Daar waar je niet bent is de ellende 1 1991 OEKEN Hoe Nescio de wolken vasthield Mischa de Vreede, Martin Ros en Ton Anbeek over de literaire reiskoorts IJ L A G E De literaire jeugd vliegt uit. Nou ja, jeugd, ook de oudere Nederlandse schrijvers doen van zich spreken op het gebied van de reisliteratuur. Dit jaar gaf de CPNB een gidsje uit met een opsomming van wat er zoal is verschenen in dit genre. Het overzicht is indrukwekkend. Waar komt toch die enorme trek naar het buitenland bij onze schrijvers vandaan? Hebben ze het in deze moerasdelta niet meer naar hun zin, zijn 'de jongens van Johan de Witt' uit de mode, is er sprake van een vlucht voor de artistieke vertwijfeling? Wie is de best kijkende schrijver van Nederland, en de best schrijvende kijker bovendien? De vraag lijkt geknipt voor een spelletje hersengymnastiek, omdat er maar één antwoord goed te rekenen valt: de schrijver Nescio, pseudoniem van J.H.F.Grönloh, die leefde van 1882 tot 1961. Nescio is de auteur van een klein oeuvre, dat thans tot de hoogtepunten van de Nederlandse literatuur behoort. Het meest bekend zijn de drie verhalen De uitvreter, Titaantjes en Dichtertje, in boekvorm verschenen in 1918 en sindsdien vele malen herdrukt. Tijdens Nescio's leven verschenen alleen nog de bundels Mene Tekei en Boven het Dal, waarin de schrijver schetsen en fragmenten bijeenbracht uit vroeger en later tijd. Vooral de laatste bundel laat zien waar het Nescio om te doen is: om 'een eenvoudig verhaaltje te vertellen, en dan zoo en passant wat wolken en zoo voor eenige eeuwen te fixeren.' En daarin is hij op glorieuze wijze geslaagd. -Cees Jan Brokken, Lieve Joris, Caro- lijn Visser, Betsy Udink, Adriaan van Dis, Mischa de Vreede, Boude- wijn Büch, Hans Maarten van den Brink - het is maar een greep uit.het aantal Nederlandse auteurs dat het reizen tot een wezenlijk onderdeel van hun schrijverschap heeft ge maakt. Natuurlijk, iedereen reist dan wel om andere redenen, maar allen zijn ze toch min of meer in het voetspoor getreden van 'good old traveller' Cees Nooteboom. Nooteboom is een romanticus pur sang. Als er al sprake zou zijn van een Nieuwe Romantiek, een soort escapisme waarvan het reizen naar verre landen een element is, is hij daar een perfect vertegenwoor diger van. De grote trek van schrijvers naar het buitenland is tijdens de Roman tiek aan het eind van de negentien de eeuw gekarakteriseerd met het gevleugelde gezegde: 'Dort wo du nicht bist, ist das Gluck'. Nu kun je bij Nooteboom moeilijk zeggen dat hij in zijn reisboeken op zoek is naar het ultieme geluk. Zijn boeken zijn een mengeling van filosofische overpeinzingen, haarscherpe obser vaties en notities over bepaalde ze den en gewoonten. Bij de andere hierboven genoemde schrijvers zijn het de ontberingen, de politieke en sociale misstanden en de ellende van een bepaald land die centraal staan. Romantici? Misschien ja, maar dan met boven hun hoofd de tekstballon: 'Daar waar je niet bent, is de ellende'. Ellende. In Nederland gebeurt niet veel, daarvoor moet je naar het buitenland. Daar kom je politieke onrust tegen of moet je je met een kapmes een weg banen door de jungle of in een jeep dagenlang door de woestijn trekken. Misschien is dat wel een cruciaal verschil met de romantische reisliteratuur uit de vorige eeuw: schrijvers zijn nu niet meer alleen op zoek naar het mooie, geheimzinnige of gekke land. Ze willen lijden, mee-lijden. Hoewel - bij de expedities van Boudewijn Büch kunnen wat dat betreft enkele vraagtekens worden gezet. We zien voorts hoe bij deze reis koorts de journalistiek langzaam maar zeker de literatuur is binnen gedrongen. Bij kranten en tijd schriften is er een bepaald budget voor buitenlandse reportages. Het