Het 'eitje' op de weg terug Toonbeeld van oerhollandse degelijkheid krijgt nieuwe kans ZATERDAG 12 JANUA: Op de kop af 41 jaar na de introductie van het bekende 'eitje' komt de Berini-brommer terug op de Nederlandse markt. Fietsenimporteur Aart Alblas uit Rotterdam-Zuid heeft een Indiase fabrikant gevonden die in licentie al jaren Berini M48 motortjes maakt. In 1981 is de produktie van deze motor in Nederland gestaakt en verdween de Berini uit het Nederlandse straatbeeld. Deze maand, op de Tweewieler-Rai, denkt Alblas twee modellen Berini M48 te kunnen presenteren. Opnieuw de weg vrij voor het 'eitje'. door Servaas van der Horst Ze waren met z'n drieën. Bernhard Neumann, Rinus Bruynzeel en Nico Groenendijk. Gezamenlijk ontwierpen en bouwden ze 41 jaar geleden de succesvolste Nederlandse brommer, die ooit op de weg is verschenen: de 'Berini'. Bernhard Neumann leeft niet meer, hij kwam om bij een auto-ongeluk. Rinus Bruynzeel is 77 en woont in Hendrik Ido Ambacht. Hij herinnert zich nog bijna alles van de beginjaren van de Berini. Nico Groenendijk, 82 jaar, is na omzwervingen met z'n vrouw in Zoetermeer terechtgekomen. Hij heeft nog niet zolang geleden een Spar- tamet uitgeprobeerd (zo'n fiets met een Sachs hulpmotortje in het achterwiel), maar een Berini was toch leuker. Het verhaal begint in Den Haag, in 1948. Daar was de handelsonderneming Hart Nibbrig Greeve gevestigd. HNG was vooral een importeur van buitenlandse motor- en automerken. Maar op zeker moment achtte Greeve de tijd er rijp voor om een Nederlandse auto op de markt te brengen. De oorlog was immers voorbij, er kon weer gewerkt worden. Greeve stond een Hollandse variant van de Oost- duitse Trabant voor ogen. Dat leek hem wel wat, zo'n tuffende tweetakter. Met behulp van de Nederlandse regering liet hij Duitse ingenieurs uit de omgeving van Chemnitz overkomen. De Duitsers hadden de blauwdrukken van een op de DKW geïnspireerde auto bij zich. Chef van de werkplaats bij HNG was toentertijd Rinus Bruynzeel. "We heb ben er welgeteld één van gebouwd. Ik heb er nog jaren in gereden, maar met de Haagse Trabant is het nooit wat gewor den. We kregen geld van de Herstelbank. Toen duidelijk werd hoeveel geld het produktierijp van een auto maken kost te, zijn ze er onmiddellijk mee gëstopt. Weg auto". Revolutionair De Duitsers hadden ook tekeningen voor een fietshulpmotor in hun bagage. Het was een revolutionair ontwerp. De gehele motor, inclusief tank en carbura teur, bevond zich in een gesloten trom mel in het achterwiel. De gedachte ach ter de vinding was duidelijk. Elke fiets kon een brommer worden door het ach terwiel te vervangen door dit motorwiel, de Cyclemaster genaamd. De gehele technische staf van HNG wierp zich op de uitdaging. Een fiets met hulpmotor, de Nederlandse bevolking moeiteloos snorrend langs 's heren we gen, dat was een grandioos vooruitzicht. Toegegeven, de Solex was er eerder, veel eerder. Al in 1940 reed een prototype in Parijs rond. In 1942 werden honderd proefexemplaren geproduceerd en toen in 1946 de eerste Nederlanders de Franse hoofdstad aandeden, tuften daar overal van die pruttelpotjes. Lelijk, plomp, on handig, maar het functioneerde feilloos en vrijwel zonder lawaai. In 1948 introduceerde de Rotterdamse firma Stokvis de Solex in Nederland en het was meteen een groot succes. In die beginjaren heette elke fiets met hulpmo tor een Solex, een merknaam was tot soortnaam geworden. De ontwikkeling van de Cyclemaster verliep moeizaam. Op papier was het een slim ontwerp, in de praktijk een onding. Bruynzeel: "Iedere keer als we iets wil den veranderen, moest dat achterwiel uit de fiets, dan de trommel uit elkaar, en dan weer alles in elkaar. Vreselijk tijdro vend en onhandig. Toch reed op een ge geven moment een prototype rond en HNG stond op het punt overal in Europa bestellingen te plaatsen om het