1991 'Ik heb een enorm talent voor genot' D Wij wisten niet wat ons overkwam' OEKEN B IJ L A G E Met Marjan Berk naar 'Blakes', haar Londense lievelingshotel Bruna Cazemier Uitgever Peter Gottmer over het succes van de Dominicus-reeks Marjan Berk: "Ik probeer tegen obers altijd iets te zeggen dat ze wakker maakt, ik lik me een beetje in bij De schrijfster Marjan Berk is wel eens de Koningin van het Lichte Boek genoemd. Als laatbloeier schreef de ex- cabaretière in korte tijd een omvangrijk oeuvre bij elkaar, een oeuvre waarin liefde en voor jezelf opkomen centraal staan. Volgende maand verschijnt haar nieuwe roman 'Motormama'. In deze boekenweek, die in het teken staat van reizen, namen wij de schrijfster mee naar 'Blakes', 'een verborgen schat' in Londen, een hotel met een keuken die zelfs Wina Born zou doen watertanden. Over reizen, schrijven, literaire kritiek, een juweliers- ei met een strik van zeewier en 'n liftboy met een tweelingbroer. Of Jo Dominicus zelf de miljoen heeft gehaald, zou Peter Gottmer zo niet durven zeggen. Maar dat hij een fenomeen was, staat buiten kijf. "Dominicus", zegt Gottmer, "werd als een instituut beschouwd. De mensen vroegen niet om een reisboek van een of ander land, maar om een Dominicus. Hij schreef in de jaren zestig zijn eerste reisgids. Tien jaar later had hij al achthonderdduizend boeken verkocht. Ik moet eerlijk zeggen, wij als uitgevers, wisten ook niet wat ons overkwam". Van onze redacteur Cees van Hoore De medewerker van British Tour Agency heeft niets teveel gezegd over 'Blakes'. Het door Engelse par lementsleden ên filmsterren druk bezochte hotel in de Londense wijk Kensington staat wat weggedoken in Roland Gardens, een deftige straat waar de 'stiff upperlip' lijkt te zijn uitgevonden. De kamers, ont worpen door hotelier en mode-ont werpster Anouska Hempel, zijn vorstelijk. Op het bed een sprei van Ottoman-zijde, erboven prima Iees- licht. In de groen marmeren badka mer hangen mooie rulle badhand doeken in een ruime hoeveelheid, bijna voor elk lichaamsdeel een. En eindelijk eens een goede douche, niet zo'n verstopt geval waarvan de stralen altijd handig het lichaam ontwijken. Marjan Berk voelt zich thuis in deze omgeving. "Het hotel is niet groot, maar perfect. Een postzegel waarop ze een prachtig miniatuur tje hebben gemaakt. Alles precies goed. Góh, waar heb ik dit toch aan te danken? Mijn leven is net een ou derwets meisjesboek". Na de formaliteiten bij de recep tie brengt een jongeman ons naar een lift waarin maar net plaats is voor twee personen en hun bagage. Hij neemt afscheid met de woor den: 'Boven wacht mijn tweeling broer op u'. Op de vierde etage, als de liftdeur openklingelt, staat zijn 'dubbelganger' te wachten. Hij hijgt. "Van dat soort dingen hou ik nou", zegt Marjan Berk, als zij enke le uren later in het restaurant de menukaart van geschept papier be studeert. "Zo'n grap maakt die jon gen elke dag, maar voor de reiziger heeft zoiets een aparte charme. Dit is een heerlijk hotel, maar je rtioet Van onze redacteur Rob van den Dobbelsteen Hij ziet hem nog binnenkomen, Peter Gottmer. "Een man met drie kleine gidsjes onder z'n arm. Egyp te, Zwitserland en Noorwegen als ik het goed heb. Ze waren uitgegeven door Malmberg uit Den Bosch, maar daar hadden ze niet zoveel ge daan. Dat was wel te verklaren, want dat was meer een uitgever van schoolboeken. Dominicus was daar beland omdat hij er als geschiede nisleraar een paar lesboekjes had uitgegeven". het spelletje wel meespelen. Het personeel is hier voor jou, maar ze willen wel datje