Een koorts die 200 bladzijden duurt m De zachte stem van een maniak CULTUUR O I KUNST &l Drie mensen tegen de oceaan Aanklacht tegen jury DE MARKIES De Sade wordt voor de zoveelste maal door een biograaf ontleed. Maar hoe diep ook deze Sade-kenner weer snijdt, het grote raadsel blijft onopgelost, omdat van de belangrijkste 'affaires' de bewijzen in de vorm van brieven en documenten öf door Sade zelf óf door zijn familie zijn vernie tigd „ER IS GEEN weldenkend mens die een proces zou voeren in het bijzijn van een jury, ware het niet dat'de rechters nog onbe trouwbaarder zijn". Céline over zijn gevangenschap in 'Feeërie voor een andere keer' RECENSIE NICO KEUNING 'Feeërie voor een andere keer, Louis-Fer dinand Céline. cassette met De Duitse tnlogie klein scheldwoordenboek. Uitg. Meulenhoff. e Nobelprijs? W die zakken- P wassers daar boven denken er niet over 'm aan mij te geven!... wél aan al lerlei sodemieterachtig flikker- tuig!... ja, aan de meest gladde vaselinereten van de hele pla neet!... zo is 't toch?!' Aan het woord is Louis-Ferdi nand Céline (1894-1961), onder andere meester van het schel den. Het citaat is afkomstig uit het 'Klein scheldwoordenboek je' dat deel uitmaakt van de cas sette waarin tevens is opgeno men de Duitse trilogie: Van het ene slot naar het andere', 'Noord' en 'Rigodon'. Deze pa perback-uitgave verscheen deze zomer, omdat het 1 juli dertig jaar geleden was dat deze Fran se schrijver, avonturier, arts, po litieke rebel, mensenhater en dierenvriend na een getour menteerd bestaan aan een her senbloeding te Meudon, een voorstad van Parijs, overleed. De revisie van Rigodon had hij een dag voor zijn dood juist vol tooid. Onlangs verscheen de nieuwe vertaling van de roman 'Féeerie pour une autre fois' als 'Feeërie voor een andere keer', die oor spronkelijk in 1952 in Frankrijk werd uitgegeven maar toen slecht werd ontvangen. Het bleef in die naoorlogse periode lange tijd stil rond 'de heremiet van Meudon'. Dat had alles te maken met zijn foute gedrag voor en tijdens de Tweede We reldoorlog. Al in 1937 rekent Cé line in 'Mea culpa' af met het arbeidersparadijs in de USSR. Aan het eind van datzelfde jaar publiceert hij zijn eerste antise mitische pampflet 'Bagatelles pour un massacre', dat in 1938 gevolgd wordt door een tweede: 'L'école des cadavres'. In 1941 wordt 'Les beaux draps', een anti-Frans pamflet, verboden. Tijdens de bezetting verschijnt er ook nog een dertigtal giftige en insinuerende 'ingezonden brieven' van zijn hand in fascis tische blaadjes. Nobelprijs Céline was voor één Europa. Het leek hem daarom goed dat Hitier zijn gang ging. Daarna zou de Führer vanzelf op zijn bek gaan. Hij waarschuwde te gen een joods complot dat zijn geliefd Frankrijk opnieuw in oorlog zou brengen met Duits land. En in 1914 had Céline in het Vlaamse Poelkapelle aan den lijve ondervonden wat dat betekende. Daarvoor kreeg hij zijn 'médaille militaire' die hem in 1945 werd afgenomen. Dit voedde de haat van Céline te gen 'de anderen'. In het be roemde interview in L'Express van 14 juni 1957 met Madeleine Chapsal zegt hij over die 'ze': 'Allen die me vernederen, heel eenvoudig, allen die me de No belprijs niet geven, allen die me geen jaargeld geven, allen die me niet tot de Académie willen toelaten met drie steken op, al len die op me afgeven, die me bespuwen, die allemaal hebben complexen, godverdomme, en als ldootzakken en als misdadi gers...' In juni, vlak na D-Day wordt de Parijse grond hem te heet onder voeten. Hij vertrekt via Duits land (lees de genoemde trilogie) naar Kopenhagen. Eind 1945 wordt hij aldaar gevangen gezet in afwachting van uitlevering aan Frankrijk waar hij vrijwel zeker zal worden gefusilleerd. Over deze gevangenschap van bijna een jaar handelt de roman 'Feeërie voor een andere keer'. Een 'requisitoir en pleidooi, af rekening en sleutelroman, jam merklacht, meditatie