De nieuwe zeis zal maaien, ook al staat het koren laag De onmacht van 'n vergulde torenhaan In het spoor van Agatha Christie W.H. Auden pijpt pikant liedje Biografie over koning Willem III, een intellectueel vlieggewicht PAGINA 14 SAMENSTELLING CEES VAN HOORE DONDERDAG 3 JANUARI 1991 Van de Oranje vorsten en vorstin nen die er sinds 1814 zijn geweest, is Willem III (1817-1890) de enige met een uitgesproken bedenkelijke re putatie. Met de anderen was af en toe ook wel wat mis, maar zij had den voldoende positieve kanten om de schaduwzijden te verbloemen. Bij Willem III stuit men voorname lijk op een faculteit van onwil, wan begrip en platte daden. De geschiedschrijving is daarom altijd wat schichtig om hem heen gelopen. Decennia lang was het nu eenmaal gebruikelijk in Nederland over loten van de Oranje-stam in louter bewierrokende termen te spreken of te schrijven. Bij Willem III kon dat met geen mogelijkheid, tenzij men de pen werkelijk in een pot vol schijnheiligheid wenste te dopen. De man had al te veel ru moer en trammelant veroorzaakt. Een behoorlijke biografie van Willem III ontbrak daarom tot op heden. En zelfs in deze tijd blijken er nog mensen te zijn die vinden dat een dergelijk werk over deze vorst beter ongeschreven kan blijven. Een in deze materie toch niet onbe langrijke figuur als dr. C.A. Tamse is van oordeel dat Willem III "niet voldoet aan de voorwaarde van een zekere ontwikkeling. In zo'n geval zou zo'n beschrijving neerkomen op een esthetisch weinig bevredi gende studie van intellectuele stagnatie". Een mooie manier om te zeggen dat iemand een prul is, maar zo een voudig ligt het niet. Willem III was veertig jaar koning, een zeer lange periode, en hij was de eerste vorst die moest functioneren binnen een zeer liberale grondwet, die zijn be voegdheden.sterk insnoerde. Daar heeft hij bitter mee geworsteld. Zo'n man is alleen daarom al een biografie waard, intellectuele stagnatie of niet. Vlieggewicht J.G. Kikkert, een auteur die al me nig werk over het Oranjehuis op zijn 1 naam heeft staan, heeft daartoe een stap in de goede richting gezet met het onlangs verschenen 'Koning Willem III'. Kikkert voert terecht nóg een reden aan voor de belich ting van deze merkwaardige ko- Koning Willem III. ning: er lopen tal van lijnen van de periode-Willem III naar die van zijn opvolgsters. Er werden harde les sen getrokken uit Willems falen, zo wel in staatkundig opzicht als op het persoonlijke vlak. Dat bijvoor beeld Wilhelmina haar jeugd in wat zij noemde "een gouden kooi" moest doorbrengen, had regelrecht te maken maken met de uitspattin gen van Willem III en zijn oudste zoon (Wiwill), uitspattingen die de nog betrekkelijk jonge monarchie bepaald geen goed hadden gedaan. Het beeld dat Kikkert van Willem III schetst wijkt niet wezenlijk af van wat in grote trekken al bekend was. Alleen in details komen accen ten wat scherper te liggen. Willem III was een ongeremde, onbeheer ste, grillige man, wiens pad bezaaid was met ruzies, conflicten en intri ges. En zijn zedelijke levenswandel was ronduit beschamend. Nu gold dat alles voor tal van andere vorsten in het Europa van de vorige eeuw. In dat opzicht was hij bepaald geen uitzondering. Helaas had hij ook nog eens de handicap intellectueel een vlieggewicht te zijn. Een boek las hij nooit. Kikkert vermoedt dat hij met zijn ruwe, maar vaak wel hartelijke inslag het als Landesva- de vele Duitse staatjes i hebben gedaan. Daar Het