Een tennisnatie staat op, de afgunst groeit vV Buitenland spreekt opeens over 'Het Hollandse gevaar' Over Nederlandse tennissers is lange tijd een beetje lacherig gedaan. Niet zo vreemd, want na Tom Okker leverde ons land voornamelijk krabbelaars af die op de internationale toernooien ter opvulling van het speelschema dienden. Een Nederlander loten in de eerste ronde, betekende zoveel als een plaats verwerven in de tweede. Maar die tijd is voorbij. In het buitenland spreekt men sinds kort over 'het Hollandse gevaar'. Spelers als Richard Krajicek, Jan Siemerink en Paul Haarhuis blijken gewoon te kunnen winnen van wereldtoppers als Stefan Edberg en Boris Becker. In de hele wereld wil men nu het verhaal horen over de snelle opmars van dit landje dat nooit een serieuze plaats kreeg op de tenniskaart maar nu met grote passen aan komt zetten. Om nog eens te onderstrepen dat een tennisnatie is opgestaan wil Nederland zich dit weekeinde via een overwinning in en tegen Mexico scharen onder de zestien beste landen van de wereld. „Waarom zouden wij niet hetzelfde kunnen bereiken als de Zweden en de Duitsers?", zo vraagt Frans Otten, voorzitter van de afdeling toptennis van de bond, zich af. Misschien omdat in Nederland nu al weerde kinnesinne van trainers en coaches de kop op dreigt testeken. Franker „Privé-coaching heb ik altijd bepleit. Jong Oranje is een opstapje voor de spelers, daarna moet de begeleiding worden voortgezet Het is alleen niet te hopen dat we in Nederland weer een concurrentiestrijd creëren In het tennis." foto anp Jan Siemerink: een van de vier Nederlandse tennissers bij de top vijftig. archieffoto holvast ZATERDAGS BIJVOEGSEL Rob van der Zanden De Nederlandse 'tennisboom' I wordt almaar groter. De presta ties van Paul Haarhuis op de US Open zorgden er recentelijk voor dat hon- derdduizenden fans 's nachts wakker bleven en voor de tv kropen. Dat was voor het vader landse tennis een ongekend iets. Eigenlijk was het optreden van een Nederlandse ten nisser tot voor kort juist aanleiding om te gaan slapen. De ontwikkelingen in het Nederlandse ten nis hebben altijd iets onbevredigends gehad. Waarom was een machtige bond als de Ko ninklijke Nederlandse Lawn Tennisbond (KNLTB) achter voetbal toch de tweede sportbond van het land nooit in staat ge weest om voor een fatsoenlijke tennisbescha- ving te zorgen? Ja, het ledental liep in korte tijd op tot bijna 800.000. Bravo. Maar hoe was het mogelijk dat er tussen die honderd duizenden maar één speler zat die in staat was om buiten de landsgrenzen een potje te winnen? Want eerst hadden we Tom Okker en daar na kwam Michiel Schapers. En beiden had den in hun succesjaren amper last van con currentie in eigen land. Was dat tennis dan zoveel moeilijker dan voetballen, schaatsen en dammen, sporten waarin we kennelijk wel konden uitblinken? Natuurlijk niet. Immers: nu blijkt dat we genoeg goede tennissers hebben. Anno 1991 staan er vijf Nederlanders bij de beste honderd van de wereldranglijst. Paul Haarhuis (31), Richard Krajicek (39), Jan Siemerink (41), Mark Koevermans (44) en Jacco Eltlngh (91). En van die vijf wonnen er drie (Krajicek, Koevermans, Siemerink) een Grand Prix-toemooi in het afgelopen jaar. FRANKER Bij de verklaring van het plotselinge succes wijzen alle vingers direct naar een persoon: Stanley Franker. Toen de geboren Surinamer in 1986 aantrad als directeur sportif kreeg hij een zieltogend profcircuit in handen en een blanco volmacht om er iets van te maken. Dat is hem gelukt. Net als in Oostenrijk, waar de coach ook iets opbouwde waardoor onder anderen Thomas Muster en Horst Skoff de top konden bereiken. De redder in nood kondigde bij zijn aan treden aan dat Nederland anno 1991 vier spelers bij de beste honderd zou hebben. Hij werd achter zijn mg uitgelachen. Maar hij overtrof zelfs zijn voorspellingen en kan nu de sceptici uitlachen. Alleen bij de vrouwen stemmen de ontwikkelingen Franker niet te vreden. Hij ziet daar te weinig progressie al heeft Nederland enkele behoorlijke talenten (Petra Kamstra, Stephanie Rottier, Miriam Oremans) in de wachtkamer. Het geheim van Franker is eenvoudig. Hij schiep een tennisklimaat in Nederland. Hij zorgde ervoor dat aankomende tennissers de gelegenheid kregen zich te ontwikkelen. Het profbestaan werd een stuk aantrekkelijker ge maakt door de bond. Talenten