De nieuwe zeis zal maaien,
ook al staat het koren laag
De onmacht van 'n vergulde torenhaan
In het spoor van Agatha Christie
W.H. Auden pijpt pikant liedje
Biografie over koning Willem III, een intellectueel vlieggewicht
PAGINA 14
SAMENSTELLING CEES VAN HOORE
DONDERDAG 3 JANUARI 1991
Van de Oranje vorsten en vorstin
nen die er sinds 1814 zijn geweest, is
Willem III (1817-1890) de enige met
een uitgesproken bedenkelijke re
putatie. Met de anderen was af en
toe ook wel wat mis, maar zij had
den voldoende positieve kanten om
de schaduwzijden te verbloemen.
Bij Willem III stuit men voorname
lijk op een faculteit van onwil, wan
begrip en platte daden.
De geschiedschrijving is daarom
altijd wat schichtig om hem heen
gelopen. Decennia lang was het nu
eenmaal gebruikelijk in Nederland
over loten van de Oranje-stam in
louter bewierrokende termen te
spreken of te schrijven. Bij Willem
III kon dat met geen mogelijkheid,
tenzij men de pen werkelijk in een
pot vol schijnheiligheid wenste te
dopen. De man had al te veel ru
moer en trammelant veroorzaakt.
Een behoorlijke biografie van
Willem III ontbrak daarom tot op
heden. En zelfs in deze tijd blijken
er nog mensen te zijn die vinden dat
een dergelijk werk over deze vorst
beter ongeschreven kan blijven.
Een in deze materie toch niet onbe
langrijke figuur als dr. C.A. Tamse
is van oordeel dat Willem III "niet
voldoet aan de voorwaarde van een
zekere ontwikkeling. In zo'n geval
zou zo'n beschrijving neerkomen
op een esthetisch weinig bevredi
gende studie van intellectuele
stagnatie".
Een mooie manier om te zeggen
dat iemand een prul is, maar zo een
voudig ligt het niet. Willem III was
veertig jaar koning, een zeer lange
periode, en hij was de eerste vorst
die moest functioneren binnen een
zeer liberale grondwet, die zijn be
voegdheden.sterk insnoerde. Daar
heeft hij bitter mee geworsteld.
Zo'n man is alleen daarom al een
biografie waard, intellectuele
stagnatie of niet.
Vlieggewicht
J.G. Kikkert, een auteur die al me
nig werk over het Oranjehuis op zijn
1 naam heeft staan, heeft daartoe een
stap in de goede richting gezet met
het onlangs verschenen 'Koning
Willem III'. Kikkert voert terecht
nóg een reden aan voor de belich
ting van deze merkwaardige ko-
Koning Willem III.
ning: er lopen tal van lijnen van de
periode-Willem III naar die van zijn
opvolgsters. Er werden harde les
sen getrokken uit Willems falen, zo
wel in staatkundig opzicht als op
het persoonlijke vlak. Dat bijvoor
beeld Wilhelmina haar jeugd in wat
zij noemde "een gouden kooi"
moest doorbrengen, had regelrecht
te maken maken met de uitspattin
gen van Willem III en zijn oudste
zoon (Wiwill), uitspattingen die de
nog betrekkelijk jonge monarchie
bepaald geen goed hadden gedaan.
Het beeld dat Kikkert van Willem
III schetst wijkt niet wezenlijk af
van wat in grote trekken al bekend
was. Alleen in details komen accen
ten wat scherper te liggen. Willem
III was een ongeremde, onbeheer
ste, grillige man, wiens pad bezaaid
was met ruzies, conflicten en intri
ges. En zijn zedelijke levenswandel
was ronduit beschamend. Nu gold
dat alles voor tal van andere vorsten
in het Europa van de vorige eeuw.
