Van bijrijder tot doctor
De harde strijd tegen 'dubbelleed'
Jan van Delft (47) uit Woubrugge krijgt prijs voor bijzondere prestatie
ZATERDAG 9 MAART 1991
EXTRA
PAGINA 27
Nog nooit vertoond. Alleen la
gere school en dan toch doc
tor in de geneeskunde wor
den. De 47-jarige Woubrugge-
naar Jan van Delft, onderzoe
ker in de oogheelkundige kli
niek van het Academisch Zie
kenhuis in Leiden, presteerde
dat. 'Ik moest van de avond
mulo af, omdat m'n vrachten
niet op tijd konden worden ge
lost'.
door Jan Westerlaken
Bescheiden haalt hij zijn schouders op.
Een sjekkie in z'n mond. Zichtbaar ge
niet hij van een wolk rook, die hij diep in
zijn longen zuigt. Het glaasje bier staat
wankel op een krant. Op de donkerbrui
ne, antieke kast in het hoekje van de ka
mer staat nog altijd de rode koker met
daarin zijn doctorsbul. Te wachten op
een lijstje. Trots als een pauw is hij er op.
Net als zijn vrouw trouwens. Te koop
loopt hij er niet mee. Tóch is Jan van
Delft een bijzonder mens. Niemand was
daar ooit achter gekomen als niet was
uitgelekt, dat hem een geldprijs was toe
bedacht: de Binckhorstprijs. Eens in de
driejaar wordt die uitgereikt. Dit jaar aan
Jan van Delft.
Het telefoontje van de commissie
stichtte wat verwarring bij hem. Nooit
was de gedachte bij hem opgekomen dat
juist hij zou worden uitgekozen. Maar in
genomen is de Woubruggenaar er wel
mee. En dat steekt hij nu eens niet onder
stoelen of banken.
Onderzoek
Maak kennis met een doorzetter, want
dat is Jan van Delft. Beroep: onderzoe
ker in de oogheelkundige kliniek van het
Academisch Ziekenhuis in Leiden. Zeg
maar drie jaar lang deed Van Delft onder
zoek naar het ontstaan van ontstekingen
aan de ogen. Welke stoffen de kwaal ver
oorzaken en welke stoffen ze tegengaan.
Hij keek ook of het mankement te beïn
vloeden is. Want infectie aan het oog
geeft een vertroebeld zicht. Er vloeide
een proefschrift uit voort waarop hij pro
moveerde. De commissie Binckhorst
waardeert zijn onderzoek nu met een
geldprijs, die hij overigens samen met
een ander moet delen.
Zelf, denkt Van Delft, dat niet alleen
zijn onderzoek tot het toekennen v5n de
prijs heeft geleid. Zijn persoon speelt
daarin mede een voorname rol. Jan van
Delft is doctor in de geneeskunde. Dat
staat. Maar aan de universiteit heeft hij
nooit gestudeerd. En dat is zeer bijzon
der.
Iedere ouder vraagt het zijn kinderen
wel eens: wat wil je later worden? Jans
vader deed dat ook toen hij als een van de
acht kinderen van de lagere school
kwam. Prompt zei Jan: 'dokter'. Vader
vroeg of 'ie soms gek geworden was'. In
de eerste plaats kon hij dat nooit betalen
en niemand in de familie was toch dok
ter? Nee, die gedachte moest Jan maar
uit zijn hoofd zetten. Dus ging hij naar de
vglo (voortgezet lager onderwijs).
Een verschrikking, herinnert hij zich
nog. De toekomst zag Jan er niet zo zit
ten. Omdat zijn vader vrachtwagen
chauffeur was koos ook hij daar maar
voor. Eerst werd-ie bijrijder. Later, toen
hij zijn rijbewijs had gehaald, kreeg hij
een eigen vrachtwagen. Stenen, balen
stro en bieten. Van alles vervoerde Van
Delft. Zijn laatste baas had een trans
portbedrijf in groenten. Jan reed ze naar
de veiling.
In die tijd leerde hij zijn vrouw ken
nen. Ze praatten over het verleden en
over de toekomst. "Ik wilde wat anders",
zegt hij. "Ik wil arts worden, zei ik tegen
m'n verloofde. Ja, ze lachte me midden
in m'n gezicht uit. Maar mijn schoon
moeder nam me serieus. Zij stimuleerde
me om te gaan leren".