koningschap was i stap te ver, dat kon hij Viriliteit Hij trof het in tal van opzichten ook niet erg. Opgevoed om als autocra tisch vorst in de voetsporen te tre den van zijn vader (die hem overi gens buiten de staatszaken hield) en grootvader kreeg hij tamelijk abrupt te maken met een grondwet die van de koning "een blinkend vergulde torenhaan maakte, hoog in het zicht van iedereen, maar ge dwongen zich te richten naar elke wind". Dat was nog net gebeurd on der zijn vader. Met die positie kon noch wilde Willem III zich tevreden stellen. Aanvankelijk wenste hij ook niet eens de troon te bestijgen. Hij deed het toch in de hoop dat het in de praktijk zou meevallen. Dat deed het niet. Achteraf kan men het als een ze gen beschouwen dat die grondwet er was, want het land zou rampzali ge jaren tegemoet zijn gegaan als hij met zijn onbesuisdheden zijn gang had kunnen gaan. Maar dat hij met zijn geringe geestelijke bagage nu juist moest stuiten op Thorbecke, de meest scherpzinnige staatsman van de afgelopen 150 jaar, drukte hem nog eens extra op zijn tekort komingen. Verder trouwde Willem III met een voor hem volkomen verkeerde vrouw: Sophie van Württemberg. Ze had niet veel op met Nederland en de Nederlanders. Ze was overi gens begaafd, sprak zes talen, bezat kennis van veel zaken en was cultu reel zeer ontwikkeld. Al weer ie mand aan wie Willem III geestelijk niet kon tippen en ze liet het hem merken ook. "Daarbij kwam", al dus Kikkert, "dat Sophies wankele gezondheid zelden in evenwicht kon zijn met Willems moeilijk blus- bare viriliteit". Het huwelijk strand de al spoedig, het leidde op den duur tot een scheiding van tafel en bed. Het volk bleef daarvan onkun dig. Kikkert is niet erg te spreken over Sophie. In haar uitgebreide corre- pondentie met tal van vorstelijke personen maakte ze haar echtge noot zwart en belachelijk, zodat hij bij buitenlandse hoven een zeer slechte naam kreeg. Bij de opvoe ding van de kinderen werkte ze hem voortdurend tegen. Onmacht Een in feite tragische figuur vindt Kikkert Willem III. Zijn beruchte woede-aanvallen zullen voor een deel zeker zijn voortgekomen uit onmacht en minderwaardigheids gevoelens. Aandoenlijk is te lezen hoe hij zijn botheid en beledigingen af en toe probeerde goed te maken door de betrokkene te decoreren of hem van een adelijke titel te voor zien. Op zichzelf deugde dat natuur lijk niet, maar hij deed in elk geval iets om relaties te herstellen. Willem III liet zich ook wel ompraten, hij was niet echt star. Er was echter veel geduld en tact voor nodig. Hij moest een beetje gepaaid worden. Niet iedereen kon dat. Een man als Thorbecke bijvoorbeeld was daar toe niet bereid. Bij de bevolking, onwetend van de schermutselingen aan het hof, had Willem III lange tijd een niet ge ringe populariteit. Als zich een ramp had voorgedaan, was hij snel ter plekke. Hij was oprecht aange daan door de ellende die hij zag en gaf dan met milde hand. Liefdadig heid lag hem wel. Daarbij bleef het. Als het in bredere zin om de belan gen van het volk ging (kiesrecht!) wilde hij van geen verandering we ten. Is nu het laatste woord over Wil lem III gezegd en geschreven? Kik kert is de eerste die het ontkent. Wie voor de geschiedschrijving de pa den van Willem III volgt, eindigt nog vaak in een moeras of in dicht struikgewas, zo zegt hij in het voor woord. "Er is nog veel te doen". Tot slot nog een opmerking over Kikkerts aanpak. Met mierenvlijt- heeft hij de