In dat opzicht was hij bepaald geen
uitzondering. Helaas had hij ook
nog eens de handicap intellectueel
een vlieggewicht te zijn. Een boek
las hij nooit. Kikkert vermoedt dat
hij met zijn ruwe, maar vaak wel
hartelijke inslag het als Landesva-
de vele Duitse staatjes
i hebben gedaan. Daar
Het koningschap was
i stap te ver, dat kon hij
Viriliteit
Hij trof het in tal van opzichten ook
niet erg. Opgevoed om als autocra
tisch vorst in de voetsporen te tre
den van zijn vader (die hem overi
gens buiten de staatszaken hield) en
grootvader kreeg hij tamelijk
abrupt te maken met een grondwet
die van de koning "een blinkend
vergulde torenhaan maakte, hoog
in het zicht van iedereen, maar ge
dwongen zich te richten naar elke
wind". Dat was nog net gebeurd on
der zijn vader. Met die positie kon
noch wilde Willem III zich tevreden
stellen. Aanvankelijk wenste hij
ook niet eens de troon te bestijgen.
Hij deed het toch in de hoop dat het
in de praktijk zou meevallen. Dat
deed het niet.
Achteraf kan men het als een ze
gen beschouwen dat die grondwet
er was, want het land zou rampzali
ge jaren tegemoet zijn gegaan als hij
met zijn onbesuisdheden zijn gang
had kunnen gaan. Maar dat hij met
zijn geringe geestelijke bagage nu
juist moest stuiten op Thorbecke,
de meest scherpzinnige staatsman
van de afgelopen 150 jaar, drukte
hem nog eens extra op zijn tekort
komingen.
Verder trouwde Willem III met
een voor hem volkomen verkeerde
vrouw: Sophie van Württemberg.
Ze had niet veel op met Nederland
en de Nederlanders. Ze was overi
gens begaafd, sprak zes talen, bezat
kennis van veel zaken en was cultu
reel zeer ontwikkeld. Al weer ie
mand aan wie Willem III geestelijk
niet kon tippen en ze liet het hem
merken ook. "Daarbij kwam", al
dus Kikkert, "dat Sophies wankele
gezondheid zelden in evenwicht
kon zijn met Willems moeilijk blus-
bare viriliteit". Het huwelijk strand
de al spoedig, het leidde op den
duur tot een scheiding van tafel en
bed. Het volk bleef daarvan onkun
dig.
Kikkert is niet erg te spreken over
Sophie. In haar uitgebreide corre-
pondentie met tal van vorstelijke
personen maakte ze haar echtge
noot zwart en belachelijk, zodat hij
bij buitenlandse hoven een zeer
slechte naam kreeg. Bij de opvoe
ding van de kinderen werkte ze hem
voortdurend tegen.
Onmacht
Een in feite tragische figuur vindt
Kikkert Willem III. Zijn beruchte
woede-aanvallen zullen voor een
deel zeker zijn voortgekomen uit
onmacht en minderwaardigheids
gevoelens. Aandoenlijk is te lezen
hoe hij zijn botheid en beledigingen
af en toe probeerde goed te maken
door de betrokkene te decoreren of
hem van een adelijke titel te voor
zien. Op zichzelf deugde dat natuur
lijk niet, maar hij deed in elk geval
iets om relaties te herstellen. Willem
III liet zich ook wel ompraten, hij
was niet echt star. Er was echter
veel geduld en tact voor nodig. Hij
moest een beetje gepaaid worden.
Niet iedereen kon dat. Een man als
Thorbecke bijvoorbeeld was daar
toe niet bereid.
Bij de bevolking, onwetend van
de schermutselingen aan het hof,
had Willem III lange tijd een niet ge
ringe populariteit. Als zich een
ramp had voorgedaan, was hij snel
ter plekke. Hij was oprecht aange
daan door de ellende die hij zag en
gaf dan met milde hand. Liefdadig
heid lag hem wel. Daarbij bleef het.
Als het in bredere zin om de belan
gen van het volk ging (kiesrecht!)
wilde hij van geen verandering we
ten.
Is nu het laatste woord over Wil
lem III gezegd en geschreven? Kik
kert is de eerste die het ontkent. Wie
voor de geschiedschrijving de pa
den van Willem III volgt, eindigt
nog vaak in een moeras of in dicht
struikgewas, zo zegt hij in het voor
woord. "Er is nog veel te doen".
Tot slot nog een opmerking over
Kikkerts aanpak. Met mierenvlijt-
heeft hij de gegevens bij elkaar ge
sprokkeld en daarvoor moet hij
worden geprezen. Maar hij heeft te
veel bijzaken die hij onder ogen
kreeg in het boek willen proppen.