krijgen nu van de KNLTB gratis coaching als ze naar het bui tenland gaan voor een toernooi en de reis kosten worden ook nog eens vergoed. Boven dien kunnen de beginnende profs (maar ook de ouderen) elke dag terecht in het Frans Ot- ten-stadion, op een steenworp afstand van het Olympisch Stadion in Amsterdam. Deze hal in Zuid-Oost is inmiddels uitgegroeid tot wat het sportcentrum in Zeist is voor het Ne derlands elftal. Daar verzamelen de toppers en hun trainers zich. Franker maakte ook een einde aan de 'kin nesinne' die heerste onder de tennistrainers in het land. De voortdurende discussie en concurrentiestrijd onder de privé-coaches liepen steeds als een rode draad door het kwakkelende Nederlandse tennis. De spelers zelf schoten er niets mee op. Misschien boek te Franker daar nog wel het meeste succes: hij bracht de coaches op één lijn. En liet het besef doordringen dat het samen moest. VOETSTUK Stanley 'zeg maar Stan' Franker kreeg de complimenten en werd op een voetstuk geplaatst. Waarbij de bondscoach zelf ook niet naliet om zijn pr goed te verzorgen. Al ging hij nooit zo ver om het succes helemaal naar zich toe te trekken. Maar nu de hoogtij dagen van het nationale tennis lijken aange broken begint het opeens allemaal een beetje te steken. Vooral bij de coaches in het land, van wie enkelen vinden dat Franker de laatste tijd wel erg veel eer en aandacht krijgt. Een typisch Nederlandse ontwikkeling. Het verhaal van de kop die boven het maaiveld uitsteekt, lijkt ook op Franker van toepassing I te zijn. Wel of geen kinnesinne, er Is hoe dan ook iets gaande achter de rug van de bondscoach. Paul; Haarhuis gaf op de US Open voor de Amerikaanse tv al een belangrijke aanzet. De Nederlandse sensatie van Flushing Meadow verklaarde tegenover de pers dat de naam van Stanley Franker niet al te veel in verband moést worden gebracht met de naam van PauF Haarhuis. Want hij had zijn internatio nale: successen vooral aan Henk van Hulst te danken en niet zozeer aan de bond en diens eerste coach. Terug in Nederland blijkt dat er nog meer aan de hand is. Afgelopen week hebben Van Hulst en een andere belangrijke privé-coach in Nederland, Frits Don, de koppen bij elkaar gestoken. Ze lopen al een poosje rond met plannen om samen verder te gaan en coach ten recentelijk ook al een paar keer eikaars pupillen. Dat laatste moet het uitgangspunt worden voor de samenwerking. Voor top sportbegrippen een vrij originele opzet: twee privé-coaches die bij elkaar kruipen en hun talenten uitwisselen. UNIEK „Volgens mij is het uniek op de wereld wat Frits en ik gaan doen", zegt Henk van Hulst, die behalve Haarhuis onder anderen ook Jac co Eltingh in zijn 'stal' heeft Samen met Don, die Mark Koevermans meebrengt, wil hij een instituut opzetten waar straks in Ne derland geen toptennisser meer omheen kan. Van Hulst: „Het is wat ons betreft ook de eni ge manier om succes te behalen. Het Is mo gelijk om straks alle spelers die we hebben een coach mee te geven naar het buitenland. Want dat kan de bond alleen bij de jonge spelers. Het gaat er juist orti 'dat je ook na de periode van de bondsbegeleiding continu wordt bijgestaan. Paul Haarhuis is wat dat betreft een prima uithangbord voor mij. Het bewijs dat het zonder hulp van de bond ook kan." Als een speler door de bond is gehard en zelf genoeg prijzengeld heeft verdiend, wordt het contract door de KNLTB opgezegd. Zo verlieten Jan Siemerink en Richard Krajicek onlangs Jong Oranje. Volgens Frits Don doen Franker en zijn assistenten in het Otten-sta- dion prima werk, maar als de spelers terug komen bij hun privé-coaches moeten ze ver der. „En de bond geeft mij dat geld niet voor de begeleiding in het buitenland, terwijl die speler wel jarenlang met een coach heeft kunnen werken. Dat is In feite geen goede si tuatie." Don heeft het dan nog niet eens over de voortdurende veranderingen die een speler meemaakt al9 hij steeds een andere coach krijgt. Een mooi voorbeeld is wat hem betreft Jan Siemerink. De Rijnsburgse linkshander kwam vijf jaar geleden bij Don en doorliep daarna Jong Oranje terwijl de privétrainer al tijd 'stand by* bleef. Nu is een situatie on- staan die noch Don noch Siemerink tot te vredenheid stemt Siemerink wordt nog be geleid door Rohan Goetzke, de assistent van Franker die ook Krajicek na de bondstrainin- gen is blijven begeleiden