'Niemand bestuurt dit land' BIJVOEGSEL VERKLARING Voor de oppositie voerende zakenman Sultan is het dan ook niet zo moeilijk Kuwayts diepste teruggang in het bestaan te verklaren. Naar zijn oordeel hebben een opeenstapeling van crises van vóór de Iraakse invasie uitein delijk tot de totale ineenstorting van het emi raat geleid. Sultan refereert daarbij onder meer aan de beurskrach van 1982. Die ver deelde de mensen en veroorzaakte grote so ciale problemen. Vier jaar later ontbond de huidige emir het parlement en stelde de grondwet buiten wer king. De Al Sabah's vreesden (en doen dat in feite nog) dat een steeds mondiger oppositie i wel eens een coupe d'etat tot gevolg zou kun-1 nen hebben. Bovendien waren ze bang dat met een grote mate van medezeggenschap het faillissement over hun 'firma' Kuwayt zou worden afroepen. Bijna wéér vier jaar later ('89-'90) volgde op nieuw een politieke crisis. De straten van Ku- wayt-Stad vulden zich maandenlang met de monstranten. In navolging vein de onder gronds opererende oppositiepartijen eisten de betogers meer inspraak en strikte naleving van de constitutie. „De dienstverlening was bar slecht", vertelt Sultan over die tijd. „De corruptie onder de Al Sabah's en het door hen gedomi neerde overheidsapparaat nam hand over hand toe. Het werd steeds moeilijker je zaken op een fatsoenlijke, efficiënte manier te regelen". Sultari was eigenlijk helemaal niet verrast toen bij de Iraakse inval dé staat Kuwayt in twee mi nuten als een kaartenhuis in el-1 kaar zakte. Volgens de zaken man, die de bezetting als een van de meest gezochte onderduikers heelhuids doorkwam, was dat vooral te wijten aan het gebrek aan institu ties. „Als we over dergelijke goed georgani seerde kaders hadden beschikt, waren we ze ker in staat geweest de Iraakse legers een paar dagen tegen te houden, of in elk geval hun opmars te vertragen". Voor de Kuwayters zou dat zeker een psycho logische opsteker van het allergrootste belang zijn geweest. Maar het was een janboel. Sul tan: „Niemand had enig idee wat moest wor den gedaan. Onkwestbaar als de Kuwayters dachten te zijn met een overvloed aan olie dollars. Bovendien was de helft van het leger op vakantie, de rest had geen munitie paraat vanwege de paranoïde angst van de emir dat een ontevreden soldaat die kogels wel eens op hem kon afvuren. Het overgrote deel van de Kuwayters hoefde niet lang over die wan orde na te denken en ging er vandoor. Met de emir voorop". PLATFORM De teleurstelling over zo veel lafheid is vaak het gespreksonderwerp op de dagelijkse di- waniyas, dat zijn huiselijke discussiegroepen voor vrienden en aanverwanten. Het is een oude Kuwaytse traditie die vooral als plat- 'Op een dag zullen ze tegen de emir zeggen: tot hier en niet verder' form dient voor de opzij geschoven opposi tiepartijen. De voormalige voorzitter van het parlement, Achmed al Sadun, heeft er zelfs een balzaal-achtige ontvangstruimte aan zijn villa voor laten bouwen waar elke avond de deur open staat voor het debat. „Het land werd vóór de invasie beter be stuurd dan nu", zegt Sadun, die tijdens het gesprek voordurend wordt onderbroken door binnenlopende vrienden en bekenden die deze avond hun meningen komen uitwisse len. „En nu er notabene de belangrijkste be slissingen in Kuwayts geschiedenis genomen moet worden, houdt de regering het parle ment erbuiten". Voor Sadun is het onverteerbaar dat de Al Sa bah's wel even uitmaken met hoeveel en met wiens geld zij de wederopbouw wensen te re aliseren. „Gaat het om 20 of 120 miljard dol lar?", vraagt hij zich af. „Dat bedrag.veran dert per dag. De regering wil het juiste cijfer niet noemen of heeft er geen flauw benul van. Gaat Kuwayt dat geld op de westerse ka pitaalmarkt Iepen of spreekt zij voor een deel haar reserves (beleggingen ter waarde van 