motor- wiel in massaproduktie te gaan maken. Maar wij hadden een veel beter idee". Wij, dat waren Bernhard, Rinus en Ni co. Berhard (Neumann) was een van de Duitse ingenieurs. Hij kon vooral goed technische tekeningen maken. Rinus (Bruynzeel) was de man met de jarenlan ge tweetakt-ervaring. Nico (Groenen dijk) had gouden handen, hij kon alles maken wat een ander verzon. Dat veel betere idee was een losse hulpmotor die met een rol het voorwiel aandreef, net als bij de Solex. Anders dan bij de Franse uitvinding moest dit op ie dere stevige Nederlandse fiets aan de voorvork bevestigd kunnen worden (de Solex werd alleen compleet met fiets ge leverd) en met een simpele handbewe ging van de voorband te halen zijn. Het gehannes met die pook van de Solex wil de het drietal hoe dan ook vermijden. Geheim In het diepste geheim werkten de man nen in de avonduren en in de weekein den aan hun eigen vinding. Na acht we ken was de motor af-en was het 'Berini- eitje' geboren. Nog steeds kan Nico Groenendijk en thousiast opveren, als hij terugdenkt aan die dag dat ze hun geesteskind aan de di rectie presenteerden. "We hadden hun per briefje gevraagd om eens te komen kijken. Binnen tien minuten kwamen ze, Greeve nieuwsgierig voorop. Het eitje, bevestigd op een nieuwe Gazelle dames fiets, hadden we verborgen onder een wit laken. Toen iedereen er was, hebben we dat laken weggetrokken en begon het gekrakeel, prachtig! Eerst dachten ze dat we een Italiaans motortje hadden geïm porteerd. We hadden de naam de dag er voor in het tankje laten graveren en dat Berini klinkt natuurlijk nogal zuidelijk. Wat Berini werkèlijk betekent? Gewoon, Bernhard. Rinus. Nico, onze voornamen. Heb ik in twintig seconden "Toen de directie het motortje wat be ter bekeek, ontdekten ze dat sommige onderdelen van de Cyclemaster afkom stig waren. De Duitse ingenieurs waren woedend. We hadden immers niet al on ze aandacht in de vervaardiging van de Cyclemaster gestoken, maar hadden met onderdelen van dat motorwiel in het ge heim een ander, beter motortje ontwik keld". "Met name Berhard Neumann moest het ontgelden. Dat uitgerekend hij zijn medewerking verleende aan de ontwik keling van het eitje, beschouwden colle ga-ingenieurs als verraad. Maar Greeve was laaiend enthousiast en binnen een week werd besloten het begin van het produktieproces van de Cyclemaster uit te stellen en de Berini op de Nederlandse markt te introduceren". December 1949 verscheen de eerste Berini. Het vehikel had een eivormig tankje met een inhoud van 1 1/4 liter, een 26 cc cylinderinhoud en een Zenith car burateur voor de vermenging van brom- merbenzine en lucht. De Berini kostte bij introductie 239 gulden, in 1952 was dat gedaald tot 185 gulden en in 1959 behoef de nog slechts 168 gulden betaald te wor den. Voor elke verkochte Berini kregen de uitvinders gezamenlijk een gulden. Toeval De beroemde vorm van het tankje was bij toeval ontstaan. Nico Groenendijk: "Ik heb dat eerste tankje gemaakt uit twee koplampen die ik op elkaar gesol deerd heb. Voorin de tank had ik ook een lampje gemonteerd, maar dat is bij de eerste produktie-exemplaren er al uit ge haald, dat kostte te veel". Het eitje reed zonder meer goed. Een top van 36 kilometer per uur en een ui terst zuinig gebruik: 70 kilometer op 1 li ter mengsmering. Het enige probleem dat zich destijds bij herhaling voordeed was dat de uitlaatpoort en het knalpotje als gevolg van koolaanslag verstopt raak ten. En dat had te maken met het feit dat tweetaktbenzine in dia tijd veel vetter was (1 deel olie op 25 delen benzine te genover 1 op 50 bij de moderne meng smering). Het enige dat er dan op zat was: cylinderkop eraf, poort schoon- krabben, kop er weer op en scheuren Het motortje kon op elk gewenst mo ment door middel van een geniale hand greep aan het stuur van de voorband ge licht worden. Na een