Extra
Opleiding: TH Delft,
beroep: goochelaar
Olie winnen begon met een dweil...
Redactie: 023-150239 PIET BERGHUIS Vormgeving: JAN KUNGE
OLIE De Amerikaan Daniel Yergin
schreef een boeiend boek over de ge
schiedenis van de olie-industrie. Hi)
toont o.a. aan dat de oliepolitiek, al
voor de tweede wereldoorlog door
slaggevend is geweest in het Ameri
kaanse buitenlandse beleid.
De roeping van ingenieur Jan van Woesik
WIERINGERWERF NOL VAN BENNEKOM GPD
„Lieverd, stil effies", zegt ir. Jan van Woesik tegen zijn witte duif. Een pape
gaai zou zich niet nadrukkelijker in het gesprek kunnen mengen dan deze
duif, de teamgenoot en kameraad van de ingenieur uit Wieringerwerf. Van
Woesik (38) is van huis uit natuurkundige, afgestudeerd aan de Technische
Hogeschool in Delft. Zijn beroep: Goochelaar (raadpleeg de Gouden Gids).
Moeder Ank (64) is zijn assistente en vader Joop (62) figuurzaagt de moeilijke
attributen. Jan staat 'aan het hoofd' van een goed lopend familiebedrijf. Dat
is zeker.
rugziet die je zelf jaren gedaan hebt".
Sinds 1979 is goochelen de broodwinning
van Van Woesik. Dat is wat hij wilde zijn:
Goochelaar. De natuurkundige stapte naar
het arbeidsbureau en liet zich inschrijven
als werkzoekende goochelaar.
„Hebt u nog een opleiding? Nee zeker!, zei
de beambte. Jawel, zei ik, TH in Delft.
Stomme verbazing natuurlijk. Maakt u nou
een grapje? Nee hoor, zeg ik, ik ben inge
nieur, maar mijn beroep is goochelaar. Hij
ging de chef halen. Die zegt streng: Wilt u
dit doorzetten of is dit een soort geintje?
Ben u uit op een uitkering of zo? Nee, ik
hoef geen uitkering, ik wil alleen maar werk
hebben".
De chef deed nog een
poging om deze rare
"lijboon 1
Opmerkelijk gehoorzaam houdt de duif zijn
snavel. Hij verstaat zijn baas prima. Dat is
een van de resultaten van vierhonderd uur
training op jaarbasis. Want ook gooche
laarsduiven moeten het vak leren.
Dan zal het wel een dure duif zijn, is een lo
gische conclusie. „Nee hoor, een tientje in
de dierenwinkel", lacht Van Woesik. Hij
heeft er twee, van wie er op het moment
eentje enigszins in de rui is.
Wat is er eigenlijk gebeurd met de inge
nieur in Van Woesik?
„Niks eigenlijk. Het is een mooi vak en het
interesseert me ook.
Ik bezoek nog steeds
congressen en ik volg
de vakliteratuur.
Maar mijn hart gaat
uit naar goochelen. Ik
heb het altijd leuk ge-1
vonden en ik heb het
altijd gedaan. Toen ik
dertien was goochel
de ik al. In de familie
zit het verder niet.
Vader was ambtenaar
bij het Heemraadschap De Wieringermeer.
Het is begonnen als hobby. Als ik een beetje
chagrijnig was pakte ik een stel kaarten en
wat andere trucs en dan ging ik met mijn
vriendjes naar de snackbar. Even een pa
tatje halen. En dan ging ik een beetje goo
chelen, iedereen om je heen. dat gaf gezel
ligheid'. Tofin ik in Delft ging studeren kreeg
ik in het eerste studiejaar de ziekte van Pfei
ffer. In die tijd heb ik de trucjes weer opge
pakt".
jan van Woesik weet nog dat hij ooit uit het
intussen verdwenen tijdschrift De Lach een
goocheldoos bestelde. „Ook u kunt gooche
len, stond in de advertentie. Er zat een rin-
genspel bij, gemaakt van gewoon draad. Ik
vond dat een beetje flauw. Later kwam ik er
achter dat het echte ringenspel net zo werk
te".
