De klager aangeklaagd 'Slachtoffer' beschuldigd van misdrijf in Ardennen PAGINA 18 EXTRA DONDERDAG 14 FEBRUARI 1991 Een Bussums echtpaar, Ingrid en Dick, gingen op 29 september 1989 een weekje met hun omgebouwde bestelwagentje naar de Belgische Ardennen. Om er te genieten van het 'burlen' van de edelherten tijdens hun bronstijd. Althans, dat voornemen hadden ze. Een Belgische jager en zijn jachtwachter staken er een stokje voor. Na twee nachten en 800 kilometer meer op de teller van hun gehavende auto, zaten ze weer thuis. Gewond, ontredderd en ziek, maar bovenal diep, diep verontwaardigd. Nu, ruim een jaar later heeft Dick nog last van het oogletsel dat hij daar opliep. Een gevoelloze enkel herinnert hem nog dagelijks aan dat uitstapje. De twee hebben inmiddels een schadepost van ruim negenduizend gulden. Dat is maar een deel van hun zorgen, want Dick moet terechtstaan. Hem wordt zware mishandeling ten laste gelegd. Slachtoffer of dader van een misdrijf? door Marij van Donkelaar Op zaterdag 30 september bevonden In grid en Dick zich in de Franstalige stad La Roche, in de Belgische Ardennen. Het bos was er prachtig, de wandelroutes zonder uitzondering fraai, zo vernamen ze bij de plaatselijke VW. Even ten oos ten van La Roche parkeerden ze hun be stelwagen en maakten alvast een wande ling in het bos. Onderweg passeerden ze een tiental wandelaars. Die nacht hoor den ze datgene waarvoor ze waren geko men, het 'burlen' (het paringsritueel) van edelherten. Ze hadden het niet beter kunnen treffen, vonden ze. De volgende morgen, op zondag 1 ok tober, stonden ze al om zes uur op naast hun bed. Ze reden tot even voorbij Tail les, om daar hun auto te parkeren. Ze lie pen over het wildrooster, langs de open staande slagboom het Bos van Cédrogne in. Ze volgden de met rood/witte paaltjes gemarkeerde wandelroute en hoorden, na een klein half uur, edelherten. Ze gin gen een stukje van de weg af zitten om de dieren goed te kunnen zien. Het werd al licht. Over het pad passeerden twee man nen, geweren hingen losjes over hun schouders. Ingrid en Dick werden niet opgemerkt door hen. Staande bij een blauwe Volvo van de 700-serie onderhiel den de mannen zich verderop nog even. Daarna vervolgden ze hun weg. Paringsritueel Ingrid en Dick genoten een half uur lang van het schouwspel en besloten toen te rug te gaan. Uitgerekend op het moment dat Ingrid opstond, begon het paringsri tueel opnieuw. Ingrid en Dick besloten daarom nog even te blijven. Nog maar net hadden ze plaatsgenomen, toen de kleinste van de twee passanten plotse ling op hen afkwam. Schreeuwend en druk gebarend. Ook al drukte hij zijn on genoegen in de Franse taal uit, Dick en Ingrid moesten ophoepelen, zoveel was wel duidelijk. Ingrid: "Stom achteraf, maar ik deed nog van 'ssst, verstoor die beesten nou niet'. En daarna legde ik hem, eerst in het Engels en daarna.in het Duits uit dat we gewone wandelaars wa- De man bleef evenwel in het Frans briesen en maakte het gebaar van duim over wijsvinger. Betalen, daarvan kon volgens Ingrid en Dick geen sprake zijn. Hadden ze bij de VW La Roche niet ge zegd dat dit een openbaar bos was? De man liet het niet bij schreeuwen, hij gaf Ingrid een harde duw. Dat werd Dick te gortig. "Zeg hoor eens", begon hij. Maar de man was niet te stuiten en greep een tak. Ingrid zette daar snel haar voet op. Maar hij pakte een andere en sloeg Dick er hard mee op hoofd en benen. Dick: "Tja, gekke ervaring, ik stond te suizebollen en voelde me enorm be dreigd". Het stel besloot te gaan. Zodra ze merkten dat de twee mannen hen achter na kwamen, pakte ook Dick een stok. In grid: "Ze schreeuwden en tierden, we voelden ons