gegevens bij elkaar ge sprokkeld en daarvoor moet hij worden geprezen. Maar hij heeft te veel bijzaken die hij onder ogen kreeg in het boek willen proppen. Daardoor is af en toe de grote lijn zoek en stujt men op uiterst taaie pagina's. Jammer dat niet iemand hem daarop heeft gewezen. RUUD PAAUW 'Koning Willem III, 1817-1890, Biogra fie' door J.G. Kikkert, Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht. Anton Koolhaas: dubieuze recensie van de film 'Die ewige Jude'. Adriaan Venema over kleine collaborateurs in letterenland De Britse wijsneus miss Jane Mar- ple en de Belgische speurneus Her- cule Poirot hebben de afgelopen tijd op papier en televisie meer dan normale eer betoond aan hun gees telijke moeder, de door persmensen tot 'koningin van de misdaad' uitge roepen schrijfster Agatha Christie. Het feit dat ze een eeuw geleden werd geboren maakte dat haar uit voerige oeuvre weer eens uit en te na werd besproken. Ene Anne Hart maakte het zelfs zo bont dat zij - na eens een biografie van miss Marple te hebben geschreven - nu ook het- 'levensverhaal' van de detective Poirot heeft doen uitgeven. De Belg domineerde te verhalen Anne Hart heeft die allemaal tot op punten en komma's uitgeplozen. Zo vergaarde zij de gegevens voor een biografie van de man met het 'eivor mige hoofd' die met behulp van zijn 'kleine grijze cellen' - zoals hij zijn hersens bij herhaling noemde - ve le tientallen misdaden heeft opge lost. het gelijk van hem en zijn buiten landse collega's te bewijzen. Zo verscheen er naast de derde omnibus van al eerder uitgegeven verhalen van Ruth Rendell (ditmaal bestaande uit 'Moorddadige oplos sing' uit 1971, 'Huiswerk voor een speurder' uit 1972 en 'De valstrik' uit 1974') ook een pakkende nieuwe roman van haar hand onder de met de sluier'. Ergens i schrijfster heeft gehaald. Uit de 'Dwaling zet levensechte figuren plotselinge enge en bijna benau wende gemeenschap. Mensen, die normaal nooit of nauwelijks een woord met elkaar wisselden, zien door de gewelddadige dood van die vrouw in de garage onverwacht hun levenslijnen kruisen. En dan ko men onvermoede trekken naarbo- man, die er nooit i der het juk van zijn tirannieke der uit te komen. Maar helaas voor Burden, hij draaft door in de ver keerde richting en moet ten slotte door de gewonde Wexford worden teruggefloten. En die mag dan weer voor de verrassende ontrafeling van het complexe mysterie zorgen. De laatste jaren heeft de bij herhaling Erkenning bekroonde Ruth Rendell zich meer en meer in de richting van de psy chologische thriller bewogen. Bange zieltjes, baantjesjagers, on nozelaars en arglistigen: ze krijgen hun plaats in het derde deel van Adriaan Venema's 'Schrijvers, uit gevers hun collaboratie'. Wie een bonte stoet van kleurrijke figuren verwacht, moet het ditmaal met een grijsgrauwe rij stellen. Want de A- band van dit derde deel heeft het over de kleine collaboratie. Het gaat evenwel niet uitsluitend over kleine Aan het eind van deel drie-A gooit Adriaan Venema meteen deel 3-B in de voorverkoop. De voortsnellende auteur van 'Schrijvers, uitgevers hun collaboratie' sluit af met een aanloop: 'Bij alle informatie over de naoorlogse zuivering ontbreekt consequent de naam van een be langrijke, misschien wel de belang rijkste auteur die Nederland kende: Simon Vestdijk. Mogen we daaruit concluderen dat Vestdijk van alle collaboratiesmetten vrij was? Dat mogen we niet...' Venema kondigt vervolgens aan dat in