De truc met het verstrengelen van stalen
ringen bouwde hij uit met duiven. Die act
kreeg internationale erkenning. Van Woesik
kreeg een ereplaats in de vijfdelige Britse
Dove Encyclopaedia, waarin een heel
hoofdstuk aan zijn gecombineerde ringen-
duivennummer werd gewijd.
Jatwerk
„Ik heb vaak meegedaan aan congressen.
En op zo'n congres zie ik een Engelsman
mijn act vertonen en met de eerste prijs
strijken. Dat is gek, hoor. als je de truc te-
De chef van het arbeidsbureau ^S^was'om6"
zei streng: Wilt u dit doorzetten een ingen
of is dit een soort geintje?
Ben u uit op een uitkering of zo:
werk te krijgen dan een
goochelaar, maar Van
Woesik hield voet bij
stuk.
Recessie
Toch was de start niet slecht. „In het eerste
jaar kreeg ik een stuk of tien klussen van ze.
Maar in 1980 was het ineens allemaal over.
Als de economie stagneert zijn de eersten
die dat merken de artiesten, de horeca en
de bloemenhandelaren".
Het werd broekriem aanhalen in goochel-
land. „Het arbeidsbureau had speciaal voor
ons soort ongeregelde mensen mannetjes
in het hele land. Die hadden de artiesten en
de kellners in hun bestand, 's Maandags
moest je niet bellen, want in het weekend
hadden alle kellners ruzie gehad en die wer
den 's maandags allemaal weer ingeschre
ven als werkzoekende. Ik heb nooit een
dubbeltje uitkering gehad.".
Pas in 1985 trok de markt weer aan. Het
werd een goede tijd voor goochelaar Van
Woesik. Steevast reist sinds jaar en dag zijn
moeder met hem mee als zijn assistente.
Niet gebruikelijk, maar wel handig en een
tikkeltje uit nood geboren.
„In het begin had ik verkering. Mijn vrien
din vond het goochelen wel leuk en wilde
wel met me meedoen. We hebben dus een
jurkje gekocht en ze gaf geheel in stijl de
dingetjes aan, haalde de duiven van het to
neel, enzovoort. Maar toen ging de verke
ring uit... liefdesverdriet, je kent dat wel. En
dan is er je moeder. Ik zei: mam, kan jij niet
met me meegaan?"
Ian van Woesik heeft in zijn loopbaan altijd
de blad
beetje te
i basgitaar
een beroep kunnen doen op de vaardighe
den van zijn ouders. Vader Joop heeft gou
den handen. Aan de hand van de perfecte
technische tekeningen van ingenieur Jan
maakte pa ingewikkelde toverdoosjes, ku
bussen, goochelstokken en het briljante
kooitje voor de duiven met daarin het ge
heime geldlaatje voor de gage van de goo
chelaar. „Daar kan de duif mooi op pas-
Vibrafonist
Behalve goochelaar is Jan van Woesik een
verdienstelijk vibrafonist. Ook dat komt
goed van pas als de klant behalve een goo
chelaar ook gepaste ingehouden sfeermu
ziek wil bij bijvoorbeeld het koude buffet.
„Ik heb verschillende bandjés gehad. Die
hadden het probleem, dat de ene keer de
bassist verdween en de andere keer de
drummer afwijkende plannen had. Ik regel
de alles: de optredens, het
muziek. Het kwam allemaal e
veel op mij neer. Dat ging me
uiteindelijk heb ik zelf maar e
gekocht. Tegen moeder zei ik
dat maar eens oefenen. Nou, dat kan ze dus
ook al. We treden samen op. Het is rustige
muziek. Dat hebben de mensen vaak liever
dan een luidruchtige band met grote spea
kers op palen en van die timmerlieden ach
ter de trommels. Als het naar wens geweest
is, dan komen de vrouwen zeggen: meneer,
het was leuk, hoor. De mannen zeggen niks.
Die komen pas als er aanmerkingen zijn".