weet dat ze er zijn. Ik probeer tegen obers altijd iets te zeggen dat ze wakker maakt. Uit op portunisme kweek ik een band met ze, ik lik me een beetje in. Ik reis voor het contact met mensen: van reisboeken die landschappen, ste denschoon of gevaarlijke tochten beschrijven, hou ik helemaal niet. Ik ken liever een klein beetje goed en laat daar dan steeds iets nieuws in toe. Het landschap is voor mij nooit meer dan een decor voor de ontmoetingen met mensen. In mijn boeken moet een reis dan ook altijd een dramatische functie hebben". En na het opdienen van de 'Chic ken and Crab Fabergé with Garlic Ginger Sauce', een mals kippe- borstje, gevuld met krab, gemodel leerd naar het beroemde paasei van de Parijse juwelier Fabergé en ver sierd met een kittige strik van eet bare zeèwier:"Mmmm, oh, wat lek ker. En wat een mooie saus. Ik heb een waanzinnig talent voor genot. En dat bedoel ik niet hooghartig. Ik kan alles waarderen: ik denk nog vaak terug aan de smaak van het laatste sterappeltje dat mijn moeder in de oorlog tijdens kerstmis glan zend gepoetst opdiende. En aan de smaak van het konijn dat we had- Peter Gottmer zou niet durven beweren dat de Alkmaarse school meester met open armen werd bin nengehaald. "Nu is het reisgidsen fonds een van de belangrijkste po ten van onze zaak, maar toen zaten we eigenlijk alleen nog maar in de streekromans. Jannetje Visser, Margreet van Hoorn, Toon Kor- tooms... Dat was onze basis. Met reisboeken hadden we nog nooit wat gedaan. Maar toen we die boek jes eens hadden doorgelezen, dach ten we zoiets van: 'Och, ja hebben we en nee kunnen we krijgen'. Ik bedoel: ze waren heel doorwrocht die gidjes. Die man verkocht geen Iets waarmee de gebruikers het vol ledig eens waren. Na een aarzelende start, was Jo Dominicus al aan het begin van de jaren zeventig de held van het snel groeiende peloton reizi gers. En in 1980, vlak voor zijn dood, kende zijn populariteit geen gren zen. Toen Jo Dominicus in de Bijen korf samen met andere beroemde Nederlandse schrijvers boeken sig neerde, vormde zich voor zijn tafel tje al rap een rijtje van pakweg vijf tig menser. toen de anderen de dop nog niet eens van de pen hadden ge schroefd. "Wie is die man?", vroeg Harry Mulisch zich verbaasd af. Het was in de tijd ook dat je geen Nederlandse bus zag leegstromen of driekwart van de passagiers voer de een Dominicus onder de,arm mee. Waaruit al lopende werd geci teerd. De aantrekkingskracht van de boekjes? Moeilijk te zeggen. Erg frivool waren de gidsen niet; eerder oubollig. En niet zelden bediende Dominicus zich pagina's lang van de verpleegsters-stijl. "We gaan hier linksaf het straatje in. Halverwege, den omgeruild voor het onze, zodat het eten niet teveel leed veroorzaak te in de mond". "Eten is een hoogst belangrijk on derdeel van reizen. Tijdens mijn eerste grote reis, in het begin van de jaren vijftig, heb ik in Beuil, een kleine wintersportplaats in Frank rijk, dertien soorten aardappelen gegeten. En een gerecht als 'pens', waarover ik had gelezen in de ro mans van Zola. Ik las enorm veel en toen ik ging reizen kwam ik dat alle maal tegen. Een heerlijke ervaring. Het was alsof ik mijn leven al een beetje had voorgeproefd". "Met Ruud Bos, mijn huidige man, ben ik voor de tweede keer op reis gegaan. Naar Venetie. Naar Monte Carlo ook. Als je daar als nagerecht een soufflé bestelde, ging het dak van het restaurant open, zo dat je de sterrenhemel kon zien. Ruud heeft me ingewijd in de ge neugten des levens. Bij hem ben ik ook voor het eerst behoorlijk klaar gekomen. Het was zoals