Daardoor is af en toe de grote lijn
zoek en stujt men op uiterst taaie
pagina's. Jammer dat niet iemand
hem daarop heeft gewezen.
RUUD PAAUW
'Koning Willem III, 1817-1890, Biogra
fie' door J.G. Kikkert, Uitgeverij Het
Spectrum, Utrecht.
Anton Koolhaas: dubieuze recensie van de film 'Die ewige Jude'.
Adriaan Venema over kleine collaborateurs in letterenland
De Britse wijsneus miss Jane Mar-
ple en de Belgische speurneus Her-
cule Poirot hebben de afgelopen
tijd op papier en televisie meer dan
normale eer betoond aan hun gees
telijke moeder, de door persmensen
tot 'koningin van de misdaad' uitge
roepen schrijfster Agatha Christie.
Het feit dat ze een eeuw geleden
werd geboren maakte dat haar uit
voerige oeuvre weer eens uit en te
na werd besproken. Ene Anne Hart
maakte het zelfs zo bont dat zij - na
eens een biografie van miss Marple
te hebben geschreven - nu ook het-
'levensverhaal' van de detective
Poirot heeft doen uitgeven. De Belg
domineerde
te verhalen
Anne Hart heeft die allemaal tot op
punten en komma's uitgeplozen. Zo
vergaarde zij de gegevens voor een
biografie van de man met het 'eivor
mige hoofd' die met behulp van zijn
'kleine grijze cellen' - zoals hij zijn
hersens bij herhaling noemde - ve
le tientallen misdaden heeft opge
lost.
het gelijk van hem en zijn buiten
landse collega's te bewijzen.
Zo verscheen er naast de derde
omnibus van al eerder uitgegeven
verhalen van Ruth Rendell (ditmaal
bestaande uit 'Moorddadige oplos
sing' uit 1971, 'Huiswerk voor een
speurder' uit 1972 en 'De valstrik'
uit 1974') ook een pakkende nieuwe
roman van haar hand onder de
met de sluier'.
Ergens i
schrijfster
heeft gehaald. Uit de 'Dwaling
zet levensechte figuren
plotselinge enge en bijna benau
wende gemeenschap. Mensen, die
normaal nooit of nauwelijks een
woord met elkaar wisselden, zien
door de gewelddadige dood van die
vrouw in de garage onverwacht hun
levenslijnen kruisen. En dan ko
men onvermoede trekken naarbo-
man, die er nooit i
der het juk van zijn tirannieke
der uit te komen. Maar helaas voor
Burden, hij draaft door in de ver
keerde richting en moet ten slotte
door de gewonde Wexford worden
teruggefloten. En die mag dan weer
voor de verrassende ontrafeling van
het complexe mysterie zorgen. De
laatste jaren heeft de bij herhaling Erkenning
bekroonde Ruth Rendell zich meer
en meer in de richting van de psy
chologische thriller bewogen.
Bange zieltjes, baantjesjagers, on
nozelaars en arglistigen: ze krijgen
hun plaats in het derde deel van
Adriaan Venema's 'Schrijvers, uit
gevers hun collaboratie'. Wie een
bonte stoet van kleurrijke figuren
verwacht, moet het ditmaal met een
grijsgrauwe rij stellen. Want de A-
band van dit derde deel heeft het
over de kleine collaboratie. Het gaat
evenwel niet uitsluitend over kleine
Aan het eind van deel drie-A gooit
Adriaan Venema meteen deel 3-B in
de voorverkoop. De voortsnellende
auteur van 'Schrijvers, uitgevers
hun collaboratie' sluit af met een
aanloop: 'Bij alle informatie over de
naoorlogse zuivering ontbreekt
consequent de naam van een be
langrijke, misschien wel de belang
rijkste auteur die Nederland kende:
Simon Vestdijk. Mogen we daaruit
concluderen dat Vestdijk van alle
collaboratiesmetten vrij was? Dat
mogen we niet...'
Venema kondigt vervolgens aan
dat in het aan Vestdijk gewijde deel
drie-B diens wederwaardigheden
'omstandig' uit de doeken zullen
worden gedaan. Dat houdt, na alle
omstreden onthullingen in en bui
ten de voorafgaande delen, het pu
bliek in de vaardige houding.