werk van de getalenteerde journa listen die zich daarmee bezighou den is, zo zien we, door de literatuur geannexeerd. Dat het werk van deze journalisten bij gevestigde lite raire uitgeverijen wordt uitgegeven, speelt daarbij een belangrijke rol. In het buitenland was de reislite ratuur natuurlijk al lang een zeer goed gelezen genre. Boeken van schrijvers als Paul Theroux, Bruce Chatwin en V.S. Naipaul zijn we reldwijde bestsellers geweest. Onze reisauteurs zijn min of meer hun na volgers. En daarin hebben de uitge vers hen natuurlijk zeer gestimu leerd. Zij roken geld. Hoe denkt bijvoorbeeld uitgever Martin Ros van De Arbeiderspers over dit verschijnsel, deze 'epide mie' van reisliteratuur? Martin Ros: "Voor mij hangt die hausse in de reisliteratuur zeer sterk samen met de zogenaamde Mischa de Vreede: "De schrijvers zijn hun grenzen gaan verleggen, letterlijk en figuurlijk". 'ont-ideologisering' van de wereld de laatste jaren. De schrijver is geïn teresseerd in de mens in andere lan den, in diens leefomgeving, woon omstandigheden, in de manier waarop hij denkt en voelt. We heb ben niet meer te maken met de zo genaamde Dominicus-benadering, het noteren van feiten over land schap en stedenschoon, nee, de schrijvers, ook die van journalistie ke herkomst, geven commentaar op de nieuwe omgeving. Het genre be staat natuurlijk al lang, maar Bruce Chatwin, Paul Theroux en V.S. Nai paul hebben dat soort reisliteratuur de laatste decennia toch wel sterk in de belangstelling teruggebracht. En niet te vergeten Nooteboom, die voor Nederland toch de 'Johannes de Doper' van het genre is geweest". "Het is natuurlijk een soort escapis me, een vlucht uit de artistieke ver twijfeling, weg van het post-post- modernisme. Je zou de beweging zeker een Nieuwe Romantiek kun nen noemen. Die beweging was hier broodnodig. Het is iets dat past in het fin de siècle waarin we ons be vinden. Omstreeks de eeuwwende zie je vaak dit soort literatuur ont- staan.^ Kijk maar naar de vorige "Maar er zijn vele, niet te wegen, invloeden. Een daarvan is de activi teit die uitgevers aan de dag hebben gelegd om het genre te promoten. Want uitgevers behoren natuurlijk toch tot het laagste gedierte des velds. De auteurs zaten eerst thuis lekker in hun leunstoel, maar toen ze zagen dat die reisliteratuur enorm in de belangstelling kwam, sloeg de schrik hen om het hart en gespten ze uit arren moede de knap zak om. Dat is niet meer dan logisch als de media zoveel aandacht aan reisliteratuur besteden". "Ik denk overigens dat nu zo'n beetje de grens is genaderd. Je krijgt weer een omslag. Nederland zal weer meer in de belangstelling komen te staan". Saaiheid Schrijfster Mischa de Vreede is niet zozeer een auteur die reisverslagen maakt alswel iemand wier boeken vaak in het buitenland spelen: "In de jaren zeventig had je die ik-perio- de. Daar zijn auteurs en publiek nu een beetje op uitgekeken. De schrij vers zijn hun grenzen gaan verleg gen, letterlijk en figuurlijk". "Reizen is goed. Je kijkt anders in het buitenland. Ik ben bijvoorbeeld zelf een tijdje als gastschrijver in Amerika geweest. Je weet dat je Schrijvers die zich vroeger met een typemachine opsloten op een zolderkamertje, pakken nu massaal de trein, de boot of het vliegtuig om nieuwe werelden te verkennen. Die collectieve aanval van reiskoorts is het thema van de Boekenweek en ook van deze boekenweekbijlage. In zes pagina's wordt de lezer meegevoerd naar bestemmingen als Italië, Duitsland, Scandinavië en Engeland. daar maar voor korte tijd zit en dat geeft je als schrijver een zekere vrij heid. Sommige mensen zul je nooit meer ontmoeten, over hen schrijf je dan met wat minder terughoudend heid, eerlijker misschien. Je gaat