Heming way in 'For whom the bell tolls' be schreef: de grond bewoog. Weetje, liefde en eten hebben erg veel met elkaar te maken. Van het een krijg je trek in het ander". "Ik heb als kind al gehunkerd naar reizen. In de oorlog gingen we vanuit Amersfoort met de tram naar aan de linkerkant, vinden we dan een kerk waarin zich een bidkapel letje bevindt waarin de Heilige...". Gottmer: "Veel mensen vonden die manier van schrijven verschrikke lijk, maar het hoorde nu eenmaal bij Dominicus". Zoals ook de sobere opmaak (tekst, plaatje, tekst, plaatje, land kaartje. tekst, plaatje) bij Domini cus hoorde. Peter Gottmer: "Nu kan dat niet meer. maar toen was dat geen enkel probleem. Het ging de mensen in de allereerste plaats om de volledigheid. Hoe die ver pakt was, vonden ze van minder be lang. Als ze maar niets misten. En daar konden ze zeker van zijn als ze met een Dominicus in de hand door het land reisden. Die man was wel zo akelig precies". Jo Dominicus maakte gemiddeld twee boeken per jaar. Later, toen hij gepensioneerd was, werden dat er meer. De Alkmaarder maakte de boekjes samen met zijn vrouw. Pe ter Gottmer: "Ik heb zelden zo'n in gespeeld team gezien. Eerst bereid de hij de reis nauwkeurig voor. Elk dorpje, elk weggetje, letterlijk alles werd in een draaiboek gezet. Ver volgens stapte hij in zijn Renaultje. Hij achter het stuur; zijn vrouw naast hem. Zie je ze rijden? Hij ging meestal vier weken op pad waarbij hij zijn vrouw de aantekeningen liet maken. Eenmaal thuis gekomen, werkte hij die dan uit". Dominicus had 34 gidsen ge schreven toen hij, nu acht jaar gele den, overleed. Over zijn opvolging werd toen al twee jaar gepraat. "Want", zegt Peter Gottmer nu. "Dominicus was de Baedecker van Nederland geworden. We hebben toen de naam Dominicus-reeks be Rhenen. Dan zag je aan de horizon de rookpluimen van bombarde menten. Ik hoopte stiekem dat ons huis weg zou zijn, zodat we mis schien weg zouden gaan uit Amers foort". "Na de oorlog begon ik van reizen te dromen. Maar ik had een zieke moeder, die op haar zesenveertigste is gestorven aan botkanker. Ze was een bohemienne, las veel. Toen ik vijf was, zijn mijn vader en moeder gescheiden. Dat was een opluch ting. Ze hadden nogal eens ruzie. We woonden in Zeist, in een huis dat 'Cheer up' heette. Mind you. Ik ging vaak naar mijn grootouders in Amersfoort. Daar werd ik dan altijd ziek. In mijn warme bed daar voelde ik me veilig. Het was een soort esca pisme natuurlijk. Na de scheiding gingen moeder en ik naar Amers foort, mijn vader bleef in Rotter dam. Toen de oorlog uitbrak, kwam hij ons ophalen. Amersfoort zou volgens hem ernstig gevaar lopen omdat het een garnizoensplaats was. Maar eenmaal in Rotterdam barstte de hel los. We zaten met een heleboel mensen in een gangetje. Er was een tramconducteur bij die longontsteking had en wiens hoofd steeds op zijn borst zakte. Iedereen werd hysterisch. Jezus, lieve God, Satan komt, red ons! Een man be gon te biechten en anderen volg den. Ik ook: ik heb melk door de gootsteen gegooid, ik heb van de ro zijnen gevreten. Mijn moeder werd razend, trok die vent aan zijn haren omhoog. Zijn jullie nou helemaal belazerd! Koppen erbij! Er is op die dag een brandbom op het huis van mijn grootmoeder in Rotterdam ge vallen. Alles weg". "Susan Sontag zegt in Illness as a metaphor' dat het gevaarlijk is om te stellen dat een ernstige ziekte voortkomt uit frustraties. Maar als ik mijn moeders leven overzie, het moment waarop het down the hill met haar ging, denk ik wel eens dat ze ziek is geworden omdat ze door allerlei