De opmerkelijke beroepskeuze van de*
Delftse ingenieur heeft ook in het interieur
van de tamelijk grote ouderlijke woning in
Wieringerwerf wel wat teweeg gebracht. In
de huiskamer staat permanent een heus
podium. Voorstellingen voor publiek wor
den er niet op gegeven. Het dient voor het
geven van een indruk aan een klant die
eerst wel eens wil weten wat voor artiest hij
in huis haalt. Verder hebben de opslag van
koffers vol met trucs en de talrijke festival-,^,
prijzen veel ruimte in de woning opgeëist.
En dan is er nog het ruime duivenhok in dè
tuin, waarbinnen op voldoende vliegruimte
is gerekend. Vliegen doen de twee geveder
de vrienden intern, want het zou een ramp
zijn als het zo langdurig ingestudeerde dui-
vennummer op een winderige vrijdagavond
de vrijheid zou verkiezen boven een vaste
betrekking.
Hoe komt een goochelaar aan zijn trucs?
„Die koop je. Het werkt hetzelfde als met
bladmuziek. Die koop je en die speel je. Je
kunt ook zelf trucs ontwikkelen. Dat is een
langdurig proces. Je hebt goochelaars die
claimen zelf een truc bedacht te hebben,
maar die hebben vaak een oude truc geno
men en er een nieuw papiertje omheen ge
daan. Ik heb eens een truc bedacht met vier
kaarten... mooi verhaal... ik had er jaren
over gedaan. Op een goochelclub zit een
collega driftig mijn act te noteren en een
paar weken later zegt hij: Ik heb een be
langrijke verbetering aangebracht. Nou, dat
is knap. Ik zeg: laat maar zien. Hij deed pre
cies dezelfde truc, maar dan met jumbo-
Boeiend boek over geschiedenis van de olie-industrie
JAMES MCGONIGAL GPD
Rond 1850 bestond in de Verenigde Staten,
in het noordwesten van Pennsylvania, al
een piepkleine olie-industrie. Het belang
rijkste instrument daarbij was de dweil. De
olie-pioniers doopten dwéilen in oliehou
dend bronwater en wrongen de olie eruit.
Hun produkt noemde ze Totsolie' om een
onderscheid te maken met dierlijke en
plantaardige oliën en vetten.
De olie die zo moeizaam werd gewonnen -
enkele vaten per week - werd voornamelijk
gebruikt om medicijnen van dubieuze kwa
liteit te maken, die op kermissen door
standwerkers als wondermiddelen aan de
man werden gebracht.
Een groepje zakenmensen vermoedde dat
het spul ook wel zou kunnen branden en
zagen een glorieuze toekomst voor de 'rots
olie' weggelegd als brandstof voor... verlich
tingsdoeleinden. Tot dan gingen in de
meeste Amerikaanse huizen op het platte
land en in de kleinere steden de mensen
met het invallen van de duisternis naar bed,
aangezien goede verlichting of niet voor
handen of te duur was.
Toen bleek dat 'rotsolie' inderdaad geschikt
was voor verlichting, ontstond een pro
bleem: met dweilen haal je natuurlijk maar
heel weinig olie binnen. Een betrouwbare
stroom van het produkt was nodig om er
mee de markt op te kunnen. Geheel per on
geluk ontdekte een pionier de boortoren:
die werd tot dan toe uitsluitend gebruikt
om naar zout te speuren - waarom ook niet
naar olie?
Zo begint een boeiend boek over de ge
schiedenis van de olie-industrie van de
Amerikaan Daniel Yergin; hoogleraar op
energiegebied, consultant in de olie-indu
strie, schrijver van een standaardwerk over
het begin van de Koude Oorlog. Yergin
heeft zeven jaar onderzoek verricht alvo
rens zich te zetten aan het schrijven van
zijn pil (800 pagina's, plus inleiding, noten
en bibliografie).
Zeer leesbaar
Ondanks de lengte is het een zeer leesbaar
boek. Yergin heeft de materie opgedeeld in
korte hoofdstukken, die steeds een deelon
derwerp behandelen. Bovendien heeft hij
een heldere schrijfstijl en slaagt hij erin een
zeer effectieve mengeling toe te passen van
droge feiten en sappige anekdotes. Kortom:
het boek, hoewel van wetenschappelijk ni
veau, leest als een spannende roman.
