Een wreed mysterie Het leven na Wessel Wiegedood niet te verklaren^ DINSDAG 22 JANUARI 1991 Al is de medische weten schap tot veel in staat, som mige geheimen van leven en dood laten zich maar niet ont sluieren. Kindersterfte is in onze samenleving tot een mi nimum teruggedrongen. Glipt een beginnend leven toch weg, dan is er meestal een oorzaak aan te wijzen. Bij ongeveer een op de zeven baby's is dat niet het geval. Op deze pagina het raadsel van de wiegedood en de ver woording van een eigen er varing daarmee. door Reinier Hopmans In de laatste maanden van zijn leventje, dat bijna een jaar duurde, tuitte Wessel vaak zijn mond als iets hem mateloos verbaasde. Met zijn lippen in een perfect rondje produceerde hij vervolgens een vertederend 'o'. Aangezien hij was geze gend met grote, rijk bewimperde, blau we ogen, bood hij dan een onweerstaan bare aanblik. Zo zal ik me hem nog vaak voorstellen. Zeven maanden zijn verstreken sinds de vermaledijde ochtend dat we hem doodstil - gestorven - in zijn bedje von den. Gehuild hebben we, tot ons lijf niet meef pijn kon hebben. Nog zijn er dagen dat er tranen branden achter de oogle den, een futiele gebeurtenis soms, een wending in een gesprek, een kleinigheid die een herinnering oproept, is voldoen de om ze te doen opwellen. Een jaar zeker duurt de i king, zo lazen mijn vrouw en ik, toen wij gretig alles tot ons namen dat een straal tje licht kon doen schijnen over het mys terieuze wiegedood-verschijnsel. We hebben daar geen ogenblik aan getwij feld. Wat is een jaar. "Jullie moeten weten dat een op de vijf echtparen die dit overkomt, binnen twee jaar is gescheiden", zei onze huisarts. Hij knoopte er een aannemelijke uitleg aan vast, die er op neerkwam dat man en vrouw twee persoonlijkheden zijn, die ieder op eigen wijze de verwerking van verdriet beleven en daarbij niet voortdu rend gelijk opgaan. Onderlinge openheid kan voorkomen dat over gedrag en reac ties wederzijds onbegrip ontstaat, en als gevolg daarvan verwijdering. Wij vinden dat nog steeds een wijze raad. De verscheidenheid aan catastrofen die mensen kunnen treffen, is schier ein deloos. Dat mensen zich bij rampen zeer uiteenlopend gedragen is op zich niet zo verwonderlijk. Merkwaardiger is dat in dividuen ook heel verschillend reageren op identieke situaties. De een vervalt tot fatalisme of apathie, een ander improvi seert wat, sukkelt voort, een derde over- lééft, geïnspireerd door een sterke over tuiging of een verinnerlijkte levensfilo sofie. Geen mens kan, denk ik, met ze kerheid voorspellen hoe hij op een zeer emotionele gebeurtenis zal reageren. Maar alleen de overlevers krijgen de kans achteraf te overzien wat hun is over komen en kunnen zich daardoor, vroeg of laat, gelouterd voelen. Wessel ontwikkelde zich zo voorspoe dig, vonkte zo van levenslust, roerde zo enthousiast zijn vrolijke stem, demon streerde zo'n tomeloze opgewektheid, dat ik mij geen zorgelijk moment herin ner, laat staan dat ik meer dan een vluch tige gedachte wijdde aan een vage be dreiging als wiegedood. Mijn vrouw nam wel kennis van publikaties over dat on derwerp, maar ik wuifde haar opmerkin gen weg. Hoe kon ze zich ongerust ma ken als ze ons bruisende, puur gezonde manneke zag. Luttele dagen voor zijn eerste verjaar dag gebeurde het onvoorstelbare. Zon der het geringste voorteken, waardoor het later kon worden verklaard. Uit de draaikolk van emoties waarin ik de eer ste dag belandde, herinner ik me nog de tegelijkertijd wanhopig en razend ma kende gedachte dat Wessel, die alleen maar vreugde had gebracht en op wie ik nog nooit boos was geweest, zo'n lot als laatste