met
mate'.
Zo valt het overal wel mee, mits
je de juiste afstand bewaart en
tot op het bot weet te relative
ren. Schneiders perspectief ver
andert nooit, waar hij ook ver
toeft. Zijn optekeningen en be
schrijvingen zijn die van een
onthecht man, een afgezant die
nooit lang ergens blijft en zich
dus maar zelden definitief kan
warmen aan land, volk en ze
den. In zijn verhalen over het
Afrikaanse continent klinkt
soms nog iets van spijt, als hij
weg moet uit Rhodesië, Zimba
bwe, Mozambique ('een land
dat al arm was van huis uit,
daarna marxistisch-leninistisch
gegaan en dus helemaal de af
grond in') of Zuid-Afrika. Zijn
hart gaat uit naar de schoon
heid van natuur en cultuur,
zonder dat hij blind is voor de
noden. Alleen: 'In de derde-we
reldlanden waar ik werkzaam
ben valt het mij nog moeilijker
mij het lot van de ongelukkigen
oprecht aan te trekken. Lijken
de eindeloze noden hier op
zichzelf al een peilloos diep
zwart gat, die van de gehandi
capten daar beginnen nog pas
onder de bodem daarvan, voor
geval er een bodem aan is. Mis
schien is het wel de hel daar zo
diep beneden, maar misschien
valt het ook wel een beetje mee
als je uit de put naar boven kijkt
en niet, zoals ik, van boven naar
beneden en alles te verliezen
hebt'. Zoals gezegd, een kwestie
van perspectief. Eerlijk is hij
wel, A.L. Schneiders.
Hoewel hij in zijn laatste verha
len, over bezoeken aan Nieuw-
Zeeland en micro-eilandjes in
de Stille Zuidzee, minder be
geesterd lijkt (voor zover dat
woord op deze cynicus van toe
passing is), biedt de bundel ge
droeg stof voor overpeinzing en
leesgenot. En de zekerheid dat
het paradijs op aarde niet be
staat. Of het moest met een
boek naast de eigen haard zijn.
Ook in 'Het talent van Vera' is
de gedachtenstroom niet te
stoppen, hoewel Vera het pro
beert door alsmaar bezig te blij
ven en tegen zichzelf te praten.
Het beeld van haar overspelige
man blijft zich aan haar opdrin
gen. In de loop van het verhaal
blijkt echter dat haar man juist
heel trouw is en haar nooit zou
bedriegen. Vera beeldt zich on
gewild in dat haar man overspe
lig is om de gedachte aan haar
eigen ontrouw te verdringen.
De vrouwen in de verhalen van
Fleur Bourgonje zijn allemaal
bezig zich los te maken van hun
geliefde, hun minnaar, moeder
of kind. Dit leidt tot weemoedi
ge verhalen over tochten van de
vertrouwde omgeving naar een
zame plaatsen aan randen van
landen of aan de rand van het
leven. De herinneringen echter
staan volledig isolement in de
weg.
In het leven van deze vrouwen
is de man niet meer betekenis
gevend. Hij is in de steek gela-
ten, weggegaan, gestorven of er
nooit geweest. De mannen
functioneren slechts in de mar
ge van het verhaal, komen zelfs
alleen in de gedachten van de
personages naar voren en niet
in het verhaal zelf. Ze bestaan
bij gratie van de herinnering
van de vrouw. Waar de man als
personage in het verhaal voor
komt is hij een emotioneel ge
brekkig wezen. Zoals de profes
sor in het openingsverhaal die
brieven schrijft aan zijn overle-
A.L. SCHNEIDERS, een al bejaarde,
cynische diplomaat, die de treurgang
van een verblijf in het verre en
vreemde in de bundel 'Het verbrok
keld paradijs' definitief heeft vastge-
den vrouw uit angst dat hij haar
vergeet. Of de oude dichter in
het titelverhaal die jaren zit te
wachten op een vrouwelijke
bron van inspiratie om zijn uit
gedroogde geest te bevloeien.