Yergin is bij tot en met het begin van de
oorlog tegen Irak. Als Saddam Husayn dit
boek vóór 2 augustus van vorig jasar had
gelezen, was hij waarschijnlijk niet aan zijn
Kuwaytse avontuur begonnen. Yergin toont
aan dat energiepolitiek, ofwel oliepolitiek, al
voor de tweede wereldoorlog doorslagge
vend is geweest in het Amerikaanse buiten
landse beleid. En toen was Amerika nog
marktleider in de wereld: niet alleen wat be
treft produktie, maar ook wat betreft trans
port, verwerking en distributie. Dat is na de
oorlog snel veranderd, maar daardoor is de
Amerikaanse belangstelling voor de wereld
energiestromen alleen maar toegenomen.
Sleutelgebied
President Jimmy Carter legde in 1978 al vast
dat het Midden-Oosten voor de VS een
sleutelgebied was. Met het aantreden van
George Bush werd de VS bovendien geleid
door iemand die gepokt en gemazeld is in
de Texaanse olie-wereld - die had al snel
door dat wanneer Saddam ook nog zou
doorstoten naar Saudi-Arabië, veertig pro
cent van de olievoorraden van de wereld in
handen van één, tamelijk onbetrouwbaar,
type zouden komen. De rest van het verhaal
over Irak en Kuwayt is bekend.
Rode draad door Yergins verhaal is dat a 11
e belangrijke gebeurtenissen in de twintig
ste eeuw bepaald zijn door olie. Dat lijkt
een wat eenzijdige kijk op de moderne ge
schiedenis, maar Yergin weet te overtuigen.
In 1914-1918 zorgden Amerikaanse reserves
ervoor dat Duitslands onderzeeboten on
voldoende greep kregen op de Britse en
Franse olievoorraden.
Japan viel Pearl Harbor aan om een Ameri
kaans olie-embargo voor te zijn. Hitier viel
de Sovjetunie binnen omdat bleek dat de
Duitse petrochemische industrie onvol
doende synthetische benzine kon produce
ren, en zo gaat Yergin nog een tijdje door.
Wat zijn boek mede zo leuk om te lezen
maakt, is dat het wordt bevolkt door de
meest merkwaardige figuren. De olie-indu
strie bestond, zeker in de beginjaren, uit
avonturiers, zwendelaars, uitvinders, goo
chemerds, staatslieden en andere olieboe-
ren die maar één ding gemeen hadden: een
onbedwingbare lust naar macht en geld.
Rockefeller
Het verhaal begint bij 'kolonel' Drake, de
man die het eerst met succes naar olie
boorde (hij was helemaal geen kolonel,
maar zo'n martiale titel vond hij wel mooi)
en gaat verder via onder anderen John D.
Rockefeller (oprichter van Standard Oil),
Winston Churchill, Henri Deterding (op
richter van Koninklijke Olie).
Dat zijn dan de grote namen, maar Yergin
gunt ook ruimte in voor de ploeteraars in
de olie-business, de mannen die het vuile
werk moesten verrichten in soms behoorlijk
lastige omstandigheden. De eerste boorlo-
katie van Shell in 1895 (nog voor de fusie
met Royal Dutch) op Borneo werd draaien
de gehouden in een zo woest groeiend oer
woud, dat open gehakte paden binnen vier
weken dicht groeiden. Dat het oerwoud ook
nog koppensnellers herbergde was tot daar
aan toe - problematischer was dat deze
mensen geworven moesten worden om te
helpen boren.
Daniel Yergin, The Prize - the epic quest for
oil, money and power, Simon Schuster, f
75,60.
tevoren een hoop we
ten over zo'n optreden.
„Als een theaterbureau
belt gaat het meestal
van: Ben je dan vrij?