naar zo'n land toe, maar je hebt ei genlijk het eind al in de bek. Daar stel je je al op in. Vorig jaar, met de val van de muur. ging er een groot gevoel van opluchting door Europa. Nu konden we echt overal heen. Door de Golfcrisis heb ik nu het ge voel dat ik niet meer naar beneden kan op de globe". "De reisliteratuur heeft natuur lijk ook zo'n hoge vlucht kunnen nemen door een grote samenzwe ring van uitgevers. Een heleboel boeken die anders nooit op eigen benen hadden kunnen staan, pas- vendien moet je niet vergeten dat Nederland maar klem is. Wat er aan aardigs is, is al overbekend. Wat heb je hier? Een stukje bos ter grootte van een krant. Ik denk dat veel Ne derlandse schrijver zijn gevlucht voor de saaiheid. Het is tekenend dat auteurs die zich goed retourtjes kunnen veroorloven allemaal in het buitenland zijn gaan wonen". Inhaalmanoeuvre Literatuurwetenschapper Ton An beek heeft het verschijnsel nog niet echt geanalyseerd, maar iets wil hij er wel over kwijt. "Die enorme vlucht die de reisliteratuur heeft ge nomen ik denk dat het een inhaal manoeuvre is geweest in Neder land. Nederland is landschappelijk gezien natuurlijk ook niet zo inte ressant. Polders en asfalt, meer is er bijna niet. Als je naar Belgie gaat. heb je al meteen een veel afwisse lender landschap. Nou valt er in de wereld objectief gezien weinig meer te ontdekken, maar de persoonlijke visie van een auteur op een land kan zeer interessant zijn. Hg laat ons een bepaald land zien door zijn eigen ogen. Antwerpen is bekend. Maar er zijn natuurlijk net zoveel Antwer- pens als er mensen zijn". De schrijver Nescio was een gebo ren Amsterdammer. Zijn hele leven heeft hij in Amsterdam gewoond, voornamelijk in Amsterdam-Oost en de Watergraafsmeer, en hij hield van zijn stad als een echte stedeling. Hij neemt een fragmèntje met een beschrijving van het IJ bij avond op in Boven het Dal, 'omdat ik graag zou willen dat u ook niet genoeg van Amsterdam kon krijgen'. En in De uitvreter laat hij Bavink aan de hoofdpersoon Japi vragen: "Is u Amsterdammer?" en die ant woordt: "Ja, Goddank." De stad fi gureert in bijna alle verhalen, en dat geeft een aparte bekoring aan zijn werk. Het levendige beeldje dat Hans Bayens ter ere van Nescio ge maakt heeft, kon op geen mooiere plaats staan dan in het Amsterdam se Oosterpark: daar zitten drie Ti taantjes ontspannen op een bankje 'honderd uit te boomen', zoals Nes cio zou zeggen. Het zal mede de propaganda verlichte schoolmeesters als Hei mans en Thijsse geweest zijn, die de stedelingen er rond 1900 toe bracht om 'de natuur' op te zoeken. Die was te vinden in de toen nog onge repte polders aan de overkant van het IJ, Waterland, de heidevelden van het Gooi, de duinen bij Haar lem, voorts langs de Amstel, de Vecht, het Gein en de plassen van Loosdrecht. De cafeetjes van dor pen als Schellingwou, Muiderberg en Kortenhoef verschaften de broodnodige koppen koffie, want Nescio en de zijnen hielden niet van 'onaangelengde natuur'. De jonge Nescio hield aantekening van deze tochten, die grotendeels te voet werden afgelegd, en zette er impo nerende kilometertotalen bij. Later breidde hij zijn gebied over heel Ne derland uit; alleen de Waddeneilan den heeft hij, voor zover ik weet, nooit bezocht. Zijn werk als 'koopman', zoals hij graag zei, bracht hem naar het bui tenland en zelfs naar Engels-Indië, maar deze zakenreizen hebben wei nig sporen in zijn werk nagelaten: het landschap van Lahore deed hem aan de Graafschap denken, en soms zag hij even iets van Beluchis- zich boven de dagelijkse routine en misere kan verheffen, en onrust, plicht en dwang zich niet laten gel den. Ogenblik en eeuwigheid vallen dan even samen. Het stromende wa ter van de grote rivieren, de