Feiten Slovenen wachten gelaten af Jonge 'harki's' zijn ellende beu Ontreddering in Kebri Beyah Bevlogen bewindsman Dinsdag 25 juni 1991 Redactie: 023-150225 JANINE BOS MA ALTAN ERDOGAN RONALD FRISART ic/ief ONNO HAVERSIANS PATRICK VAN DEN HURK HANS JACOBS MARGOT KLOMPMAKER JAN PREENEN SJAAK SMAKMAN Vertalingen: MARGREET HESUNGA LUUTJE NIEMANTSVERDRIET Voimgeving: RALPH KLEINHOUT EN MENINGEN SLOVENIE maakt zich morgenavond los van Joegoslavië. Maar de kleine noordelijke republiek heeft de hoop op een confederatie, een losser staatsverband, nog niet opgegeven. DE TWEE MILJOEN inwoners van Slovenië blijven vrij onverschillig on der de historische gebeurtenis die hen te wachten staat. Zoveel veranderd er voor hen ook niet: er is geen eigen munt, geen eigen paspoort en aan de grens mag iedereen verder WIM STEVENHAGEN g£2u«J'<3NeieN op ^oo^jatrm^ outwikxeu^SHULP „Stel je voor, er is onafhankelijkheid en niemand komt kijken", schreef een krant onlangs over de nationale on afhankelijkheid die de Joegoslavische republiek Slovenië morgen uitroept. De krant had niet bezorgd hoeven zijn, de buitenlandse journalisten zijn komen kijken, bij bos jes. De vraag is alleen: waarnaar? zal Ljubljana volgens Kacin 'mooier zijn dan ooit'. Ondanks een zoveelste oproep van de Joegoslavische premier Ante Markovic, gisteren in het Kroatische parlement om de eenheid te bewaren, blijven Kroatië en Slovenië bij hun be sluit zich morgen af te scheiden. Maar de Slovenen lijken er niet echt reikhalzend naar uit te kij ken. Hoewel bijna 90 procent van de kiezers enkele maanden geleden bij een referendum voor onafhankelijkheid heeft gestemd, is de bevolking be kropen door een zekere onver schilligheid. Negen van de tien voorbijgan gers in Ljubljana reageren met een stug zwijgen op de vraag wat ze van de onafhankelijkheid denken. Na enig aandringen willen sommigen nog wel kwijt dat ze het 'wel goed' vinden. Maar de meeste mensen reage ren afwijzend. „Iedereen heeft LJUBLJANA RUNA HELLINCA CORRESPONDENT Niets, maar dan ook niets in de straten van de hoofdstad Ljubl jana doet vermoeden dat mor gen een grote historische ge beurtenis plaatsvindt. Er is geen leuze, geen affiche, geen span doek of nationale vlag te zien. Of het moet bij het feest van de plaatselijke brandweer 25 kilo meter buiten de stad zijn, waar de wit-blauw-rode driekleur wat slapjes in de windstilte hangt. Dat, haast minister van infor matie Jelko Kacin zich te verze keren, heeft niets te maken met een gebrek aan enthousiasme. Het komt simpelweg omdat de Slovenen het nog steeds niet eens zijn over het definitieve ontwerp van de vlag. Maar voor morgenavond negen uur, het plechtige moment van de onaf hankelijkheid, komt daar beslist overeenstemming over. En dan daarover zijn eigen mening", verklaart een ouder echtpaar op een café-terras in een buiten wijk haast vijandig. De man wil alleen nog kwijt dat hij wel voor afscheiding is. De weinige Slovenen die hun mening willen geven, blijken vooral voor te zijn omdat ze geen betere oplossing weten. „Zeker, ik ben het ermee eens", zegt een jongen die in een bui tenwijk op straat witte t-shirts staat te verkopen. „Slechter dan nu kunnen we het niet krijgen." Hij is student aan de technische universiteit en ziet steeds vaker dat zijn afgestudeerde studiege noten niet aan de slag komen. Net als de meeste Slovenen wijt hij de economische malaise en de werkloosheid van tien pro cent vooral aan de band met