Mannen die verliefd zijn op oorlog Twee mieren, samen wachtend op de dood Een hoge rang en dito bloeddruk RUDY KOUSBROEK Racisme in Vlaanderenboek Verbale voltreffers in Le Carré's bundel spionageverhalen Om maar met de deur in huis te val len: 'De laatste spion' van John le Carré heeft mij veel minder kunnen boeien dan zi.jn voorafgaande boe ken, waarin hij meestal van één ge geven uitging. Ditmaal niet. De au teur laat George Smiley even terug komen van zijn pensioen van de Britse inlichtingendienst om een le zing te houden voor de leerling-s pionnen in het klasje van Smiley's voormalige assistent Ned. Subtiele verwijzingen in het be toog van Smiley doen Ned terug denken aan zijn begin, zijn blunders en zijn successen temidden van de spionnen. John le Carré heeft er af zonderlijke hoofdstukken van ge maakt. Zo komt hij bijna tot een bundel korte spionageverhalen. De één levendig genoeg, de ander nau welijks de moeite van het lezen waard. Op zichzelf dan altijd, want de voormalige diplomaat John le Carré weet hoe hij aan klantenbinding moet doen. Heel routineus zorgt hij voor de nodige surprises en veel vuurwerk. Neen, niet in de gebeur tenissen. Die kabbelen in de meeste gevallen als een braaf beekje voort. De verrassende vuurpijlen zitten in de verbale begeleiding. In de dialo gen en de opmerkingen van de au teur. Ze zitten niet altijd even een voudig in elkaar. Ik schreef al eens eerder: 'John le Carré laat zijn hoofdfiguren met veel aplomb diepzinnige politieke wijsheden poneren. In volzinnen die voor gewone mensen soms nau welijks te bevatten zijn'. Maar die toch vaak opmerkelijke opmerkin gen maken wel dat men toch door bijt. Verder leest. Op zoek naar een volgende voltreffer. Hield Carré zich in zijn vorige boek 'Het Rusland Huis' vooral bezig met Rudy Kousbroek schrijft niet al leen voortreffelijke essays, hij maakt zich de iaatste tijd ook verdienstelijk als dichter van kinderpoëzie. Het bovenstaande gedicht komt uit 'Lieve kinde ren. hoor mijn lied', een door Pe ter Vos geïllustreerde bundel ge dichten van Kousbroek die on langs verscheen bij uitgeverij De de gewijzigde verhoudingen tussen Oost en West, de opzet van zijn jong ste schrijfprodukt geeft hem veel meer de ruimte. Hij k^n zijn dikwijls eigenzinnig licht over aller lei onderwerpen laten schijnen. Hij kan in alle opzichten zeggen wat hij op het hart heeft. Het is leuk een paar voorbeelden te geven. Al doen de bekruipt de lust nog meer te cite ren. Ik moet die neiging onderdruk ken. Het is niet fair alle krenten uit de pap te plukken. Maar een enkele kan geen kwaad. Als de 60-jarige Carré het over legale wapenhande laren heeft - die hij een 'ongepolijs te elite' noemt - dan kan hij het niet laten op te merken: 'Ik heb in de tussenliggende jaren genoeg van het leven van de straatkant gezien om te weten dat meer mannen ver liefd zijn op de oorlog dan er ooit de kans zullen krijgen er één te voeren. En dat meer wapens worden ge kocht om die liefde te bevredigen dan om een vergeeflijke reden'. Het lijkt of Carré met dit boek af scheid neemt van verhalen over spionage. Aan het einde laat hij we ten dat de vergrijsde George Smiley nu verder voorgoed van zijn pen sioen zal genieten en ook Ned mag een vaarwel-feestje vieren. Dat doet deze tamelijk teleurgesteld: 'Net als een Don Quichotte was ik er op uit getrokken om de overstel pende hoeveelheid kwaad in de we reld de kop in te drukken. Maar in mijn somberste buien begon ik mij af te vragen of ik er niet zelf aan bijdroeg. Doch ik keek nog steeds uit naar een kans om mijn bijdrage aan het heil van de wereld te leve ren. En ik nam het de wereld kwa lijk dat zij niet wist hoe zij mij kon gebruiken'. Carré heeft - maar dat wisten we al lang - geen hoge pet op van de Brit- Harmonie. Het volgehouden vol rijm in dit gedicht stoort geens zins, integendeel, je voelt hoe de spanning in het gedicht steeds meer oploopt. En dan zijn er die twee laatste, magistrale regels, die in al hun eenvoud een vondst zijn, die het vers boven het anek dotische uittillen. se inlichtingendienst. 