omstandigheden nooit heeft kunnen doen wat ze wilde: zingen. Ze had een prachtige mezzo-so praan. In de oorlog kreeg ze einde lijk de kans om dat te gaan doen. Al leen. ze wilde niet tekenen voor de Kultuurkamer. Dat ging dus niet door". "Ik was eenentwintig toen ik mijn eerste kind kreeg. Ik ben auditie gaan doen bij Wim Kan. die toen het Leidsepleincabaret deed. In mijn zenuwen liep ik eerst nog een win kel met grafzerken binnen, een win kel die zich naast het Leidsepleinca baret bevond. Ramses Shaffy bege leidde me. Ik had een nogal vrouwe lijk nummer en Kan gruwde daar van. Corrie Vonk zei: kom Wim. luister nou even naar dat kind. HoeJ ik haar alsjeblieft niet te nemen, zei Kan. Jawel, zei Corrie. dat moet je wel. Ze is zielig. Ze heeft een kind". Knuffelen "Nou ja, en toen is de zaak aan het rollen gegaan. Lurelei, Jaap van der Merwe, musicals geschreven, noem maar op. Zo'n vijfentwintig jaar heb ik cabaret en toneel gedaan. In 1977 schreef ik 'Moeder en haar jongens', een succesvolle televisieserie. En nu zijn er dus al die romans. Mijn eerste tekst, een liedje, heb ik ge schreven op de dag dat mijn vader werd gecremeerd. Ik heb toen ver schrikkelijk gehuild om alles wat er niet tussen ons geweest was. Het lied heet 'In het geniep' en gaat over een huisvrouw die overdag de gor dijnen dichtdoet, een plaat van Lou Reed opzet en dan verschrikkelijk uit haar dak gaat. Een half uur voor haar man thuiskomt, maakt ze alles weer in orde en gaat ze de rode kool opzetten. Als die man thuiskomt, zegt ie: góh. wat zie jij er goed uit. je hebt zo'n blos. Ja. zegt ze dan. ik heb lang boven de rode kool ge staan. Het was het eerste liedje dat ik schreef. Precies op de dag dat mijn vader veilig tot as was gewor den. Toen mijn goede vriend Guus Vleugel het liedje hoorde zei hij: jij moet gaan schrijven". "Ik ben begonnen met een kook boek, samen met Jeroen Krabbé. Kookboek? Okay. dat kon er nog mee door. Kinderboek? Niet op ge let. Maar fictie? Hoe haalt dat mens het in haar hoofd?, zei de kritiek. Behalve Hans Warren, die vond mijn boeken mooi. Hij heeft me de literatuur binnengehaald. Ik kon die man wel knuffelen. En nu heb ik succes, ik word gelezen. Maar je moet hier natuurlijk altijd nederig blijven als een platje". "Een recensent heeft mij eens 'de Koningin van het Lichte Boek' ge noemd. Dat vind ik een eretitel. Ik hou van kunst die eruit ziet alsof ze moeiteloos is gemaakt. De lezer moet het zweet van de auteur niet ruiken. Wat je schrijft, moet zich aandienen als direct, ook als het diep is". "Mijn verhalen gaan altijd over de liefde, over vrouwen die een groot gevoel hebben voor de liefde, over vrouwen die zich er niet door de man of het leven in het algemeen onder laten schoffelen. Die on danks teleurstellingen hun vitaliteit behouden. Zich. zoals in 'De Zelf- vergrootster' het geval is. een beetje groter houden dan ze zijn. Al mijn verhalen gaan in wezen over dat zelfde thema. Het is te vergelijken met een prisma dat je draait en draait. De flonkering, de lichtval, is telkens anders. Maar het licht dat die flonkering mogelijk maakt blijft hetzelfde. Mijn verhalen hebben al tijd iets absurds. De lezer denkt dat hij in een trein naar Amsterdam zit en dan komt-ie aan in Milaan. Ik gooi ongemerkt de wissels om". "Het verhaal is altijd maar een kostuum voor het thema. Soms trek ik dat thema wel eens een schreeu wend mantelpakje aan. ja. Maar eer lijkheid voor alles, niet lullig doen. Als ik de daad beschrijf, dan heb ik het ook over het kletsen van vlees op vlees. Dat hoor je toch. dat