Joegoslavië. „De federale rege ring in Belgrado slokt een groot deel van de Sloveense inkom sten op. Als we die hier kunnen houden, kunnen we dat geld tenminste goed gebruiken." Echt positieve toekomstver wachtingen heeft de goedlachse t-shirtverkoper niet. Het zal nog wel een generatie duren voor de Slovenen het beter krijgen, denkt hij. „Ikzelf zal daar niet zoveel aan hebben", vreest hij pessimistisch. „Ach, weet u", zegt een oudere vrouw in een van de welvaren de, met bloemen omzoomde dorpen buiten de stad, „Ik ben er wel voor, maar wat maakt mijn mening uit. Het zijn toch de politici die beslissen. Voor ons hier in het dorp gaat het werk gewoon door, wat er ook gebeurt. Ik heb hier al een oor log meegemaakt, ik ga vrijwel nooit weg, ik ben in dit dorp ge lukkig, waarom zal ik me druk maken?" De onverschilligheid is er voor een deel aan te danken dat de Sloven in tegenstelling tot hun Kroatische buren niemand heb ben om zich echt tegen af te zetten. Weliswaar is er irritatie over de Serviërs, die onder Tito een belangrijk deel van alle functies in Joegoslavië hebben bekleed en die de Albanezen in Kosovo onderdrukken. Maar Belgrado is ver weg. En van de heftige anti-Servische emoties die de straten van de Kroatische hoofdstad Zagreb beheersen, is In de onverschilligheid speelt ook bezorgdheid mee. Nu Kroa tië zich tegelijkertijd afscheidt, Rellen in Frans Narbonne nemen karakter volksopstand aan is de kans op ingrijpen van het leger of een burgeroorlog met Servië groter geworden. Boven dien heeft de Europese Ge meenschap heel duidelijk ge maakt dat Slovenië niet op er kenning kan rekenen en dat maakt de toekomst nog onze kerder. Hoe zal het straks met de export lopen, en met de bui tenlandse hulpprogramma's? Het zijn vragen waar de Slo veense regeringsleiders geen antwoord op hebben. De onafhankelijkheid is in Slovenië vooral door economi sche motieven ingegeven. En of het allemaal echt werkt, dat wachten de meeste mensen lie ver eerst maar eens af. „Feest vieren, ik?" Een studente Duits in Ljubljana moet erover na denken. „Misschien een beetje. Maar ik moet eerst maar eens zien hoe het allemaal uitpakt." Zeker is dat de Slovenen in eer ste instantie weinig zullen mer ken van hun nieuwe onafhan kelijkheid. „Op de borden bij de grens staat Republiek Slovenië, in plaats van Socialistische Re publiek Joegoslavië", weet mi nister-president Lojze Peterle te bedenken op de vraag waaraan de bevolking donderdag zal kunnen zien dat ze in een nieu we staat wonen. Maar het geld en de paspoorten zullen voorlopig niet verande ren en aan de grens met buur land Kroatië komen weliswaar douane-kantoortjes, maar het wordt een zogenaamde zachte, dat wil zeggen vrijwel onmerk bare grens. Vanaf donderdag maakt Slovenië geen deel meer uit van Joegoslavië, maar dat betekent niet dat de republiek geen deel meer zal nemen aan het overleg in Belgrado. Er blijft een twaalf man sterke fractie in het federale parle ment, er blijft een vertegen woordiger in de presidentiële raad en er blijft overleg met de centrale Joegoslavische rege ring. Peterle:Als een bedrijf failliet gaat, komt er toch ook een curator om de zaak af te handelen?" Hij benadrukt met klem dat onafhankelijkheid nog geen breuk met Joegoslavië be tekent. De weg naar samenwer king in een confederatie willen de Slovenen graag openhouden. COMMENTAAR Jan Pronk is weer bezig. Wist hij onlangs aanval len op zijn budget voor ontwikkelingssamenwer king met