100 miljard) aan? Vier maanden na de bevrij ding weet nog niemand het antwoord". De nadruk van de discussie op de 'diwaniyas' van Sadun ligt vaak op die onwettigheid van het Kuwaytse regime. Een saillant detail daarbij is dat deze debat ten plaatsvinden tegen de ach tergrond van een inmense foto aan de muur waarop in 1962 mi nisters en juristen emir Salem al Sabah het concept van de grond wet overhandigen. „Salem was geliefd onder het volk", zegt Sadun met passie in de stem. „We noemen hem ook wel de 'vader van de constitutie'. Deze emir had respect voor de wet. Helaas heeft zijn zoon (de huidige emir, red.) dat niet. Zolang onze eis tot herstel van parlement en grondwet niet is ingewilligd, vrouwen en genationaliseerde Kuwayters geen stemrecht hebben, zullen we ons met alle vreedzame middelen daartegen blijven verzetten". VERDEEL EN HEERS Een regelmatige bezoeker op de 'diwaniyas' van Sadun is Abdullah Mohamad al Nibari, leider van het Demomcratisch Front, een sa menbundeling van oppositiepartijen. Nibari is er die avond ook en hekelt op beschaafde toon de 'stammen-mentaliteit' van de Al Sa bah's. „De emir en zijn clan baseren zich op de overlevingsstrategie van verdeel en heers", zegt de oppositieleider. „Een belang rijk element daarvan is loyaliteit met geld te kopen. En als dat niet lukt: met nóg meer geld de ontevredenheid onder de Kuwayters af te kopen. Dat werkte effectief voor de Iraakse invasie, maar ik betwijfel of dat nu nog op gaat. Om mij heen hoor ik steeds meer jonge Kuwayters hun nood klagen over het eigenmachtig optreden van het regime dat weigert hen verantwoordelijkheid te laten dragen". De chaos in maart (links). Vier maanden zijn sinds de bevrijding verstreken, maar in Kuwayt blijft het een chaos (rechts). foto's epa/opd Stagnatie, stammen-mentaliteit, gebrek politieke structuren en instituties, wetteloos heid en incompetentie, het zijn in Kuwayt de kenmerken van de anarchie. Westerse diplo maten in Kuwayt-stad maken zich daar stig zorgen over. En niet in de laatste plaats de Amerikanen. Slechts een enkele EG- bassadeur geeft het regime het voordeel de twijfel en wil het nog een paar maanden aanzien alvorens gedecodeerde alarmberich- ten naar zijn regering te sturen. „Overal in de Arabische wereld komen regi mes moeilijk tot beslissingen", zegt er een. „Het is een bekend stramien dat mede wordt bepaald door een verlammende bureaucra tie. Kuwayt vormt daar geen uitzondering op". Niettemin geven alle diplomaten volmondig toe dat er een levensgevaarlijke situatie dreigt als de Kuwaytse regering niet snel tot daden overgaat. „Zeker onder de Kuwayters die de bezetting meemaakten", zegt een EG basssdeur, „is een publiek debat gaande hoe democratische hervormingen desnoods af te dwingen zijn. Tenslotte wemelt het hier van de wapens die de Irakezen hebben ach tergelaten en door talrijke Kuwayters met naar huis zijn genomen." NIET VERDER Ook zakenman Sultan vreest grote proble men als aan de lamlendigheid en de onver schilligheid van de Al Sabah's niet snel eer einde komt. „Ik sluit niets uit", zegt Sultan, „hoewel Kuwayters niet gewelddadig zijn gesteld. De meesten zien geen oplossing in een bloedige revolutie. Maar de bezetting heeft degenen die het ondervonden mondt ger en veel besluitvaardiger gemaakt. Zij gin gen niet op de vlucht, lieten zich niet door de Irakezen intimideren. Deze Kuwayters zijn niet meer bang te maken door de Al Sabah's Op een dag zullen ze tegen de emir ze; tot hier en niet verder". Maar wat dan? Heel discreet vroeg de emir onlangs aan de Amerikanen of ze tenminste nog een infanteriebrigade op Kuwayts terri torium achter de hand willen houden. Was hington stemde ermee in. Maar moeten Amerikaanse soldaten straks het schild hou den voor een stel ongeletterde feodalen? „Ja ik vrees van