OEKEN
Men moet het leven tot kalmte manen als men gaat schrijven
Werelden die je zelden betreedt
Clara Eggink (84) in de
schaduw van 'n Bloem
Roman van F.B. Hotz, reisverslag Jan Paul Hinrichs over Letland
CLARA EGGINK (1907-1991)
WOENSDAG 13 MAART 1991
De mooiste reis van het jaar maakt
men deze week naar de boekhandel,
waar tal van reislustigen hun erva
ringen in verre oorden te koop aan
bieden aan de geruste thuisblijver.
Onder die waaghalzen die voor ons,
fauteuilklanten het zware werk op
knappen, zijn ook stadgenoten. Zo
-trok ook Leidenaar Jan Paul Hin
richs, uitgenodigd door de Letse
schrijversbond, in de herfst van vo
rig jaar naar Riga, vanwaaruit hij di
verse tochtjes maakte door de Balti-
sche landen. In zijn verslag van deze
reis, correct in een klein boekje uit
gegeven onder de titel 'Legesok-
kels', verhaalt Hinrichs van een cau
serie voor scholieren in het Letse
dorpje Kuprava. "Een jongen
vraagt wat men in Nederland over
Letland weet. Ik moet het publiek
teleurstellen: heel weinig. Ik weet
geen enkel boek te noemen dat uit
het Lets in het Nederlands is ver
taald, geen reisreportage die door
een Nederlander over Letland is ge
schreven".
Voor de hand ligt de vraag of Hin
richs met zijn reisverslagje daar nu
definitief verandering in heeft ge
bracht. Ik moet u helaas teleurstel
len. De geïnteresseerde cultuurlief
hebber verneemt wel veel over het
Baltisch schrijversdom, over mu
sea, schilderkunst en architectuur,
maar een béétje reisgids van Johan
Fabricius is uitvoeriger. Wat Hin
richs meedeelt over armoe en com
munistische teloorgang lezen we
genuanceerder in de krant, en voor
onbekende dorpjes en stadjes kun
nen we een gedetailleerde atlas
raadplegen.
Maar wat ik in een literair boek,
ook in een reisboek, ook in een reis
boek over Riga, wil lezen, is een ver
haal over levende mensen: hun er
varingen, hun gevoelens, hun on
derlinge verhoudingen. Die aan
dacht ontbreekt in het Riga-werkje observaties van het gastvolk niet
van Hinrichs ten enenmale. Hoewel verder reiken dan schouderopha-
nadrukkelijk in de ik-persoon ge- lende typerinkjes is jammer. Hin-
schreven, geeft het verslag geen en- richs kijkt, maar zelden naar men-
kel inzicht in de persoon van de au- sen. Hij ziet "oude vrouwtjes met
teur, die - blijkt maar hier en daar - dikke sokken aan, krantjes op
het Balticum toch een warm hart schoot en brilletjes aan touwtjes die
toedraagt. Nu, een schrijver hoeft op grauwe truien vallen". En als hij
niet betrokken te zijn, maar dat zijn eindelijk verzekert nu de gelegen
heid te hebben zekere dichters be
ter te leren kennen, worden we niet
wijzer dan dat Andrejs klein is, een
bril met een zwaar bruin montuur
draagt, plus een baardje, lange
zwarte haren en een buikje; Varis
daarentegen is een "ascetisch type,
lang, mager, met een hoge stem, wat
gebogen lopend". Kijk, twee dich
ters.
Allicht heeft de geleerde Leidse
auteur niet de pretentie gehad een
indringend literair Baltisch portret
te schetsen. Maar de heldere stijl
van zijn verslag doet vermoeden dat
hier een kans is gemist een weinig
bekend volk uit de anonimiteit te
lichten. Wie zo vaardig de pen han
teert, zo ver reist en met zo weinig
terugkeert, moet zich meer dan een
beetje schamen.
Innig
Op de schaarse schrijvers die nog
thuis blijven om daar een normaal,
liefst goed, boek te schrijven, moe
ten we maar zuinig zijn. Oegstgees-
tenaar F.B. Holtz is er een van. Zijn
vertellingen spelen zich dicht in de
buurt af, in Leiden of omstreken,
maar de avonturen van zijn perso
nages roepen intenser medeleven
op dan de wederwaardigheden van
de mensen in de vaak barre, onbe
trokken, reisliteratuur. Neem nu de
schilder Lucas in de roman 'De ver
tekening', Hotz' eerste werk van
langere adem. In zijn leven speelt
het buitenland een zijdelingse rol:
zijn vrouw Vera is Tjechische van
herkomst, zij verlangt naar haar ver
dwenen vader en naar Praag en
dreigt ten onder te gaan aan roman
tische onrust en zinledigheid. De
stille Lucas kan haar niet het vertier
bieden waarop zij aan de zijde van
een kunstschilder had gehoopt. En
Vera verzet zich.