met medi sche en historische vertakkin gen. En bovenal, een poging om weer in de publieke belangstel ling te komen, aldus vertaler Frans van Woerden in zijn na woord. Delirium Feeërie is een delirium. Vanaf de eerste bladzijde word je door de woordenstroom van Céline meegesleurd in een koorts die tweehonderd bladzijden voort duurt en waarin je meelijdt, mee haat en meevloekt met de schrijver, die last heeft van zijn arm (1914), lijdt aan een huid ziekte waarover hij in de meest smerige details verslag doet. pijn heeft aan zijn ogen en zich ergert aan 'brulaap' zijn buur man in de cel naast hem die jankt en schreeuwt en met zijn kop tegen de gevangenismuur beukt. Ondertussen kampt Cé line, 'Ferdinand' genoemd, met ontlastingproblemen. Nu en dan 'blaft' hij om een lavement. Hij schreeuwt dan zelfs boven 'brulaap' uit, omdat deze darm inspuiting een kwestie is van overleven. Deze kwellingen komen, zij het bij herhaling, maar kort ter sprake in deze haatspugende roman. Hij heeft het vooral ge munt op zijn tegenstanders, on der wie zijn vriend, de schilder Gen Paul (de illustrator van zijn 'Voyage au bout de la nuit'), die onder de naam lules Larpente optreedt als een vunzige gei laard, die jonge meisjes naakt voor hem laat poseren. Ook Gen Paul vocht in 1914 en raak te daarbij een been kwijt. Door de politieke standpunten van Céline wilde de schilder niets meer met Louis te maken heb ben. Als wraak schildert Céline hem af als een pleepottenstomp die in een bak op wieltjes pis send en poepend door zijn ate lier rijdt, zuipt en op elke meid kruipt die hij met zoete praatjes in zijn atelier lokt. Van 'de kunst' van Gen Paul laat Céline niets heel. Naast al het gescheld en getier, druipend van galgehumor, die je als lezer zelfs in ademnood brengen, haalt Céline herinne ringen op aan zijn vrouwen en vriendinnen en droomt hij zelfs even weg bij een denkbeeldig verblijf in zijn geliefd Saint Malo in Bretagne. Eveneens prachtig is de beschrijving van het 'ge loei' op de loopbruggen en ver diepingen in de gevangenis; hoe het geluid associatief overgaat in de machtelijke stentorstem men van de Paouins, een volk uit Bikobimbo, ten zuiden van Kameroen. Onvergetelijk zijn de fragmenten in zijn beroemde 'Reis naar het einde van de nacht' over zijn verblijf in Ka meroen in 1916-T7. Tot slot, nog één keer Céline: 'Wie Feeërie niet heeft, da's een sloeber en een boer! Je reinste ploert, knoert, stomme kaffer, barbaar! verneukte zakkenwas- ser zonder toekomst!' 'Een natuurlijke onschuld' RECENSIE NICO KEUNING Markies de Sade. In levenden lijve, Jean- Jacques Pauvert. Deel I: Een natuurlijke onschuld. Uitg. De Prom. Wie Sade zegt, denkt onmid dellijk aan sadis me, aan de seksuele uitspattin gen in 'De 120 dagen van So dom' en aan lustmartelkamer- tjes in de duistere beslotenheid van kasteeltorens. Sade staat voor een seksueel verdorven geest, 'een fallische geest' zoals Jean-Jacques Pauvert hem noemt in het eerste deel van zijn biografie: 'Een natuurlijke onschuld (1740-1783)'. Met deze uitspraak legt Pauvert (tevens uitgever van het werk van De Sade) aan het einde van het boek nogmaals het accent op het raadsel Sade. Waar het deze biograaf om gaat in dit ruim vierhonderd bladzijden tellende eerste deel, is de on doorgrondelijke samenhang tussen lichaam en geest van De Sade en de rol die zijn omge ving en zijn gevangenschap (to taal 27 jaar) daarin hebben ge speeld. Onopgelost Voor zijn consciëntieus onder zoek heeft Pauvert naast het oeuvre van de markies, ge bruik gemaakt van talloze brie ven en docu menten. De markies wordt voor de zoveel ste maal door een biograaf ontleed. Maar hoe diep ook deze Sade-kenner snijdt, het grote raadsel blijft onopgelost, omdat, van de be langrijkste 'affaires' de bewijzen in de vorm van brieven en do cumenten öf door Sade zelf öf door zijn familie zijn vernietigd. Maar