op de wereld had verdiend. Mijn rechtvaardigheidsgevoel was diep ge kwetst, om niet te zeggen verkracht. Achteraf komt het me vreemd voor, maar toch spraken mijn vrouw en ik al de eerste uren, tussen de heftige huilbuien door, weloverwogen met elkaar. Stap voor stap overlegden we hoe we zouden handelen, de familie inlichten, de begra fenis regelen. Gaandeweg boden de be zigheden ons houvast. Al snel viel het be sluit dat we bemoeienissen van derden tot het uiterste zouden beperken. Wij wil den Wessel zelf alle eer bewijzen. We voelden aan, en dat zeiden we ook tegen elkaar, dat we de kracht hadden om onze taak als ouders af te maken. In de dagen die volgden voelden we een sterke stimulans bij wat we deden om het Wessel naar de zin te maken. Blij, ondanks alle verdriet, voelden we ons, toen we een dromerig plekje hadden ge vonden, vlakbij ons huis, waar Wessel kon worden begraven. Opwinding, on danks de treurnis, toen we hem zelf in zijn kistje ronddroegen door onze tuin, hem daar neerzetten op enkele door bloemen omkranste boomstronken en in een kring om hem heengeschaard met de allernaaste familie een kopje koffie dron ken. Ontroering, toen we onze zelfge schreven tekst, die we niet zonder tranen en haperen konden lezen, in druk zagen. Voldoening, toen we hadden bedacht hoe we hem met bloemen, kaarsen, mu ziek, fleurige kleding en toegesproken door mensen die we vertrouwden en ons gen omringd door nog veel die hem - en ons - toegene- vaarwel zouden zeggen. Veel later pas vonden we tijd en gele genheid om ons te verwonderen over de kracht van het taboe dat in onze samenle ving op de dood rust, en dat menige be grafenis of crematie tot een keurige, maar zeer onpersoonlijke gebeurtenis re duceert. Dan rilden we bij de gedachte dat we Wessel hadden kunnen overlaten aan een rouwcentrum, aan somber ge klede dragers en aan een professionele uitvaartdienstleider. Nog steeds spreken we daar af en toe over, zoals toen we een overlijdensadvertentie lazen van lotge noten, die hun kind in stilte hadden ge cremeerd, zonder bloemen, en 'liever geen bezoek'. Natuurlijk past het mij niet daar een negatief oordeel over uit te spre ken, en vanzelfsprekend kan men op ve le wijzen afscheid nemen, maar ik mag wel vrezen dat het taboe mensen soms onbewust beperkt in hun beleving en verwerking van rouw. Voor ons was de dag van de begrafenis niet de zwartste in die week. Integen deel, het ritueel had iets sprookjesach tigs. De zon scheen uitbundig. De omge ving, rijkelijk door de natuur bedeeld, straalde sereniteit uit. De plechtigheid verliep zoals we ons hadden gedroomd. De steun van onze vrienden- en kennis- senschaar was warmer dan clichés kun nen weergeven. Gedurende de dagen die volgden, ga ven wij in lange gesprekken steeds meer gestalte aan onze ideeën over het leven 1 na Wessel. Wij zouden overleven, de vele herinneringen aan onze zoon zouden we ons hele leven blijven koesteren, sommi ge zouden we tastbaar maken: van de honderden foto's die we van hem beza ten zouden we, met de handvol docu mentjes en andere paperassen waarin hij een rol speelde, een of meer boeken ma ken; en eigenhandig zouden we op en rondom zijn graf een klein monumentje scheppen van bloemen, plantjes en een door de natuur geslepen kei. Tevens stel den we vast wat we niet wilden: we zou den in ons huis geen illusie van een ande re werkelijkheid in stand houden. Allerlei alledaagse voorwerpen die aan Wessel herinnerden, zoals de box, en zijn badspeeltjes, hadden we de eerste dagen al uit het zicht verwijderd. Maar ook Wes- sels kamertje, dat z'n functie had verlo ren, zouden we niet in