het aan Vestdijk gewijde deel drie-B diens wederwaardigheden 'omstandig' uit de doeken zullen worden gedaan. Dat houdt, na alle omstreden onthullingen in en bui ten de voorafgaande delen, het pu bliek in de vaardige houding. De aandacht zou, na band-A van het derde deel, wat verslapt kunnen zijn. De kleine collaboratie levert immers weinig echt grote feiten op. Deze driehonderd pagina's lange aanloop-tot-De-Vestdijk-Onthullin- gen lijkt meer 'voor de volledigheid' dan 'om kort te gaan' te zijn ge schreven. De meelopers onder de schrijvers leveren minder spanning en kleur dan de gedrevenen. Ze pik ken in de gauwigheid hun graantje mee en blijven ver van de harde kern. Ze doen mee, of spélen dat ze - naar links of rechts - meedoen, han gen hun huik naar de wind, zonder rekening te houden met een bozige afloop die dit opportunisme vroeg of laat aan de kaak zal stellen. Enkekalymmenos'. Dat betekent om zijn oogappel, zijn dochter Shei- 'de gesluierde' en het werkt onge- 'Herken jeje moeder. Ja! wettig gezag in opstand te komen 33 boeken en 56 kor- Herken je deze gesluierde. Nee. Agatha Christie. Maar die gesluierde is je moeder. Je kunt dus je moeder herkennen en tegelijk niet herkennen'. Het tekent de bijzondere sfeer in deze roman. Met opzet gebruik ik hier het woord thriller niet. Natuur lijk, er wordt wel een vermoorde vrouw in een parkeergarage gevon den. En alles draait verder in feite om het politionele onderzoek. Maar Wexfords schaduw te treden, veel belangrijker dan het wat en hoe L *- i. Ruth Rendell Het tilt het verhaal boven de mid- delmaat uit. Wat drijft de heel gewo ne mens in zijn alledaagse beslom meringen? En hoe reageert hij of zij wanneer dat passende patroon plot- Ud^e zich'^oepen voeirtegen'het J- Centraal in de handeling staat het boek verklaart de weer inspecteur Wexford, maar ook zij die titel vandaan hij is er met zijn hoofd niet bij. Hij maakt zich eigenlijk meer zorgen welijk geweld? Ruth Rendell geeft -Alsjeme^bCTtmoêt jétochtegen vragen i boeiend boek. Maar ofdat in relatie tot de concurrentie nu beter of best is? Wie het weet mag het zeggen? kernwapens zijn? Dus knipte op een RAF-basis de afrastering door. Met alle ellende van dien. Als Wexford dan ook nog maar net aan de dood ontsnapt als er een bom in zijn auto ontploft, zitten zijn ge- dachtën wel heel ver weg van die moord. Een mooie kans voor assis tent Michael Burdenom eens uit ^êndell Omnibus 3'. Ruth Rendell. Het KOOS POST 'Hercule Poirot, zijn leven en werk, Anne Hart. UitgeverijLuitingh- Sijt- hoff. Maar inmiddels is het alweer meer dan veertien jaar geleden dat Agatha Christie door de dood van haar Britse misdaad-troon werd gerukt. Het wordt hoog tijd om eens over de opvolging te denken. Welke Engelse schrijfster kan er nu aan spraak op maken de beste te zijn op het gebied van het moorddadige mysterie? P.D. James misschien, die de be dachtzame inspecteur Dalgliesh al een aantal malen op pad stuurde, vaak met gulzige gretigheid ge volgd door de televisiecamera's? Of Ellis Peters, die pas op rijpere leeftijd is begonnen met het schrij ven van markante thrillers uit de middeleeuwen, waarin ene broeder Cadfael de moorden rondom het klooster Shrewbury nogal speels oplost? Of moeten we de voorkeur geven aan de zo indringend schrijvende Patricia Highsmith, die er keer op keer in slaagt in haar soms wat trage maar altijd diep doordachte verha len een uitzonderlijk fascinerende sfeer op te roepen? Voor