Cultuur De meest getrouwde man van Nederland als minnaar c I, Liefde als 'n beignet in kokende olie Toen er in Bonn nog malaria heerste Een hond die God heeft gezien Donderdag 16 mei 1991 Redactie 071-161400 CEES VAN HOORE RENEE DE BORST Eindredactie HANS SONDERS Vormgeving ED PETIT RUTGER J HOOGERDUK 13 BOEKEN 'Mijn beter ik': de liefde tussen Rubinstein en Carmiggelt RECENSIE SOPHIE VERBURGH Mijn beter ik door Renate Rubinstein Uitg Meulenhoff 29.90 ommige boeken zijn zo mooi en met zoveel liefde geschreven, dat je tijdens het lezen ervan merkt dat je van de schrijver gaat hou den. Als het uit is, draai je het boek stilletjes om in je hand en denk je: dit hou ik altijd bij me. Zon boek is 'Mijn beter ik' van Renate Rubinstein. Na haar dood. in november 1990, vond men bij Renate Ru binstein het manuscript van dit boek. Het zijn de herinneringen aan de jarenlange verhouding die de schrijfster had met Si mon Carmiggelt. Om de schoonheid van hun liefde en het beeld van Carmiggelt als toegewijde minnaar en prachtig mens niet aan de vergetelheid prijs te geven, heeft ze de vrolij ke en trieste herinneringen wil len vastleggen. "Een monu mentje van de klandestiene we duwe. om zichzelf te troosten en hem te eren". Na tien jaar zwijgen is Rubin stein daar met 'Mijn beter ik' ontroerend goed in geslaagd. Het is kies van de uitgeverij dat het boek pas na de dood van de vrouw van Carmiggelt is uitge geven. De geschiedenis van hun ver houding is als een sprookje dat met enige wreedheid in de ob jectieve werkelijkheid is gesitu eerd. Die werkelijkheid was dat Rubinstein in 1977, toen de ver houding begon, 48 jaar oud was, nog worstelend met haar echtscheiding en met haar ziek te. Carmiggelt was 64 en "de meest getrouwde schrijver van Nederland". Rubinstein schrijft over de lieve en haast dartele manier waarop zij en Simon van elkaar geno ten. Weg is de spitse, onafhan kelijke 'Tamar' die wij kennen, weg de lieve, oude, altijd wat verkreukeld ogende 'Kronkel'. In het jaar 1978 zagen ze elkaar niet. Carmiggelts vrouw Tiny, aan wie Simon alles vertelde omdat het anders "zo smoeze lig" zou zijn, kon er niet meer tegen. Na dat jaar besloot Car miggelt om het dan maar niet meer te vertellen. Dit bedrog gaf hem geen schuldgevoel, hij bleef loyaal aan zijn vrouw maar vond niet dat hij zijn grote liefde voor Rubinstein daarvoor hoefde op te geven. Op haar vraag hierover antwoordt hij: "Ik hou van jou. daar kan ik me toch niet schuldig over voelen?" Tot aan 1987, het jaar waarin hij overleed, kwam Carmiggelt elke dinsdag bij Renate langs. Dage lijks schreef hij haar brieven en kaarten, met grapjes en liefdes verklaringen. Ze beschrijft aan de hand van citaten uit zijn schrijfsels en haar dagboek hoe ze lachten, praatten en vrijden in haar 'groene kamer'. Trots schreef ze erover in haar dag boek, dat elke dinsdagavond meldde: "S. was hier. Wat wa ren weblij". Wonderlijk Het blijkt dat Carmiggelt naast zijn gelukkig getrouwde leven - een leven waar de mensen hem zo om bewonderden - in die tien jaar alle beschikbare tijd besteedde aan het afstropen van markten op zoek naar nieu we prentbriefkaarten en ca deautjes. Als ze niet samen wa ren kon hij altijd nog hard aan haar denken. Ook veel van zijn Carmiggelts 'Kronkels' blijken op deze ver houding te zinspelen. Zo staat het Werthehnpark voor het Sarphatipark tegenover Rubin steins huis. Steevast te vroeg voor afspraken, zat hij daar vaak alleen op een bankje te wachten tot het tijd was. Heel roerend laat Rubinstein hem vertellen dat dat, ongeacht het weer, heerlijke momenten waren, als hij "zo bijna bij haar was". Toen zijn vrouw door een oogziekte en andere kwalen steeds beslag op hem legde en hem met