en dat in de toe komst zal blijven doen. Maar ook Don is nog steeds Siemerinks trainer. Tijdens de US Open sprak Siemerink daarom de woorden: „Goetzke is mijn coach, Frits Don is mijn trainer." Frits Don: „Ja, vreemd natuurlijk. Maar ik weet echt niet welke kant ik met Jan opga. We moeten daar nog over praten." BALEN Don heeft plaats voor Slemerink in zijn nieu we samenwerkingsverband met Van Hulst Maar dan zal de speler zich moeten schikken naar zijn voorwaarden. „Want ik baal zo langzamerhand vreselijk van al die verschil lende coaches die maar aan mijn pupillen zitten. Dat moet maar eens afgelopen zijn. In de toekomst ga ik het met Henk samen uit stippelen en dan komt er geen hond meer aan mijn spelers. Wij kennen die jongens van boven tot onder." „Ik ben in feite nog maar een snotneus", stelt Don vast. „Zes jaar geleden begon ik met Mark Koevermans en later met Jan Sie merink. Maar Henk is al veel langer bezig met vooral Paul Haarhuis die hij heel ver heeft gebracht en die misschien nog verder komt. Die werken al tien jaar samen. Dan is het toch niet gek dat Paul voor de Ameri kaanse tv zich opwindt over het feit dat al maar Franker wordt genoemd als de man achter de Nederlandse successen. Let wel: Stan doet enorm goed werk voor het tennis. Maar Henk en ik, en natuurlijk nog wat ande ren in het land, zijn de grondwerkers." „Wij lopen echter niet voorop. Jaren waren we eikaars concurrenten, maar we hebben respect voor elkaar en denken hetzelfde over topsport. Door samen te werken kunnen we het tennis in ons land een enorme stimulans bezorgen. Want er lopen hier genoeg parasie ten rond die een grote bek hebben, maar de zaak alleen verzieken. Iedereen moet straks weten: bij Don en Van Hulst moet je zijn als je ver wilt komen. Dit is een doorbraak. Abso luut. Maar niet zozeer voor ons als coaches. Meer voor de spelers." Don wil een ding duidelijk gesteld zien. „Ik wil de relatie met de bond niet verslechteren. Daar is niemand mee gediend, we zijn juist zo goed bezig. Het hoeft ook helemaal geen problemen te geven met onze constructie. Daarbij is een groot voordeel nog niet be licht: de bond kan het geld anders besteden als de talenten bij ons komen." 8LECHT Franker kent de plannen van Don en Van Hulst, die overigens nog wel aanvullende in komsten nodig denken te hebben van spon sors. De directeur sportif weet echter niet precies waarop het zal uitdraaien met het ini tiatief. Franken „Privé-coaching heb ik altijd bepleit. Jong Oranje is een opstapje voor de spelers, daarna moet de begeleiding worden voortgezet. Het is alleen niet te hopen dat we in Nederland weer een concurrentiestrijd creëren in het tennis." Want de ervaringen daarmee zijn slecht. Het zou een stap terug zijn als de discussie uit het verleden weer zou oplaaien. Neder land moet nu verder in de vaart der tennis- volkeren. Dat vindt ook Frans Otten junior,, zoon van de Frans Otten naar wie het stadion Zaterdag 21 september 1991 in Amsterdam is genoemd. De voormalige vice-president van de raad van bestuur van Philips is nu al een jaar voorzitter van de af deling toptennis van de KNLTB. Hij moet be stuurlijk dekking geven aan Franker en het budget voor toptennis zien veilig te stellen. En als het even kan zien uit te breiden. „Gelukkig", zegt Otten, „hebben we altijd een te klein budget. Dat is namelijk een teken dat ie plannen goed zijn. Er is veel beweging op dit moment en er is vooruitgang. Maar het kan nog veel beter. Nu staan we voor 1,3 mil joen per jaar op de begroting. Er wordt hard op gedacht om het toptennis onafhankelijk te maken, maar ik wil waken voor een geïso leerde positie. Dat zou niet goed zijn voor de bond. Het kan ook andere. Stan komt daar wel uit, daarvan bén ik overtuigd. Zoals ik er ook van overtuigd ben dat wij in Nederland net zo veel kunnen bereiken als in Zweden, Frankrijk en Duitsland." Dat zou betekenen dat Oranje een serieuze gooi kan doen naar de Davis Cup. Dit week einde wordt misschien al de eerste stap ge zet. Stanley Franker riep een jaar geleden dat Nederland voor 2000 de landenbeker kan winnen. In een overmoedige bui misschien, maar niemand die hem nog durft terug te fluiten. Want hij bewees al eerder zijn gelijk. Als er maar geen ruzie ontstaat op het po dium omdat iedereen de beker wil vasthou den.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 51