De teloorgang van Pokigron Bolpoint en Beebielon ZATERDAG 20 JUL11991 ZATERDAGS z BIJVOEGSEL Lange tijd leefden de inwoners van het Surinaamse dorpje Pokigron in alle rust en vredigheid. Maar dat veranderde drastisch in 1986, toen Ronnie Brunswijk en z'n jungle-commando's hun guerrilla tegen legerleider Bouterse begonnen. Sindsdien is er van het dorp niets meer over. i Pokigron gekraakte sportdorp bij het gloednieuwe Anthony Nesty stadion, even buiten Paramaribo. De kerkdienst is al begonnen, maar nog steeds komen meer mannen, vrouwen en kinderen uit de barakken. Ze hebben stoelen bij zich die ze meesjouwen naar de open ruimte in het midden van de Spartaans ogende woon blokken. Stoelen is, bij nader inzien, een groot woord. Het gaat om zelf in elkaar ge timmerde kistjes, verfbussen met daarover een losse, tot op de draad versleten stoelzit ting, grote blikken met een plankje erop. En de gelovigen zien er al net zo bont uit als hun stoelen. Velen hebben gescheurde, onhandig opgelapte of zichtbaar veel te vaak gewassen kleren aan. Doordat de stoelen zo ongelijk van hoogte zijn zit iedereen schots en scheef door elkaar. Maar er heerst een ijzeren discipline bij deze kerkgangers. Als een van de kinderen niet netjes zit of met het kind naast hem gaat pra ten, wordt hij van twee, drie kanten tegelijk tot de orde geroepen. „Ssstt", wordt er dan gefluisterd, en er wordt op de dominee gewe- Dominee Randwijk, een kleine man in een stemmig donkergrijs pak, moet het warm hebben, want het is in deze vroegte al knap heet. Maar daarvan is niets te merken. Met een stem die duidelijk getraind is om boven elk rumoer uit te komen, kondigt hij de vol gende psalm aan. Iedereen pakt de singie boekoes, de liederenboekjes die eerder door een kerkdienaar uit een grote gele Schiphol- tas werden gehaald en aan de broeders en zusters werden overhandigd. De organist zet in op z'n witte elektronische orgeltje waaruit schelle, magere tonen voort komen. Hij grijpt wel eens mis, maar de ge meente weet het ook zonder begeleiding te vinden. Met heldere stemmen wordt de psalm gezongen, en kapitein Wilson, die naast me zit, zingt luidkeels de tweede stem. Het is tijd voor de preek. Dat gaat in het Sra- nan Tongo, in het Surinaams, maar zo nu en dan hoor je in de klankenbrij ineens wat Ne derlandse woorden. Dominee Randwijk heeft het over „rechtvaardig", over „misbruik", en over „zoekoe vrede", vrede zoeken. Naarma te de preek vordert wordt duidelijker dat hij over de ballingschap van het volk Israël in Egypte gaat, over de slavernij daar, Gods be lofte, de tocht door de woestijn en het land dat overvloeit van melk en honing, het land Kanaan dus. De gemeente knikt en mompelt instemmend als dominee, ergens aan het eind van zijn preek, de oer-Nederlandse uitdrukking 'Oost west, thuis best' gebruikt. Die instemming is te begrijpen, net zoals het thema van de preek niet toevallig is. Want de kleine 200 ge lovigen hebben wel wat gemeen met het volk Israël. Ook zij bevinden zich in ballingschap, niet in Egypte, maar in Paramaribo. Het zijn dan ook geen joden, maar bosnegers. En hun Beloofde Land, hun Kanaan, heet Pokigron. JUNGLECOMMANDO Hoe lang bestaat Pokigron al? Kapitein Wilson grijpt z'n hoofd, denkt na, en zegt: 4,Mijn moeder is er geboren, en dat was in de vorige eeuw. Pokigron bestaat dus al meer dan honderd jaar". Kapitein Samuel, naast hem, knikt. „Meer dan honderd jaar", zegt ook hij. In die honderd jaar veranderde er niet zo veel in het leven van de bosnegers van Pokigron. Ze hadden hun kostgrondjes waarop ze groenten en fruit verbouwden, ze jaagden, ze visten, en het geld dat