NU (NOO KEUZE IN ZOMERVAKANTIES
Wouto
Jura: het buitenbeentje van Zwitserland
Vierwoudstedenmeer: 'n
onverwoestbaar cliché
ZOMERVAKANTIE
PAGINA 30
VRIJDAG 18 JANUARI 1991
Het zijn eersteklas dwars
liggers natuurlijk, die inwo
ners van de Jura. Zwitser
land zevenhonderd jaar
oud?. Mooi, als zij er verder
maar buiten worden gela
ten.
Jawel, de Jura is een van de
23 kantons van het Eedge
nootschap. Maar ten eerste
is het dat nog maar sinds
1976 en ten tweede slaat het
natuurlijk nergens op om
uitbundig feest te gaan vie
ren wegens het feit dat ze
ven eeuwen geleden drie
kantons de Confederation
Helvetica oprichtten.
Dat drietal overigens, mag van de
Jurassiens best de bloemetjes
buiten zetten. Maar zij, zij zijn niet
van plan zelfs maar een vuurpijl
uit de kast te halen. Want de Jura
moet de Jura blijven, het buiten
beentje van Zwitserland.
Ze hebben iets weg van de Frie
zen, de Jurassiens. Ze wonen in
een prachtig, wat onderbelicht
land en koesteren de rust die er
heerst. In de rest van Zwisterland
mogen ze graag schamperen dat
Delémont, de hoofdstad van de
Jura, voldoende heeft aan slechts
één verkeerslicht. Maar de Juras
siens zelf zijn daar alleen maar
trots op. Als immers iets aangeeft
dat een stad nog niet is omgeko
men in uitlaatgassen en motor-
geraas, dan is het juist de omstan
digheid dat de aanwezigheid van
een verkeerslicht genoeg is om
het schaarse verkeer in goede ba
nen te leiden.
Nou moet worden gezegd, veel te
zoeken valt er in Delémont niet.
Een provincieplaats als zovele, 't
Stadje is zelfs niet eens schilder
achtig. Maar hoe anders is dat lut
tele kilometers verderop. Waar de
wegen zich plotseling recht de he
mel in lijken in te boren. En
plaatsjes als Bollemont, Saignelé-
gier en Le Noirmont worden ver
bonden door een treintje dat hier
zestig jaar geleden in dezelfde
vorm en met dezelfde snelheid
ook al door de bergen moet zijn
gedokkerd.
Mollig
Bergen die hier de 'Franches-
Montagnes' heten, de Vrije Ber
gen. Vanuit Zwitsers optiek be
zien zijn het hoopjes van niets, die
'Franches-Montagnes'. Ze reiken
net aan tot duizend meter boven
Amsterdams Peil en scherpen
zich nergens aan tot spectaculai
re, bijkans niet te beklimmen pie
ken. De bergen van de Jura Êijn
eerder mollig. Ronde heuvels
waartussen niet alleen een spoor
lijntje loopt, maar ook een uitge
breid web van kerende, dalende
en stijgende weggetjes.
door
Rob van den
Dobbelsteen
Het maakt de Jura tot een dora
do voor wandelaars, fietsers en
ruiters. Lieden die in Zwitser-
lands jongste kanton met alle
égards worden omgeven. Niet dat
op elke driesprong een richting
aanwijzer staat, speciaal bedoeld
voor genoemde categorieën. On
zin, vinden de Jurassiens. Er zijn
landkaarten zat (een hele mooie is
verkrijgbaar bij de VW, recht te
genover het station van Delé
mont) en je moet van toeristen
geen schapen maken. Zoek je ei
gen weg, dat is wel zo aardig.
Maar waar bestaan die égards,
waarmee de toeristen worden
vertroeteld, dan wél uit? Uit de
voortreffelijke kwaliteit van de
huurfietsen bijvoorbeeld. Uit de
perfect geoutilleerde manéges
ook, waar vandaan niet zelden te
vens huifkartochten kunnen wor
den gemaakt. Uit de mogelijkhe
den tenslotte die de Chemin de
Fer du Jura (dat spoorlijntje) de
toerist biedt. Want kom daar maar
eens om bij de anti-fiets-mafia
van de Nederlandse Spoorwegen.
Je rijdt met de trein van A naar B,
je huurt bij het station van B voor
een luttel bedrag een prima rij
wiel en je peddelt weer terug naar
A, waar je de fiets weer inlevert.
Stinkend steil
In de Jura is dat geen enkele pro
bleem. Je moet alleen even weten
datje veel beter van Le Noirmont
(950 meter boven de zeespiegel)
naar Glovelier (410 meter) kunt
fietsen dan omgekeerd. De klim
immers van Glovelier naar Saul-
cy is zo stinkend steil, zo mag de
waardin van de in dat laatste ge
hucht gelegen hotel Bellevue vol
gaarne vertellen, dat beroeps-
wielrenners die deelnamen aan
de Ronde van Romandië ooit lo
pend boven kwamen. „Er zitten
stukken tussen van bijna 20 pro
cent meneer en daar hadden ze
niet op gerekend."