ontzettend bedreigd". Het was zo'n anderhalve kilometer lo pen naar hun auto. Eerst holden ze, maar op een gegeven moment kreeg Ingrid last van haar schouder, de duw speelde haar meer parten. De achtervolgers wa ren in geen velden of wegen te zien. De heren waren er kennelijk vandoor ge gaan. Schijn bedroog weer eens. zo bleek al spoedig. Ze waren nog maar nauwe lijks het pad ingeslagen, of de grootste van de twee stond hen op te wachten. Een kalende man. Dick: "Hij zei niks, maar brulde en viel meteen aan. Ik weer de hem af met m'n stok. Toen rukte hij zo'n rood/wit paaltje uit de grond en viel, uitzinnig van drift, opnieuw aan. Toen ik hem weer afweerde, viel hij met z'n rug tegen een paar boomstammen die daar lagen". Doodsbang "Ik stond voor hem, zo van: heb je nou je zin? Maar hij haalde uit en trof me met de punt van die paal in m'n linker oog. Nou, m'n oog zat direct dicht, het bloedde en ik verrekte van de pijn. 'God, m'n oog ka pot' was m'n eerste gedachte. 'Lopen' schreeuwde ik tegen Ingrid". De twee legden de resterende driehon derdvijftig meter naar de auto rennend af. Dick: "We waren doodsbang, onze auto rijdt op diesel, die moet eerst voor- gloeien voor 'ie kan starten. Bovendien had ik geparkeerd op een doodlopend wegje, dus moest ik keren. Al hollend maakten we een soort plan". "Natuurlijk stonden ze ons bij dat weg getje met palen op te wachten. Hoe het lukte met dat dichte oog weet ik nog niet. maar ik keerde en stopte en kon Ingrid naar binnen sleuren. Toen ik optrok, gooide die kale z'n paal naar de zijruit, maar rpiste. Wel zat er toen een flinke deuk in de zijkant van de auto. Die kleine man stond verderop en zwiepte die paal naar voren. Hij had het op de voorruit ge- i munt, maar sloeg er alleen een barst in en brak de zijspiegel". Ze reden een paar honderd meter en stapten uit bij een cafe. Daar was nie mand te bekennen. Ingrid: "We hebben er allebei staan overgeven. Ik ben achter het stuur gekropen, Dick kon niet meer en dat oog zag er niet uit". Het was intussen even over zevenen. Misselijk waren ze, verbijsterd en boos. Aangifte doen, dat was het enige dat ze wilden. Maar waar kon je bij het krieken van de zondagmorgen in dat Waalse land aangifte doen? Ze reden noordwaarts en proberen het in Manhay, in Werbomont en in Aywaille. Maar de Gendarmerie was nog nergens in functie. In Luik staakten de ambtenaren, maar de man die hen in het Frans te woord stond maakte hun duidelijk dat ze beter in Ton geren, boven de taalgrens, aangifte kon den doen. Moe en overstuur bereikten ze om half twee het politiebureau in Tongeren. Brigadier Smets van de gemeentepolitie, toonde zich begaan met de twee en zorg de ervoor dat ze bij de oogarts om de hoek terecht konden. Een uur was de man bezig met Dick. Met een somber ge zicht bekeek hij de oogwond, vandaar dat hij Dick wilde laten opnemen. Maar zij wilden eerst aangifte doen en dan naar huis. Om drie uur vervoegden Ingrid en Dick zich aan het bureau. Smets deelde mee intussen met collega's te hebben ge beld. Volgens hem was er in Tailles- /Houffalize geen melding van jagers bin nengekomen. Van de kaart Officieel wisten Dick en Ingrid dus niet wie hen had aangevallen. Ontgoocheld reden ze naar huis. Een paar dagen wa ren ze geheel van de kaart. Dicks oog zat anderhalve week dicht, z'n arm was bont en blauw, z'n enkel gevoelloos. Ingrid had last van haar schouder en rug. De twee wilden het er niet bij laten zitten en besloten ook in Bussum aangifte te doen. Dicks oogwond begon weer op te spelen. Werkelijk alles zag hij dubbel. Acht we ken was hij ook niet in staat te werken, Barstende hoofdpijn had hij. En Ingrid beleefde het voorval