Bourgonjes taalgebruik is poë
tisch, lyrisch bijna, in de oude
betekenis van het woord: uit
drukking gevend aan persoon
lijke gevoelens en waarnemin
gen. De Graaf, om in de termi
nologie te blijven, schrijft vooral
episch, verhalend. Haar epische
held is een feministische anti
held. Zijn mannenwereldje gaat
ten gronde aan mannelijke
flinkheid en geldingsdrang.
De Graafs boodschap is luid en
duidelijk. Bourgonjes verhalen
zijn implicieter. Als je echter
kijkt naar de marginaliteit van
de mannelijke personages is de
boodschap niet minder duide
lijk. En dan blijken de twee
schrijfsters behalve hun sekse
ook hun vrouwelijkheid gemeen
te hebben.
EDDY VAN VLEET
EEN NACHTJE UIT
Kanker bracht weer leven in de brouwerij.
De namen van organen smolten samen tot
één grote brij, waarop wij als volleerde
wichelaars de gezichten van vrienden kleefden
die ten dode waren opgeschreven.
Wij rookten sneller dan wij konden ademen,
[et was lachen geblazen met de kunstmatige aarzei
de transplantaties en de uitgevallen haren.
Wij zegevierden gedurende een lange nacht
in een tunnel van drank op de ziekte
die in beminde lichamen openbarstte.
Wij waren het zat dat na elk zonnebad,
elke slok uit de fles en elke sigaret de dood
de wijsneuzen naar de mond sprak.
Dit gedicht is mij uit het hart gegrepen. Eindelijk eens een dichter
die revolteert tegen de nuchtere lieden die je met wijsvingers als
metronomen voorhouden dat er voor elk genot met de gezondheid
moet worden betaald. Hoe kunnen ze hun saaie levens nog dragen!
Een gevangene met een loden bal aan de voet is beter af. 'Een
nachtje uit' komt uit de nieuwe bundel 'De toekomstige dief van
de Vlaamse dichter Eddy van Vliet. Een aanrader. Uitgegeven door
De Bezige Bij. CvH
Eerste
Leidse
Boekenzondag
20 oktober a.s.
Anton Korteweg
leest voor
uit zijn
nieuwe bundel
"Stand van Zaken"
en andere werken
om 12.00 uur
Eleonore Oldenburger
geeft uitleg
over TAROT
vanaf 13.00 uur
2e etage
TEVENS OPRUIMING
MET FORSE
KORTINGEN
KOOYKER
Breestraat 93, Leiden
tel.: 071-160500
Prachtige lezingen Italo Calvino
RECENSIE BERT KUIPERS
ItaJo CaMno. 'Zes memo's voor het vol
gende millenium' Vertaald door Lmda
Pennings Bert Bakker 27,50
TJ
u i en Nederlands auteur
^die al jaren in Italië
woont en goed thuis
is in de letterkunde van dat
land, heeft eens beweerd dat de
moderne Italiaanse literatuur
een van de meest geestloze lite
raturen van Europa is, die vrij
wel geheel is aangetast door 'de
ziekte van Calvino'. Nu acht ik
mezelf niet helemaal tot mee
praten bevoegd over deze mate
rie, om de eenvoudige reden
dat ik daarvoor nog te weinig
Italiaanse auteurs gelezen heb,
maar aan de vooraanstaande
positie die de vernieuwer Calvi
no in die letterkunde inneemt,
lijkt mij moeilijk te tomen.
De bewering van Geerten
Meijsing want hij was het
moet slaan op de talloze navol
gers van Calvino of de vertegen
woordigers van de zogenaamde
'neovanguardia', die het experi
ment met de vorm hebben la
ten ontaarden in bloedeloze ab
stracties met een ontstellend
gebrek aan diepgang.
De communis opinio is dat Cal
vino samen met Eco ver uit
steekt boven de rest van de au
teurs die door het sterk vercom-
mercialiseerde Italiaanse uitge
versbedrijf op de jaarmarkt van
Frankfurt werden en worden
aangeprezen. Nu zegt mij dat
niks, want ik vind Eco meer een
geleerde pritstift, een toevallige
cultuurgoeroe die allerlei kennis
aan elkaar plakt. Meer een man
van ideeën, dan van gepassio
neerde woorden. Hij schrijft
vlakke boeken vol droge kennis
die iedereen aanschaft, maar
die bijna niemand leest. Ik zou
de kopers bij wie 'De slinger van
Foucault' zeer zichtbaar, maar
ongelezen op het salontafeltje
heeft gelegen, niet graag de kost
geven.