ze nodig hadden om te kopen wat ze niet zelf konden maken, ver dienden ze met rubber tappen. Het was een rustig, pastoraal, makkelijk te idealiseren be staan. Maar dat veranderde drastisch in 1986. In dat jaar begonnen Ronnie Brunswijk en z'n jungle-commando's hun guerrilla tegen legerleider Bouterse. Brunswijk is van origine een bosneger, en dus waren alle bosnegers verdacht. Het was daarom dat in september 1987 ten minste 15 en wellicht 40 inwoners van Pokigron (zoals altijd in dit soort gevallen lopen de lezingen uiteen) door eenheden van het Surinaamse leger werden vermoord. Ze waren niet aan iets schuldig of zo. Zij waren toevallig dege nen die door de binnenvallende troepen wer den gevonden. Net zoals de zeven inwoners van Pokigron, die op de laatste dag van 1987 onderweg naar Paramaribo waren en door militairen werden doodgeschoten nadat ze hun eigen graf hadden moeten graven, toe vallige slachtoffers waren. Begin april 1989 kwam het geweld van de an dere kant. Leden van Brunswijks jungle-com mando staken toen de huizen in brand van Inwoners van verwoest Surinaams dorp hopen op betere tijden die verdacht werden van pro-Bou- terse sympathieën. Enige dagen later namen de militairen, of in ieder geval mensen die met de militairen te maken hadden (ook hier lopen de lezingen uiteen), wraak, en goed ook. Zo ongeveer alles dat nog van Pokigron over is werd toen leeggeroofd, vernield en in brand gestoken. GEBLAKERD Als je vandaag naar Pokigron gaat kijken, zie je de resten van de geblakerde huizen. Waar de muren nog overeind staan is binnen alles weggehaald. Het oerwoud begint de bouw sels te overwoekeren. Alsof er in Pokigron nooit mensen hebben gewoond. Maar die woonden er natuurlijk wel toen het dorp werd vernield. Pokigron telde meer dan 700 inwoners, en die trokken in april 1989 al lemaal naar de enige plaats waar ze zich nog enigszins veilig konden voelen: Paramaribo. Een deel van de dorpelingen vond onderdak bij familieleden, een deel in een centrum van de Evangelische Broedergemeente, het kerk genootschap waarvan heel Pokigron lid is. En de overigen kraakten het sportdorp bij het gloednieuwe Anthony Nesty stadion, even buiten Paramaribo. Dat dorp stond toch leeg. Want de barakken - meer is het niet - waren bewoond door de Chinese arbeiders die het stadion bouwden. Die arbeiders waren al lang weer in China, en de bedoeling was de barakken comfortabeler te maken, en ze op den duur te gebruiken voor de huisvesting van bezoekende, buiten landse sporters. Het zal nog wel even duren voor het ooit zo ver komt, want sinds april 1989 worden de barakken bewoond door zo'n 200 inwoners van Pokigron. En het is onduidelijk of, laat staan wanneer ze weer haar het oerwoud terug kunnen. Tot zolang is het voor hen aanpassen gebla zen, want ook voor mensen die niet zo veel luxe gewend waren, valt het sportdorp niet mee. Tot begin dit jaar bij voorbeeld was er water noch licht, en moest er op houtvuurtjes en in opgevangen regenwater worden ge kookt. In de barakken zijn met behulp van hout en bruin pakpapier afscheidingen ge maakt. Er zijn ruimtes voor gezinnen, voor jongens, voor meisjes. Op de grond van die vertrekken liggen matjes, matrassen, stapel tjes kleren, dozen, wat meegenomen schalen en potten. Kapitein Samuel, een van de twee leiders van het dorp, vertelt: „Het leven hier is een stuk harder dan in Pokigron. Daar hadden we al les zelf. Nu zijn we aangewezen op hulp. Bij na niemand van ons heeft huisraad. De kle ding die de mensen aan hebben komt van goede gevers". Ook eten vinden is een probleem. De gezin nen uit Pokigron krijgen een uitkering van 30 