Feiten 'We zijn tweederangs oorlogsslachtoffers' Vrijdag 26 juli 1991 EN MENINGEN CEES STOLK: „Ik kom op voor de zwakkeren.'FOTO OLAF KRAAK M k, t Echtpaar Stolk vecht nog steeds tegen de Japanse bezetter Een tekening van de drie mannen die In het kamp in Bandung door Japanse officieren werden doodgestoken. Stolk: „Dat waren vrienden van me." tekening charles burki Het bezoek van de Japanse premier Kaifu vorige week aan Nederland heeft een storm van verontwaardiging losgemaakt. Vooral de behandeling van oud-Indiëgan- gers bij het Catshuis heeft velen gegriefd. C. Stolk schreef de woede van zich af in een open brief aan pre mier Lubbers. In zijn woning in Bloemendaal vertelt hij BLOEMENDAAL ALTAN ERDOGAN ELS WIEGANT „Toen ik hoorde van het bezoek van de Japanse premier Kaifu, zei ik: we gaan een demonstra tie houden en een petitie aan bieden. Maar de regering moet gedacht hebben: 'We nemen die knapen even tuk'. Toen de delegatie op het Catshuis aan kwam, reden ze ons in volle vaart voorbij. Politiemotoren die bijnatJude dametjes tegen de vlakte reden. Rotkempetai, vuile kampbeul heb ik geroe pen. „Oude Javaanse mensen, het meest beschaafde volk van de wereld, ze werden zomaar met hek en al weggeduwd. Huilende had ik het hek geforceerd i was met die petitie naar binnen gegaan. Als Kaifu die niet had willen aannemen, had ik Lub bers dat pak papier in de han den geduwd. Die had de situatie kunnen redden door naar het hek te komen en met ons te praten. Dan was hij een vent ge weest." Brede armgebaren als uiting van zijn woede. Gefronste wenkbrauwen. Cees J. Stolk (76) balt nóg af en toe zijn vuisten als hij zich voor de geest haalt hoe hij vorige week tijdens het bezoek van de Japanse premier Kaifu samen met honderden andere Indische-Nederlanders is behandeld door de Neder landse regering. De Bloemendaler Stolk, die sa men met zijn vrouw en een vriend de Stichting Japanse Ere schulden oprichtte, omschrijft zichzelf als een lastig heerscnap. Betrokken en fanatiek is hij in ieder geval. Betrokken bij dui zenden mensen die naar zijn zeggen het leed en het onrecht van de Japanse bezetting van voormalig Nederlands-Indië nog dagelijks aan den lijve on dervinden. Fanatiek als hij ver telt over de 'schandalige' ma nier waarop de Nederlandse re gering de Nederlandse-Indiërs en de oud-Indiëgangers behan delt. Fanatisme In een hoek van de huiskamer van Louise Polak en Cees Stolk staat een geel spandoek met Engelse tekst. Bedoeld voor Kai fu. Aan de muren van het huis in Bloemendaal veel foto's en schilderijen. Een Indische vrouw, afgebeeld in donkere mysterieuze kleuren. Met de hand ingekleurde zwart-wit fo to's van zijn vrouw en drie kin deren. Trots wiist hij naar de wand: „Da's m n dochter. Ze is speciaal uit Amerika gekomen om vrijdag mee te demonstre ren bij het Catshuis. Die bevlo genheid heeft ze van haar mammie meegekregen." Bevlogenheid maakte dat het echtpaar Stolk, sinds hun aan komst uit Indonesië in 1959, vecht om erkenning te krijgen voor de rechten van hun lotge noten. Samen met een vriend organiseerde Cees vlak na zijn terugkomst een demonstratie in de toenmalige dierentuin in Den Haag voor de zogeheten spijtoptanten, Nederlanders in Indonesië die spijt kregen dat ze na de oprichting van de repu bliek Indonesië de Indonesische nationaliteit aannamen. De mooie beloften werden niet na gekomen. De Indonesische re gering zette velen uit hun huis, nationaliseerde bedrijven en ontsloeg duizenden. De actie van het Spijtoptantencomité had succes: maar liefst 24.000 mensen mochten