Prima, dan krijg je het
contractje wel in de
bus, daag. En dat is het
dan. Ik wil toch wel
graag weten welk pro
dukt ik moet leveren
en of ik het kan leve
ren. Wie weet is het
een braderie. Laatst
belde er iemand op
Ivoor een optreden op
een braderie. Sorry
meneer, ik treed niet
buiten op. Waarom
niet, vraagt hij. Ik zeg,
ik heb een duiven-
nummer en ik werk
met doekjes. Als het re
gent, blijft daar niets
van over. O, zegt hij,
maar we hopen op
jnooi weer. Ja, ik ook.
maar ik kom toch
niet".
Van Woesik is op-en-
top een professional,
gepokt en gemazeld in
het goochelaarsvak.
Zijn technische oplei
ding is van nut bij het
bedenken van zijn ma
gische kunsten. Dat is
de enige link met het
ingenieursvak.
„Maar ook dat blijf ik
bijhouden. Hoe anders
het ook is. Op de TH
ben je bezig met exac
te zaken. Als ingenieur
moet je openhartig,
I eerlijk zijn en je moet
vde confrontatie aan-
$10/1 durven met je colle- uti
SP ga's. Dat betekent ge-J
Hédachten uitwisselen, ga
zo maar door. Dan is
de goochelaarswereld
toch heel anders. Daar
moet je je gedrag wel flink bijsturen, voor
zichtig zijn met kritiek. Ik zit bijvoorbeeld
op een congres en ik ontmoet een Duitse
goochelaar in de kleedkamer. Die heeft een
act, waarbij hij een witte duif houdt voor
een witte doek. Ik zeg met de beste bedoe
lingen: Kun je niet beter een andere kleur
doek nemen, blauw of zo? Dan wordt die
duif toch veel duidelijker. 'Was bitte?!', zegt
hij. Ik leg het in mijn onschuld nog een
keertje uit. Hij draait zich beledigd op zijn
hakken om en keurt me verder geen blik
meer waardig. Ook stom van mij, het zal
wel typisch Hollands zijn, zo'n opmerking
van mij. Je moet gewoon voortdurend roe
pen: oh wat leuk, fantastisch zeg, oh, wat
ben jij goed! Geweldig hoor, je moet eens
langs komen".
öriielaar/ingenieur Jan van Woesik thuis op1
kaarten. Net als die zangeres die zegt: ik
ben een betere zangeres, want ik lees van
grotere muzieknoten".
„Die truc met die ringen samen met de dui
ven is echt van mij. Ik ben stapelgek op die
duiven. Ze hebben wel een humeurtje. Als
ik een dag niet geweest ben zijn ze van
streek. Ze houden ook van knuffelen, ten
minste deze wel. Je moet ze geen dingen
proberen te leren, die ze toch niet zullen
doen. Ik let erop of ze het leuk vinden of
niet. Je moet uitbuiten wat een duif kan. Hij
vindt het onprettig als-ik hem op zijn rug
leg. Ze kunnen heel lang meegaan. Mijn vo
rige duif heb ik twintig jaar gehad. Die is
overal geweest: in Bordeaux, Toulouse. Vo
rig jaar is hij van ouderdom gestorven. Het
kost veel tijd om een duif iets te leren. Zo'n
vierhonderd uur per jaar. En dan zegt de
belastingambtenaar doodleuk: U bent geen
zelfstandig ondernemer, want u voldoet
niet aan het 1200-uur criterium. Die man
telt het aantal optredens, vermenigvuldigt
dat met twee uur en zegt dan: U komt er
lang niet aan. Nee, zó niét natuurlijk. Maar
er komt meer bij kijken. Ik reken het dan
voor. Een show voor kinderen van een uur
vergt bij elkaar al gauw zo'n zeven uur. Je
moet je auto inladen, reizen, toneel verken
nen, elektrische dingen aansluiten, de boel
opzetten, trucs voorbereiden, omkleden,
optreden, pauze, optreden, afbreken, om
kleden, inpakken, terugreizen, uitpakken,
wegzetten, administratie... dan de training
van je duiven. Tweeduizend uur is niks".
Niet buiten
Van Woesik heeft geleerd voorzichtig te zijn
met het aannemen van klussen. Hij wil van-