De aandacht zou, na band-A van
het derde deel, wat verslapt kunnen
zijn. De kleine collaboratie levert
immers weinig echt grote feiten op.
Deze driehonderd pagina's lange
aanloop-tot-De-Vestdijk-Onthullin-
gen lijkt meer 'voor de volledigheid'
dan 'om kort te gaan' te zijn ge
schreven. De meelopers onder de
schrijvers leveren minder spanning
en kleur dan de gedrevenen. Ze pik
ken in de gauwigheid hun graantje
mee en blijven ver van de harde
kern. Ze doen mee, of spélen dat ze -
naar links of rechts - meedoen, han
gen hun huik naar de wind, zonder
rekening te houden met een bozige
afloop die dit opportunisme vroeg
of laat aan de kaak zal stellen.
Enkekalymmenos'. Dat betekent om zijn oogappel, zijn dochter Shei-
'de gesluierde' en het werkt onge-
'Herken jeje moeder. Ja! wettig gezag in opstand te komen
33 boeken en 56 kor- Herken je deze gesluierde. Nee.
Agatha Christie. Maar die gesluierde is je moeder. Je
kunt dus je moeder herkennen en
tegelijk niet herkennen'.
Het tekent de bijzondere sfeer in
deze roman. Met opzet gebruik ik
hier het woord thriller niet. Natuur
lijk, er wordt wel een vermoorde
vrouw in een parkeergarage gevon
den. En alles draait verder in feite
om het politionele onderzoek. Maar Wexfords schaduw te treden,
veel belangrijker dan het wat en hoe L *-
i. Ruth Rendell
Het tilt het verhaal boven de mid-
delmaat uit. Wat drijft de heel gewo
ne mens in zijn alledaagse beslom
meringen? En hoe reageert hij of zij
wanneer dat passende patroon plot-
Ud^e zich'^oepen voeirtegen'het J-
Centraal in de handeling staat
het boek verklaart de weer inspecteur Wexford, maar ook
zij die titel vandaan hij is er met zijn hoofd niet bij. Hij
maakt zich eigenlijk meer zorgen
welijk geweld? Ruth Rendell geeft
-Alsjeme^bCTtmoêt jétochtegen
vragen i
boeiend boek. Maar
ofdat in relatie tot de concurrentie
nu beter of best is? Wie het weet
mag het zeggen?
kernwapens zijn? Dus knipte
op een RAF-basis de afrastering
door. Met alle ellende van dien. Als
Wexford dan ook nog maar net aan
de dood ontsnapt als er een bom in
zijn auto ontploft, zitten zijn ge-
dachtën wel heel ver weg van die
moord. Een mooie kans voor assis
tent Michael Burdenom eens uit ^êndell Omnibus 3'. Ruth Rendell. Het
KOOS POST
'Hercule Poirot, zijn leven en werk,
Anne Hart. UitgeverijLuitingh- Sijt-
hoff.
Maar inmiddels is het alweer
meer dan veertien jaar geleden dat
Agatha Christie door de dood van
haar Britse misdaad-troon werd
gerukt. Het wordt hoog tijd om eens
over de opvolging te denken. Welke
Engelse schrijfster kan er nu aan
spraak op maken de beste te zijn op
het gebied van het moorddadige
mysterie?
P.D. James misschien, die de be
dachtzame inspecteur Dalgliesh al
een aantal malen op pad stuurde,
vaak met gulzige gretigheid ge
volgd door de televisiecamera's?
Of Ellis Peters, die pas op rijpere
leeftijd is begonnen met het schrij
ven van markante thrillers uit de
middeleeuwen, waarin ene broeder
Cadfael de moorden rondom het
klooster Shrewbury nogal speels
oplost?
Of moeten we de voorkeur geven
aan de zo indringend schrijvende
Patricia Highsmith, die er keer op
keer in slaagt in haar soms wat trage
maar altijd diep doordachte verha
len een uitzonderlijk fascinerende
sfeer op te roepen?