voordat de eerste affaire plaatsvindt, slijt de jonge mar- ides zijn kinderjaren in Avignon als 'mooie jongen: blauwe ogen, blond krulhaar, een ovaal ge zicht, een kleine mond, lief in nemend als hij niet te veel wordt tegengewerkt.' Het venijn zit in de stairt, want om die ver- Leydsch Dagblad Hoe kan nu zo'n mooie lieve jongen 'met een zachte stem' uitgroeien tot een wrede seksu ele maniak? Pauvert zoekt naar oorzaken die de natuurlijke on schuld van De Sade hebben aangetast. Een van die oorzaken is Sades schooltijd bij de Jezuïe ten waar paters zich verlustigen aan sadistische praktijken in het straffen van jongens die zich niet goed gedragen. Daarna zal zijn keiharde diensttijd bij de cavalerie een zwaar stempel drukken op Sades ziel. Althans dat vermoedt de biograaf. Want over de 'ziel' van De Sade blijft veel raadselachtig en in nevelen gehuld. In 1763, als Sade drieëntwintig jaar is (hij is al getrouwd), reist hij naar een gehuurd huis in de buurt van Parijs. Onderweg pik ken hij en zijn bediende een hoertje op en nemen haar mee in hun koets naar het huis. Daar sluit Sade zich met haar op en gaat hij zich te buiten aan gods lasterlijke ontucht, waarbij een hostie in een vagina wordt ge duwd, kruisbeelden worden vertrapt en waarbij Sade masturbeert en klaarkomt in een miskelk. Zijn ervaringen met het hoertje Jeanne komen overeen met scènes uit Sades roman 'De 120 dagen van So dom Gravure voor de eerste, geïllustreerde editie van 'Juliette', uitgegeven ii Nederland, 1797. FOTO F maakte zalf insmeren bij wijze van 'scheikundig' experiment. Ook het Leydsch Dagblad doet op 3 i slag va meende 'tegenwerking' zal het Eerste deel biografie De Sade te veel opsomming van feiten Zakmes De tweede affaire vindt vijf jaar later plaats in een huis waar hij 'ontucht bedrijft' met personen van beiderlei kunne. Hij laat er op een dag vier meisjes komen die hij geselt. In datzelfde jaar neemt hij een 'lange, mooie dertigjarige' vrouw Rose Keller mee naar zijn huis bij Parijs. Op de zolder van dit huis zal hij zijn lusten op haar botvieren, haar geselen. Met een zakmes maakt hij inkervingen over haar hele lichaam. Vervolgens zal hij haar verwonden en met een eigenge- Feitjes Pauvert doet een poging Sade vrij te pleiten door de 'bewijzen' tegen zijn onschuld in twijfel te trekken. De argumenten en feiten van de schrijver zijn niet altijd even overtuigend. Wel slaagt hij erin aan de hand van enkele nieuwe documenten en door citaten van biografen als Maurice Heine en Gilbert Lely, het ontuchtige leven van Sade te demythologiseren. Daar tegenover schetst Pauvert Sade als schrijver en denker. Om hem tegen zichzelf, zijn fa milie en de maatschappij te be schermen wordt Sade opgeslo ten in de gevangenis van Vin- cennes, in de Bastille maar ook in zijn eigen kasteel La Coste. In zijn kasteel speelt de affaire met 'de meisjes'. Als man van het i zijn werkkamer ii Bittere roman Marguerite Duras over koloniën theater had Sade bijzonder veel gevoel voor decor. Decors die hij zelf ontwierp en die een we reld opriepen waarin zijn zin voor verbeelding ongeremd naar buiten kwam. Boeiend In dit eerste deel leert de lezer vooral wat er allemaal niet be kend, niet duidelijk, niet aan te tonen en niet juist is in wat an deren over het fenomeen Sade in ruim twee eeuwen hebben beweerd. De citaten van vooral Sade zelf zijn boeiend en soms zeer de moeite waard. Evenals de zeer informatieve proces stukken. Maar door de buiten sporige kennis en het speur-, werk van deze biograaf raakt de lezer te veel verstrikt in feitjes, details die worden opgeblazen bij gebrek aan werkelijk (nieu we) documenten of bewijzen. Dat plaatst De Sade en zijn bio graaf in een vreemde onderlin ge verhouding: de fallische geest van een seksuele maniak tegenover de speurneus van een feiten neuker. RECENSIE WILFRED SIMONS Een dam tegen de Grote Oceaan. Mar