stop trapte je de fiets weer op gang, liet de motor zakken, de rol greep de band en je reed weer ver der. Een eenvoudige klem met boutjes maakte het mogelijk het 7 kilo wegende eitje op iedere fiets te bevestigen. Hoe eenvoudig van aanzien ook, van meet af aan was de Berini een voltreffer op twee wielen. Het wekte dan ook geen bevreemding dat de Haagse werkplaats al spoedig te klein was. HNG had inmid dels (30 mei 1949) een aparte firma voor de ontwikkeling van de brommertjes in het leven geroepen, de motorenfabriek 'Pluvier'. Op zoek naar een geschikte ruimte, kwam Pluvier uiteindelijk om precies te zijn in oktober 1951 terecht aan de Sluisjesdijk in Rotterdam-Zuid. Daar be gon de expansié pas echt. In het eerste produktiejaar, 1950, werden er 9000 ei tjes geproduceerd. Het jaar daarop al 28.000 stuks. Waarschijnlijk heeft Plu vier toen ook de cylinderinhoud van de Berini vergroot, van de aanvankelijke 26 cc tot een nog steeds piepkleine 32 cc. Daardoor nam het vermogen enigszins toe en werd meetrappen, wat toch wel als hinderlijk werd ervaren, minder snel noodzakelijk. Wonder De fabriek gold als een wonder van effi ciënt werken. Het blad 'De Fietsmotor' kopte in de aflevering van februari 1952 enthousiast: "Iedere tweeënhalve mi nuut één Berini!" Waarna een paginalan ge lofzang volgde op het schoons dat in de fabriek van duizend vierkante meter werd vervaardigd. Lees de volgende passage: "In deze moderne en heldere ruimte startte men in October van het vorige jaar met de twee de phase van de Berini-assemblage, waarbij, afgezien van het administratiej personeel, thans 80 man betrokken zijn, die gemiddeld 180 Berini's per dag klaar voor verbruik aflever en" De arbeidsomstandigheden waren, ge meten naar huidige begrippen, niet best. Zo werd alles voor montage eerst in een tri-bad gedoopt "teneinde er zeker van te zijn, dat elk onderdeel volkomen vry van De produktielijn van de Pluvier fabriek in Rotterdam in 1954. In een jaar tijd werden 28.000 Berini's op de markt gebracht. (foto gp zijn opvolgers werden met tienduizen den tegelijk verkocht (tot en met 1953 104 duizend exemplaren), maar veel meer dan fietsen met hulpmotor stelden ze niet voor. Met de introductie in 1954 van de M21 werd dat allemaal anders. Dat was pas een brommer. De cylinderinhoud was vergroot tot 48 cc, het ding had geen rol-, maar kettingaandrijving en de motor liep angstaanjagend hard. Net uit de fa briek gekomen, reden ze 50 kilometer per uur. Maar je hoefde het ding bij wijze van spreken enkele ogenblikken goed aan te kijken, en de snelheid liep al op tot 70. Wie dat nog te langzaam vond, hoefde alleen wat vijl- en slijpwerk te verrichten om de sensatie te beleven van een gang van 100 kilometer per uur. Daar was de M21 overigens niet op be rekend. De eerste serie M 2I's was uitge rust met een door rubbers geveerde voorvork. Als gevolg van de hoge snel heid scheurde die vering binnen korte tijd kapot. Al snel werd het model voor zien van een telescopische voorvork. De M21 is jarenlang in allerlei gedaan ten geproduceerd. Met platte en met bol le tank. De Standaard en de De Luxe wa ren uitsluitend in het zwart te verkrijgen, de M21 stond daarom ook wel bekend als 'dat zwarte lijk'. De latere modellen kre gen een steeds kleuriger uiterlijk. Pluvier kwam in maart 1956 met de eerste versnellingsbrommer, de M22. Dat werd een fiasco. Want alleen berij ders met zeer gevoelige vingers waren in staat van de eerste naar de tweede ver snelling te schakelen zonder dat de mo tor meteen stuk draaide. Kuijken, de la tere chef montage in de zusterfabriek in Emmen, heeft er jarenlang probleemloos op gereden, maar hij gold dan ook als de grote uitzondering. Betrouwbaar Aan het eind van de jaren vijftig draaide de Rotterdamse Berini-fabriek op volle toeren. In 1958 introduceerde Pluvier een apparaatje dat de reputatie