soms wel zes keer per nacht. Ze raakte overspannen. Ten slotte raakte zij haar baan kwijt. Dick schreef en belde naar allerlei in stanties in Belgie en Nederland om ach ter de identiteit van de jagers te komen. Op 19 november probeerde hij informa tie in te winnen bij het parket in Marche en Famenne, waaronder La Roche en Tailles/Houffalize ressorteren. Er kwam geen antwoord. De Nederlandse en Bel gische ambassades in Den Haag en Brus sel meldden Kiets te kunnen doen. Bui tenlandse Zaken in Den Haag stelde zich gereserveerd op en verwees hen weer naar beide ambassades. Ze besloten het ministerie toch maar van alle ontwikke lingen op de hoogte te houden. Maar ach ter de identiteit van de dader kwamen ze niet. In december stuurden ze hun verhaal naar het Belgische ochtendblad 'De Mor gen' en naar het weekblad 'Humo'. Op hun aangifte in Tongeren was geen enke le reactie gevolgd. De secretaris van de VW in La Roche, betreurde schriftelijk was een thermosflesje met koffie". Dick: "Net zo min dat wij wisten wie zij waren, kenden zij ons. Zij hebben wel ons kente ken kunnen noteren. Daarmee was onze identiteit natuurlijk wel na te gaan. Maar of dat direct is aangekaart? Pas eind fe bruari kregen we bericht dat het Amster damse parket onze gegevens bij het Bu reau Kentekenregistratie in Veendam heeft opgevraagd en die aan de Belgi sche justitie heeft doorgegeven. Wij ver- zijn onmacht op juridisch gebied en bood hun praktische hulp aan. Op 30 januari 1990 besteedde 'De Mor gen' aandacht aan hun verhaal. Op 8 fe bruari plaatste 'Humo' hun ingezonden brief, die de afsluiting vormde van een reeks reacties op het Humo-artikel 'De Nieuwe Wilden', op 16 november 1989 gepubliceerd. Ook Belgische lezers klaagden over agressieve jagers die drachtige reeën afmaakten. In één geval zou een jager zelfs z'n geweerloop tegen de slaap van een 5-jarig kind hebben ge zet. Thermosflesje Op 10 februari 1990 werd bij Ingrid en Dick een brief bezorgd van Yves Le- Cocq, secretaris-generaal van de Belgi sche jagersfederatie CEE. Hem hadden ze een maand eerder om inlichtingen ge vraagd. Volgens LeCocq viel in 'De Bel gische Pers' een najaarsnummer van een jagersperiodiek de ware toedracht te lezen: een koppel stropers, van wie één een sterke zaklamp droeg, had op 1 okto ber een jager en zijn jachtwachter in een privé-bos aangevallen, hen zwaar verwond en gepoogd hen aan te rijden. LeCocq benadrukte dat de twee op die zelfde dag aangifte hadden gedaan bij de Rijkswacht en dat de zaak in behande ling was bij het Gerecht. Onder het kopje 'Jagers gejaagd, stro pers ontmaskerd' maakte het blad er te vens melding van dat de 'stropers' geen controle van de inhoud van hun auto toe stonden. Ingrid: "Dat we doodsbang zijn gevlucht klopt. Maar die sterke zaklamp moeden dat er pas na die berichten in 'De Morgen' en 'Humo', waaronder onze naam en woonplaats stond, aangifte is gedaan". Op 10 februari ook ontvingen Dick en Ingrid van gerechtelijk inspecteur E. Be- kaert een uitnodiging om op 16 februari naar Marche en Famenne te komen. Voor confrontatie. Echter, Dlck kon on mogelijk op die datum verschijnen. Tele fonisch probeerde hij een andere af spraak te maken. Dick werd afgebekt, maar uiteindelijk kreeg hij het gedaan dat de datum van confrontatie werd ver schoven naar 20 februari. Eerder ruim vantevoren dus had den ze al telefonisch gevraagd om een tolk. Hoewel de bijstand van een tolk in tweetalig België een grondrecht is, werd de inspecteur daarover zo boos dat hij de hoorn op de haak smeet. Buitenlandse Zaken in Den Haag zorgde ten slotte, via de ambassade in Brussel, voor een tolk. Schertsvertoning Ingrid: "Ik zag tegen die