Voor de uitgevers van Ruth Ren
dell zijn dat overbodige vragen. Ze
noemen Ruth doodeenvoudig 'de
beste thrillerschrijfster van Enge
land'. Punt uit".
Nu valt er over beter of best altijd
te discussiëren, maar vast staat dat
Rüths Nederlandse uitgever on
langs weer een aantal ijzersterke
troeven op tafel heeft gegooid om
Heel verbeten zet hij zich op het
Spectrum.
spoor
bijna verkniptejonge- Het Spectrum.
v met de sluier', Rutb Rendell.
Het gaat in bijna alle gevallen om
een duidelijk gebrek aan kwalitei
ten, menselijke en literaire. Meelo
pers worden invoegers en fout-par-
keerders; ze schuilen onder de para
plu van de Nieuwe Orde. Daar me
nen ze de erkenning te vinden die
de voze smaakmakers van het oude
bestel hun stelselmatig wisten te
onthouden. De nieuwe zeis zal
maaien, ook al staat het koren laag.
De andere categorie, die van de
angsthazen, is o zo benauwd om de
dragers van een zojuist gestolen
macht tegen zich in te nemen. Ze
zijn al blij met de ongestoorde pu-
blikatie van één enkel gedichtje-
De Nieuwe Orde sluit de niet ge
heel van talent verstokenen - bij ge
brek aan beter- dankbaar in de ar
men. De grote rest wordt gedoogd
met als belangrijkste onderschei
ding: papierverspilling.
Adriaan Venema schouwt de
schare, van de meestal argeloze
deelnemers aan de dichterwed
strijd Het Jonge Hart tot het stel on
frisse Friezen dat in het Dietsche ge
doe een welkome uitbreiding van
de eigen enge idealen zag. De fin-
dels foar! Wie kent ze nog, de Brols-
ma's, Kalma's, Sybesma's, Slof-
stra's, Sipma's, Kiestra's en Zand-
stra's?
We passeren het station Jo van
Ammers-Küller, om onduidelijke
redenen niet de minste naam in
vooroorlogs en bezet letterenland.
Ze blijft, ook na de zuivering,
brutaal overeind, dat in tegenstel
ling tot de 'dubbele pannenbak
kers' als Roel Houwink en Gabriël
Smit die plots gingen afdingen op
eigen inzet en verdiensten. En dan
waren er de supersnelle wentelaars
als Jan Gerhard Toonder die in de
aanval hun verdediging,meenden te
vinden.
Venema haalt ook Anton Kool
haas uit de luwte van een laat res-
tantje verzet en confronteert hem
(nogmaals) met zijn reactie op (bij
voorbeeld) de film 'Die Ewige Ju-
de'. En dan is er als vanzelfsprekend
(de bijna Ewige Doctor) J. van Ham
die het houtarme doch zuurrijke pa
pier veilig stelde voor de stroom
dorpse literaria die de Kuituurka
mer-ridders naar wereldwijde er
kenning moest voeren. Wie alzo
schrijft blijft, althans bij Venema.
Het volksche dicht, het boerenboek
en het hooggestemd gezwam van de
dialectkransjes bepalen het aanzien
van een periodeliteratuur die, alle
elleboogstoom ten spijt, nooit een
literatuurperiode is geworden.
Achterbankfiguren
Deze parade van achterbankfiguren
past in de brede opzet die Venema
gaf aan zijn berichten van het schrij
vend en uitgevend front. Het eerste
deel ging uitvoerig in op de struc
tuur en de dragers van het systeem
dat letterheer en letterknecht door
de bange dagen naar een nieuw
licht moest loodsen. In deel 2 werd
gevoelig stil gestaan bij Venema's
opvatting van De Harde Kern:
schrijvers die zich in hun houding
en werk regelrechte Nazi-fans toon
den. Deel 3-A dat nu op tafel ligt is
meer aanvullend van aard. De titel
'De kleine collaboratie' is duidelijk.
Er komt in afrondende zin even
wel méér aan de orde en dat is met
name de na-oorlogse Zuivering die
bedoeld was als generale afreke
ning. Eind december 1944 trad een
aantal besluiten in werking met be
trekking tot het buitengewoon
strafrecht, de bijzondere gerechts
hoven, de buitengewone rechtsple
ging en de bijzondere gratie.