guerite Duras Vertaald door Jan Versteeg. Uitg. Van Gennep In zijn beroemde roman Vergeelde Portretten schrijft Rob Nieuwenhuys, dat hij de onafhankelijkheid van Nederlands-Indië na de Tweede Wereldoorlog nooit heeft be treurd. Een opmerkelijke uit spraak voor iemand, die zó met hart en ziel verbonden was aan de natuur, het klimaat en de mensen van het land en die zo diepgaand door de koloniale cultuur is gevormd. Gesprekken met een Indonesische studiege noot deden hem echter besef fen, dat de koloniale overheer sing wreed, onrechtvaardig en immoreel was en dat het beter zou zijn als deze onderdrukking verdween. De koloniale samen leving dwong tot onrecht, on derdrukking en onmenselijk heid en was immoreel, zowel voor de onderdrukten als voor de overheersers. Eenzelfde constatering, maar dan vol haat en bitterheid, maakt Marguerite Duras in Een dam tegen de Grote Oceaan. In deze autobiografische roman beschrijft zij het leven van een arm blank gezin in het Vietnam van voor de Tweede Wereldoor log. Maar de toon waarop zij dat doet, kon in het Frankrijk van 1950 niet worden begrepen. Het lezerspubliek geloofde nog dat het kolonialisme beschaving en welvaart bracht in de kolonie en dat de Fransen in Vietnam weldoeners waren. De neder laag in Dien Bien Phu en de Al gerijnse onafhankelijkheidsoor log hebben de Fransen pas aan het einde van de jaren '50 doen inzien dat het bezit van koloni ën niet langer mogelijk was en veel Fransen (net als veel Ne derlanders overigens) hebben nooit het immorele van het ko lonialisme ingezien. Als gevolg van dit onbegrip heeft Een dam tegen de Grote Oceaan nooit de aandacht ge kregen die het verdient. Pas in 1984, toen Duras hetzelfde the ma in De Minnaar nog eens be handelde. kreeg zij de Prix Gon- court, de hoogste Franse literai re onderscheiding. Met terug werkende kracht werd daarmee, zou men kunnen zeggen, ook Een dam tegen de Grote Oceaan bekroond. Kaaimannen De hoofdpersonen in Een dam tegen de Grote Oceaan zijn ge vormd door het kolonialisme. Ze zijn trots en menen recht te hebben op voorspoed en geluk: déórvoor zijn zij naar de kolonie gekomen. Ze zijn echter arm en worden overheerst door een on verschillige en immorele over heid. Joseph, Suzanne en 'de moeder' hebben van de overheid een stuk grond gepacht met de ver plichting deze in cultuur te brengen. Er valt echter niets mee te beginnen, want ieder jaar wordt het land over stroomd door de zee, die alles wat er op groeit met zich mee sleurt. De ambtenaren weten dat. maar komen toch regelma tig kijken en constateren mis prijzend dat het gezin de ver plichtingen niet is nagekomen. 'De moeder' heeft één keer be sloten om de zee te keren; zij heeft haar hele bezit gestoken in de aanleg van dammen. Zon der resultaat: de zee kwam en spoelde in een nacht alles weg. Sindsdien zit de familie aan de grond: ze eten steltlopers en kaaimannen, verkopen hun meubels en leven op krediet. Ze koesteren een machteloze haat, tegen hun illusies, tegen de ambtenaren, tegen het leven. FOTO CAMILLA V Het enige waar nog succes mee te behalen valt, is de schoon heid van Suzanne. Bij toeval wordt een bijzonder rijke, maar ook bijzonder willoze man ver liefd op haar. Zij behandelt hem als een hond. omdat hij rijk is en zonder zorgen en zij onge lukkig en meer dan arm. Ze ac cepteert zijn kadootjes, niet uit liefde, maar omdat ze vindt dat het haar recht is om mooie din gen te bezitten. De bron van de kadootjes doet er niet toe. Als ze een ring met een diamant van hem heeft gekregen die veel geld waard is, schopt ze hem van zich af. Maar zelfs de diamant kan de geestelijke ondergang van de fa milie niet voorkomen. Op het moment dat Joseph, de zoon, besluit het land te verlaten, valt 'de moeder' ten prooi aan een desoriëntatie, die tot haar dood leidt. Dan besluit ook Suzanne de gepachte grond van haar moeder te verlaten. Wel be treurt