VERPLEGING
'Ik hou
nog
steeds
van dit
beroep
Eindredactie WILLEM SCHRAMA Coördmatte INEKE VAN DER MEER Vo<mgev*i? RUUD VOGELESANG FRED VAN GELDEREN
j DE DAG VAN DE
„Ik wil dit blzirre dingen mij blijven opvallen en dat Ik daar wat van kan leggen
roro oiworvrto,ik*f CfRAiO vvro«i«
Morgen, 12 mei. De Dag van de Verpleging. Een moment om even stil te staan bij
al diegenen die dagelijks onder grote druk en moeilijke omstandigheden hun werk
doen. Een dagje met Hennie van de Glind. verpleegkundige. „De mentale druk... Ik
denk dat ik daar gevoeliger voor ben dan voor de fysieke last. Leed kan me stevig te
pakken hebben."
PETER HEERKENS
Op de intensive care kijkt de vrouw
aan de rand van het bed naar haar
man die haar al dagen niet meer
ziet. Even over de zestig lijkt ze. Het monitor-
scherm geeft hartritme-testbeeld. Een program
ma dat het einde nadert. Ze hadden samen nog
zo veel plannen, vertelde ze het personeel van
de afdeling.
Verpleegkundige Hennie van de Glind (33
jaar) staat in haar werk voor de zoveelste keer
oog in oog met de dood. Daar heeft ze al vaak
ruzie mee gehad. „Dat ik huilend van woede
dacht: wèt onredelijk, dit overlijden. Wat een
vak heb ik toch... Al dat leed... Ie verdient het
zout in de pap niet... Eén en al ellende om je
heen... Ik lijk wel kierewiet... Ik stop d'r mee..."
Dit keer kan ze vrede hebben met de dood.
„Meneer is zó totaal op. M'n gevoel zegt: wat
heerlijk voor 'm dat-ie binnenkort niet meer
hoeft te lijden. Ik heb meer met z'n vrouw te;
doen dan met hem."
Ze is met haar gaan praten. Over het in een
leeg huis komen na het zie
kenbezoek. En over de erva
ring van het zien hoe haar
man zo reddeloos voor het le
ven verloren ligt.
Het goed uiten van medele
ven kan Hennie van de Glind -
zegt ze - nog niet zo lang. Pas
een maand of drie; sinds het
overlijden van haar vader. Niet
dat ze nooit betrokken was.
„Ik heb vaak gedacht: ik ben te
betrokken. Opwinding over
het botte gedrag van bezoe
kers aan het ziekbed. Veront
waardiging over de autoritaire
houding van een specialist
naar de patiënt toe. Sterke
emotie bij het zien van lijden.
Maar in gesprekken daarover
vond ik moeilijk de goede
toon. Dat besefte ik na het
ziekteproces en het overlijden
van mijn vader. Dat heeft me
sterk veranderd in mijn ge
voelsmatige benadering naar
patiënten en familie toe."
Wat erachter zit
„Ik kende 'ziekte' en 'overlij
den', maar niet wat daarachter
zit aan diepe emotie. Dat kon
ik hooguit vermoeden. Nu
weet ik uit persoonlijke erva
ring wat dat is. Vroeger zou ik
met familie nooit gesproken
hebben over dat ellendige ge
voel van thuiskomen en dat
machteloze verdriet bij het
zien van het naderende einde. Ik had tegen die
vrouw gezegd: 'Hoe gaat het nu met u...?' Veel
verder dan algemene opmerkingen bracht ik het
niet."
„De verpleging is een vak waarin je groeit
door levenservaring. Maar er gaan overwegend
jongeren in aan het werk. Ie kunt met 17 jaar en
7 maanden naar de A-opleiding. Wat heb je op
die leeftijd nou meegemaakt...?! En wie eerder
wil, kan er met 17 jaar al aan beginnen als ver
pleeghulp of assistent. In hun nood doen daar
vooral verpleeghuizen en verzorgingshuizen
nogal eens een beroep op. Een vreemde invul
ling van het arbeidsterrein, vind ik. Bij verdere
bezuinigingen en door de groei van de vergrij
zing zal die situatie steeds meer gaan voorko
men. Dat is zorgelijk."