de oude staat la ten. Niet dat we onmiddellijk ingrijpen de veranderingen aanbrachten dat de den we stap voor stap, steeds als we er aan toe waren maar we wilden onszelf niet pijnigen met een valse koestering van het verleden. Zeven maanden verder zijn we nu. Het leven na Wessel is niet zoals dat voor zijn komst was, al hebben de uiterlijke om standigheden zich nagenoeg hersteld. Aanwezig is hij, al is het niet zichtbaar. Dat zal nooit meer anders zijn. Vaak stemt dat bewustzijn ons droef, maar steeds veelvuldiger diepen we uit onze herinneringen iets op dat tot vreugde stemt. Soms stellen we ons daarbij het beeld voor dat zijn tante ons voorhield op zijn begrafenis: Wessel, vanaf een wolkje naar ons kijkend. Vol verbazing over het leven. Zodat hij grote ogen opzet, met zijn mondje een volmaakt rondje vormt en een adembenemend vertederend ge luidje voortbrengt: 'O'. Een kind verliezen is rampzalig. Een ogenschijnlijk gezonde baby hoeds verliezen door wiegedood is ont redderend en eigenlijk niet te bevatten. De dood komt onaangekondigd en blijft ook achteraf onverklaarbaar. De getrof fen ouders staan voor een onmetelijk verdriet, een vaak langdurige worsteling met de vermeende schuldvraag en de op dracht het onverklaarbare te aanvaar den. Tot drie jaar geleden stierf een op de duizend baby's in Nederland onder het beeld van wiegedood. In 1987 202 kinderen. Een jaar later w; tal teruggelopen tot 123; het definitieve cijfer over 1989 lijkt iets hoger uit te ko men, over 1990 is de balans nog niet op gemaakt. De terugval lijkt verband te houden met de ruime aandacht die het kennelijke risico van buikligging enkele jaren geleden kreeg. Vrijwel alle wiege- doodbaby's sterven in de slaap. De ten zijn 1 tot 6 maanden oud, daarna lo pen de cijfers drastisch terug. Verhalen Tegenwoordig hebben de meeste sen wel eens iets over het verschijnsi hoord of gelezen. Toch weten nog weinigen er het fijne van en zijn er talloze verhalen over in omloop waar in het bes te geval wel iets van waar is, maar veel meer niet. Als wiegedood wordt vastgesteld als doodsoorzaak, dan betekent dat in feite dat er ook bij zorgvuldig onderzoek van het overleden kind en de omstandighe den waaronder het stierf, geen aanneme lijke verklaring is gevonden. De betrok ken artsen proberen door analyse en uit post-mortaal onderzoek in beeld te krij gen wat zij als mogelijke verklaringen mogen uitsluiten. Dat geeft veel helder heid over wat niet de oorzaak is, maar nauwelijks over wat wel een verklaring kan zijn. Wetenschappelijk onderzoek noch be studering van voorkomende gevallen heeft tot nog toe meer opgeleverd dan het inzicht dat het mysterie misschien wel nooit helemaal zal worden opgehel derd. Af en toe wordt een kleine ontdek king gedaan die enkele gevallen kan ver klaren of leidt tot een advies dat beoogt preventie te bevorderen. De raad om zui gelingen niet op de buik te slapen te leg gen heeft de laatste jaren in ons land on miskenbaar een positieve uitwerking ge had op het vviegedoodcijfer. Ook het niet te warm gekleed te slapen leggen, dat on langs nog aandacht kreeg, is ongetwij feld een goed advies. "Maar", zo tempert de Amsterdamse kinderarts M. Geudeke mogelijke ver wachtingen, "ik verwacht geen specta culaire ontdekkingen de komende tijd. In de loop der jaren zullen kleine hoekjes worden ingevuld, waardoor het mysterie wat wordt verkleind." Statistieken Wiegedood komt over de hele wereld voor. De statistieken, ook die uit goed vergelijkbare landen, geven nogal sterk wisselende aantallen of percentages. Dat lijkt te verklaren door verschillen in defi nitie en registratie, maar