Avondmulo
Jan van Delft, 47 jaar oud nu, ging naar
de avondmulo. Dat werd een flop. Vroeg
op voor zijn werk, 's avonds naar school,
huiswerk maken. Dat liet zich niet com
bineren. Dus stopte hij met leren.
Maar het zinde hem niet. Toen hij een
keer naar Leiden ging kreeg Jan een lift
van een man uit Woubrugge. Een man,
die op de universiteit werkte. Jan vroeg
of hij hem daar aan een baantje zou kun
nen helpen. De man antwoordde dat een
werknemer van een laboratorium gerui
me tijd ziek was. Bij de baas van die man
moest hij maar eens informeren. Van
Delft deed het en kon komen, maar kreeg
geen vaste aanstelling. Die garantie kon
den ze hem niet geven, omdat de zieke
ooit terug kon keren.
Dat risico nam hij op de koop toe. Op 1
december 1969, Jan was 26 jaar oud, be
gon hij zijn werk in de spoelkeuken van
het laboratorium. Het was geen vetpot.
De verdiensten waren minder dan toen
hij op de vrachtwagen reed en bovendien
was er inmiddels een zoon in het gezin
netje geboren. "In mijn achterhoofd
speelde het idee: ik investeer in de toe
komst. Diezelfde week nog ben ik naar
m'n baas gestapt met de vraag of ik door
middel van cursussen mijn positie zou
kunnen verbeteren. Dat kon, die ruimte
was er. Alleen, ik had geen enkele voor
opleiding. Lagere school en wat voort
zetting van die lagere school".
Omdat Van Delft ook in de dierenstal
werkte zei men tegen hem dat hij met
een cursus proefdierkunde kon begin
nen. "Ik heb dat met beide handen aan
gegrepen", weet hij nog. "De cursuslei
der deed in het begin wel een beetje
moeilijk over mijn vooropleiding. Maar
twee jaar later haalde ik toch het diplo
ma. Met cijfers die boven de midden
maat lagen. Alleen, ik kreeg het papier-
tjke (nog) niet, omdat ik niet voldoende
ervaring met proefdieren had. Om dat di
ploma te krijgen moest je er minimaal
twee jaar mee hebben gewerkt. Nou, dat
had ik dus niet".
Het diploma kreeg hij later wel. Jan
was toen al weer begonnen met een an
dere cursus: biotechniek. Een cursus,
die te maken had met het opereren, on-
Ik, Jan van Delft, geen opleiding, alleen maar lagere school, gepromeerd tot doctor in de geneeskunde. Misschien is het een aardig voorbeeld voor anderen". «oto Loek zuyderduini
der narcose brengen en het hechten van
wonden bij proefdieren. In 1973 rondde
hij de opleiding af.
Drang
Zo is het welletjes, dacht hij bij zichzelf.
Het bloed kroop echter waar het niet
gaan kan. "Ik was vast in dienst geno
men, omdat mijn voorgar^ger niet meer
terugkwam. Steeds sterker kreeg ik de
drang om naar een laboratoriumschool
te gaan. Ik zocht en vond. Aan het Van 't
Hoff Instituut in Rotterdam ging ik klini
sche chemie studeren. Poep, pies en
bloed onderzoeken. Zelf koos ik voor
mbo-niveau (middelbaar beroepsonder
wijs). De directeur vond dat ik de cursus
op hbo-niveau (hoger beroepsonderwijs)
moest doen. Eerlijk gezegd voelde ik
daar niks voor. Weetje, ik was een beetje
bang dat dit te hoog gegrepen zou zijn. Ik
dacht dat ik vijf jaar aan die studie ge
bonden zou zijn. De twee jaar voorberei
ding mocht ik overslaan. Dat trok me uit
eindelijk over de streep".
Na precies één jaar kreeg hij van het in
stituut een briefje: Jan van Delft had in
dat ene jaar het niveau bereikt van de
driejarige mbo-opleiding. Een opsteker.
Niet alles was echter koek en ei. De pro
blemen staken de kop op rond de hogere
wiskunde. Het duizelde hem.