'Het Verhoor Depot is in zekere zin het Siberië van de Dienst. Zelfs Smiley is daar tweemaal toe verbannen. De eerste keer omdat hij de gore moed had te suggereren dat de top van de Dienst een mol van Moskou aan zijn borst koesterde. En de tweede keer - een paar jaar later - toen bleek dat hij gelijk had gehad'. Maar zoals gezegd, Carré heeft het ditmaal niet alleen over de door hem zo verguis de 'Dienst'. Zo spreekt hij op een ge geven moment ook over fundamen talistische moslimgroepen. Een vandaag de dag uiterst actueel on derwerp. John le Carre: 'De door de amateurpaniekzaai-industrie zo gekoesterde opvatting dat zij alle maal deel uitmaken van een mees- terplan slaat nergens op. Was het maar waar. Dan zouden ze mis schien op de een of andere manier te pakken zijn. Zoals de zaken nu staan groeperen en hergroeperen ze zich als waterdruppels op een natte muur en zijn ze ongeveer even ge makkelijk vast te pinnen'. Carré's jongste heeft mij dus min der geboeid dan voorgaande boe ken. Maar tegen het einde maakt hij voor mij wel veel, zo niet alles, goed. De wonderlijke tirade van de puissant rijke uitbuiter Sir Anthony Bradshaw is zo gruwelijk levens echt. Alle menselijke waarden en veroverde normen worden daarin met enkele bizarre zinnen op de mestvaalt van zijn rijkdom ge veegd. 'Wie wat hebben wil kan het krijgen, als ik er maar beter van word'. Menselijke hebzucht in en kele briljante zinnen geportret teerd. Niet verheffend, wel knap. KOOS POST 'Dc laatste spion'. John le Carré. Uitg. Luitingh/Sijthoff, f29,90. Vanwege een bizarre hobby heb ik de afgelopen jaren een stuk of vijf tig romans en verhalen gelezen over het Nederlandse militaire optreden tijdens de moeizame dekolonisatie van Indonesië. Interessante lectuur, maar wel veel van het zelfde. Misschien dat een groot deel van de auteurs zelf als soldaat bij de politionele acties betrokken was. De grootste ver schillen worden eigenlijk bepaald door de afstand in de tijd. De schrij vers uit de jaren vijftig zijn voor het merendeel positief-christelijk, anti- Engels, anti-Amerikaans en vooral anti-Indonesisch. Een paar door Ja pan opgehitste intellectuelen terro riseerden een land vol brave boeren die niets liever wilden dan de terug keer van de Nederlanders. Latere schrijvers zijn kritisch te genover de regering in Den Haag: die had volgens hen moeten inzien dat bij gebrek aan steun van de bondgenoten Indië verloren was. En over de slechte kwaliteit van on derdak, voedsel, bewapening en vervoer voor het leger kankeren ze onophoudelijk. Deze auteurs kun nen vaak enige sympathie opbren gen voor het Indonesische nationa lisme. Wat is de visie van Abram van Leeuwen, van wie zojuist 'Bandjir. Vuurstorm over Java' verscheen? In ieder geval heeft hij niet in Indo nesië gevochten, maar het is de ijdeltuit, die zich graag bedient van zijn titel Prins van Lignac, toch ge lukt zichzelf in de roman te schrij- Rompen Het boek heeft een merkwaardige voorgeschiedenis. In een interview met deze krant, enige tijd geleden, verklaarde Van Leeuwen dat hij 'Bandjir' veertig jaar geleden als feuilleton had geschreven en on langs de boekversie heeft vervaar digd, aangepast aan de hedendaag se smaak. Van een aanpassing is nauwelijks iets te merken. Er is zelfs een slordigheid gehandhaafd: binnen één pagina wordt een Zwit serse arts opeens Zweeds. In zijn visie op de gebeurtenissen sluit Van Leeuwen sterk aan bij zijn voorgangers van veertig jaar gele den, alleen schrijft hij wat beter. Schreef moet ik zeggen, want de in- en uitleiding bij 'Bandjir', die in 1990 zijn vervaardigd, getuigen van een verwarde en onbeholpen stijl. Niet alleen stilistisch, maar ook in houdelijk levert Van Leeuwens in leiding een contrast met het verhaal zelf. Zo leidt hij zijn lezer in: "Van 1940 tot 1990 hebt u nooit de waarheid mogen lezen over wat in