zon die het water doet schitteren, de bo men. wolken, schaduweffecten, spiegelingen, vergezichten: het zijn de troostende tekenen van die ande re mysterieuze, transcendente we reld. Irreëel en toch nog net reeel genoeg'. Zijn emoties, die soms mystieke ervaringen lijken ('Een groote ochtend. Geheel opgenomen in God') blijven verbonden met de landschappen waar ze beleefd wer den, en die kunnen nóg eens wor den bezocht om de ervaring te ver- "#U f* kft'i m ti*2 SAMENSTELLING Renee de Borst. Cees van Hoore en Homme Siebenga BIJDRAGEN Joke Dieben/Frerichs. Rob van den Dobbelsteen. Emiel Fangmann, Reineke Frerichs. Cees van Hoore, Nico Keuning, Anton Korteweg. Bert Kuipers, Tomas Ross en Homme Siebenga. EINDREDACTIE: Renee de Borst, Cees van Hoore VORMGEVING: Ed Petit tan terug in de duinen van Groet. Het is de Nederlandse natuur die in zijn werk verheerlijkt wordt, ep wie daar niet van houdt, zei Remco Campert, zal er een harde dobber aan hebben die gezien door Nes cio's blik niet tóch te gaan bemin- Het is er Nescio niet om te doen met woorden een landschap te schilderen, en hij is ook niet de na tuurkenner die al wat leeft en groeit weet te benoemen (hij presteert het om drie bloeiende boompjes te ver melden als 'éen vogelkers, éen pru nus. éen iets daar tusschen in Het gaat hem om iets anders. Zie bij voorbeeld zo'n prachtig verhaal als Buiten-IJ, waar in het eerste deel beschreven wordt hoe een vijftal vrienden een wandeling maakt naar Schellingwou en de Zuiderzeedijk, in november, en hoe telkens al wat gezien wordt (zee, lucht, licht, zon) een wisseling van stemming teweeg brengt: van vrolijkheid en welbeha gen naar inkeer, van stilte naar kos mische harmonie, van verdriet om de vergankelijkheid ('zoo zou het wezen als wjj stierven') naar de t op deze aarde vertoeven zal door hoop op grote daden en een gevoel van onsterfelijkheid. Het gaat bijna ongemerkt, in een paar zinnetjes zonder grote woorden, haast spe lenderwijs. en dat is nu juist het knappe ervan. Troostend Het gaat Nescio om het ervaren van deze ogenblikken, waarop de mens De indrukwekkende notities over het jaar 1951, als Natuurdagboek opgenomen in het Nescio-nummer van Tirade, juni 1982 (de voorgaan de citaten zijn daarin te vinden), la ten zien dat Nescio steeds dezelfde tochten maakt, om dezelfde plek ken te zien in wisselend licht en on der invloed van het weer en de sei zoenen, en op die manjer hun veran derlijke onveranderlijkheid te bele ven. En te beschrijven, want het verlangen naar vereeuwiging is te gelijk het credo van zijn schrijver schap. getuige de inleiding van Bo ven het dal: 'En de vele vergulde toppen van zomerboomen en herfstboomen en al de wolken. Ik zou willen dat die leefden, dat dit vergankelijkste leefde zoolang als men Hollandsch kan lezen, zoo'n eenvoudig mannetje als ik ben, dat zou ik willen. Of misschien zou men het vertalen in een taal die langer zal gelezen worden en zoo verder, zoo ver als ik denken kan. God wil niet dat dit alles allemaal vergaat, nu. hij wil dat er iets van blijft nog even (voor God is dat maar even) en dat 't nog wat op deze aarde vertoeven zal door mij'. Het verhaal Insula Dei beschrijft hoe twee vrienden herinneringen uitwisselen aan de geluksmomen ten en de daarmee verbonden plaat sen De eén vertelt hoe hg zich een eiland voelt waarop al die plaatsen zijn samengebracht: "Heel Neder land en Belgie en die hoek van Frankrijk. De brokken die niet deu gen heb ik er uitgezaagd". Anno 1991 zouden we nog héél wat drasti scher met de zaag te werk gaan. Want de voldoening waarmee Nes cio in 1951 kon vaststellen 'Bij Lis- se nog steeds geen rommel', die is ons niet meer gegeven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 17