Adriaan Venema beperkt zich
voor zijn onderwerp tot de Eereraad
voor Letterkunde waarin onder an
deren schrijvers-juristen als Borde-
wijk en Nijhoff zitting hadden. Hij
geeft ook een overzicht van de uit
sluitingen van 'foute schrijvers'. Be
risping wegens laakbaar gedrag
was de laagste straf, uitsluiting (ver
bod tot publiceren) tot 1956 (tien ja
ren dus) de hoogste.
Tot de zwaarste gevallen werden
collaborateurs gerekend als Mar-
tien Beversluis, Henri Bruning, To-
bi Goedewagen, Mea Kater, P.E.
Keuchenius, Steven Barends, Jan
de Vries, Ernest Michel, J.A. van
der Made, Hans Klomp (ps. Mien
Proost), George Kettmann jr, J. van
Ham en Gerard Wijdeveld. Ietsje
lichter werden beoordeeld: Jan
Eekhout, Jo van Ammers-Küller,
Chris de Graaff, mr J. Huyts, Dou-
we Kalma, Jan van Rheenen, Johan
Theunisz, A.H.H.A. Wensink (ps.
George de Sevooy/Johan Ponteyne-
AVillem Enzinck) en Roel Houwink.
Mr J.C. van Schagen die zijn toe
treden tot de Kultuurkamer en een
publikatie in 1942 (Flarden van den
Wind) later ernstig zou betreuren,
werd voor een jaar uitgesloten.
Laatbloeier
Van Schagen was zo'n voorbeeld
van de kleine meeloper aan de rand
die weinig of niets van doen had
met de idealen van de Nieuwe Orde.
Hij was een laatbloeier die, zo ver
telde hij me tegen het einde van zijn
leven, het succes van zijn Narren
wijsheid had willen, uitbreiden. Dat
kon uitsluitend via de weg van pu
blicatie en daarvoor was het lid
maatschap van de Kultuurkamer
vereist. Hij hield het meelopen niet
lang vol. Waar Beversluis een zwal
ker was, toonde Van Schagen zich
een zoeker. Hij had enige tijd be
wondering gekoesterd voor het
Mussolini-fascisme en zo de weg ge
vonden naar de kring van Aristo en
De Gemeenschap. Tijdens de bezet
ting schoof hij door naar De Gids.
Toen de autoriteiten hem wilden
belasten met het gemeentesecreta
riaat van Rotterdam, hield Van
Schagen het voor gezien en trok
zich terug. Na de bevrijding zien we
hem als (gewaardeerd) adviseur van
het Zeeuws provinciebestuur in
culturele aangelegenheden. Zijn
verdiensten worden geëerd in een
koninklijke onderscheiding, een
straatnaam en Verzamelde Werken.
Zijn stap naast 'de rechte weg' heeft
hem blijvende afstand geleerd, ge
tuige zijn devies 'Het kleine visje
dat in het natte zand leeft, vindt de
Zee te groot'. Er zijn mensen die
vinden dat de watervrees wat laat
komt...
J.C. van Schagen past, als per
soon en beeld, in de structuur die
Venema schetst: de schrijver 'die in
de fout gaat, soms slechts voor kor
te tijd, of alleen indirect, of slechts
in geringe, maar toch weer niet weg
te cijferen mate.' Venema heeft er,
voor de volledigheid, een boek van
gemaakt dat zowel ontluisterend als
bevestigend werkt. Op naar Vest
dijk Gevolgen.
ANDREAS OOSTHOEK
Adriaan Venema, Schrijvers, uitgevers
en hun collaboratie. Deel 3-a: De klei
ne collaboratie. 322 pp, geïllustreerd.
Uitgave: De Arbeiderspers, Amster
dam. Prijs: f.59,90.
ENTR ACTE
De vijanden van democratie kwamen er weer eens voor in
het geweer.
Soldaten, bang voor de marechaussee, waren op hun qui-vive
op de appelplaats, sprongen ordeloos uit hun trucks,
smoesden in groepjes van twee of drie met meisjes hij de poort.