Indonesië gebeurde. De krantcr schreven: 'Weg met ons, koloniale onatrdruk- kers,' want Nederlandse officieren hadden kampongs platgebrand. Dat is waar, maar wie dit, knus in zijn veilige huiskamer, veroordeelt, moet ook weten dat ze daar dozij nen landmijnen vernietigden, die anders hun jonge soldaten tot rom pen-zonder-benen zouden hebben gemaakt". Van Leeuwen, die eertijds in Ne derland knus aan zijn verzend-im- perium werkte, vervolgt met een beschrijving van de vijand als te genvoorbeeld: "Maar de opgehitste Indonesische jongens verkrachtten onze meisjes van twaalf en dertien en sneden hun borsten af, zodat de laatste zoen versmolt in de laatste adem. Onze jonge mannen werden "getjinktjankt": met kapmessen ge hakt en de stervenskreet gesmoord door hun afgesneden geslachtsde len in de mond te proppen". Nogmaals, zowel de visie op de gebeurtenissen als de beschrijving ervan zijn veel subtieler in het boek. 'Bandjir' speelt trouwens maar voor een deel - de slothoofdstukken, een vijfde van het boek - tijdens het Ne derlandse militaire optreden. Het verhaal begint al voor de oorlog. Er zijn bovendien verschillende hoofd figuren, van wie nu de een, dan weer de ander wordt gevolgd, al naar gelang ze iets interessants meemaken. De eerste is een Javaanse jonge man, Oemar Kerto, een in Leiden af gestudeerde meester in de rechten, die terugkeert in zijn land van her komst en daar een van de fana tiekste jonge nationalistische lei ders wordt. Heel wat idealistischer dan de geestverwanten die rijk wor den van het via Amerika verkopen van materieel aan de Nederlanders. Materieel dat van de Nederlanders gestolen is. Met dit soort praktijken is Oemar het niet eens en hij wordt overgeplaatst naar het front, waar 'gevaarlijker vijanden' dan de Ne derlanders op hem wachten: de Daroel Islam en de communisten. 'Bandjir' heeft een voordeel boven andere 'politionele' romans omdat de figuur Oemar een alternatieve in valshoek biedt. Toch is de een dimensionale visie uit de jaren vijf tig nog overal merkbaar. Zo wordt het verschil aangeduid tussen de Britse soldaten en de Nederlanders die hen aflossen: "Frisse Cadi-clubs vervingen de zwoele dancings". Conventioneel is ook de houding te genover de inheemse bevolking. Een oude vrouw schikt zich in haar lot "met de berusting van haar ras" en een jonge Indonesiër is zowel "een koele intellectueel" als "be heerst door primitieve, ziedende haat". En de eerste rechtszaak waar in Oemar als advocaat optreedt is het bewijs voor de stelling dat wan neer men het loon van een inlander verhoogt, deze minder gaat werken. Ook in de strijd tegen de Indone siërs vinden we veel dik hout uit de jaren vijftig terug. Afgezien van wat in de inleiding wordt beweerd, ko men we jongetjes tegen die de arge loze soldaten via een trekbom pro beren op te blazen. Behalve een le gitimatie in het wrede gedrag van de Indonesiërs, bevat 'Bandjir' ook veel directe overtuigingspogingen. Er zijn tenslotte wel een paar ver schillen met de sfeer van veertig jaar geleden. Veel sterker dan toen worden figuren als Leo Verhagen (en in het begin van het verhaal ook zijn vader), die van het land en de mensen houden, afgezet tegen kolo nialen die er racistische ideeën over de bevolking op na houden. Ook een instelling als de Krijgsraad moet het nu ontgelden: "Gepensio neerde, jichtige beroepsofficieren met hoge rang en dito bloeddruk die in hun lang vergeten jeugd als officier uit de militaire academie waren gekomen". Al met al blijft het een ouderwets boek, maar je moet het Van Leeu wen nageven dat hij zijn conventio nele visie op een genuanceerde en niet oninteressante manier presen teert. Je vraagt je af waarom hij de lezer met zijn botte inleiding zo op stang probeert te jagen. AUGUST HANS DEN BOEF Abram van Leeuwen (Prins van Lig- nac), 'Bandjir. Vuurstorm over Java'. Een oorlogsroman die echt gebeurd moet zijn tijdens het drama in Indone sië. Uitgeverij Het Spectrum, ƒ.29,90. In één boek passen met een beetje goede wil 191 korte verhalen. Er is dan nog net ruimte over voor 100 tekeningen. Zoveel plaats is er in een boek van 150 bladzijden echt alleen als de verhalen niet te lang zijn. 