In het begin van de roman loopt
de verteller Lucas tegen het lijf, die
hem na enige aarzeling zijn noodlot
met Vera toevertrouwt. Vera be
driegt hem, vreest Lucas, met een
boezemvriend die hij De Vijand
noemt. In termen van oorlog wordt
vervolgens de hopeloze strijd be
schreven die Lucas levert om Vera
te behouden. Strategieën worden
bedacht, omslachtige manoeuvres
uitgevoerd en schermutselingen
verloren. Maar het is een parodie
van een slagveld, een miniatuurge
vecht. We weten wat voor smarte
lijks er in Lucas omgaat, maar de re
aliteit beweegt zich meedogenloos
voort, buiten hem om. Bang door
Vera te worden verlaten, krijgt die
angst bij hem een eigen, onont
koombare lading. Angst brengt het
noodlot onafwendbaar naderbij.
Wat is geluk? vraagt de ongelukkige
schilder zich af. "Geluk is, natuur
lijk, het ontbreken van angst. Of be
ter: het ontbreken van de grond
voor angst. Als alle bronnen van
angst liefderijk zijn weggenomen -
in hoge ouderdom misschien - dan
is dat nieuwe nulpunt geluk".
Pas als Vera van hem weg is, kan
Lucas gelukkig zijn. De peinzende
uitweidingen, de krijgskundige be
spiegelingen en de vaagheid van de
overige personages halen de vaart
uit deze eerste, kleine roman van
Hotz. Maar zijn vertrouwde, be
knopte en glasheldere stijl maken
van dit, soms innige, verhaal van
een nederlaag in de liefde een fasci
nerend avontuur. De toon is als die
van een vooroorlogs schilderij: in
tiem, vol schaduwen en schemer
licht, yerstild. De oorlog die woedt
in Lucas' binnenste wordt onder
Hotz' tovenaarshanden tot een stil
leven. "Soms kreeg ik dingen te ho
ren die", verklaart de verteller van
Lucas' leven, "hoe waar gebeurd
ook, niet aan de eis van waarschijn
lijkheid voldedên. De werkelijk
heid is te krankzinnig voor papier.
Men moet het leven tot kalmte ma
nen als men gaat schrijven".
In die luwte van Hotz' schrijver
schap is het beter toeven dan in de
kakelliteratuur van lieden die me
nen dat een goed boek ver weg
wordt geschreven.
ROB VOOREN
isterdam. 1991.
Tim Krabbé met roman 'De Matador'
Tim Krabbé is bepaald geen veel
schrijver. Maar na jaren van stilte
verscheen onlangs een nieuw boek
van hem. Het gaat om 'De Matador',
een bundel met tien verrassende
verhalen.
Hoewel Tim Krabbé mooie boe
ken op zijn naam heeft staan, blijft
zijn positie omstreden. Is het wel li
teratuur wat hij schrijft, vragen en
kelen zich af. Blijkbaar wordt een
verhaal dat het meer van actie dan
van ideeen moet hebben door som
mige beschouwers niet tot de litera
tuur gerekend. Een wonderlijke op
vatting, wat mij betreft. Zij die het
voor het zeggen hebben in het la.nd
der letteren bezien auteurs van
spectaculair proza echter met arg-
Krabbé publiceerde in 1984 de
misschien niet in alle opzichten ge
slaagde, maar beslist lezenswaardi
ge novelle, 'Het gouden ei'. Wegens
'te geringe literaire waarde' weiger
de het Fonds voor de Letteren hem
voor dit boek een aanvullend hono
rarium toe te kennen. Een besluit
dat gelijk staat met een belediging.
Krabbé heeft er zich niet door laten
intimideren. In zijn nieuwe boek
'De Matador en andere verhalen'
schrijft hij zoals hij altijd schrijft.
Dat wil zeggen dat in de verhalen
meer de nadruk ligt op dramatische
gebeurtenissen dan op zieleroerse-
len.
De letterheren zullen dus ook
over deze bundel van Krabbé niet te
spreken zijn. Neem het sensationeel
verlopende titelverhaal. De hoofd
persoon Schwab bezoekt een stadje
in Baskenland. Hij heeft 'sentimen
tal reasons' voor zijn tocht, herinne
ringen aan de gelukkige tijd, die hij
er had met Ellie. Tot zover zou het
verhaal nog geplaatst kunnen wor
den in De Revisor of in een ander or
gaan van het literatendom. Maar al
spoedig blijkt het een geschiedenis
van een heel ander soort te zijn.
Krabbé publiceert dan ook in bla
den als Playboy en Intermagazine.
Grimmig
Schwab is gewaarschuwd voor de
gewelddaden van de afscheidings
beweging ETA, de grimmige sfeer
valt hem op. Angst voelt hij niet, tot
hij in handen van de terroristen valt.