haar somberheid aantastte, bleef hij bij haar. Maar in een 'Kronkel' uit die tijd laat hij een oude man in het Wertheimpark venellen over diens vrouw. Na een lang en gelukkig huwelijk was zij overleden. In plaats van verslagen te zijn had hij echter al snel een nieuwe liefde- ..."Wonderlijk. hè". Het sprook je kon natuurlijk niet duren. In de laatste jaren werd Carmiggelt steeds somberder en in beslag genomen door de zorg voor zijn \touw. Rubinstein werd zwak ker door haar ziekte en kon nooit het initiatief nemen om dat opbellen of schrijven naar huis onmogelijk was. Ze schrijft hoe ze gewend raakte aan de dagelijkse liefdespost, die voor haar aan kracht inboette. En ze werd steeds jaloerser op Tinv, hoewel wond dat die jaloezie ilh g.i.il was. Jn de laatste maanden voor Carmiggelts dood zagen ze elkaar nauwelijks meer. Hi] werd hH del en son der zijn bezoekjes en vrolijk ini tiatief liep het niet meer In no vember 1987 overleed hij. Rena te Rubinstein had haar grote liefde verloren en daarmee een deel van de troost en de kracht om haar zelfkritiek en haar ziek te te bestrijden. Na zijn dood schreef ze twee jaar aan dit ge denkteken. 'Mijn beter ik' is een mooie, troostrijke herinnering aan twee schrijvers die Neder land nog lang zal missen. Na raketvlucht ritje te paard «ICENSM WfT AAR De mrm n óe rum*. P Smoédm Actuele Oodeowefpen. no 2I6V 3 50 Even leek het er 12 april 1961 op dat loeri Gagann. net lenig uit de ruimte, te paard naar de dichtstbijzijnde telefoon moest rijden tal te molden du hij heelhuids terug was gekeerd van de eerste bemande ruimte- vlucht. Gelukkig stroomden al snel boeren toe die op de radio het nieuws van de ruimtcvlucht hadden gehoord. Ruimtevaartjournalist en hoofd van het Zeiss planetarium Ariis. I' Smoktof» Ih-m hnift lil het AO boekie 'De mens in de ruimte' de afgelopen dertig jaar bemande nnmtevaan. Hoewel er nel weer nieuwe Nederlandse kandidaat astronauten zijn ge kozen, blijft de bemande ruim tevaart wat voortsukkelen. In de Sovietunie richt alle aan dacht zien tegeNwoordig op de bouw \an ruimtewerkplaatsen ili. htbi| de aarde ><>k de wrs terse landen bouwen inmiddels gezamenlijk aan zo n nnmteMa tion. Prachtige brieven van Theodor Fontane LITERATUUR RECENSIE BERT KUIPERS Bneven. Theodor Fontane Pnvé Domein nr. 172, vertaald door Tmke Davids. gekozen en van een nawoord voorzien Het ware epistolaire talent uit zich niet zo zeer in het schrij ven van een mooi gestileerde brief, maar eerder in de gedre venheid waarmee een corres pondentie bij voortduring en onder de meest uiteenlopende omstandigheden op een hoog staand niveau wordt gevoerd. Wat daardoor onbedoeld on- staat, is een soort^ostaal zelf portret van een schrijver en zijn opvattingen tegen de achter grond van zijn tijd. Die ad hoe karakterisering past uitstekend bij Theodor Fontane, die evenals Gustave Flaubert een brievenschrijver bij uitstek was. Hij schreef tijdens zijn le ven. dat duurde van 1819 tot 1898, tienduizenden brieven aan zijn vrouw, familieleden en vrienden. Dat er 5000 van be waard zijn gebleven, danken we mede aan de oplettendheid van een Oostduitse schoonmaakster in het 'Arbeiterwanderheim' van Müncheberg. Zij zag uit één van de vele dozen 'met rommel' een begrafenislint met Fontanes naam hangen en sloeg alarm. Ze verhoedde zo dat de papie ren met de vuilnisman werden meegegeven, een lot dat veel cultuurgoed in de Arbeiter und Bauernstaat helaas ten deel is gevallen. Bezorger Hans Ester vermeldt dit voorval in het na woord bij zijn keuze van Fonta nes brieven, die onlangs in de serie Privé Domein in een kloek deel zijn uitgegeven. Jaren heb ik gedacht dat het mooiste deel tje uit die reeks van egodocu menten het