zij de dood van haar moeder, maar de vrijheid lokt haar aan. Ze bezit niets dan haar jeugd en de jurk die aanheeft, i kan Eer eld uitgangs- RECENSIE KOOS POST it van beschuldiging. Jay Brandon uitmgh-Si|thoH Ik haat ze. Juryleden liegei allemaal. Ze leggen een plechtige eed af dat hun uitspraak zullen baseren Op de bewijzen waarvan ze tijdens het proces kennis hebben gei men en op de letter van d< i waarin de rechter hen inst eert, maar elke keer opnieuw plegen ze meineed. En dat doen ze heel terloops zonder er ook maar een seconde bij stil staan. Ik heb de pest aan ze. Er is geen weldenkend mens dat een proces zou voeren in het bijzijn van een jury. ware het niet dat de rechters nog onbe trouwbaarder zijn." Uiteraard hoeft een auteur het niet eens te zijn met alles wat hij schrijft. Hij kan voor- en te genstanders van bepaalde op vattingen aan het woord laten In zijn fictie kan hij alle mogelij ke persoonlijkheden met tegen strijdige opinies ten tonele voe Maar als een auteur als Jay Brandon met zijn juridische achtergrond de centrale ik-fi- guur van zijn thriller 'In staat van beschuldiging' zo'n emotio nele tirade laat afsteken, dan heeft Jay Brandon inderdaad een gruwelijke afkeer van de Amerikaanse jury-rechtspraak, waarin bijzaken soms van meer betekenis zijn dan de kracht van argumenten. Dat gevaar voor willekeur vormt de kern van Brandons fascine rende thriller. Op zichzelf geen nieuw gegeven. Integendeel zelfs. Brandons collega en land genoot Scott Turow bouwde er in het recente verleden nog twee beklemmende verhalen (o.m. 'De aanklager') omheen. Maar diens aanklacht tegen de onbetrouwbaarheid van jury rechtspraak was toch minder fel, verbeten en nadrukkelijk, dan die van Jay Brandon in zijn jongste boek. Brandon begon op zijn dertigste rechten te stu deren. Toen had hij al twintig jaar lang tevergeefs gepoogd met schrijven voet aan de grond te krijgen. Maar merkwaardig genoeg lukte dat hem twee jaar later wel. Er zouden echter nog drie boeken van zijn hand ver schijnen vóór hij met 'Fade the heat' (in Nederland dus 'In staat van beschuldiging') de roos kon raken. In zijn verhaal wordt de ik-fi- guur als openbare aanklager tot een hellegang veroordeeld als zijn zoon wordt beschuldigd van verkrachting. De jongeman komt met het onwaarschijnlijke verhaal dat tijdens overwerk op kantoor de schoonmaakster plotseling zonder enige aan ieing begon te gillen, zich de kleren van het lijf rukte en zich zelf verwondde. De vrouw houdt vast aan haar verklaring dat de jongeman zich aan haar had vergrepen. Ooggetuigen zijn er niet. Maar de jongeman wordt wel in staat van beschul diging gesteld. Dus wordt het een kwestie van: wie gelooft wie? Aanklagers en verdedigers moeten alle mogelijke zijpaad jes bewandelen en ingewikkeld theater opvoeren om de jury van hun gelijk te overtuigen. Schuldig of onschuldig? En daarbij: hoever wil de ik-figuur gaan? Wil hij zijn functie in de waagschaal stellen om zijn zoon vrij te krijgen? 7/ilang lay Brandon dat gecom pliceerde juridische steekspel dat met meer gevoelens, in drukken, suggesties en dergelij ke vaagheden wordt gespeeld dan met harde bewijzen be schrijft, boeit hij zin voor zin. lammer daarom dat hij geen bevredigend einde weet te con strueren. De bochten waarin hij zich wringt zijn even onwaar schijnlijk als onverwacht. Dan lijkt het meer op een goedkope avonturenroman dan on een vanuit een motief gesenreven thriller. De vrij ruwe en ongepolijste wendingen passen ook niet bi) de ragnjne en geraffineerde contouren van de vele gerechte lijke intriges die daaraan vooraf zijn gegaan. Maar de relatief te grove avonturen banen voor de auteur wel de weg naar een pas send slotakkoord: een vonnis, meer gestoeld op gevoelens dan op bewijslast. En alles bij elkaar blijft het toch een intrigerend verhaal.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 11