Ik picknickte op mijn balkon, kon mijn lol wel op,
hield door de roestige tralies het betonveld in het oog,
tikte mijn as af en rilde als mijn salvo's van pitten
vijftien meter lager tussen de schildwachts insloegen...
Binnen raakte de wand vloer noch plafond.
Twee lichtstrepen kropen uit de kamer ernaast
waar'ik een Amerikaanse - mezzo, ardente - hoorde
hijgen, 'Here Jezus, blijf in me, nog even!'
Uit: Stekels, gedichten van Michael Hofmann, vertaald door Anneke Brassinga, uitg. De Bezige Bij.
Het lezen van pornografie houdt al
tijd nog iets lacherigs en opwin
dends: het is geen literatuur, maar
het spreekt soms wel tot de verbeel
ding. Hoe ouder pornografie echter
wordt, hoe meer het lacherige gaat
overheersen. Bas Heijne wijtte in
zijn 'Vrij Nederland' -column dit
snelle dateren Van pornografie aan
ons veranderende modebeeld. Vol
gens mij heeft het ook sterk te ma
ken met de veranderende plaats van
seksualiteit in de cultuur, zoals een
recente tweetalige uitgave van een
gedicht van W.H. Auden laat zien:
'The Platonic Blow/Platonisch pij
pen'. Anno 1990 moet je hoogstens
wat grinniken om die ondeugende
Victoriaanse rijmpjes.
Auden schreef 'Platonisch pij
pen' in het begin van de jaren zestig
voor een paar vrienden. Enige jaren
later kwam het in erotische tijd
schriften terecht en heeft de oude
man nog gemeend tegen de media
te moeten liegen over het auteurs
schap. Extra pikant in die tijd was
uiteraard het feit dat het hier om ho
mo-porno ging. Vervolgens doken
er in Amerika slordige piratenedi-
ties op (waarin bijvoorbeeld een be
paalde regel ontbrak). Pas nu, om
dat de vertaler de beschikking
kreeg over het oorspronkelijke ty
poscript, ligt de juiste editie voor
ons, met de Nederlandse versie er
naast.
Is 'Platonisch pijpen' nu al die
aandacht waard? Het hoort zonder
meer in het verzameld werk van Au
den thuis, maar als afzonderlijke
uitgave heeft het de nadelen waar
over ik het hierboven had. Overi
gens is de titel misleidend: de ge
schiedenis die Auden in het gedicht
beschrijft is alles behalve plato
nisch. Het eindigt zoals in dit genre
gebruikelijk dan ook met een
mondvol. Helaas niet met een on
verwacht binnenkomende jaloerse
vriend, een beroving of een moord.
Want daarvoor heeft het genre te
weinig dimensies.
Het begin is nog wel aardig, zo'n
beschrijving van een broeierige len
tedag en de kennismaking met een
uit de kluiten gewassen jongeman.
Overigens wel helemaal in de kost-
schoolsfeer die Audens milieu zo
kenmerkt. Het epische gedicht, een
genre dat Auden beheerst, lijkt al
spoedig in de handeling uit de titel
te ontaarden, maar behendig weet
Auden het verhaal een andere wen
ding te geven en krijgen we eerst
nog wat gekroel en gestoei.
Peter Verstegen, die in deze uit
gave onder het wel erg doorzichtige
pseudoniem Gevert Petersen ope
reert, vertaalde 'Platonisch pijpen'
ooit voor het studentenblad 'Prop
ria Cures', een uitstekende plaats
voor publicatie van zo'n stoute jon
gens-gedicht. De onderhavige ver
taling is de definitieve. In het origi
neel wemelt het van de woordspe
lingen, alliteraties en herhalingen,
maar ondanks deze vertaalproble
men heeft Verstegen iets van Au
dens ondeugende jongens-sfeer we
ten over te brengen. Door het infor
matieve nawoord van Ron Mooser
weten we welke regel in de Ameri
kaanse piratenuitgave ontbrak: die
waarin de exacte afmetingen van
het felbegeerde apparaat werden
prijsgegeven.
AUGUST HANS DEN BOEF
W.H. Auden, 'The Platonic Blow/Plato
nisch pijpen' Vertaling Gevert Peter
sen, nawoord Ron Mooser, uitgeverij
Cadans, 12,50.