brievenboek 'Haat is een deugd' van Gustave Flau bert was, maar nu ik de brieven van Fontane heb gelezen, ben ik daar niet meer zo zeker van. Uit Fontanes brieven komt een beeld naar voren van een man die naarmate hij ouder wordt steeds meer op dreef raakt in zijn schrijverschap en die onder alle omstandigheden - hoe wis selend van aard ook - over de deugd van het evenwichtig oor delen en handelen beschikt. Fontane schrijft bovendien zo loepzuiver, zo beminnelijk en zonder ondertonen van sarcas me of chagrijn, dat je hem - hoe meer je van hem leest - haast vanzelf gaat zien als het toon beeld van een reeds lang vervlo gen Pruisische prudentie. Le style c'est l'homme, al moet daarbij wel worden vermeldt dat hij in zijn latere brieven met de kwalijke stelligheid van een 19de eeuwer ronduit antisemiti sche uitspraken doet. Dat een zo eminent man niet geheel vrij is van vooroordelen, verbaast honderd jaar na dato. te meer daar één van zijn meest geliefde correspondentievrienden van joodse afkomst is. Maar Fontane is in dat opzicht kind van zijn tijd, dat zijn lage dunk over de christenen en hun clerus overigens ook niet onder stoelen of banken steekt. Van de Pruisische landadel moet hij evenmin veel hebben, hoewel zijn verhouding tot deze ver molmde vertegenwoordigers van eer en geldzucht, opportu nisme en carrièrisme nogal am bivalent is. Dat kan zijn oorzaak vinden in het feit dat zij vaak in zijn romans optreden en een schrijver koestert zijn persona ges nu eenmaal. Malaria In een brief uit 1875 schrijft Theodor Fontane. hij is dan 55 jaar: "Alles verbleekt met de ja ren: er is maar weinig dat met frisse kleur in ons voortleeft". Tot dat weinige behoort in elk geval zeker zijn roman 'Effi Briest' die tegenwoordig gezien wordt als de Duitse pendant van 'Madame de Bovary' en ook de 'Wanderungen durch die Mark Brandenburg', waarin on vergetelijke passages te vinden zijn. Fontane zal dus in zekere zin wel blijven voortleven. Toch is hij nadrukkelijk afwezig in het grootste deel van zijn oeuvre en daarom geef ik de voorkeur aan zijn brieven. Hij schetst daarin op onovertroffen wijze in fris en tijdloos aan doend proza een portret van zichzelf. Daarnaast geven deze brieven een beeld van de Pruisi sche Zeitgeist'. De betiteling 'actueel' is hier niet op zijn plaats, want de postkoets rijdt nog in deze brieven, cr heerst malaria in Bonnn en tegen ner veuze indigestie en tandkram- pen helpen slechts water en veel rabarber, zeeppleisters of koude afwrijvingen. Thomas Mann beweerde dat Fontanes proza "in het aange zicht van de poèzie is geschre ven". De verleiding is dan ook groot om hier met citaat na ci taat, het één nog mooier dan het andere, de juistheid van die stelling aan te tonen. Bij al die lofprijzingen hoort echter ook kritiek. Hoewel het natuurlijk ondoenlijk is om het grote aan tal personen en gebeurtenissen waarvan Fontane in zijn brieven gewae maakt, afdoende in de aantekeningen toe te lichten, laat dat notenapparaat van de bezorger behoorlijk te wensen over. Soms dist Fontane ons be langwekkende zaken op die schreeuwen om een commen taar. in de aantekeningen zoek je dan vaak tevergeefs, lammer Dok het register is niet helemaal foutloos, maar het zij de bezor ger vergeven. Het zijn immers de brieven die tellen en die zijn - ik zeg het nog maar eens - af komstig van één van de grootste epistolaire talenten die de we reldliteratuur kent. Het is lang geleden dat ik zo geboeid met een landkaart naast het boek uren achter elkaar onverstoor baar heb zitten lezen. J.C. BIOEM RONDEAU Jannie zoende me, uit de stoel waar zij in zat opgesprongen. Tijd, jij dief, die elk gevoel Op den duur hebt weggedrongen Noem mij oud, versleten, kaal, Geef voor alles me onvoldoende, Maar vergeet niet, dat me eenmaal Jannie zoende. Naar Leigh Hunt Dit kleinood is te vinden in 'J.C. Bloem, verzamelde gedichten', onlangs heruitgegeven bij Athe neum-Polak van Gennep in de serie Nederlandse Klassie ken. Deze prachtige uitgave (IS BN 90 253 02777) is verschenen in een eenmalige goedkope edi tie van 25.