wel", zegt oppositieleider Nibari „Want zijn we in feite al geen protectoraa van de Verenigde Staten?". Sultan, Sadun, Nibari en al die andere oppo nenten van de emir geloven dat alleen Ku wayts versie van een parlementaire democra tie dit onheil kan afwenden. Dat het moeizaam proces zal zijn ontkent niemand Sultan: „Te lang zijn de Kuwayters verwer met geld, dienstbodes, butlers en chauffeur^ We zijn het minst produktieve volk ter wei reld. Vergaapt hebben we ons aan een schitii terende infrastructuur, uit de grond gestamp! door gastarbeiders. Maar al dat fraais heef| geen substantie. In de zelfwerkzaamheid vari mensen is nooit geïnvesteerd. Dat paste niet in de stammencultuur van de Al Sabah". Niettemin zien sommige democratisch gei zinde Kuwayters een lichtstreepje tussen dd gitzwarte roetwolken die, afkomstig van honi derden brandende oliebronnen, een paan keer per week de zon boven stad en woestijn verduisteren. „De bezetting bewees", zeg! Nibari, „dat we wel zelf ons potje konden koj ken, zelf auto konden rijden en de deur vooij onze gasten zelf konden open doen. Du kunnen we ook het land weer opbouwen mits we daar zelf iets over te zeggen krijgen" Sultan is voorzichter in zijn voorspelling ov< de toekomst. Wel is hij ervan overtuigd da alleen die Arabische heersers in het Midden Oosten zullen overleven die inspraak en deverantwoordelijkheid voor het bestuur het land toestaan. „Al die anderen gaan vroej of laat roemloos ten onder", zegt hij verge noegd. De vraag is alleen of het fysiek en mentaal ge radbraakte Kuwayt het zich kan permitterei dergelijke politieke ontwikkelingen rustig te wachten. Nog altijd is de ooit zo levende 'souk' (markt) in het hart van de Kuwayt-Stad een ruïne. Uitge brande hotels, restaurants en torenhoge kan toorgebouwen staan er nog net zo bij. Ge brandmerkt zijn ook de lege etalages in de sjieke winkelstraten die blijven herinneren aan de verniel- en roofzucht van primitieve hordes. Vóór de Iraakse invasie verdrongen koop- en kijklustigen zich hier elke avond. jSJu kun je er een kanon afschieten zonder ie mand te raken. Overal attenderen de diepe sporen van oor logsgeweld en bezetting op het onvermogen van een volk om ook maar een begin te ma ken met de daadkrachtige wederhouw van een landje waar eens de welvaart van af droop. Prestigieuze parels van het oliesjeik- dom als de drie spits toelopende torens langs de Golfboulevard, waarover drie reusachtige glitterbollen zijn geschoven, symboliseren dal onvermogen. Hier overzagen de Kuway ters hun rijkdom vanachter copieuze maaltij den. De 'hooligans' van Saddam Husayn sloopten echter de restaurants in die Arabi sche varianten op de Rotterdamse Euromast, na alle waardevolle spullen naar Baghdad te hebben gesleept. Nu bieden ze tussen de ra vage uitzicht op de puinhopen van in brand geschoten of door de geallieerden gebombar deerde hotels, eethuizen en paleizen aan het eens zo mondaine strand van de hoofdstad. GEEN INITIATIEVEN Hoewel het licht weer brandt en water uit de kraan komt, is het politieke, economische en sociale leven in het emiraat totaal verlamd. Emir Jaber al Sabah en zijn clan heersen als vanouds per decreet, negeren de klaagzan gen van de oppositie en hebben pas voor eind volgend jaar verkiezingen toegezegd. Van economische bedrijvigheid is vrijwel geen sprake, tot leedwezen van het Kuwaytse zakenleven dat tevergeefs op initiatieven van de kroonprins en premier Saad Abdullah al Ahmed al Sabah wacht, En verder geeft twee derde van de Kuwayters (400.000 in getal) er de voorkeur aan voorlopig maar op de bui tenlandse luxe vluchtadressen te blijven resi deren, in afwachting van betere tijden. Maar liggen die in het verschiet? Abdul Aziz Sultan is daar niet erg optimistisch over. Wat de zakenman (mede-eigenaar van een fami lie-imperium en