Hij heeft argeloos wat foto's ge
maakt, men sleept hem daarom
voor een tribunaal. Men veroordeelt
hem ter dood. "In de plotselinge pa
niek dat hij geen behoorlijke laatste
gedachte zou kunnen verzinnen
vergat Schwab de hele executie en
de pijn van de kogels bruskeerde
hem". Zo'n slot is schokkend in
plaats van subtiel, bloedig in plaats
van bedaard. Dat is niet gebruike
lijk in Nederlandse literatuur, hier
en daar zou men ongaarne zien dat
het ooit gebruikelijk wordt.
Op de flaptekst van 'De Matador'
heet het uitdagend dat Krabbé het
genre van 'het spannende literaire
verhaal' beoefent. In één opzicht
maakt hij die pretentie niet waar.
Zijn schrijfstijl is helaas niet altijd
overtuigend. Hij kan gewag maken
van "het gonzen van een misselijk
heid die nog het meest weghad
van de rillerige lichtheid van ver
liefd zijn". Zou hij zelf weten wat hij
daarmee bedoelt?
Over een andere verhaalfiguur le
zen we dat zijn "manier van kijken
ineens een decimaal fijner was
afgesteld." De opening van het ver
haal 'Vijfenveertig cent' is waar
schijnlijk een dieptepunt: "Soms
denk je aan iemand en meteen kom
je hem of haar tegen. Zo ging het
met Dini Langeizen. Niet helemaal,
want ik dacht niet aan haar, en toen
ik haar zag was dat geen toeval maar
omdat ik om haar had gevraagd.
Toch voelt het alsof ik haar met
mijn gedachten toverde. Want je
kunt hier denken wat je wilt, je
komt nooit iemand tegen. En aan
Dini Langeizen hoef ik niet te den
ken om toch aan haar te denken".
Krabbé zou in geen geval zo moe
ten schrijven. Hij schrikt met zulke
rare redeneringen de liefhebbers
van een spannend verhaal af. Wie
een literair verhaal verwacht, zal
zich evenzeer aan dit gestamel erge-
De hoofdpersoon van 'Vijfenveer
tig cent' is een misdadiger, die uit
de gevangenis ontsnapt. Serge Ló-
schke heet hij, en een jeugdherinne
ring houdt hem bezig. Een klasge
note Dini Langeizen zou inderdaad
vijfenveertig cent gestolen hebben,
maar erkende haar schuld niet. Wat
zou ze gevoeld hebben? Om dat te
ervaren neemt hij iemand in gijze
ling en laat Dini verschijnen. Ze
blijkt onschuldig te zijn geweest.
Hij wil zich vervolgens doodschie
ten, zijn pistool weigert dienst. De
personages in deze verhalen verke
ren vaak in de ban van het verleden.
Oude rekeningen worden veref
fend, plaatsen van vroeger nog
maals bezocht.
Wraak
Dat laatste gebeurt niet alleen in het
slotverhaal 'De Matador', doch ook
in het openingsverhaal 'Twee pel
grims'. Lodewijk Stern, hoogleraar
experimentele psychologie, keert
terug naar Siena waar hij en de be
roemd geworden zangeres Marcelle
gelukkig zijn geweest. Inmiddels
zijn ze gescheiden. De vrouw was
een verhouding begonnen met Bas-
je, 'de Apollo der klusjesmannen'.
Volgens Lodewijk had ze ook al
weer met hem gebroken. Als hij
Basje in Siena ziet, meent hij dat
zijn mededinger eveneens op pel
grimstocht is. Maar plotseling ver
schijnt Marcelle aan Basjes zijde.
Lodewijk neemt wraak door de
banden van haar auto lek te steken.
Krabbé is een goed schaker en
een behoorlijk wielrenner geweest.
Het zijn onderwerpen waar hij
graag over schrijft, ook al iets waar
mee men zijn positie in de officiële
literatuur niet bevordert. Deson
danks is het schaakverhaal 'Meester
Jacobson' misschien het meest ge
slaagde onderdeel van deze bundel.
Een origineel onderwerp, een ver
rassende wending tegen het slot,
misverstanden en frustraties - veel
meer kan men zich niet wensen
voor een boeiend verhaal. Hoofd
persoon Jacobson heeft lang gele
den, in de strijd om het schoolkam-
pioenschap, Peltz verslagen. Deze
mag nu de wereldkampioen uitda
gen. Jacobson gaat er vanuit dat
Peltz nog altijd op revanche zint.
Tim Krabbé brengt ook in 'De
Matador' zijn lezers in aanraking
met werelden die men in de litera
tuur zelden betreedt. Volgens mij
bepaald geen reden om de literaire
waarde van zijn werk in twijfel te
trekken.