-. In het boven staande versje heeft Bloem zich laten inspireren door een ge dicht van Leigh Hunt. Een kus is eigenlijk een ncpgc schenk. Hoeveel kussen je ook hebt gekregen, nergens zijn ze meer terug te vinden Kussen ze vervluchtigen, verdampen, op het moment dat je ze krijgt. Dat zoiets ijls zo'n grote indruk kan maken op een mens. Daarover schreef Munt. en zijn 'tolk', J.C Bloem, maakte cr een onvergetelijk gedicht van Verhalen Buzzati puzzels van bovennatuurlijke proporties RECENSIE WIM Dl WAGT De hond d« God heeft gezen. Dmo Uitg Goossem 29.50 De romans en verha len van de Italiaan- si- schrijver i too Buzzati (1906-1972) hebben meestal een eenvoudig gegeven als uitgangspunt. De lezer wordt een stukje alledaagse werkelijk heid gepresenteerd, dat vervol gens in een handomdraai wordt omgetoverd in een fantastische puzzel van dikwijls bovenna tuurlijke proporties. In dc verzamelbundel 'De hond die God heeft gezien' zijn veer tien van Buzzati's korte verha len opgenomen. Bij sommige laat de schrijver de mogelijkeid open dat het fantastische, het onmogelijke, het gevolg is van geloof, bijgeloof of gewoon de verbeelding van zijn persona ges. Zo voert dc auteur in "Wan neer dc avond valt' dc succes volle boekhoud» Stolo I kna op, zojuist bevorderd tot hoofd van de accountantsafdeling van sflo firma. Wanneer Tarra een geluid meent te horen op zijn zolder, gaat hij naar boven en komt tot zijn verbazing oog in oog te staan met /k hzelf als kleine tongen wn een km <>i twaell Het kind vraagt hem wat cr van Sisto geworden is: heeft hij zijn jeugddromen en verlangens waargemaakt? Tarra moet bc kennen dat dit niet het geval is Zelfs zijn gebeden heeft hij ver geten Het is dit soort beproefd volks- moralisme dat de kern van de meeste verhalen van Buzzati vormt. De Italiaan, tevens be roemd geworden als wirlcrjour- nalist v an het Milanese dagblad 'Corrierc dclla Sera', is geen i grote gedachten of 1 ormenae thema's. In of he- Tekening gebruikt voor de voorkant van het boek Hij is van de hand van Dino Buzatti, die ook ais beeldend kunstenaar zeer getalenteerd was ILLUSTRA TM DMO BUZZATI man van p mclbcston houdrlijk gaat hij zelfs tamelijk eenzijdig te werk Het best is Buzzati op dreef in die verhalen waaraan, al dan niet opMHgk een eymboii ■dn hm ruwde Mgwowl Het verhaal /elf als fantastische metafoor. Een prachtig voot beeld wat dat betreft is l)c Ko- lomber'. In wn gelijkmatige ca- dans,die karaten ritdek! n Bu id natuurtifbe, m opg smukte stijl, wordt het levens verhaal geschetst van dc zee man Stefano. Zolang hij al vaart, wordt Stefano achtervolgd door de Kolom her. een soort naai De mythe wil dal alleen degene op wiens leven dc kolomher hei heeft gemunt het verschrikkelij ke zeedier kan aanschouwen. De kolomher zal niet rusten eer de ongelukkige is verongelukt. Stefano tart het noodlot door gewoon door te bli|\en varen, dc kotomber hardnekkig in zijn kielzog. 