de uitgevers van Ruth Ren dell zijn dat overbodige vragen. Ze noemen Ruth doodeenvoudig 'de beste thrillerschrijfster van Enge land'. Punt uit". Nu valt er over beter of best altijd te discussiëren, maar vast staat dat Rüths Nederlandse uitgever on langs weer een aantal ijzersterke troeven op tafel heeft gegooid om Heel verbeten zet hij zich op het Spectrum. spoor bijna verkniptejonge- Het Spectrum. v met de sluier', Rutb Rendell. Het gaat in bijna alle gevallen om een duidelijk gebrek aan kwalitei ten, menselijke en literaire. Meelo pers worden invoegers en fout-par- keerders; ze schuilen onder de para plu van de Nieuwe Orde. Daar me nen ze de erkenning te vinden die de voze smaakmakers van het oude bestel hun stelselmatig wisten te onthouden. De nieuwe zeis zal maaien, ook al staat het koren laag. De andere categorie, die van de angsthazen, is o zo benauwd om de dragers van een zojuist gestolen macht tegen zich in te nemen. Ze zijn al blij met de ongestoorde pu- blikatie van één enkel gedichtje- De Nieuwe Orde sluit de niet ge heel van talent verstokenen - bij ge brek aan beter- dankbaar in de ar men. De grote rest wordt gedoogd met als belangrijkste onderschei ding: papierverspilling. Adriaan Venema schouwt de schare, van de meestal argeloze deelnemers aan de dichterwed strijd Het Jonge Hart tot het stel on frisse Friezen dat in het Dietsche ge doe een welkome uitbreiding van de eigen enge idealen zag. De fin- dels foar! Wie kent ze nog, de Brols- ma's, Kalma's, Sybesma's, Slof- stra's, Sipma's, Kiestra's en Zand- stra's? We passeren het station Jo van Ammers-Küller, om onduidelijke redenen niet de minste naam in vooroorlogs en bezet letterenland. Ze blijft, ook na de zuivering, brutaal overeind, dat in tegenstel ling tot de 'dubbele pannenbak kers' als Roel Houwink en Gabriël Smit die plots gingen afdingen op eigen inzet en verdiensten. En dan waren er de supersnelle wentelaars als Jan Gerhard Toonder die in de aanval hun verdediging,meenden te vinden. Venema haalt ook Anton Kool haas uit de luwte van een laat res- tantje verzet en confronteert hem (nogmaals) met zijn reactie op (bij voorbeeld) de film 'Die Ewige Ju- de'. En dan is er als vanzelfsprekend (de bijna Ewige Doctor) J. van Ham die het houtarme doch zuurrijke pa pier veilig stelde voor de stroom dorpse literaria die de Kuituurka mer-ridders naar wereldwijde er kenning moest voeren. Wie alzo schrijft blijft, althans bij Venema. Het volksche dicht, het boerenboek en het hooggestemd gezwam van de dialectkransjes bepalen het aanzien van een periodeliteratuur die, alle elleboogstoom ten spijt, nooit een literatuurperiode is geworden. Achterbankfiguren Deze parade van achterbankfiguren past in de brede opzet die Venema gaf aan zijn berichten van het schrij vend en uitgevend front. Het eerste deel ging uitvoerig in op de struc tuur en de dragers van het systeem dat letterheer en letterknecht door de bange dagen naar een nieuw licht moest loodsen. In deel 2 werd gevoelig stil gestaan bij Venema's opvatting van De Harde Kern: schrijvers die zich in hun houding en werk regelrechte Nazi-fans toon den. Deel 3-A dat nu op tafel ligt is meer aanvullend van aard. De titel 'De kleine collaboratie' is duidelijk. Er komt in afrondende zin even wel méér aan de orde en dat is met name de na-oorlogse Zuivering die bedoeld was als generale afreke ning. Eind december 1944 trad een aantal besluiten in werking met be trekking tot het