„Ik ben enige tijd full-time docente geweest in
de opleiding voor verpleegkundige; nu nog, een
dag in de week. Wat ik merk is dat voor veel van
die jongeren de opdracht zwaar is. Ze zitten met
de problematiek van hun ontwikkelingsproces,
en in de verpleging krijgen ze dan ook nog eens
het drama van het leven over zich heen. Ik denk
wel eens: je bent niet eens volwassen, je bent
nog niet aan al dat leed toe... Ga gewoon iets
leuks doen tot je twintigste."
Niet uit roeping
Zelf ook op haar zeventiende begonnen. „Nee.
Niet uit roeping. Ik wilde gewoon het huis uit.
Wat is er dan mooier dan de verpleging? Op ka-
Terechtgekomen in een centrum voor epilep-
sie-bestrijding. „Achteraf verbaas ik me erover
dat ze me dat werk lieten doen. Lichamelijk en
geestelijk was ik er te jong voor. Niet goed voor
de mensen die ik moest verzorgen."
Over naar het ziekenhuis: opleiding A-ver
pleegkundige. Actief in de leerlingenraad.
„Beetje rebels. Op- en aanmerkingen over de
mensen die voor de klas stonden. Bezwaren le
gen de houding van artsen; dat hautaine soms
van ze. Die hiërarchie. Ons niet groeten, dat
soort dingen."
Een tijd met twijfels. „Zat m'n dienst erop en
dan dacht ik: ik ben helemaal niet aardig ge
weest voor de patiënten. Alleen maar rennen en
draven. Ik holde mezelf voorbij. Wie met mij
werkte wist dat-ie om tien uur klaar was. Ik
stond bekend als de vrolijke, snelle zuster. Een
collega die het even goed deed als ik. maar er
langer over deed omdat ze tijd nam voor contact
met patiënten, werd minder gewaardeerd. In de
verpleging telt zichtbaar resultaat altijd zwaar."
Geslaagd voor verpleging A. een jaar nage
werkt op de afdeling chirurgie en toen de vraag:
„Moet ik dit doen tot mijn vijftigste? Er zal toch
wel méér zijn?"
Getrokken door nieuwsgierigheid, gaan wer
ken op de intensive care. de afdeling waar het
leven aan draden van apparatuur hangt. „Men
sen die er hadden gelegen spraken soms over de
intensive care als 'de hel'. Er zijn patiënten die
daar in januari hun bewustzijn verliezen en er
gens in april weer wakker worden; dat is raar.
Heruiie van de Glind,
verpleegkundige in hart en nieren
Een afdeling van angst. Ik wilde weten wat dat
voor een patiënt inhoudt, angst en daardoor in
de war zijn."
Weer die twijfel
De speciale opleiding 'verpleegkundige intensi
ve care' gedaan. Met succes. Weer die twijfel.
„Ook dit zag ik me niet doen tot mijn vijftigste.
Fysiek is het zwaar werk. Grote uitval door rug
klachten. Je bioritme overhoop door de onregel
matigheid van de diensten. Een aantal van mijn
collega's kan na een nachtdienst niet slapen
zonder pillen. Ik heb me altijd voorgenomen dat
ik stop op de dag dat ik daar ook aan toe ben.'
Vragen ook over de mentale druk. „Ik denk
dat ik daar gevoeliger voor ben dan voor de fy
sieke last. Leed kan me stevig te pakken hebben.
Natuurlijk leer je je grenzen te trekken. Maar het
is voor mij steeds uitkijken dat ik in m'n zorge
lijkheid niet doorsla. Ik denk dat dat geen slech
te eigenschap hoeft te zijn. In elk geval speelde
'het gevoel' mee toen ik me afvroeg of ik dit tot
mijn vijftigste wilde. Ik was een
beetje bang om door de sleur
een robot te worden in mijn
emotionele reacties. Ik wilde
voorkomen dat ik niet meer
zou kunnen janken om de pijn
en het verdriet van de mensen
die ik moet begeleiden."
De sleur doorbroken met het
volgen van een opleiding tot
docent verpleegkunde. Een
aantal jaren voor de klas. Terug
- een klein jaar geleden nu -
naar waar ze vandaan kwam:
de intensive care van het zie
kenhuis waar ze begon. Geen
spijt van. Zou iedereen in de
verpleging moeten doen, vindt
„Een tijdje eruit om te ver
frissen. Afstand nemen. En dat
kan best. Er zijn meer moge
lijkheden dan men denkt.