1 rnmaal oud en gn|s. wanneer hij zijn einde voelt na deren. stapt hij in een sloep om het duel van man tot dier uit te vechten. In plaats van hem te verslinden reikt dc haai Stefano de beroemde Parel van de Zee' aan. "die aan teder die hem be- zil njkdom. macht, liefde en viedc verschaft.' Helaas, voor Stefano is het te laat. Zijn hele leven heeft hij zich laten voort - drijven door een noodlottigr il lusie. De verhalen van Buzzati doen denken aan sprookjes, fabels, onvervalste nachtmemes ge huid in de schemering van de film noir. of simpele volksver MilM In het relalief lange ti telverhaal gaat dc hond van de overleden kluizenaar Sihrstro langzamerhand als het geweten fungeren van een goddeloze dorpsbevolking De hond ia- Ironr was namHijk hij zijn baat toen deze In het vrld net Ifcht* zag. aldus de angstige dnrnelin grn Maar dan blijkt de ccnie hond van Silvrstrn al lang gele den op het graf van de kluize naar te zijn grstorvcn. Dc dorpsbewoners, die inmiddels hun leven hebben gehelmd, hebben zichzelf voor de gek ge houden. Na het ondergaan van verschillende femi nistische golven zal niemand het spreek woord 'De liefde van de man gaat door de maag' snel meer in de mond durven nemen. De Mexicaanse Laura Esquivel deinst er echter niet voor terug een roman te schrijven over een vrouw, die door middel van allerlei verrukkelijke gerechten haar gevoelens aan haar onbereikbare liefde kenbaar maakt. Sterker nog. in Rode rozen en tortilla's' is de liefde zelf een gerecht dat met zorg bereid wordt. 'Ze draaide haar hoofd om en haar ogen ontmoetten die van Pedro. Op dat moment begreep ze wat het beslag van een beignet moet voelen, wanneer het in contact komt met kokende olie l>e sensatie van warmte die door haar hele lichaam trok was zo echt dat Tita hang was dat er. net als bij een beignet, bel letjes uit haar hele lichaam - haar gezicht, haar buik. haar hart, haar borsten - zouden komen Vanaf het moment dat Pedro en Tita elkaar aankijken weten ze dat ze voor elkaar geschapen zijn. Aan dc hand van twaalf recepten vertelt Esquivel hun ge schiedenis. Dc lezer volgt stap voor stap de bereiding van de traditionele Mexicaanse gerechten, waarmee Tita Pedro in vervoering brengt. Maar door toedoen van Mama Elena - haar ijzeren wil is wet - trouwt niet Tita maar haar zus Rosaura met Pedro De bruids taart die Tita voor de trouwerij maakt is bitter van haar tranen. Neerslachtig verlaten de gasten de brui loft. Ook door andere gerechten draagt Tita. ongewild, haar gevoelens uil. Dc kwartels in ro/eblaadjes bren gen het vuur van haar liefde over op haar zus Gertru- dis. Gertrodis' lichaamswarmte is zo groot, dat het houten hokje van de douche in brand vliegt de druppels uit het reservoir verdampen voordal ze haar lichaam raken. Verrukkelijk De liefde, het leven en zelfs hel sterven staan in het teken van eten. Een acute darmverstopping wordt Rosaura noodlottig en Mama Fiona sterft doordat zij. uit wantrouwen voor het voedsel van Tita. tc veel braakmiddel inneemt Esquivel beschnift dergHi|kr groteske gebeurt missen met een grote natuurlijkheid De roman wordt daar door zeer verrassend Bovendien zet de schrijfster de lezer ren paar keer op het verkeerde been en geeft dan bet verhaal weer een onverwac hte «vending Hierdoor is 'Rode rozen en tortilla Y een echt ver haal geen verslag van gpbrurtenissm die. als ze niet waar zj|n. waar zouden kunnen zijn EaqutvH benut m haar roman alle vnjhedrn van een vrrhalenvrrtH Ier en zet do werkelijkheid naar haar hand Toch is het boek niet onwaarschijnlijk. Het verloopt zoals het moet verlopen volgens de wetten die het verhaal zrlf gesteld herft Tita en Pedro woolen uit eindelijk minnaar* Het vuur waarmee zij de liefde bedrijven zet de boerden) in lichterlaaie en alleen hef kookhoek komt ongrschonden uit de strijd van leven en liefde Rode rozen en tortilla Y kan met recht een verrukke lijk boek worden genoemd DM is ook zeker de ver dienste v an Franc ine Mrndeiaar en Hamél Pelen die het boek uit het Spaans vertaalden Door de viol le. soepele spreektaal lees je bet boek in éen teug uil

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 13