uiteindelijk naar Nederland terugkomen. Dat resultaat weerhield Stolk er niet van in 1971 wederom in het geweer te ko men. In dat jaar SSaECe kwam de toen malige Japanse keizer Hirohito naar Nederland. De Bloemendaler vroeg de Japanse reeering om zijn salaris voor het werk dat hij in de oorlog aan de Burma-spoorlijn moest verrich ten. „Het was een leuk lolletje, maar ik heb er nooit antwoord op gekregen." De Indische Neder landers riep hij op om de vlag halfstok te han gen 'ter ei Hirohito. „Slechts weini gen hebben daar -MB bloed mensen zijn heel gezags getrouw. 'Zou de Archieffoto v politie ons niet oppakken?', vroegen ze." Stolk en zijn vrouw wilden er kenning. Daar was het hen om te doen. Symbolische, maar ze ker ook materiële genoegdoe ning. Het echtpaar trotseerde bureaucratie en een onwillige regering om via de Stichting Nederlandse Ereschulden schadevergoeding te krijgen voor de oud-Indiëgangers. Dat lukte gedeeltelijk: 38.000 gezins hoofden kregen na jarenlang touwtrekken in 1982 7500 gul den uitbetaald. „We hebben het nog eens uitgerekend: dat is, vanaf het einde van de oorlog, zes gulden per dag." Hirohito Achttien jaar na zijn bezoek aan Nederland overleed de verachte keizer na een lang ziekbed. De mogelijkheid bestond dat Beatrix en Claus de begrafenis plechtigheid zouden bijwonen. De Stolks probeerden dat met alle middelen tegen te houden. „Via iemand die ook in het kamp had gezeten, kregen we het voor elkaar dat de koningin vijf van onze mensen uitnodig de voor een gesprek. Er was een half uur voor uitgetrokken, maar het duurde anderhalf uur. Ze is uiteindelijk niet gegaan." Overwinning? „O jazeker. Beatrix heeft zich, om het popu lair te zeggen, een fidele meid getoond.Stolk glundert. Ondanks hun vergevorderde leeftijd Stolk wordt in sep tember 77 vond het echtpaar vorig jaar dat het weer tijd was r actie. Met verbazing ver- gezien, maar veel erger hebben geleden." De Stichting Japanse Ereschul den was geboren. Samen met tienduizenden Canadese, Britse, Australische, Nieuw-Zeelandse en Amerikaanse overlevenden van de Japanse kampen heeft de stichting een schadeclaim bij de Japanse regering ingediend van twintigduizend dollar per persoon. Ook de VN-commissie voor de mensenrechten in Ge- nève heeft deze eisen in behan deling. Vredesakkoord De Stolks brachten een bezoek aan de Japanse ambassade. Dat was een vereiste voor het star officieren bonden ze vast aan het prikkeldraad en staken ze met bajonetten dood. Wij moesten erbij staan kijken. Het waren vrienden van me." 'Bushido' Stolk: „Ik werd tewerk gesteld aan de beruchte Burma-spoor lijn. Dat was onmenselijk zware arbeid. Ik heb er heel veel dood zien gaan. We hebben alles bij elkaar 26.234 mensen verloren. Negentien procent van alle ge vangenen is gestorven. Je werd ook fatalistisch. Gevaar interes seerde ons niet meer. We lieten ons gewoon op boomstammen op de rivier naar beneden den deren. En dat ging nog wel eens Het is gek: de gebeurtenis- uit die tijd ik me goed herinneren, maar i mijn krijgs- rangenschap i vrouwenkamp tijdens de Japanse bezetting. namen ze dat Japanners in Ca nada en Amerika tienduizenden dollars schadevergoeding kre gen van de Amerikaanse en Ca nadese regering. Stolk: „Omdat ze na de Japanse aanval op Pearl Harbour in 1941 waren geïnterneerd. In keurige, hygië nische kampen. Terwijl wij geen cent van de Japanners hebben De premiers Lubbers en Kaifu tijdens het bezoek van vorige week. •foto capital press ten van een procedure bij Vere nigde Naties. Daar spraken ze anderhalf uur