'Het boek der omhelzingen' van Eduardo Galeano kost f 27,50. Met 191 verhalen betekent dat nog geen vijftien cent per verhaal. Dat is te goedkoop. De uitgever moet het boek duurder maken. Eduardo Galeano is een schrijver uit Uruguay. Hij is minstens tien jaar op de vlucht geweest voor de dictatuur in verschillende landen in Zuid-Amerika. Galeano werd 20 jaar geleden beroemd met zijn kriti sche werk 'De aderlating van een continent'. Tien jaar later begon hij aan zijn 'Kroniek van het vuur'. Dat werden drie delen over de geschie denis van Zuid-Amerika. gezien door een andere bril. Of. beter ge zegd, gezien zonder bril. Galeano gebruikte voor deze ge schiedenis, net als Louis-Paul Boon dat in zijn 'Geuzenboek' en 'Jan de Lichte' deed, niet alleen archiefma teriaal. Hij liet de stemmen spreken van hen die te lang gezwegen had den: boeren, Indianen, plunderaars. Daardoor werd het beeld van Zuid- Amerika verrijkt; de andere kant van de spiegel was even zichtbaar. Galeano kan dus lange verhalen en dikke serieuze boeken schrijven. Hij kan ook korte verhalen in een mooi boek bij elkaar zetten. 'Het boek der omhelzingen' is Galeano's toverdoos Dit boek is een kaleido- scoop, geïllustreerd met bizarre te keningen van de schrijver. De verhalen zijn zo verschillend en vreemd dat ze met zijn samen te vatten. Waar gaat het in 'Het boek der omhelzingen' over? Over een Spaanse taxichauffeur in New York. Over het absurde be staan. Over haarinvalides en kap pers. Over de wreedheid in het le ven. Over de Peruaanse schrijver José Maria Arguedas. Over de Ame rikaanse schrijver Erskine Cal dwell. Over mieren. Over aardige schrijvers die een pilsje drinken. Over gemartelde kinderen. Over een fles water (of is het parfum?) in een schoolklas. Over een herboren Pancho Villa. Over 180 andere din gen. Het verhaal 'De mieren' is een goed voorbeeld van Galeano's ver teltrant en van zijn stijl. Nederland en Vlaanderen hebben nauwelijks een gedeeld verleden. Tussen 1548 en 1585 waren Noord en Zuid verenigd, net als tussen 1815 en 1830. 'Met de Walen hebben we in elk geval langer samen ge boerd dan met de Nederlanders', kan Ludo Simons daarom vaststel len in zijn 'Het ravijn tussen Essen en Roosendaal'. Het enige dat we gemeenschappelijke hebben is de taal, schrijft hij in dit boekje be doeld als 'culturele integratie voor beginners'. Zulke beginners zijn er in over vloed. Neem het geval Ton Anbeek die besloot in zijn historie van de moderne Nederlandse literatuur al le schrijvers uit Vlaanderen te nege ren. Simons wijst erop dat in verge lijkbare werken over bijvoorbeeld Duitse literatuur nooit de Zwitsers, de Oostenrijkers, de andere Duitstaligen zouden kunnen ont breken. Het is heel begrijpelijk dat men in Vlaanderen onkunde zoals Anbeek die tentoonspreidt voor ar rogantie aanziet. Ook Simons stelt vast: 'Neder land kan arrogant, aanmatigend, hautain en bedilzuchtig zijn'. Om daar onmiddellijk aan toe te voe gen: 'maar sommige dingen pakt het inderdóód beter aan'. De auteur bepleit, met respect voor alle ver schillen die er bestaan', een zo nauw mogelijke samenwerking'. Zo zou men kunnen voorkomen dat Euro pa "één grote gaarkeuken" wordt. In Vlaanderen is een bundel met "Tracey Hill was een meisje in een dorp in Connecticut en speelde de bij haar leeftijd passende spelle tjes, zoals ieder ander zachtaardig engeltje in de staat Connecticut of op welke andere plek op deze pla neet ook. Op een dag waren Tracey en haar schoolkameraadjes bran dende lucifers op een mierenhoop aan het gooien. Allen genoten zeer van dit gezonde kindervertier, maar Tracey werd getroffen door iets dat de anderen niet zagen of voorwend den niet te zien en dat haar verlam de en voor altijd een brandmerk in haar geheugen achterliet: voor het vuur, voor het gevaar, gingen de mieren in paartjes uit elkaar en met zijn tweeen. dicht tegen elkaar aan, wachtten zij op de dood". Zoals vaak in dit boek probeert Ga leano ook in dit verhaal door een klein incidentje of aan de hand van een op zich niet bijzondere gebeur tenis iets groters duidelijk te ma ken. Dit verhaal krijgt een andere betekenis als je het, zoals Galeano, plaatst tussen verhalen over vluch telingen uit Zuid-Amerika die ook vluchten voor het gevaar. Dan is vriendschap een belangrijk houvast om te kunnen overleven. Boven dien maakt het duidelijk dat Galea no een scherp oog heeft voor het bij zondere, voor het afwijkende. 'Het boek der omhelzingen' is niet alti|d een vrolijk boek. Er is verdriet, het meest om doodgeschoten mensen. Galeano slaagt er in het leven zo te beschrijven dat het onrecht ontleed wordt en tegelijkertijd draaglijk ge maakt. Wat in het verhaaltje 'De mieren' ook opvalt is Galeano's stijl: onderkoeld, met op de juiste plaats een afwijkend woord ("zacht aardig engeltje", "gezonde kinder vertier"). Galeano geeft de lezer in zijn boek bijna 200 stukjes van een puzzel die meer dan duizend stuk jes telt. Hij geeft zulke goede stuk jes dat het beeld nog mooier wordt dan het beeld van de complete puz zel. Dit boek telt 191 verhalen. Lees elke dag een verhaal en wees een half jaar gelukkig. Lees elke dag een verhaal en wees een half jaar ver- drietig. JOS DAMEN Eduardo Galeano, Het bock der omhel zingen. Beelden en woorden uit Latijns Amerika. Vertaald door Dlek Blocm- raad. Novib/van Gennep, Amsterdam, f 27.50 niet eerder gepubliceerde verhalen onder het motto 'Hoe dichterbij, hoe beter'. Herman Pieter de Boer, Max Dendermonde, Simon Vinken oog en andere Nederlandse schrij vers halen hun Vlaamse herinnerin gen op. Aan goede bedoeling, n ifl geen gebrek, maar de literaire kwa liteit is teleurstellend. Albert Donk noemt zichzelf in de inleiding een 'panneerlandist'. Hij meent: 'inte gratie tussen deze twee zo verwante volken is noodzaak om als culturele en politieke eenheid te overleven'. Dit boek zal alvast een 'beperkte bij drage' moeten leveren 'om elkaar beter te begrijpen'. Het blijkt een zeer beperkte bij drage te wezen. Men verwondert zich over de Vlaamse taal en bestelt een pint. 'Koken dat kunnen ze wel', mompelt een van de verhaalfigu ren. Het dieptepunt zijn de veertig bladzijden met 'Vlaamse schetsen' van Oscar de Wit. Dit is de toon: 'In de verre omtrek van Brussel waren alle keiwegen in grote haast met een dikke laag zwartsel bestreken, 't Scheen wel of ze er alle nikkers van de Kongo op uitgestreken hadden'. In Vlaanderen kom ik graag, maar 'In Vlaanderen' las ik zondt-r genoe gen. HANS WARREN Ludo Kimona: Het ravijn tuaarn Curn en Roo«rndaal. Uitg. Kritak. Leuven entprrlding In Nederland: Meulen- hoff. Amsterdam), ƒ14.90. In Vlaanderen, Uitg. De Kern. Baarn. fUJ*. John le Carré: geen hoge pet op van de Britse inlichtingendienst. (tot VARKENSLIEFDE EN LEVEN Wat loopt daar door de parken? Een meisje met een varken. Hoe is ze aan hem gekomen? Ze zag hem lopen tussen de bomen. Was ze dan niet erg verlegen? Ja, ze kwam hem zomaar tegen. Toch is ze met hem mee gegaan? Dat heeft ze inderdaad gedaan. Wat kon haar toch in hem bekoren? Zijn snuit, zijn glimlach en zijn oren. Zeg wat ze verder van hem vindt? Zijn wimpers zijn als van een kind. Waarom graaft hij nu naar truffels? Dat is uit dankbaarheid voor knuffels. Waarom lopen ze te zuchten? Omdat ze het afscheid duchten. En waar praten ze nu over? Over een plekje in het lover. Horen ze het tijdstip naderen? Ja, en 't ruisen van de bladeren. Geloven zij dan in een wonder? Ja, ze kunnen niet meer zonder. Illustratie uit 'Het Boek der Omhelzingen'. Nederlandse soldaten tijdens de politionele actie, '...opgehitste Indonesische jongens verkrachtten an twaalf en dertien en sneden hun borsten af...'. :e meisjes (toto ANP)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 11