van dege lijke, betrouwbare, Hollandse bromfiets nog versterkte: de Speed-O-Matic. Eind jaren vijftig werd de wettelijke maxi mumsnelheid van een bromfiets op 40 kilometer per uur gesteld. De meeste fa brikanten 'knepen' in reactie op deze maatregel hun motortje af, besloten hun motortje te drosselen. De Pluvier-inge nieurs vonden dit een onbevredigende oplossing, al was het alleen maar omdat een gedrosselde motor erg langzaam op trok en bij tegenwind bij lange na geen 40 kilometer haalde. De Speed-O-Matic, een geveerde ben- zine-inlaatschuif, heette de oplossing voor dit euvel. De motor was in staat om op vol vermogen te draaien, totdat de brommer 40 reed. Werd die snelheid be reikt, dan verschoof door de middel puntvliedende kracht de schuif tegen de werking van de veer voor de benzine-in- laatopening automatisch. Daalde de snelheid, dan drukte de veer de schuif weer weg en kon de volle hoeveelheid benzine weer in de cylinder stromen. Een mooi ontwerp en Pluvier was er maar wat trots op. In de praktijk bleek de snelheidsbegrenzer evenwel gemakke lijk te saboteren. Met een lange schroeve- draaier kon een beetje sleutelaar de schuif verbuigen, waardoor de 60 kilo meter weer moeiteloos gehaald wordt. Problemen Van 1960 af ging het fout met de Pluvier- fabriek. De vraag was zo groot, dat de di rectie besloot om te zien naar uitbrei dingsmogelijkheden. De fabriek liet zich op de Amsterdamse beurs noteren om meer kapitaal binnen te halen. In juli van datzelfde jaar werd het besluit genomen om in Emmen een tweede fabriek op po ten te zetten. Pluvier verwachtte tevens een aanzienlijke investerings-subsidie binnen te halen, Emmen gold immers als een ontwikkelingsgebied. De dependance mislukte volledig. De organisatie schoot in alle opzichten te kort. Chef lopende band Kuyken: "Eerst was er niet eens een lopende band. Toen die later wel kwam, bleven de problemen bestaan. Het gebeurde vaak dat we hon derden brommers hadden staan, hele maal klaar behalve het achterspatbord. Dat waren ze dan in Rotterdam vergeten mee te sturen. Soms moesten we hele partijen bij gebrek aan ruimte buiten la ten staan, stonden ze in de regen weg te roesten". Nog geen twee jaar later, in februari 1963, viel het besluit de fabriek in Drenthe af te stoten. De hele zaak werd weer overgeheveld naar Rotterdam. Kos ten van het retourtje Emmen: zeven mil joen gulden. De ontwikkeling van nieuwe brommers had nauwelijks te lijden onder het mis management. In hoog tempo kwamen in het begin van de jaren zestig de meest re volutionaire Berini's uit de werkplaats van Rinus Bruynzeel. In 1961 presenteerde Pluvier op de wielerbeurs in Frankfurt de Berini F 71, de Supersport. Voor vele liefhebbers is dit nog steeds de mooiste Berini, ooit ontworpen. Het plaatwerk, de strakke (Italiaanse) vormgeving en de comforta bele wegligging betekenden een door braak. De concurrentie was met stom heid geslagen. En in vakbladen werd er met geestdrift op gereageerd. En de dea lers toonden zich al even ontvankelijk voor de Supersport. Alleen de klanten, en dat was natuurlijk geen onbelangrijk detail, wilden er niet aan. Bovendien begon de Oostenrijkse Puch de Berini in de wielen te rijden. Het scheurijzer met het hoge stuur had veel aantrekkingskracht op opgeschoten jon geren, temeer omdat het een koud kunst je was om de Puch op te voeren. Failliet Het ging snel bergafwaarts met de Plu vier-fabriek. In april 1962 meldde de di rectie nog een winst van ruim een mil joen, in juli 1963 rapporteerde het jaar verslag een negatief saldo van anderhalf miljoen gulden en op 30 september 1963 bleek het totale vermogen te zijn verdwe nen. Commissaris Harm van Riel, de WD-senator, bezwoer pers en schuldei sers dat er nog hoop was voor Pluvier. Maar het bleek ijdele hoop, toen op 19 ju ni 1964 de beoogde fusie met Suzuki af sprong. Motorenfabriek