naar alle waar schijnlijkheid hebben ook sociale om standigheden of cultuurpatronen in vloed. In sommige westerse landen wordt op alle, door onduidelijke oorzaak overleden baby's obductie verricht, in Nederland in iets meer dan de helft der gevallen. Bij obducties wordt in onge veer een op de tien gevallen alsnog een oorzaak gevonden. Er zijn bijvoorbeeld landen waar moe ders, anders dan bij ons, kinderen altijd bij zich dragen. Zo'n gebruik zou effect kunnen hebben. Goede, bij voorkeur internationaal vergelijkbare statistieken zijn belang rijk, omdat zij aanwijzingen kunnen op leveren op grond waarvan tot nader on derzoek kan worden besloten of waaruit preventieve maatregelen kunnen wor den afgeleid. Zo is puur uit het cijferma teriaal gebleken dat meer jongetjes dan meisjes het slachtoffer worden van wie gedood en dat het verschijnsel zich overal ter wereld wat meer voordoet in de wintermaanden. De oorzaken daar van zijn nog niet achterhaald. Geudeke benadrukt dat wetenschap pelijk speurwerk naar mogelijke oorza ken heel iets anders is dan het onderzoek dat (kinder)artsen in elk incidenteel ge val verrichten. Aan vele universiteiten in Nederland vooral in Utrecht en Am sterdam worden allerlei theorieën op hun betekenis getoetst. "Het probleem daarbij is", bedenkt Geudeke, "dat je zeer veel invalshoeken kunt bedenken, omdat men nu eenmaal niet weet waarnaar precies moet worden gezocht. Bovendien zal elke specialist de neiging hebben vanuit zijn eigen vakge bied te werk te gaan. De virologen den ken alleen aan virussen, de endocrinolo- gen aan klieren, de keel-, neus- en oorart- Om enige lijn te brengen in definities, registraties en onderzoeken hebben kin derartsen onlangs een Europese vereni ging opgericht. Dat lijkt geen overbodige luxe. Geudeke: "Er is zoveel individueel gekleurd onderzoek, dat het wat weg heeft van een soort moeras. Er zijn con gressen waar de ene spreker na de ande re verslag doet en waar je pas na geruime tijd tot de ontdekking komt dat ze toch allemaal op hetzelfde zijn gericht". Verstikking Heel lang ging i gevallen van in de wieg gestorven kinc ;ren de eerste gedachte uit naar versti' «cing. In de tijd dat kleine kinderen in d» regel bij hun moeder slie pen en onver /acht in hun slaap bleken te zijn gestor en, hield men het er op dat de moeder i haar slaap bovenop het kindje was recht gekomen. Van die, in de richting an de moeder beschuldigen de verklari g is al sprake in het beroem de bijbelw haal van het Salomo-oordeel. Uit de vorige eeuw dateert een ballade uit Ierland, waarin een moeder het huis uit wordt gezet na een wiegedoodgeval. Vandaag de dag weten artsen beter. Enkele decennia geleden nog maar hield men het er vaak op dat het kind in de wieg was gestikt. Het gevolg was dat ouders vaak zwaar gebukt gingen onder de schuldvraag, want het impliciete ver wijt was natuurlijk dat zij hun kleintje verkeerd hadden ingestopt of niet had den voorkomen dat het onder dekentje of kussen terecht kwam. Tegenwoordig sluiten kinderartsen een dergelijke ver stikking bijna meteen uit. Als een overle den kindje onder dekentjes of dekbedje wordt aangetroffen, kan dat vrijwel altijd worden verklaard uit bewegingen die in de stervensfase worden gemaakt. Een gezonde baby van enkele maanden is al goed in staat zich onder een dekentje uit te werken. De laatste jaren komen met enige re gelmaat resultaten beschikbaar van on derzoeken die aangeven onder welke omstandigheden het risico groter kan worden. Daar zijn voor de hand liggende, over het algemeen gezondheidsonder mijnende dingen bij als roken of overma tig alcoholgebruik