met de tweede man Akasawa. Om het ant woord op hun verzoek te verne men, moesten ze een tweede keer naar Den Haag afreizen. „Ze piekerden niet over schade vergoeding. Verwezen steeds naar het vredesakkoord van San Fransisco tussen de geallieer den en Japan van 1952. Daarin staat nota bene dat Japan geen schadevergoeding kan betalen omdat het te arm is. „Het is niet dat wij dat geld nou zo hard nodig hebben. Als we het ooit nog krijgen, schenken we het aan een goed doel. Ik ken oude vrouwen, die met dat geld het graf van hun man wil len bezoeken. Mensen die hun bezittingen, hun bedrijf zijn kwijtgeraakt. We hebben récht op dat geld." Hoewel Stolk met veel genoe gen en verve verhaalt over het voormalige Nederlands-Indië, over de natuur en het 'schitte rende leven' dat hij er had, pra ten hij en zijn vrouw niet graag over de gruwelijke dingen die ze ten tijde van de bezetting heb ben meegemaakt. Toen de oor log in Nederlands indië uitbrak, werd Cees Stolk die er als graficus werkte opgeroepen voor dienst. „We zouden in ja nuari 1942 gaan trouwen. Dat hebben we vervroegd naar de cember 1941, evenals heel veel anderen trouwens. Daarna heb ik mijn vrouw drieëneenhalf jaar niet meer gezien." Hij knippert met zijn ogen. Ook nu weer gebalde vuisten en ge fronste wenkbrauwen. „Ik zat in een kamp in Bandung. Daar zijn drie jongens gegrepen om dat ze over het prikkeldraad wa ren gekropen om naar hun vriendinnen te gaan. Japanse gevangenschap ben ik heel veel vergeten. Er zit ten hiaten in mijn geheugen. Gezichten her ken ik, maar dan weet ik de na men niet meer." Toen de Bur- maspoorlijn af was, werd Stolk in tegenstel- ling tot veel van zijn lotgenoten niet naar de Japanse kolen mijnen gestuurd. „Ik had het stomme geluk dat ik goed kon voetballen. Ja, het is te gek voor woorden hoor: onze officieren - ]i vonden het mie ters om bijvoor- •foto cpd beeld het elftal van de Engelsen op hun bek te ge ven, dus die wilden hun team bij elkaar houden. Daarom ben ik de dans ontsprongen." Zijn vrouw Louise, die haar er varingen in boeken beschreef, bracht de Japanse bezetting door in verschillende vrouwen kampen. Op 5 december 1945 vond het echtpaar elkaar weer terug. Louise lag ernstig gewond in het ziekenhuis in Batavia. Ex tremistische Indonesische na tionalisten wilden haar fiets af pakken. Toen zij zich daartegen verzette, hakten ze met een kapmes haar handen er bijna af. Door snel ingrijpen van gealli eerde soldaten kan ze er nu weer alles mee, behalve kracht zetten. Ondanks de weerzinwekkende ervaringen had het echtpaar wellicht nog in Indonesië ge woond als de nationalisatie van scholen en bedrijven door pre sident Soekamo geen roet in het eten had gegooid. Omdat Stolk schoolgaande kinderen had, besloot het echtpaar in 1959 om zich in Nederland te vestigen. Ze zijn nooit meer te ruggeweest. Noch naar Indone sië, noch naar Burma. Hij wijst op een foto van de beruchte Brug over de rivier de Kwai, on derdeel van de Burmaspoorlijn: „Dat weer terug zien? Ik zou er niet tegen kunnen." Spijtbetuiging Op de vraag of de spijtbetuiging van de Japanse premier Kaifu van vorige week voldoende is, antwoordt hij direct ontken nend: „Nee, natuurlijk niet. Ik wil ze hóren toegeven dat ze d misdaden hebben begaan. Be grijp me niet verkeerd, het is wel degelijk goed te maken. De door ons geëiste schadevergoe ding is belangrijk, maar een werkelijke verontschuldiging willen wij er ab-so-luut bij heb ben." Over de kans op echte spijt bij Japanners zegt mevrouw Stolk: „Japanners hebben een grenze loze