buitengewoon strafrecht, de bijzondere gerechts hoven, de buitengewone rechtsple ging en de bijzondere gratie. Adriaan Venema beperkt zich voor zijn onderwerp tot de Eereraad voor Letterkunde waarin onder an deren schrijvers-juristen als Borde- wijk en Nijhoff zitting hadden. Hij geeft ook een overzicht van de uit sluitingen van 'foute schrijvers'. Be risping wegens laakbaar gedrag was de laagste straf, uitsluiting (ver bod tot publiceren) tot 1956 (tien ja ren dus) de hoogste. Tot de zwaarste gevallen werden collaborateurs gerekend als Mar- tien Beversluis, Henri Bruning, To- bi Goedewagen, Mea Kater, P.E. Keuchenius, Steven Barends, Jan de Vries, Ernest Michel, J.A. van der Made, Hans Klomp (ps. Mien Proost), George Kettmann jr, J. van Ham en Gerard Wijdeveld. Ietsje lichter werden beoordeeld: Jan Eekhout, Jo van Ammers-Küller, Chris de Graaff, mr J. Huyts, Dou- we Kalma, Jan van Rheenen, Johan Theunisz, A.H.H.A. Wensink (ps. George de Sevooy/Johan Ponteyne- AVillem Enzinck) en Roel Houwink. Mr J.C. van Schagen die zijn toe treden tot de Kultuurkamer en een publikatie in 1942 (Flarden van den Wind) later ernstig zou betreuren, werd voor een jaar uitgesloten. Laatbloeier Van Schagen was zo'n voorbeeld van de kleine meeloper aan de rand die weinig of niets van doen had met de idealen van de Nieuwe Orde. Hij was een laatbloeier die, zo ver telde hij me tegen het einde van zijn leven, het succes van zijn Narren wijsheid had willen, uitbreiden. Dat kon uitsluitend via de weg van pu blicatie en daarvoor was het lid maatschap van de Kultuurkamer vereist. Hij hield het meelopen niet lang vol. Waar Beversluis een zwal ker was, toonde Van Schagen zich een zoeker. Hij had enige tijd be wondering gekoesterd voor het Mussolini-fascisme en zo de weg ge vonden naar de kring van Aristo en De Gemeenschap. Tijdens de bezet ting schoof hij door naar De Gids. Toen de autoriteiten hem wilden belasten met het gemeentesecreta riaat van Rotterdam, hield Van Schagen het voor gezien en trok zich terug. Na de bevrijding zien we hem als (gewaardeerd) adviseur van het Zeeuws provinciebestuur in culturele aangelegenheden. Zijn verdiensten worden geëerd in een koninklijke onderscheiding, een straatnaam en Verzamelde Werken. Zijn stap naast 'de rechte weg' heeft hem blijvende afstand geleerd, ge tuige zijn devies 'Het kleine visje dat in het natte zand leeft, vindt de Zee te groot'. Er zijn mensen die vinden dat de watervrees wat laat komt... J.C. van Schagen past, als per soon en beeld, in de structuur die Venema schetst: de schrijver 'die in de fout gaat, soms slechts voor kor te tijd, of alleen indirect, of slechts in geringe, maar toch weer niet weg te cijferen mate.' Venema heeft er, voor de volledigheid, een boek van gemaakt dat zowel ontluisterend als bevestigend werkt. Op naar Vest dijk Gevolgen. ANDREAS OOSTHOEK Adriaan Venema, Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel 3-a: De klei ne collaboratie. 