tot 60 Surinaamse guldens per week, en dat is niet zo veel in een land waar het geld zo weinig waard is geworden dat zelfs een enkel ei al 80 cent kost. Wie kan, probeen dan ook werk te vinden. Kapitein Wilson, de tweede dorpsleider: „Ie dereen hier is steeds op zoek naar een baan tje. Dat weten de mensen die werk hebben ook wel, en dus wordt er misbruik van ons gemaakt. We verdienen veel te weinig, ge middeld 60 tot 80 gulden per week". HONGER Er wordt, met dit soort inkomens, geregeld honger geleden in het sportdorp. Maar hulp van overheidszijde hoeven de inwoners van Pokigron niet te verwachten. Kapitein Sa muel: „De regering wil ons niet helpen. Een hoge functionaris heeft me dat zelf gezegd. Hij zei: jullie hebben niet op ons gestemd, dus jullie krijgen niets van ons". Kapitein Wilson vult aan: „Maar in 1987 kon den we niet eens stemmen omdat het oorlog was. Het hele achterland kon niet stemmen." Kapitein Samuel: „Het is gewoon c En dat terwijl de eisen var Pokigron bescheiden zijn: gewoon terug naar hun dorp, en dat weer opbouwen. Kapitein Samuel: „Wij waren altijd één, en dat willen we weer zijn. Hier is het moeilijker om de eenheid te bewaren omdat we niet allemaal bij elkaar wonen. Daarom willen we weer te rug". Begin dit jaar riepen goedmenende inwoners van Paramaribo een stichting in het leven, die de mensen van Pokigron wil helpen. De stichting heeft uitgerekend wat het kost om Pokigron te herbouwen. Voorzitter Hugo Huur van de Stichting Wederopbouw Pokigron (adres: Postbus 308, Paramaribo): „Met 600.000 Surinaamse guldens zijn we er uit. Dan staat Pokigron weer". Zeshonderdduizend Surinaamse guldens, dat is de prijs van drie auto's in Suriname. Het is een bedrag dat, als je de zwarte maar reële wisselkoers aanhoudt, overeenkomt met 60.000 Nederlandse guldens. Hugo licht toe: „We willen zelf het dorp opbouwen. Hout is daar in overvloed, er is zand voor cement, al les. Wat we alleen maar nodig hebben zijn hamers, spijkers, zinken platen voor de da ken, kettingzagen, dat soort dingen". Hij klinkt enthousiast, maar moet toegeven dat het in het sterk verpauperde Suriname van vandaag de dag met z'n enorme proble men en tekorten aan alles, niet makkelijk zal zijn aan het bouwmateriaal te komen. Denken de inwoners van Pokigron dat zij ooit weer zullen teruggaan en het meegeno men bord met de dorpsnaam weer op z'n vroegere plaats zullen kunnen terugzetten? Kapitein Wilson: „Met steun komen we er uit, en kunnen we ons dorp weer opbouwen. Ik ben ervan overtuigd dat ons dat gaat luk ken". En Kapitein Samuel: „Ik denk aan de preek van vanochtend. We gaan nu onder een juk door, maar daarvoor zal iets beters terugko- BANG VOGELTJE Terwijl hij dat zegt klinkt van buiten de ba rakken gezang en ritmisch handgeklap. Het is een groep meisjes en jonge vrouwen die van deur tot deur gaat. Midden in de groep gaat een jong meisje schuil dat als een bang vo geltje om zich heen blikt, slechts gehuld in een deken. De kapiteins leggen uit dat het om een oude initiatie-rite gaat. Het meisje heeft de leeftijd bereikt waarop ze spoedig haar eerste menstruatie zal krijgen, en de tra ditie van Pokigron wil dat ze dan het middel punt van deze uitbundige ceremonie is. Dat levert het meisje meteen het begin van een uitzet op, want bij elke deur wordt er wat voor haar op een grote schaal gelegd die een van haar vriendinnen meetorst. Plastic huis gerei, kleedjes, muntjes, iedereen staat wat van z'n armoedje af. en dan gaat de groep weer verder. Naar de volgende deur, als het zingende, klappende en dansende bewijs dat Pokigron nog leeft. Het plaatsnaambord van Pokigron wordt