Maar de afdaling is magnifiek.
Zoals de afdaling naar het koste
lijke vestingstadje Saint Ursanne
dat trouwens ook is. Saint Ursan
ne moetje gezien hebben, menen
de Jurassiens (net als het wilde
Etang de la Gruère bij Saignelé-
gier trouwens - je wandelt er in
een uurtje omheen). Jurassiens
die het echter weer niet nodig vin
den te onthullen dat er langs de
wat sloom stromende Doubs (per
fect voor kanovaarders) in zuid
westelijke richting een weg loopt,
die abrupt stopt bij restaurant La
Truite.
Nog nooit een restaurant bezocht
dat zijn naam zo eer aandeed. Fo
rellen zoals je ze hebben wilt.
Bleu, a la meunière, a la Jurassie-
ne.i. En wat nog meer zei: ze leken
een uur tevoren aan de haak te
zijn geslagen. Door de 'patron
zelve natuurlijk. Een gezellige
dikkerd die met z'n bulderende
lach de ramen van het etablisse
ment deed trillen en die bij het
presenteren van de rekening de
fles witte wijn met opzet vergeten
had te vermelden. "Alors, Hollan
ders, die heb ik nog nooit in mijn
zaak gehad. En het zou toch
schrikelijk zijn als jullie naar huis
zouden gaan met het idee dat Jur
assiens net zo verdomd zakelijk
zijn als die Zwitsers. Hahaha.
Drinken we er nog eentje?"
Dat Zwitserland ontstond op het moment dat Wilhelm Teil die pijl door een op het hoofd van
zijn zoon gelegde appel joeg, is onzin natuurlijk. Zoals het ook onzin is te geloven dat de dap
pere Wilhelm ooit heeft geleefd. Weliswaar siert zijn standbeeld (en dat van zijn brave
kroost) het dorpsplein van het aan dé voet van de Klausenpas gelegen dorpje Altdorf, maar
de kunstenaar kon, toen hij beitel en hamer ter hand nam om het beeld te houwen, uitslui
tend te rade gaan bij zijn fantasie.
door
Rob van den Dobbelsteen
Wat hij overigens zo bekwaam
deed, dat z'n schepping model
stond en staat voor alle repicla's
die van Zwitserlands beroemdste
zoon zijn en worden vervaardigd.
Wilhelm, de vervaarlijke kruis
boog over de schouder en het dui
delijk nog niets vermoedende
zoontje aan de hand, wandelend
over de Alpenweiden boven Alt
dorf. Zo levensecht is het stand
beeld, dat het lijkt of hij echt de
toorn van zijn boosaardige heer
heeft getrotseerd en dat hij, door
op weergaloze wijze het klokhuis
uit een stuk fruit te mikken, echt
de aanzet heeft gegeven tot de
stichting van de Confêderation
Helvetica.
Maar nogmaals: Wilhelm is
slechts de met scherp schietende
held van een Zwitsers sprookje.
Een soort Hansje Brinkers dus.
dat joch dat Nederland van een
jammerlijke verdrinkingsdood
redde door te Spaarndam zijn vin
ger in een dijkgat te steken, maar
dat ook ontsproot aan het brein
van een sprookjesvertelster.
Want niet Teil stichtte Zwitser
land. maar drie 'eedgenoten'. Drie
'eedgenoten', die elkaar in 1291,
nu exact zeven eeuwen geleden,
op een een weitje aan het Vier-
woudenstedenmeer eeuwig
trouw zwoeren.
Fuifnummers
En dat zullen we dit jaar weten
ook. Niemand zal het in zijn
hoofd halen te beweren dat de
Helveten een volk van fuifnum
mers is. Zelfs de Zwitsers zelf
niet. Maar aan dat imago zal in
1991 toch danig worden getornd.
Het 'Eidgenossenschaft' precies
zevenhonderd jaar oud; dat zal
wel hier en gunder gevierd die
nen te worden. Geen plek in Zwit
serland of er zullen de komende
maanden champagnekurken
knallen. Maar in het Centrale deel
wel de meeste. Begrijpelijk, want
daar immers vond het Alpenland,
dat (sneerde Goethe) 'zijn groot
ste roem ontleent aan de prodyk-
tie van koekoeksklokken', zijn
oorsprong. In Uri, Schwyz en Un-
terwalden, de drie 'oerkantons'
van Zwitserland.