322 pp, geïllustreerd. Uitgave: De Arbeiderspers, Amster dam. Prijs: f.59,90. ENTR ACTE De vijanden van democratie kwamen er weer eens voor in het geweer. Soldaten, bang voor de marechaussee, waren op hun qui-vive op de appelplaats, sprongen ordeloos uit hun trucks, smoesden in groepjes van twee of drie met meisjes hij de poort. Ik picknickte op mijn balkon, kon mijn lol wel op, hield door de roestige tralies het betonveld in het oog, tikte mijn as af en rilde als mijn salvo's van pitten vijftien meter lager tussen de schildwachts insloegen... Binnen raakte de wand vloer noch plafond. Twee lichtstrepen kropen uit de kamer ernaast waar'ik een Amerikaanse - mezzo, ardente - hoorde hijgen, 'Here Jezus, blijf in me, nog even!' Uit: Stekels, gedichten van Michael Hofmann, vertaald door Anneke Brassinga, uitg. De Bezige Bij. Het lezen van pornografie houdt al tijd nog iets lacherigs en opwin dends: het is geen literatuur, maar het spreekt soms wel tot de verbeel ding. Hoe ouder pornografie echter wordt, hoe meer het lacherige gaat overheersen. Bas Heijne wijtte in zijn 'Vrij Nederland' -column dit snelle dateren Van pornografie aan ons veranderende modebeeld. Vol gens mij heeft het ook sterk te ma ken met de veranderende plaats van seksualiteit in de cultuur, zoals een recente tweetalige uitgave van een gedicht van W.H. Auden laat zien: 'The Platonic Blow/Platonisch pij pen'. Anno 1990 moet je hoogstens wat grinniken om die ondeugende Victoriaanse rijmpjes. Auden schreef 'Platonisch pij pen' in het begin van de jaren zestig voor een paar vrienden. Enige jaren later kwam het in erotische tijd schriften terecht en heeft de oude man nog gemeend tegen de media te moeten liegen over het auteurs schap. Extra pikant in die tijd was uiteraard het feit dat het hier om ho mo-porno ging. Vervolgens doken er in Amerika slordige piratenedi- ties op (waarin bijvoorbeeld een be paalde regel ontbrak). Pas nu, om dat de vertaler de beschikking kreeg over het oorspronkelijke ty poscript, ligt de juiste editie voor ons, met de Nederlandse versie er naast. Is 'Platonisch pijpen' nu al die aandacht waard? Het hoort zonder meer in het verzameld werk van Au den thuis, maar als afzonderlijke uitgave heeft het de nadelen waar over ik het hierboven had. Overi gens is de titel misleidend: de ge schiedenis die Auden in het gedicht beschrijft is alles behalve plato nisch. Het eindigt zoals in dit genre gebruikelijk dan ook met een mondvol. Helaas niet met een on verwacht binnenkomende jaloerse vriend, een beroving of een moord. Want daarvoor heeft het genre te weinig dimensies. Het begin is nog wel aardig, zo'n beschrijving van een broeierige len tedag en de kennismaking met een uit de kluiten gewassen jongeman. Overigens wel helemaal in de kost- schoolsfeer die Audens milieu zo kenmerkt. Het epische gedicht, een genre dat Auden beheerst, lijkt al spoedig in de handeling uit de titel te ontaarden, maar behendig weet Auden het verhaal een andere wen ding te geven en krijgen we eerst nog wat gekroel en gestoei. Peter Verstegen, die in deze uit gave onder het wel erg doorzichtige pseudoniem Gevert Petersen ope reert, vertaalde 'Platonisch pijpen' ooit voor het studentenblad 'Prop ria Cures', een uitstekende plaats voor publicatie van zo'n stoute jon gens-gedicht. De onderhavige ver taling is de definitieve. In het origi neel wemelt het van de woordspe lingen, alliteraties en herhalingen, maar ondanks deze vertaalproble men heeft Verstegen iets van Au dens ondeugende jongens-sfeer we ten over te brengen. Door het infor matieve nawoord van Ron Mooser weten we welke regel in de Ameri kaanse piratenuitgave ontbrak: die waarin de exacte afmetingen van het felbegeerde apparaat werden prijsgegeven. AUGUST HANS DEN BOEF W.H. Auden, 'The Platonic Blow/Plato nisch pijpen' Vertaling Gevert Peter sen, nawoord Ron Mooser, uitgeverij Cadans, 12,50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1991 | | pagina 14