Hoewel men Eco op een sokkel
tje heeft gezet, is Italo Calvino
de ware monumentale schrijver
van het Italiaanse modemisme.
Hij is een goede representant
van het soort schrijver dat de
nadruk legt op de ambachtelijke
en filosofische kant van het mé
tier. Dat type bezit vaak een Ars
Poëtica of op zijn minst een es
sayistisch oeuvre, waarin idee
ën, regels, principes en dergelij
ke zijn geformuleerd, waaraan
literatuur in een particulier ge
val moet voldoen. Het boek 'Zes
memo's voor het volgende mil
lennium', waarin de lezingen
die Calvino in 1985 zou geven
aan de Harvard University post-
huum zijn verschenen, kan heel
goed doorgaan voor zo n Ars
Poëtica. Maar dan wel eentje
die niet tot strilcte voorschriften
of stellingen voert, waaraan een
(beginnend) schrijver of lezer
zich zou hebben te houden.
Uchtheid
De eerste lezing, die over 'de
lichtheid' handelt, levert
meteen al een aardige (maar
niet nieuwe) visie op. Daarin
-
Calvino steekt samen met Eco ver
uit boven de rest van Italiaanse
auteurs. foto epa
ziet Calvino de literatuur als een
existentiële functie van de
mens, als een antropologisch
mechanisme dat van alle tijden
is. Om zich boven de zwaarte
van het bestaan te verheffen,
streefde de sjamaan er reeds
naar om zich te ontdoen van
zijn lichaamsgewicht, om zo op
te kunnen stijgen naar een an
dere wereld en een ander waar
nemingsniveau waar de krach
ten liggen om de werkelijkheid
te veranderen of de baas te wor
den. Dat is precies wat schrijven
is: de negatie van de zwaarte
kracht, de levitatie waardoor
een andere wereld kan worden
gemaakt. Het is de toestand van
de sjamaan die Calvino in zijn
eigen werk altijd nagestreefd
heeft. Hij schreef met een 'licht
heid', steeds op zoek naar 'le
mot juste', waardoor hij als het
ware ontsteeg aan de mathema
tische vorm die hij zich als con
structivist oplegde. Dat op-
rnerkelijk want aan ingewikkel
de vormexperimenten kleeft
maar al te vaak een verstande
lijke dorheid, die de emotionele
betrokkenheid van een lezer be
hoorlijk kan frustreren. Epigo
nen van Calvino hebben dat
ook in Nederland meer dan
voldoende bewezen.
De 'lichtheid' vormt het dak van
deze boeiende en memorabele
lezingen, dat door pijlers als
'snelheid', 'exactheid', 'zicht
baarheid' en 'veelvoudigheid'
geschraagd wordt. Die basis-
componenten van 'zijn' schrij
verschap weet Calvino steeds
glashelder te adstrueren met
verrassende voorbeelden uit
zijn boekenkast, waarmee hij
bewijst dat hij behalve goed
schrijven ook voortreffelijk le
zen kon. Aanvankelijk stond
ook 'de consistentie op zijn le-
zingenrooster, maar aan dat on
derwerp is hij niet meer toege
komen. Op de vooravond van
zijn vertrek naar Amerika werd
hij getroffen door een fatale
hersenbloeding, waardoor hij
de ultieme vorm van levitatie
bereikte, vermoedelijk eerder
dan hem lief was.