door de voormalige bewoners zorgvuldig gekoesterd. Ballpoints zijn er in Nederland al bijna 45 jaar, al weten we nog steeds niet hoe we het woord zullen gaan uitspreken. Toen de eerste ballpoints hier in 1947 te koop waren (prijs: 12,50), was de uitvinding nog heel nieuw en sprak men van een kogelpen. Amper twee jaar eerder waren de eerste kogelpennen in Amerika te koop. De uitvinders van de ballpoint waren de gebroeders Laszlo en Georg Bfero, twee Hongaren du in 1940 van Budapest naar Argentinië vlucht ten. In 1943 verwierven zij patent op hun jwe pen. Maar het was Milton Reynolds die met een paar kleine "verbeteringen een veel bruikbaardere ballpoint maakte. Reynolds had het geluk dat het Amerikaanse leger toen juist op zoek was naar schrijfgerei r militairen, en een enorme bestelling bij hem plaatste. Daardoor kon Reynolds ball points als massaprodukt gaan maken en ze 1 1945 ook buiten het leger gaan verkopen. Die eerste ballpoints waren nog lang niet zo goed als tegenwoordig. Ze lekten te vaak en de inkt droogde nog niet zo snel als de be doeling was. Wel was het groot nieuws dat je r ook onder water mee kon schrijven. Ook toen al was de reclame er goed in om de risen iets aan te praten dat ze volstrekt nodig hadden. In het leger had men vooral belangstelling omdat je met een ball point ook in een vliegtuig op grote hoogte kon schrijven; vulpennen laten het daar af weten. De woorden kogelpen en kogelschrijver zijn nooit ingeburgerd. We houden het in Neder land op ballpoint. In België is de kogelpen nog wel bekend, zogenaamd om niet te veel buitenlandse woorden te gebruiken. Maar is onzin, want de meeste Belgen noemen i ballpoint een bic of een stylo, wat dan wel geen Engels is maar wel Frans. Maar het is merkwaardig dat we het hier nog steeds niet eens kunnen worden over.de uit spraak. Vier verschillende manieren zijn er om ballpoint uit te spreken: balpen, bolpen, balpoint en bolpoint. j\lle vier hoor je regel matig gebruiken. Dat is nogal bijzonder, want meestal krijgt na verloop van tijd de ene of de andere uitspraak de overhand. Het lijkt wel alsof we in dit geval niet kunnen kiezen. iedenken of er nog meer van zulke woorden bestaan: woorden waarbij de uitspraak nog niet vastligt. Woorden met mogelijkheden zijn er genoeg: euthana- eu of ui?; Christus - chroi kfl, cello - sel la of tsjello? Maar zijn er ook nog met drie of mogelijkheden? De ballpoint heeft er: vier? Als merknamen mogen meedoen zou Pali Mali genoemd kunnen worden. Hardnekkig blijven sommigen pelmel zeggen, terwijl an deren altijd palmal of polmol gebruiken. Pall Mali heeft er drie, en komt dus niet zo ver als- de ballpoint, n echte concurrent voor de ballpoint lijkt Blue Band, de margarine waarmee vol gens een bekend grapje de Belgen zo'n* moeite zouden hebben omdat ze het strikje- et los kunnen krijgen. Natuurlijk is ook: Blue Band een Engelse naam en dat verklaart" de beginproblemen. Maar de meeste Engelse woorden krijgen na verloop van tijd een vaste uitspraak. Nadat je ivankelijk nog wel eens iemand 'com- puuter' hoorde zeggen, is het nu definitief compjoeter geworden. En de baby klinkt bij iedereen als beebie. Dat is zelfs zo normaal: dat ik het winkelcentrum bij het Centraal i Den Haag al eens Beebielon heb. horen noemen. Maar bij Blue Band hebben we de knoop nooit kunnen doorhakken, zodat de een over blubent spreekt, de ander over bloebent of blubant of bleubent, terwijl mijn melkboer altijd bleubant zegt. In theorie is er zelfs nog en zesde mogelijkheid: bloebant, maar om- Ie een of andere reden hoor je die nooit.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 31