neem je toch waar? Nou dan. Het vermij den van het gewoon menselijke, dat vond ik vroeger in zo'n boek als 'De overwintering op Nova Zembla' al zo hypocriet. Ze zitten daar een half jaar tussen het ijs en niemand moet er ooit eens poepen. Ik bewonder Flaubert, die is in dat soort zaken meedogenloos eerlijk "Lezen is voor mij altijd een vorm van reizen geweest. Vaak. als ik nu ergens kom op een vreemde plaats, heb ik er al over gelezen. Dan is er die Aha-Erlebnis. Bretagne is hel landschap van mijn ziel. Ik heb van mijn opa. die veel reisde, eens een klederdrachtpoppetje uit Brest ge kregen. Hij vertelde me over de At lantische Oceaan die je zomaar op eens achter het Bretonse landschap zag liggen, over de vloed die je daar zo dreigend kon horen opkomen. Dat maakte het verlangen in mij wakker er naar toe te gaan. Later ging ik met Ruud naar Bretagne. Het was een lange reis, mooie gol vende landschappen, maar de zee zag ik nergens. Het was alsof het landschap die ontmoeting telkens uitstelde. Maar toen, opeens, in de diepte, was-ie daar: thalassa, thalas- sa, de zee! Mijn opa had me niet be drogen. Bretagne was waar!" dacht. Zodat de naam niet verloren zou gaan. We zijn toen met mensen als Ad van Bcntum, Karin Schaedt- ler, Herman Belien en Ben van Wa keren doorgegaan. Mensen die alle maal. net als Dominicus, de ge schiedenis van het land als basis voor het reisboek hanteerden. Want een gouden formule moetje natuur lijk niet veranderen". Wel werd de schrijfstijl iets aan gepast en kregen de boekjes een wat fleuriger en moderner aanzien. Het suces werd zo mogelijk nog gro ter. Peter Gottmer "Hoeveel origi nele Dominicussen er zijn verkocht, nogmaals, ik zou het niet durven zeggen. Het moeten er om en nabij de miljoen zijn geweest. Misschien iets minder, misschien iets meer. Maar in de jaren tachtig is alles nog eens in een extra versnelling geko men. Toen de 75ste Dominicus-gids uitkwam, die over Indonesië, zijn we eens gaan tellen en bit k. n M dik boven de drie miljoen te zitten. Ik verwacht dat we binnenkort de vier miljoen zullen passeren". Onvoorstelbaar Een bijna onvoorstelbaar aantal. Peter Gottmer vindt het zelf ook. Aan de andere kant echter.. "Let maar eens op, wat voor boekjes mensen lezen als je ze bij een toeris tische attractie ziet lopen. Het is bij na allemaal Dominicus wat de klok slaat. Jo vond dat prachtig overi gens. Was hij ergens om z'n gids af te checken - alle gegevens werden door hem om de vier, vijf jaar ge controleerd dan zag hij altijd wel toeristen met z'n boekjes lopen. Daar werd hij heel blij van, ja dat mag je wel zeggen". Of er ooit nog eens een honderd ste deel in de Dominicus-reeks zal verschijnen, betwijfelt Gottmer. "We zitten nu boven de tachtig en er is bijna niets meer over op de we reld dat hij niet heeft beschreven. Daarbij hebben we het heel druk met de redactie van al die herdruk ken Om up to date te zijn, checken we elk boek om de twee jaar hele maal na. Daar hebben bij onze uit geverij twee mensen een fulltime baan aan. Bovendien zijn we bezig met de re-styling van alle boekjes die in de Dominicus-reeks zijn uit gekomen. Ja. het gaat er allemaal wel iets anders uitzien, dat wel. Maar ook weer niet teveel natuur- l'ik, want Dominicus moet wel Do minicus blijven". BIDDEN WIJ VOOR OWEN MEANV HET BOEKENWEEK GESCHENK. bPUfl Gratis bii aankoop van 19.50 aan boeken tildens de Boekenweek (6 Vm 16 maanG0E0 GEBUNDELD 1991 BOEKEN fiTlEfDE GEl'ANGE Cees Nooieboom II.- Kopermolen 10-Leiden - Tel. 220022

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 19