Pluvier N.V. werd op 27 augustus 1964 failliet ver klaard. Een dag later kocht de Anker Ko len Maatschappij de inboedel op; de pro duktie werd voortgezet onder de naam NV Anker Motoren Maatschappij. De aandeelhouders van het failliete Pluvier zagen geen cent meer van hun geld. Door de noodzakelijke mijnsluitingen daartoe gedwongen, schoolde men zich in 1966 bij Laura in het Limburgse Ey- gelshoven om tot bromfietsproducent. Laura Motoren vervaardigde de motoren van de Berini, de frames kwamen van Gazelle. De Berini's die aan het eind van de ja ren zestig werden geproduceerd, waren geen schim van de stoere buikschuivers die tien jaar daarvoor zo veelvuldig wer den werden bereden. De meeste Berini's 'van Gazelle' zagen er een beetje tuttig uit: boodschappenmand voorop, een la ge instap 'voor het vrouwelijke geslacht', en een licht frame zonder veel plaatwerk. Tot in 1981 wordt de Berini Anker motor in Eygelshoven vervaardigd. Bruynzeel: "Begin jaren tachtig verschenen er in eens Koreanen in de fabriek. Die hebben een jaar later de complete inventaris op gekocht en naar Korea verscheept. Ikzelf heb dat gelukkig niet meer hoeven mee maken, in 1980 ben ik afgezwaaid" schadelijke verontreinigingen is als het eenmaal gemonteerd wordt". Dat tri eveneens het huidvet oplost en mogelijk kankerverwekkend is, wist men toen niet. De werknemers van Plu vier waren eigenlijk wel te spreken over de fabriek. Leen Roos, tegenwoordig vertegenwoordiger bij Gazelle, en in 1953 bij Pluvier in dienst getreden: "Nee, het was zeker geen a-sociale fabriek. Kijk, soms gebeurde het dat ze de snel heid van de lopende band opvoerden. Dan had je geen 2 minuut 35 voor de han deling die je moest verrichten, maar slechts anderhalve minuut. Voor sommi gen werd dan de druk te groot, die wer den dan gek en begonnen schreeuwend met gereedschap te gooien. Nou, en die mensen werden er dan niet uitgegooid, maar mochten gewoon een paar dagen thuis bijkomen van de emo ties. Dat was in die tijd zeker niet de ge woonte". Onbetrouwbaar Van het voorjaar 1952 af werden de cij fers gaandeweg ontdaan van hun be trouwbaarheid. Toen namelijk werd een begin gemaakt met de ontwikkeling van andere motortjes. Na het eitje, omge doopt tot Berini M(otor) 13, verscheen in datzelfde jaar de Berini Boatmaster, de M 15. Zoals de naam al aangeeft, was dit een buitenboordmotor. Op de keper be schouwd was het niet meer dan een om gebouwde M 13 met een schroef. Hoewel het machientje uitstekend functioneer de, werd het geen commerciële klapper. Er zijn er maar weinig van geproduceerd en heden ten dage geldt een Boatmaster als een collectors-item. Na de M15 volgde de M17, een statio naire motor die wel gebruikt werd in be- strijdingsmiddelen-vernevelaars. Dit motortje is eveneens zeldzaam geworden en illustraties zijn nauwelijks voorhan den. De laatste Berini met een 32 cc mo tortje was de Cyclestar, de M19. Aange prezen als 'het summum van technische perfectie' verscheen dit nieuwe model in maart 1952 op de markt; het werd aange dreven door de achterband. In de prak tijk was namelijk gebleken dat het eitje op de voorband weliswaar goed functio neerde, maar dat het motortje werkte als een grote modderschuif. Alle troep van de straat vond je terug in je Berini. Bovendien was het ei door zijn hoge zwaartepunt in de bochten soms moeilijk te houden. De Cyclestar zat in het midden van de fiets onder de trapas en was daardoor een stuk stabie ler. Voor 395 gulden was de Cyclestar ('soepel als zijn schaduw') te koop, voor 30 gulden meer was er een 'luxe model met verende voorvork, trommelrem en remnaaf. Imago In 1954 onderging het imago van de Beri ni een drastische verandering. Het ei en h t n r i h i* sta «4 R i i i Een advertentie uit 1951de Berini was toen een ongemeen populair ver voermiddel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 47