De discussie in de Ne
derlandse literaire
wereld over vorm en
inhoud is hardnekkig. Carel
Peeters probeert met zijn essay
bundel 'Echte kennis' het vuur
opnieuw te doen oplaaien. Zijn
uitgangspunt is dat het lezen
van romans en gedichten tot in
zicht kan leiden in de morele
problemen van het bestaan:
tenminste, wanneer in de litera
tuur ideeën zijn verwerkt die
zijn terug te voeren op filoso
fische noties. Peeters illustreert
deze stellingname door in elk
essay het werk (of één bepaald
werk) van een Nederlandse of
buitenlandse schrijver of filo
soof aan een analyse te onder
werpen.
Peeters pogingen om de positie
van literatuur te bepalen ten
opzichte van, laten we zeggen,
het volle leven, zijn toe te jui-
Carel Peeters: hoopvol gestemd.
chen. Hij legt zich niet neer bij
de autonome processen binnen
de literatuur, maar probeert op
recht verbindingen te leggen
met rporaliteit, cultuur en sa
menleving. Het is opvallend dat
hij daarbij een voorkeur aan de
dag legt voor auteurs, filosofen
en romanpersonages, die het
twijfelen en twijfel zaaien, het
aarzelen tussen goed en kwaad,
hoog in het vaandel hebben ge
schreven. Dit blijkt bijvoorbeeld
uit Peeters behandeling van de
Franse filosoof Diderot en Ro
bert Musils' romanpersonage
foto hans van den bogaard
Ulrich (uit 'De man zonder ei
genschappen'); beiden duiken
regelmatig op ook in essays ge
wijd aan andere schrijvers. De
vraagtekens die Peeters lijkt te
plaatsen bij een rationalistische
levensbeschouwing waarbij de
rede moet zegevieren, worden
geaccentueerd door het essay
over Peter Sloterdijk. Deze filo
soof kent een bijzondere plaats
toe aan de menselijke intuïtie.
Omdat de literatuur betrekJcing
heeft op zowel de rede als het
gevoel, kan zij dienen als bron
van filosofische kennis, lijkt
Peeters te willen zeggen.
Opmerkelijk aan deze bundel is
dat aèn het eind essays zijn op
genomen over Marcel Möring,
Marja Brouwers, Connie Pal
men en Dirk van Weelden. Nog
betrekkelijk jonge Nederlandse
auteurs, die door Peeters wor
den opgevoerd als vertegen
woordigers van een nieuwe ge
neratie die gebroken zouden
hebben met de Revisor-traditie.
Revisor-schrijvers concentreer
den zich vooral op vorrrücwes-
ties, op de structuur van het
werk, en de persoonlijke dra
ma's en dilemma's van de per
sonages.
Nieuwe lichting
Peeters is hoopvol gestemd over
de nieuwe lichting. Hij meent
dat in de laatste j'aren de literai
re thematiek is verbreed tot
'universele proporties'. En dat
het gehalte van de literatuur
'met sprongen is vooruitge
gaan'. Want de romans 'gaan
weer ergens over'. Hij ziet hierin
een baanbrekende rol wegge
legd voor Frans Kellendonk.
Niet voor niets is het afsluitende
essay, waarin Peeters een lans
breekt voor moreel engage
ment, genoemd naar Kel-
lendonks geruchtmakende ro
man 'Mystiek lichaam' uit 1986.
Het doet wat vreemd aan de na
men van nog onrijpe vaderland
se auteurs te zien opduiken
naast die van klassieke schrij
vers en filosofen als Thomas
Mann, Willem Frederik Her
mans, David Hume en Diderot.
Peeters lijkt bezeten van een
ideaal: Nederlandse literatuur
die de grote morele vraagstuk
ken niet uit de weg gaat en zich
(daardoor) kan meten met bui
tenlandse schrijfkunst. Maar het
is de vraag of Peeters' visie op
de kentering in onze letterkun
de niet al te gewild is. Het ge
vaar is dat een versimpeling
ontstaat van de recente Neder
landse literatuurgeschiedenis.
De bestempeling van Möring
c.s. tot 'filosofische' schrijvers
mag niet tot de veronderstelling
leiden dat we hier te maken
hebben met een nieuwe stro
ming. Van schoolvorming is
geen sprake. Bovendien legt
Peeters een druk op hen die
zich op den duur tegen deze
jonge veelbelovende auteurs
Un «BD.