HANS WARREN
- Bert Bakker,
Clara Eggink: trots dichteres, ooit recensent
Tim Krabbé: brengt de lezer in aanraking met werelden die men zelden betreedt.
DE DICHTER
Heet mij niet lui, omdat ik vaak
de dagen in een nietsdoen slijt.
De kleine plicht die ik verzaak
is van geen nut, verdient geen vlijt.
Wat mij steeds heeft teleurgesteld
heeft anderen tot eer gestrekt.
De mierenarbeid om wat geld
heeft slechts in mij geen drift gewekt.
Toch liggen in mij krachten braak.
Misschien dat 't eens een tijd behaagt
ook mij te dwingen tot een taak:
Titanenwerk dat niemand vraagt.
Ie rand van de horizon, Clara Eggink. Uitg. De Arbeiderspers,
Zoek de vrouw: wat hebben Bloem,
Campert en Ivens gemeenschappe
lijk? Het is een vraag die de onlangs
overleden Clara Eggink niet welge
vallig zou zijn geweest. Niet omdat
ze er bezwaar tegen had met een
hunner geassocieerd te worden
maar omdat haar zelfstandige posi
tie als dichteres en romancier er
door in het geding kwam.
De uitgever die haar in zijn ency
clopedie opnam als 'vrouw van'
kreeg dan ook de wind van voren:
ze wist precies wat ze wilde en ze
wist dat ook uiterst kordaat over het
voetlicht te brengen.
Overigens had ze een groot res
pect voor Bloem. Ze ontkende altijd
door hem beïnvloed te zijn niet
omdat ze zich zo'n groot dichter
vond (alleen grote dichters laten
zich immers niet beïnvloeden) maar
omdat ze zich veel minder goed
vond schrijven, slordiger.
Clara Eggink was recensent van
deze krant. Hedendaagse schrijvers
vond ze, volgens een interview uit
1971 in deze krant, vaak 'droefjes, zo
monoloog/interieurderig, en ze
schrijven zo beknopt'. Op grond
van dat interview leek ze iemand
die niet op haar mondje gevallen
was, maar die in gezelschap ook niet
graag de boventoon voerde. Liefst
was ze op zichzelf, hier op de redac
tie, toen ze nog haar rubriek ZOEK
LICHT OP DE BOEKENMARKT
schreef, en m haar eigen huisje, te
midden van rietkragen en boeken
kasten, onvindbaar voor literaire
reizigers zonder uitvoerige routebe
schrijving. Die omgeving typeerde
haar: haar gedichtenbundels (Scha
duw en Water, Schiereiland,
Landinwaarts en Nieuwe Verzen)
kenmerken zich door het verlangen
de beknellingen en beslommerin
gen van het dagelijkse leven af te
schudden en de vrije ruimte tege
moet te treden; romantiek zonder
enige zweverigheid. Ze hield niet
van fraaiigheden wanneer die niets
met het wezen van het vers te ma
ken hebben. Het wordt, of laat ik
zeggen: werd, weieens gezegd, want
de laatste jaren was het stil rond
haar, dat haar werk 'vrouwelijk ge
aard' zou zijn, iets waar ze zich zelf
altijd tegen heeft verzet, althans te
gen die typering. Er komen, zo stel
de ze eens, in mijn werk meer man
nen dan vrouwen voor, 'met die
vrouwelijke geaardheid kan het dus
zo'n vaart niet lopen'. Dat is een aar
dige opmerking, goed gevonden; zo
zou de Playboy vrouwelijk geaard
zijn wegens al het rondborstige
schoon dat over de pagina's para
deert. Dit echter terzijde.
Behalve gedichten publiceerde ze
ook proza, onder andere een verslag
van haar leven met Bloem, en ver
halen over de reizen die ze samen
met Ivens maakte, door Afrika
vooral. Daarnaast vertaalde ze, met
als voornaamste beloning het ple
zier zich gedrukt te zien, Engelse li
teratuur.
Ze werd stokoud, vierentachtig,
en dat betekent dat de wereld
rondom steeds beperkter wordt.
Toch heeft dat haar niet afgeschrikt
(hoewel, ik twijfel als ik foto's van
haar zie: ze doet me een beetje den
ken aan Madge, de Madge die altijd
de badge aanreikt voor Dame Ed
na). Ze bereidde zich, naar eigen
zeggen, in haar jeugd al voor op
haar latere leven. Opdat ze in gees
telijk opzicht geen last van de ou
derdom zou hebben.
Dat geeft, beter dan wat ook, dui
delijk aan dat zij zelf bepaalde wat
er met haar gebeurde, en jiiet haar
respectievelijke echtgenoten.
Het is hard te leven in de schaduw
van 'n Bloem.
PEER VAN T ZELFDE
De dichter J.C. Bloem