Een collega bracht de oplossing. Hij
had een vriend die medicijnen studeer
de. Die vriend was bereid hem bijles te
geven. "Ja, het was bikkelen", lacht hij
nu. "Uiteindelijk slaagde ik toch met een
zeven voor wiskunde. Ik deed niet ap-
ders dan studeren. We woonden in die
tijd in een klein huisje waar de ruimte be
perkt was. Beneden stond een kachel en
speelde m'n zoon. Ik moest rust hebben
om te kunnen studeren. Speciaal daar
voor kochten we een elektrisch deken
voor ons bed. Dat ding stak ik aan en dan
ging erop zitten. Dan hoefde ik geen kou
te lijden als ik me in de slaapkamer te
rugtrok".
Om zich heen zag Jan mensen die wel
eens wat bedenkelijk naar hem keken.
Ze hadden hogere functies dan hij. Al
leen, zij hadden geen opleiding. Dat kon
in die tijd. Jan voelde de afgunst. De
stemming was slecht. Op een dag zei hij
het recht op de man af: 'Jullie hoeven je
geen zorgen te maken dat ik mij via jullie
rug probeer te verbeteren'. "Ik wilde na
tuurlijk wel beter worden, dus vertelde
ik dat ik om me heen keek of er elders
mogelijkheden waren. Niet zoveel later
zag in een advertentie waarin iemand
werd gevraagd voor het oogheelkundig
laboratorium. Ik solliciteerde en werd
aangenomen".
Routine
November 1978 is het inmiddels. Het
lab' waar Van Delft ging werken kon
nauwelijks zo worden genoemd, glim
lacht hij nu, dertien jaar later. "Echt on
derzoek", herinnert hij zich nog maar al
te goed, "werd er eigenlijk niet gedaan.
Wat routinewerk was eigenlijk het enige.
Ik zag dat als een soort uitdaging. De
toenmalige hoogleraar van de afdeling
oogheelkunde, prof. J.A. Oosterhuis uit
Wassenaar, zei op een dag tegen me dat
hij wel wat onderzoek wilde gaan doen.
Al gauw waren we het erover eens dat we
dat moesten doen naar het ontstaan van
ontstekingen aan de ogen. We gingen dat
samen doen, net als nu nog gebeurt, met
andere instituten in het land. De krach
ten werden verdeeld evenals de instru
menten".
Publikatie op publikatie volgde. Jan
van Delft werd benoemd tot hoofd van
het laboratorium. Het werk nam alleen
maar toe. "Het groeide me bijna boven
het hoofd", vertelt hij. Men zag het be
lang van onderzoek in en er werd een
professionele kracht aangetrokken. Een
fysicus werd zijn baas. Het werk stapelde
zich op. Van Delft ging naar Amerika,
reisde naar Japan om op congressen ken
nis op te doen en ervaringen uit te wisse
len.
"Ik werd er wel eens een beetje bang
van ondanks het feit dat het lekker liep.
Prof. Oosterhuis en ik kregen uit het Ita
liaanse Turijn een uitnodiging om te ko
men uitleggen hoe bepaalde instrumen
ten werkten. Wat je er al zo mee kon
doen. Wij bleken er meer ervaring mee te
hebben dan de wetenschappers in Ita
lië".
Promotie
Onderweg naar het zuiden van Europa
vertelde prof. Oosterhuis hem dat het als
hbo-er mogelijk was,tot doctor te pro
moveren. Jan van Delft maakt een ge
baar met de arm. Zegt: "Jóh, dat zag ik
helemaal niet zitten. Echt, ik was er hei
lig van overtuigd dat ik veel te veel tekort
kwam. Voor mij was de kous daarmee af.
Niet voor Oosterhuis. Na een tijdje be
gon hij er opnieuw over. Toen m'n direc
te chef ook een duit in het zakje deed zei
ik, ik probeer het. Ik heb er wel bij ge
zegd dat ik onmiddellijk zou stoppen als
het niet zou lukken".
Van Delft begon zijn promotie-onder
zoek naar ontstekingen aan de ogen en
rondde het zo'n drie jaar later af. Het
laatste jaar werkte hij bijna dag en nacht.
Op 25 oktober 1989 verdedigde hij in het
Academiegebouw aan het Rapenburg in
Leiden met succes zijn proefschrift.
"Ik ging de strijd heel ontspannen
aan", vertelt hij. "Achteraf vond ik het
niet eens zo heel erg moeilijk. Mijn ei was
gelegd. Daarna overkwam me dat met
die Binckhorstprijs, die ik op 22 maart
krijg. Ik was helemaal verbouwereerd
toen ik het hoorde. Kroon op het werk?