Het waren immers vertegenwoor
digers van die drie Kantons die
op 1 augustus 1291 op de Rütli-
wiese de handen in elkaar sloe
gen. Een mooiere plek hadden ze
voor de plechtige sluiting van
hun overeenkomst nauwelijks
kunnen vinden. Zwitserland
barst van de mooie plekken; de
Rütliwiese is daarvan weer een
van de mooiste. Het weitje, waar
op altijd een Zwitserse vlag wap
pert en waarop altijd wel joelende
kinderen lijken te spelen, ligt iets
boven het Vierwoudestedenmeer
en wordt ingesloten door hoge
bergwanden, die zich van honder
den meters hoogte steil maar toch
bevallig in het als cellofaan blik
kerende water van het Vierwoud
stedenmeer storten.
Het Vierwoudstedenmeer, een
cliché dat onverwoestbaar is. Op
foto's en schilderijen doen de har
de kleuren van zowel meer als
omgeving de vullingen uitje kie
zen springen. Maar als je op het
dek van het voornaam bonkende,
van ouderwetse raderschoepen
voorziene stoomschip 'Stadt Lu-
zern' van Stans naar Brunnen
vaart of van Fluëlen naar Vitznau
of van Treib naar Bauen of hoe al
die poppedijnerige dorpjes en
stadjes ook mogen heten, dan ga
je onherroepelijk door de knieën
voor de eeuwige schoonheid van
Zwitserlands mooiste meer. Het
witte licht, het groenblauwe wa
ter, de tjoekende boten, de hotels
met gekrulde daken en balkonne
tjes, de kerken met uien op hun
torens, de bloedrode geraniums
Wilhelm Teil,
het symbool van
de Zwitserse
vrijheidsdrang,
inspireerde vele
kunstenaars.
Friedrich
Schiller schreef
een toneelstuk
met Teil inde
hoofdrol en
Rossini wijdde
een opera aan
hem. Zo zag de
Zwitserse
schilder
Fredinand
Hodler (1853-
1918J de man uit
Altdorf.
Blik op het Vierwoudstedenmeer
vanaf de Pilatus (2120 meter hoog).
en het altijd weer drukke geduizel
van mensen op de steigers...
Carmiggelt
Was het Carmiggelt die schreef
dat de wereld nergens zo mooi is
als aan het Vierwoudesteden
meer? Neèrlands meest befaam
de chroniquer was dol op Zwit
serland. Net als Maarten 't Hart
die zelfs eens heeft geschreven
dat hij er 'mettertijd' nog wel eens
zal gaan wonen. En Mark Twain.
En Jean-Jacques Rousseau. En
Friedrich (von) Schiller. Schrij
vers en dichters hebben Zwitser
land ontdekt, wordt vaak be
weerd. En nooit lieten ze na met
lyrische pen het Vierwoudste
denmeer en omgeving te be
schrijven. Terwijl ze toch de pech
hadden dat de 'Weg der Schweiz'
er nog niet lag. Die immers wordt,
ter gelegenheid van de viering
van het zevenhonderdjarig be
staan van Zwitserland, pas in mei
van dit jaar geopend.
Er kan geen enkele tijfel over be
staan: Zwitserland heeft een flink
aantal wonderschonen wandelpa
den. De Gommer Höheroute tus
sen Gletsch en Bellwald is er een
van en de Via Engiadinia tussen
Sankt Moritz en Maloja weer een
ander. Maar de 'Weg der Schweiz'
tussen de Rütliwiese en Brunnen,
meanderend langs de zuidelijke
oever van het Vierwoudsteden
meer is zo mogelijk nog fraaier.
Driendertig kilometer uitgehakte
schoonheid. Soms vierhonderd
meter boven het water; dan weer
vlak langs de oever. Seelisberg,
Bauen (met zijn schilderachtige,
onvergelijkbaar mooi liggende
kerkhof), Isleten, de Axenstrasse,
Tellskapelle, Brunnen tenslotte.
Het is een wonderschone route
waaraan vorig jaar september de
laatste hand werd gelegd.
Waar het uitzicht het mooist is?
Moeilijk te zeggen. Boven Bauen,
waar het pad zich via trappetjes
en korte nijdige wendingen naar
beneden speert, is het Vier
woudestedenmeer adembene
mend fraai. Maar vanaf het kas
teeltje van Beroldingen kijk je
weer verrukt op naar de schitte
rende gletschers die de Engelber
ger Rotstock en Blackenstock be
dekken. En bij de Tellskapelle
ben je weer vertederd door de
sprookjesachtige omgeving van
woud, steen en water. De Weg der
Schweiz. Geen mooiere manier
om het hart van feestvierend
Zwitserland te leren kennen, dan
door deze eens af te lopen.
T REISBURO
OOEZASTRAAT 30, LEIDEN. TEL: 071-133941 ^TOERKOOP