minachting voor ons, voor degenen die zij overwinnen. Volgens de Japanse godsdienst moet je jezelf van kant maken als je wordt overwonnen. Als krijgsgevangene ben je minder dan niets. Dat vinden ze nog steeds." Haar man vult haar aan: „Ja panners hebben volgens mij geen schuldbesef. Dat zit 'm in de godsdienst: het shintoïsme. Dat schrijft voor dat de keizer een goddelijke status heeft. Dat is al eeuwen zo. De Japanners hebben geen berouw omdat als hun goddelijke keizer hen opdracht geeft zij iets ge woon doen. MacArthur (de Amerikaanse opperbevelheb ber, red.) dwong keizer Hirohito na de oorlog om zijn goddelijke status af te zweren. Dat heeft hij in 1946 voor de radio verklaard, maar hij heeft die status ge woon altijd behouden. Die hou ding speelt nu nog steeds een grote rol bij die schadevergoe dingen." Voelt u haat voor de Japanners? „Nee, dat verbeeldde ik me eerst wel", zegt Stolk. „Tijdens mijn gevangenschap dacht ik wel eens: dat gezicht zal ik ont houden. Die vent en die... die pak ik nog wel een keer. Maar toen de oorlog was afgelopen, viel dat allemaal van me af. Het is zo'n verachtelijk volk. Het was voor mij, als sportman, geen kunst om zo'n kleine Jap af te tuigen, maar daar kreeg ik mijn vrienden toch niet mee te rug." Toch koopt het echtpaar geen Japanse produkten. Als Stolk met een vriend gaat bridgen, rijdt hij niet in diens Japanse auto mee. „Geen denken aan." Hij heeft wel een Japanse video en een Seiko-horloge. „Dat zijn geschenken die ik niet kon wei geren." Himmler „Na het Tökio-tribunaal (de be rechting van Japanse oorlogs misdadigers, red.) zijn zeven oorlogsmisdadigers opgehan gen. Weinig mensen weten dat ze de stoffelijke resten vijf, zes jaar geleden hebben opgegra ven en als helden opnieuw heb ben begraven. Denk je nou toch eens in dat ze dat met het lijk van Himmler of Goering had den gedaan. Dan had toch de de hele wereld op zijn achterste benen gestaan. „Maar nu? Niets, helemaal niets. Onbegrijpelijk! En Kaifu gaat daar ook naar toe om er bloemen te leggen, hoor. Op het graf van dezelfde mensen die ons wilden uitmoorden toen we op het punt stonden bevrijd te worden. Er is geen enkel protest ingediend. Wij zijn tweederangs oorlogsslachtoffers." Hij wuift verachtelijk met zijn hand:Ach, dat komt natuurlijk gewoon door die verdomde handelsbetrekkingen. Dat is iets dat Lubbers ook helemaal niet begrijpt. De Japanners hebben de oorlog verloren en ze zijn na afloop zeer genadig behandeld. Zij hebben acht miljard dollar aan de oorlog in Korea ver diend. De Japanners voeren een economische wereldoorlog. En geland en Amerika zijn al bijna door de knieën. Ze kopen alles op. Het is allemaal money, mo ney, money. Zij willen de abso lute wereldheerschappij. Dat is hun revanche, maar de wereld heeft dat niet in de gaten." Als hij zijn kinderen over de ver schrikkingen van de Japanse bezetting vertelt, treedt Stolk nooit in details. „Mijn vrouw verbood mij altijd om bloedige verhalen te vertellen. Mijn kleinzoon wil veel weten over de kampen. Dan vertel ik hoe we in de rivier zwommen en dat er krokodillen waren. Maar veel mensen praten er niet over. De bittere ervaring heeft ze het zwijgen opgelegd." Hij praat wèl. En veel. Waarom eigenlijk? „Ik moet altijd opko men voor de zwakkere. Dan word ik heel fel. Dat zal wel iets te maken hebben met het wees huis, waar ik als kind heb ge woond. Ik ben toch een boeren- hollander, een rebelse jongen. Ik heb lak aan gezag. Ik heb mijn mond nooit gehouden." die

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 2