Tja, als je zo'n beoordeling krijgt mag je
dat wel als zeer bijzonder zien. Ik, Jan
van Delft, geen opleiding, alleen maar la
gere school, gepromeerd tot doctor in de
geneeskunde. Nee, op m'n borst sla ik
niet. Misschien is het een voorbeeld voor
anderen dat er zo verschrikkelijk veel
mogelijk is. Als je maar wilt. Je komt
vanzelf op de goede weg".
In één klap verloor Nico de Koning
uit het Drentse Roden op 2
augustus vorig jaar zijn vrouw en
twee jonge kinderen. Ter hoogte
van de gemeente Odoorn botste
Wilma, 37 jaar nog maar, frontaal
tegen een vrachtauto. Zij en de
kinderen waren op slag dood. Wat
de oorzaak van dit
verkeersongeval is geweest, is
onbekend. Ooggetuigen van het
ongeluk hebben verklaard dat de
door Wilma bestuurde auto in de
bocht plotseling naar links uitweek.
De 38-jarige De Koning zou nog
meer geestelijke pijn te verwerken
krijgen. Na bijna twee maanden
thuis geweest, ontving De Koning
(38) een briefje van zijn werkgever
waarin hem werd verzocht om uit te
zien naar een andere baan. Zijn
baas had hem op de begrafenis
nog 'alle sterkte' toegewenst en
hem geadviseerd het rustig aan te
doen. "Ik heb niets meer. Waar ligt
dan de grens van God?".
door Bert Pol
"Ik was op mijn werk, toen een collega
mij kwam vertellen dat er bezoek voor
mij was. Ik verwachtte helemaal geen
bezoek. Het waren twee agenten van de
rijkspolitie. Mijn baas was toen op va
kantie. Mijn eerste reactie was: er is
vast wat met hem gebeurd. Ze zeiden
dat ze er niet omheen wilden draaien
wat er gebeurd was. We kunnen u het
beter maar meteen zeggen. Toen ik
hoorde dat Wilma en de kinderen dood
waren, was ik helemaal van de kaart.
Dit mag niet en dit kan niet, dacht ik
nog. Maar je realiseert je dan, dat het
geen wrange humor is, dat het geen ver
gissing is. De agenten hebben mij naar
huis gebracht".
Voorkeuren
"Na de begrafenis moest ik tegen me
zelf zeggen, dat ik verder moest. Dat ik
in mijn huis verder wilde leven. In het
begin heb ik gedacht: ik ga hier weg. Na
een week dacht ik, dat is niet goed. Ik
kan wel een eindje verderop gaan wo
nen, maar wat verandert er dan. Je
neemt een heleboel uit dit huis mee, en
je neemt ook jezelf mee. Er verandert
dan niks. In het begin volgde ik in huis
wel en niet de lijn van mijn vrouw. Ik
merk nu dat ik er wat van los kom. In
het begin maakte ik me daar vreselijk
druk over. Op een gegeven moment
had ik vergeten een plantje water te ge
ven. Wat moest ik doen, een ander
plantje kopen of naar dé winkel gaan
met het idee: wat zou Wilma gekocht
hebben? Ik merk nu dat ik mijn eigen
voorkeuren heb in bepaalde zaken".
"Wat mij is overkomen is onnatuur
lijk. Toen mijn vader overleed, nu tien
jaar geleden, accepteerde ik dat veel
makkejijker. Want dan heb je het over
een oudere generatie. Nu heb ik het ge
voel dat ik door de dood ben ingehaald.
Ik heb niks meer. Natuurlijk heb ik de
steun van vele mensen. Tegen mijn fa
milie heb ik gezegd: mijn hele leven is
drastisch gewijzigd. Voor mij is geen
moment meer hetzelfde. Mensen uit de
omgeving denken wel eens: een rooie
Panda, zou Wilma eraan komen. Ik heb
dat absoluut niet. Dat ongeluk is overi
gens met mijn auto gebeurd".