Maar het merendeel durft tus
sendoor niet wat anders te
doen. Enerzijds uit onvermo
gen, anderzijds uit angst het
werk in de verpleging definitief
te verliezen. Misschien dat ze
over een tijdje de moed heb
ben... Hoe groter het tekort aan
gediplomeerden, hoe groter de
kans om terug te kunnen ko
men als je even weg bent ge
weest..."
Vastgelopen
Ze signaleert het gevaar dat
mensen die blijven 'hangen'
ernstig kunnen verstarren onder de bijzondere
arbeidsomstandigheden in de verpleging. „Ik
merk het aan sommige oudere collega's: vastge
lopen. Wanneer ik in Nederland baas van de ge
zondheidszorg was, stelde ik werkonderbreking
in de verpleging verplicht. Ik zou zeggen: d'r uit,
zoek maar even wat anders. Ie gaat de boel maar
eens lekker op een rijtje zetten, dan kun je er
straks met een vernieuwde visie beter tegen-
Wat dat voor haar, na een afwezigheid van
drie jaar, betekent? „Dat ik er objectiever tegen
over sta, zonder mijn betrokkenheid verloren te
hebben. Ik hou nog steeds van dit beroep. Blij
dat ik erin terug ben. Het geeft me een goed ge
voel om mee te helpen iemand beter te maken,
of te kunnen bijdragen aan een menswaardig
sterven. Daarbij heeft het werkplezier in team
verband voor mij grote betekenis. Maar ik ben
scherper dan vroeger, waar het gaat om het zie
kenhuisgedrag. Het viel me op dat sommige col
lega's niet eens meer in de gaten hebben hoe ze
aan beroepsdeformatie lijden. Bij voorbeeld
eten op zaal. Die gewoonte is op mijn afdeling
gegroeid vanuit de noodzaak dat er permanent
toezicht moet zijn. Zeg ik op mijn beurt: organi
seer dat dan anders. Maar je gaat toch niet je
boterham opeten in de buurt van mensen die
rochelen, of bij wie door de beademingsappara
tuur slijm uit de mond loopt?! Dat bedoel ik: er
zijn er die het zelf niet eens meer in de gaten
hebben. Als ik soms tegenover een patiënt dat
betuttelende toóntje hoor... Of als ik zie hoe een
patiënt schrikt omdat er niet verteld is wat er
gaat gebeuren... Zo wil ik dus niet worden. Ik wil
dat bizarre dingen mij blijven opvallen en dat ik
daar wat van kan zeggen."
Niet even helpen?
„Bizar vind ik bij voorbeeld de macht van het
medisch regiem dat de patiënt in hoge mate af
hankelijk maakt. Bizar vind ik de superieuré
houding die medici naar de verpleging toe nog
steeds kunnen hebben. Sta ik met een collega bij
een bed, vraagt een arts: 'Zouden jullie meneer
even willen keren, kan ik z'n rug bekijken.' Hef
ging om een patiënt die je met z'n drieën moest
keren: en die dokter met de handen op z'n rug...
Ik zeg: 'Zou je niet even helpen?!' Had ik vroeger
nooit gedurfd. Veel collega's durven het nog
niet. Of ze laten het, zonder na te denken. Auto
matisme."
„Die tijd buiten het ziekenhuis heeft me be
wuster en mondiger gemaakt. Ik vind niet alles
zo gewoon meer. Ik vind het niet gewoon dat
het in mijn macht ligt om een patiënt alles te ge
bieden. Er kan een situatie zijn waarin de pa
tiënt niet wil wat ik wil, en dat ik in alle eerlijk
heid bij mezelf denk: waar haal ik in dit geval
het recht vandaan om iemand te commande
ren? Waarom ik morgen wel een vrije dag en hij
vandaag niet...?" „Ik ben naar mezelf toe. en
naar anderen in het ziekenhuis, kritischer ge
worden. Maar daarom kun je nog wel met ple
zier werken. En dat doe ik. Alleen: ik plaats er
wel eens vraagtekens bij."