reis op, heel emotioneel om weer door die streek te rijden". Dick kon niet rijden, zag alles dubbel. En Ingrid kampte met rugklachten, een vriend reed. In La Roche gingen ze nog even langs bij de secretaris van de VW. Diens houding bleek totaal veranderd. In z'n privé-kantoor piepte hij "dat hij er niets, maar dan ook niets meer mee te maken wilde hebben". Dat klonk wel even anders dan: "Ik bied u praktische hulp aan". In de gang van het gebouw aan de Rue du Commerce in Marche en Famenne werden ze een half uur lang door telkens weer andere gniffelende politie-ambte- naren bekeken. Daarna werden ze naar een krap bemeten zolderkamer ge bracht. En daar zaten ze dan, de jager, de jachtwachter en de inspecteur. Behalve Dick en Ingrid was daar de gerechtelijke tolk aanwezig. Anderhalf uur lang praat ten de aanwezigen over hun hoofden heen, in rap Frans. Ze zaten er voor spek en bonen bij. Op het moment dat Dick zich begon af te vragen wat ze daar nog moesten doen, begon de inspecteur een reeks vragen op hen af te vuren. De tolk had geen woord vertaald van het gesprek dat tussen de drie heren was gevoerd. De vertaler had zich beperkt tot het vertalen van de vra gen en antwoorden. De kale jager, een 35- jarige econoom uit Woluwe St. Pierre bij Brussel, had al verscheidene malen op zijn horloge gekeken. Hij moest zijn vliegtuig halen. De kleine man bleek een 51-jarige 'jachtwachter' (een door de ja ger betaalde hulp) uit Tailles/Houffalize te zijn. Ingrid: "Die schertsvertoning duurde vier uur, we kregen nog geen glaasje wa ter. De in het Frans genoteerde verkla ringen werden niet vertaald. Omdat we niet begrepen wat er stond, hebben we die niet getekend. Om zeven uur 's avonds konden we naar huis". Bijstand Na ruim vier maanden wisten ze einde lijk met wie ze te doen hebben. Buiten landse Zaken adviseerde hun zo snel mo gelijk juridische bijstand in te roepen. Ingrid: "Dat was moeilijk. Een Amster dams advocatenkantoor wilde niet aan een Belgische zaak beginnen, zeker niet in de Franse taal". Ze namen contact op met strafpleiter Moszkowicz. Die was bereid in ruil voor 500 gulden de aanklacht in te zien. Uit eindelijk gaf Moszkowicz te kennen dat Dick en Ingrid rustig in zee konden gaan met de Tongerse advocaat, die ze op aan raden van brigadier Smets hadden ge polst. Deze raadsman nam de zaak aan. Dick en Ingrid verkeerden toen nog in de ver onderstelling dat ze bezig waren een schadevergoeding te claimen. Op 11 mei deelde hun advocaat het volgende mee: "Na lezing van de strafbundel (het Belgi sche dossier) merk ik op dat de verklarin gen geheel tegenstrijdig zijn". Hij vond ook dat ze dat stuk "vermits volledig in het Frans gesteld", niet hoefden in te zien. "Waar ligt de waarheid?", verzucht te hun Belgische raadsman. De strafbundel werd toch maar be steld. Hun verontwaardiging kende geen grenzen, nadat ze moeizaam hadden ont cijferd wat de tegenpartij zoal tegen hen inbracht. Zo was in het dossier de be schuldiging van beide heren opgenomen dat zij door het echtpaar waren afgetuigd en bijna doodgereden. Jager en jacht wachter werden geprezen om hun vlek keloze levenswandel; telkens weer werd in de strafbundel gesproken van 'agres sieve Hollanders' in België. Ingrid: "Op 3 april belde inspecteur Bekaert op, of we voor wat 'vraagjes' even langs konden komen. Even? Weer zo'n rit voor eigen rekening, weer ie mand charteren om te rijden? Kon dat niet schriftelijk of per telefoon? Nee dus. Ik schreef op 4 april naar de onderzoeks rechter Pochet van het parket in Marche en Famenne of het mogelijk was die vra gen via de Bussumse politie te beant woorden. Daarop is geen antwoord geko- een in het Frans