succes af te slaan, nu wil hij zelf het snoeimes hanteren. De bewindsman wil bezuini gen op Nederlands onderzoek voor de Derde We reld. En landen als India die vrij veel Neder landse hulp krijgen, maar die mede daardoor niet meer behoren tot de allerarmsten zullen ook minder gul worden bedeeld. Ten dele wordt Pronk daartoe gedwongen door triest toeval. Als gevolg van bijvoorbeeld natuur geweld in Bangladesh moet hij veel noodhulp op hoesten. In deze tijd van bezuinigingen alom kan hij daarvoor bij zijn collega-ministers geen extra geld lospeuteren. Wat hij nodig heeft, moet hij op zijn eigen begroting vinden. Pronk is dus ge dwongen de zwaarst getroffen gebieden wat ex tra's te geven ten koste van landen die het wat minder slecht gaat. Voor een ander deel komen Pronks plannen ech ter neer op een bijstelling van het beleid. Dat geldt vooral de bezuinigingen die hij wil doorvoe ren op Nederlands onderzoek voor de Derde We reld. Door dat onderzoek efficiënter te organise ren, valt geld te besparen, maar Pronk gaat ver der. Hij wil onderzoeksactiviteiten vanuit Neder land overbrengen naar de Derde Wereld. Dat is vervelend voor instellingen als de Wageningse Landbouwuniversiteit, maar wel erg logisch. Het is toch hoogst merkwaardig dat, zo'n dertig jaar nadat de meeste koloniën staatkundig onafhan kelijk werden, het meeste onderzoek voor de Der de Wereld nog in de oude 'moederlanden' wordt verricht. Dat Pronk op dat gebied enige dekoloni satie nastreeft, verdient steun uiteraard op voorwaarde dat de kwaliteit van het onderzoek op peil blijft. Verder wil de minister minder nadruk leggen op technologische research en meer op sociaal-we tenschappelijk onderzoek. Het uitdenken van al lerhande technieken voor de Derde Wereld is nuttig, maar het is toch vooral zaak dat technie- ken in de samenlevingen ter plaatse goed toepas baar zijn. Pronk lijkt die realiteit nu in beleid te willen omzetten, en terecht. In dit tijdperk van technocratisch bestuur en administratief gepeu ter achter de komma doet het weldadig aan weer eens een bevlogen bewindsman aan het werk te Vluchtelingen heen en weer tussen Somalia en Etiopië Een gemaskerde jonge haiki weegt zijn wapens in de strijd met de Franse politie. PARUS» HANSGERTSEN CORRESPONDENT Nadat verschillende Pariise voorsteden de afgelopen weken al werden geteisterd door rellen en onlusten, was het afgelopen week einde opnieuw raak in een Franse voorstad. Dit keer leverden jongeren van Noordafri- kaanse afkomst drie nachten lang slag met de politie in een buitenwijk van de Zuid franse stad Narbonne. De voorlopige ba lans: veertien gewonde agenten, in brand gestoken auto s en drie arrestanten. En in Narbonne is het nog verre van rustig. De gewelddadigheden in Narbonne lijken in veel opzichten op de rellen die zich de af gelopen weken in diverse Parijse voorste den voordeden. Net als in Mantes-la-Jolie en Les Mureaux moest de politie het in de Cite des Oliviers opnemen tegen tientallen Noordafrikaanse jongeren. Dit keer ging het echter niet om 'normale' jongeren van Tu nesische of Algerijnse origine, maar om 'harki's'; nazaten van Noordafrikaanse sol daten die tijdens de Algerijnse onafhanke lijkheidsoorlog aan de zijde van de Fransen vochten. Een vergelijking met de Nederlandse Mo- lukkers drinet zich op. Net als de Molukkers moesten de harki's na afloop van de kolo niale oorlog in allerijl hun land verlaten om aan de woede van het Algerijnse volk te ontsnappen. En