"Ik heb geen moment gedacht aan
zelfmoord. Ik zeg wel eens: het is maar
goed dat ik in een nieuwbouwwijk
woon, want je ophangen aan de eerste
de beste boom kan niet, want ze zijn er
te klein voor. Als je zo iets toch zou
doen, waar ben je dan mee bezig. Als ik
zelfmoord zou hebben gepleegd, neem
ik aan dat rpemand mij dat kwalijk zou
hebben genomen. Ik heb blijkbaar zo
veel kracht, dat ik nooit aan zelfmoord
heb gedacht. Ik leef nog. Mensen zei
den tegen mij: als het mij overkwam,
dan wist ik het wel, ik nam een heleboel
alcohol met pillen. Maar dat is geen op
lossing. Ik heb alleen wat slaapmidde
len gehad. Ik heb ook nooit gedacht:
had ik ook maar in die auto gezeten".
"Wij waren een christelijk gezin. Het
geloof in God was verbonden met ons
leven. En dat is het voor mij nog. Als je
niet in God gelooft, is er absoluut niets.
Dan zou het leven van Wilma, Evelien
en Arnout zinloos zijn geweest. Het
heeft lang geduurd voordat wij kinde
ren kregen. Dan dank je God datje ze
krijgt en korte tijd later worden ze je
weer abrupt afgenomen. Stel, dat God
dit ongeluk niet gewild heeft, en je stelt
Hem er ook niet aansprakelijk voor..
Dan komt je geloof in een crisis. Want
ik dank God voor het goede en ik neem
het kwade Hem niet kwalijk. Waar ligt
dan de grens van God? Daar heb ik tot
nu toe geen antwoord op".
Vragen
"Het geloof in God helpt mij enefzijds,
maar aan de andere kant roept het ook
vreselijk veel vragen op. Toen die baas
van me die leuke brief schreef, heb ik
gezegd: je hebt een identiteitscrisis,
een geloofscrisis en een werkcrisis. Nu
ik alles kwijt ben, weetje niets meer ze
ker".
"Gelukkig zijn me geen vrome woor
den naar m'n hoofd geslingerd. Abso
luut niet. Onze wijkpredikant heeft één
keer op die bewuste dag gevraagd: wil
je bidden. Nee, heb ik toen gezegd.
Daarna heeft hij het nooit meer aan mij
gevraagd. De predikant heeft ook een
begrafenisdienst gehouden met hele
duidelijke twijfels, zoals: wat is nou de
zin van dit bestaan als dit Gods wil is.
Zo'n ongeluk waardoor je alles kwijt
raakt, mag niet gebeuren. Maar wat is
dan wel het plan van God en zijn we wel
een onderdeel van een plan Gods".
"Ik geloof in het weerzien van mijn
gezin. Maar het is niet zo, dat als ik over
veertig jaar in de hemel kom, dat Wilma
met de twee kleine kinderen er aan ko
men huppelen. Dat moet een totaal an
dere ontmoeting zijn, een totaal andere
wereld. In die zin ben ik absoluut niet
meer bang voor de dood. Wilma en ik
hebben altijd over de dood kunnen pra
ten. We hebben altijd tegen elkaar kin
derlijk-naïef gezegd: och, er zijn een
hoop vragen in deze wereld waar je
geen antwoord op hebt, maar later als je
in de hemel komt, dan kijkt God je aan
en in een fractie van een seconde zal het
je allemaal wel duidelijk zijn".
"Ik laat de dingen nu niet meer zo
maar op me afkomen. Ik moet me nu
druk maken over mijn toekomst. Voor
al na die brief van mijn werkgever. Bij
het bedrijf in Groningen was ik tech
nisch bedrijfsleider. Ik werkte er bijna
twee jaar om er een diepdruk-sector op
te zetten. Dat loopt nu. Blijkbaar was
het te duur. Gelukkig komen mijn col
lega's nog bij me op bezoek. Die begrij
pen er ook niets van. De hele grafische
wereld weet wat er is gebeurd. Het
wordt wel een rechtszaak. Mijn werk
gever motiveert alleen maar, dat ik niet
heb kunnen waar maken wat hij ervan
had verwacht. Stuur dan geen brief,
maar laat hij dan met mij om de tafel
gaan zitten om erover te praten. Ik
denk dat ik weer ga studeren, het zal
wel informatica worden. Ik moet me
weer met iets bezighouden, want als ik
blijf zitten, gebeurt er niets. Maar ik
moet zeggen dat het wel een harde
strijd is".