tijdens de zwanger schap, maar ook een verrassender gege ven als de tienmaal zo kwade kans van het kind met een moeder die voor haar twintigste al enkele kinderen heeft ge baard. Erfelijkheid blijkt geen rol te spe len. Een opvallend verhoogd risico lopen kinderen die te vroeg worden geboren, met een laag gewicht ter wereld komen of tijdens de zwangerschap al in moei lijkheden geraken. Geudeke: "Ik vind het niet zo'n gek idee om te veronderstellen dat kinderen die toch al kwetsbaar zijn, na de geboorte door bepaalde factoren in een hoek wor den gedreven en het dan opeens niet meer houden. Dat er sprake is van een bijdragende factor die de befaamde laatste druppel is. Een combinatie van kwetsbaarheid met daar bovenop meestal in de tweede, derde en vierde le vensmaand een groep mechanismen die de doorslag geven. Ik hoor toch vaak dat het kind wel wat verkouden was of dat het net een grote reis had gemaakt". Factoren Twee benaderingen in het bijzonder trekken zowel in ons land als elders de belangstelling van kinderartsen en on derzoekers. De ene is de veronderstel ling dat belastende factoren als een ver snelde stofwisseling, een infectie, buik ligging, oververmoeidheid, te warme kleding en een te zacht matrasje, veelal in combinatie met elkaar, tot warmtestu- wing (hyperthermie) kunnen leiden. Als de warmte-afgifte van een baby te zeer wordt beperkt, kan dat tot de dood lei den. Ofschoon verscheidene bevindin gen deze gecjachtengang onderbouwen, is dit zeker geen algemene verklaring. Wel leidt ze tot voor de hand ligêende preventieve aanbevelingen. De andere benadering is gebaseerd op de theorie dat een ademhalingsstoornis (apneu) een belangrijke oorzaak is. Men onderscheidt de mogelijkheden dat het signaal vanuit de hersenstam naar de ei genlijke ademhalingsorganen stagneert of dat de ademhaling tot stilstand komt door een foute signaalverwerking. Met de slag om de arm dat er geen al lesomvattende verklaring uit kan voort komen, velt Geudeke een positief oor deel over de apneu-theorie. "Als een kind net is geboren, heeft het een heel oppervlakkige slaap. De ademhaling gaat primitief, met horten en stoten. Bij een wat oudere baby kan het voorkomen dat de slaap zich verder heeft ontwik keld, maar de ademhaling nog wat onre gelmatig is gebleven. Als bij zo'n kind in de slaap de ademhaling stokt iets wat trouwens iedereen, ook volwassenen, ge regeld overkomt dan blijft in sommige gevallen de opwekkingsreflex uit. De vraag is waarom?" Minder positief laat Geudeke, die zich als kinderarts vooral richt op het opvan gen van ouders van wiegedoodkinderen, zich uit over publikaties die naar zijn oor deel onrijp of zelfs misleidend zijn. Niet mals is zijn opmerking over het 'matras jes-onderzoek' dat vorig jaar veel stof deed opwaaien. Geudeke: "Die onderzoeker had vijftig matrasjes onderzocht van overleden kin deren, maar verzuimd om ter controle naar matrasjes van niet-overleden kinde ren te kijken. Dat was weer eens zo'n los se flodder. Je moet niet alles verbergen voor het publiek, maar je moet - zeker bij zoiets gevoeligs en emotioneels als dit onderwerp oppassen voor wilde be vliegingen". Informatie en, zonodig, hulp en bij stand wordt in ons land gegeven door of via de Vereniging van Ouders van Wiegedood-kinderen. Telefonisch te bereiken op 033 - 751487 (14-15u en 20- 21u) of via het secretariaat Louis Cou peruslaan 43,2624 WR Delft. De vereni ging geeft zelf brochures uit. maar kan ook verwijzen naar bestaande litera tuur. Uiteraard beschikken ook alle kin derartsen over kennis en informatie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 8