e konden opma- i Marche en Fa- Formaliteit Op 27 april ontvingen ze gestelde brief, waaruit z ken dat ze op 29 mei ii menne werden verwacht. Dick: "Dat viel middenin onze vakantie. Volgens onze advocaat had het geen zin er heen te gaan, omdat het om een formaliteit ging". Ze waren totaal gedesillusioneerd, na dat Dick op 19 juni een dagvaarding had ontvangen. Daarin stond dat hij op 5 sep tember 'wegens het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan jager en jachtwachter' terecht moest staan in Marche en Famenne. Een dag eerder had Ingrid al vernomen dat zij tot getuige a charge was gebombardeerd. De zaak was nu volledig op z'n kop ge zet, zo stelde het echtpaar verontwaar digd vast. Daarom stuurden ze ook Louis Tobback, de Belgische minister van bin nenlandse zaken, hun verhaal toe. "We willen eerlijk behandeld worden en onze schade vergoechtiebben, we zijn slachtof fers, geen misdadigers", zo besluit In grid. Tobback betuigde zijn medeleven, maar schreef ook dat hij 'wegens de scheiding der machten' niet op de zaak in kan gaan. Zijn collega van justitie, Mel- chior Wathelet van Justitie, aan wie hij hun brief had overgedragen, liet al even zeer weten dat zijn aandacht door die scheiding der machten werd 'weerhou den'. Ingrid schreef ook Hugo Coveliers van de Vlaamse oppositiepartij 'Volksunie' aart. Deze gaf schriftelijk uitleg wat die scheiding der machten in België wezen lijk voorstelt: Net als in Nederland mag in België de wetgevende macht (politici) zich niet mengen in zaken van de uitvoe rende macht (macht). Dat principe is zo wel in de Belgische als in de Nederlandse grondwet vastgelegd. "In bepaalde Waal se arrondissementen is het loutere feit geen Frans te spreken voldoende voor een nadelige positie", was de veelbeteke nende toevoeging van Coveliers. Ingrid en. Dick hebben nooit met de justitie te maken gehad. Ze weten niets van gerechtelijke procedures, zeker niet van buitenlandse. Ingrid is dus getuige, evenals beide jagers, die zich tevens als aanklagers en slachtoffers presenteren. In aügustus informeerde Ingrid bij Bui tenlandse zaken wat er met hun aan klacht is gebeurd. Het antwoord: "Ge klasseerd zonder gevolg, mede omdat u destijds niet op tijd bent verschenen". Dick: "Als we hadden geweten hoe de vork in de steel zat, waren we uiteraard op 29 mei wel naar Marche en Famenne gegaan, al was dat volgens onze advocaat absoluut niet nodig. Toen het vooronder zoek nog liep, wees Buitenlandse Zaken ons op de mogelijkheid van een rogatoi- re, een onderzoek in te stellen door de politie in eigen land. We moesten dat overigens zelf maar regelen". "We hebben er wel eens over gedacht om het bijltje er bij neer te gooien. Je voelt je als enkeling wel heel erg machte loos. Je moet alle zeilen bijzetten om niet je hele leven te laten beheersen door zo'n zaak. Buitenlandse Zaken heeft ons ge waarschuwd de zaak niet op z'n beloop te laten. Omdat we ons anders niet meer in België kunnen vertonen. En we zouden helemaal vogelvrij zijn, nadat de Europe se grenzen zijn opengesteld". Gezichtsverlies En hoe staat de zaak er nu, begin februari 1991 voor? De Belgische advocaat heeft het voor elkaar gekregen de zaak ver plaatst te krijgen naar het Nederlandsta lige Tongeren. Een lichtpuntje dus, al zullen de kos ten voor die juridische hulp wel een flin ke bres slaan in hun inkomsten. Dat moeten ze er maar voor over hebben, vin den ze. Met Dicks oog gaat het redelijk, hij heeft 'maar' tien procent gezichtsver lies. Zijn oogarts heeft wel gezegd dat die oogspierverlamming hem op latere leef tijd nog wel parten zal gaan spelen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 18