riet als de Molukkers leef den de ruim 135.000 harki's en hun gezin nen jarenlang in afgelegen kampen. Anno 1991 zijn de kampen vervangen door troos teloze buitenwijken van grote steden, voor al in Zuid-Frankrijk. De harki's wonen nog altijd in grote groepen bijeen en van inte gratie in de Franse samenleving is nauwe lijks sprake. De harki's zijn het slachtoffer van een dub bele discriminatie: ze worden niet alleen door de 'echte' Fransen als een soort twee derangs burgers gezien, maar ze worden al evenmin geaccepteerd door de overige Noordafrikanen, voor wie ze nog altijd ver raders zijn die aan de verkeerde kant voch ten in de koloniale oorlog. Bovendien wordt de harki-gemeenschap verscheurd door een generatie-conflict. De jongeren vinden in meerderheid dat hun ouders destijds een verkeerde keuze hebben gemaakt door voor de Fransen te vechten. Samen met de enor me werkloosheid onder de harki's, de troos teloze woonomgeving en de grote scho lingsachterstand van veel jongeren is dat voldoende materiaal voor een explosieve si tuatie. Afgelopen vrijdag kwam het in de Cite des Oliviers bij Narbonne tot een uitbarsting. Nadat de politie vrijdagnacht drie jongeren had gearresteerd die enkele auto's in brand hadden gestoken, keerden tientallen jonge ren zich tegen de oproerpolitie. De agenten werden bekogeld met stenen en molotov cocktails en groepen jongeren wierpen bar ricades op in de wijk. Zaterdag eisten de jongeren de vrijlating van de drie arrestan ten, anders zou heel Narbonne in vuur en vlam gezet worden. Toen de autoriteiten geen gehoor gaven aan dat ultimatum, braken er opnieuw on geregeldheden uit. Zowel zaterdag als zon dagnacht was de Cite des Oliviers wederom gehuld in wolken traangas en rook van brandende barricades. Een ander belangrijk verschil met de rellen in andere voorsteden is dat de jonge harki's in Narbonne blijkbaar op nogal wat steun kunnen rekenen. Verschillende organisaties van gerepatrieerden en tal van andere har- ki-gemeenschappen in Zuid-Frankrijk spra ken zondag hun onvoorwaardelijke steun uit aan de opstandige jongeren. Volgens de organisaties van gerepatrieerden heeft de Franse staat ernstig gefaald bij de opvang van de harki's en niet genoeg moeite ge daan om hen in de Franse samenleving te integreren. „De regering moet nu snel de nodige middelen uittrekken en een goed in tegratiebeleid opzetten, anders voorzie ik een drama. De jongeren willen werk en een fatsoenlijke leefomgevoing aldus een woordvoerder van Recours, de grootste be langenorganisatie van de ex-Algerijnen. Dé nieuwe geweldsuitbarsting valt samen met een hevig politiek debat over het immi gratiebeleid. Van uiterst rechts tot links gaan steeds meer stemmen op om een eind te maken aan het toelatingsbeleid dat ja renlang veel te ruimhartig zou zijn geweest. KAMP KEBRI BEYAH RICHARD POWPEN THE INDEPENDENT Terwijl ik mijn arm om de schouder van de verpleger sla, siddert het kind en sterft. Abdi Mohammed Nor was één jaar oud, een verschrompelde foetus met een wanstaltig hoofd. Hij overleed aan longontsteking. De verpleger, Mustafa Abdi, probeert hem weer tot leven te brengen, maar het is al te laat. „Hij heeft zuurstof nodig en dergelijke apparatuur hebben we hier niet", legt Mustafa uit, als we het mistroostige halfduis ter van de medische tent verla ten. Dit is een understatement. In de tent, waar ongeveer hon derd kinderen met hun moe ders op stukken plastic op de vloer zitten, is het