voorzitter van de gerenom meerde Gulf Bank) en archtitect vooral zo grieft is het volslagen gebrek aan leiding in Kuwayt. „Niemand bestuurt het land in fei te", zegt de Kuwayter bitter. In de weelderige omgeving van een grote 'li ving' vol kunstvoorwerpen, kostbaar meubi lair en het bij deze hitte uitnodigende geluid van een klotsend zwembad (in de tuin) is Sultans kritiek op de Al Sabah's al evenmin bescheiden. „De kroonprins besluit hier alles. Vier maanden zijn er sinds de bevrijding verstreken, maar in Kuwayt blijft het een chaos. Verlammende bureaucratie, stagnatie, stammen- mentaliteit, gebrek aan politieke structuren en instituties, wetteloosheid en incompetentie - zomaar een paar oorzaken. Te lang zijn de Kuwayters verwend met geld, dienstbodes, butlers en chauffeurs. In de zelfwerkzaamheid van mensen is nooit geïnvesteerd. Emir Jaber al Sabah en zijn dan keerden op 14 maart terug in het verpauperde Kuwayt. Sindsdien is er nog niets veranderd. foto epa Dat was vóór de bevrijding al zo, maar dat hij nu nog denkt alleen het management van een verwoest land te kunnen voeren vind ik eigenlijk te gek om over te praten". Zijn grootste ergernis geldt vooral de beslui teloosheid van de kroonprins die zijn volgza me, veelal incompetente ministers als em ployés op het niveau van loopjongen behan delt. „Als bedrijfsleven hebben we geen idee hoe de toekomst er zal uitzien", vervolgt de gedistingeerde zakenman, sterk beïnvloed door het westerse, zakelijke denken. „Er be staan geen concrete plannen, noch voor het herstel van de oorlogsschade, de opbouw van de economie, noch voor het aantal buiten landers dat hier mag werken (vóór de Golfcri sis deden 1,2 miljoen Arabieren en Aziaten het werk voor 700.000 Kuwayters, red.). We mogen ernaar raden. Hoe valt er dan iets voor zakenmensen te plannen? We wachten maar af, maar dat is fnuikend voor de weder opbouw en is in psychologische zin geen aanmoediging voor Kuwayters om naar huis te komen en aan te pakken". ARROGANTIE Sultans scherpe veroordeling heeft niet alleen bestrekking op de huidige chaotische situa tie. Al jaren boterde het niet tussen het Ku waytse bedrijfsleven en de Al Sabah's, die zich steedS minder aantrokken van de nood zakelijke scheidslijn tussen staatsaangelegen- heden en privézaken. Die verstrengeling van belangen kwam met name in de zestiger jaren samen met de ont dekking van forse oliereserves openlijk boven drijven. Toen ook nog bleek dat het op één na grootste olieveld (Groot Burgan) uitgere kend onder het Kuwaytse woestijnzand lag verborgen, trokken de Al Sabah's beetje bij beetje praktisch alle macht (en daarmee de oliedollars) naar zich toe. De commerciële elite verbeet zich over zo veel arrogantie. Opmerkelijk, want tussen dit establishment en de heersende familie bestond een histo risch gegroeide vriendschapsband die da teerde uit de achttiende eeuw. Rond 1750 no digden handelslieden uit nederzettingen aan de kop van de Arabische Golf een aangewaai de nomadenstam (Al Sabah) uit de boel te gen betaling in de gaten te houden. Deze kooplui waren vaak op pad of op zee en wil den hun gezinnen en bezittingen beschermd achterlaten. Waarom de keus van dit handelsvolkje juist op deze bedoeïnenfamilie viel is onduidelijk. Temeer omdat de Britse auteur Alan Rush in zijn boek 'Al Sabah' een tijdgenoot citeert die zich weinig vleiend uitliet over de uityerko- ren stam: 'Jaber de Eerste en zijn zonen zijn de slechtst geklede en armoedigst behuisde nomaden van deze streek', aldus de passage. Wat de waarnemer precies bedoelde te zeg gen is eveneens niet glashelder, maar als het povere vertoon tevens sloeg op de onver schillige houding van de clan, dan is die mentaliteit in elk geval van geslacht op ge slacht overgegaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 30