enige medi sche hulpmiddel de stetho scoop in Mustafa's hand. De volgende ochtend hebben de doodgravers om tien uur al vijf kinderen begraven. Elke dag breiden de kegelvormige steen hopen die de graven markeren zich verder uit. Kebri Beyah is het ergste van de elf kampen in oostelijk Hararge, waar bijna één miljoen Somati sche vluchtelingen en duizen den Etiopiërs die uit vluchtelin genkampen in Somalia zijn ge vlucht, samendrommen. Hoe wel Kebri Beyah het dichtst bij het regionale hoofdkwartier van de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties ligt, hebben de VN-func- tionarissen sinds hun aankomst in februari nauwelijks acht ge slagen op de 85.000 kampbewo- Het kamp is een plaag van klei ne koepeltentjes vijftig kilome ter ten zuiden van Jijiga. Het zijn bouwseltjes van stokken bedekt met jute zakken, lompen of gras - een schamel aftreksel van de tenten van Somatische nomaden. Veel tentjes zijn zo klein, dat je er niet in kan staan of liggen. Toch wonen in iedere tent vier of vijf magere, in vod den gehulde mensen. Op de ka le vloer staat weinig meer dan een paar potten en een mand, en in het gunstigste geval ligt er nog een oude deken. Voor voedsel en water zijn de vluch telingen volledig afhankelijk van hulp van buitenaf. Volgens Mustafa liggen zo'n honderd kinderen in intensive careen dagelijks komen er nieuwe bij. Ongeveer 65 pro cent van de kinderen is onder voed. Er zijn epidemieën van mazelen en tuberculose uitge broken. De oorzaak is simpel, zegt Mustafa: „Er is niet genoeg voedsel in het kamp." Achter de schrijnende verwaar lozing van het kamp door de VN gaat een verhaal van wanhoop schuil. Deze mensen zijn dub- bel-vluchteling. De VN doet het voorkomen alsof ze naar huis terugkeren, maar deze mensen hebben geen huis. Deze 85.000 vluchtelingen zijn Somaliërs van de Abskul-stam die onge vraagd de Etiopische nationali teit kregen toen de grens in de jaren vijftig werd getrokken. Toen Somalia in 1977 Etiopië f binnenviel om Ogaden te ver overen, kozen ze de kant van de indringers. Hierop werden ze door Etiopië verdreven en vluchtten over de grens naar noord-Somatia, waar ze in vluchtelingenkampen terecht kwamen. Hier werden de man nen van de stam door de Soma tische regering bewapend om te vechten tegen de plaatselijke re bellen: de SNM (Somatische Nationale Beweging). Vluchte- lingennederzettingen werden bewapende kampementen en toen noordelijk Somalia in ja nuari in handen van de SNM viel, werden de vluchtelingen De VN, die de kampen in Soma lia al hadden verlaten wegens de burgeroorlog, lanceerden een 'repatriëringsaktie' om de vluchtelingen voedsel, gereed schap en onderkomen te ver schaffen, zodat ze 'naar huis' konden gaan. Er kwam weinig respons op de aktie en de mees te vluchtelingen die hulpgoede ren ontvingen, verkochten ze om meer rantsoenkaarten te kunnen kopen en zo in het kamp te kunnen blijven. Veel vluchtelingen die de plaats waar ze vóór 1977 leefden, hebben bezocht, zeggen dat Etiopiërs alles hebben ingepikt. De no maden onder de vluchtelingen hebben geen enkel stuk vee en kunnen onmogelijk naar hun vroegere levenswijze terugke ren. Ze zijn permanente vluch telingen geworden. „Waar willen jullie wonen?", vroeg ik een van hen. „Ik wil wonen waar de VN me van voedsel voorzien", was het ant woord. Een uitgedroogd en ondervoed kind, op sterven na dood, in Kebri Beyah. FOTO AFP JEROME DELAY

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 2