Het verwachte geluk verkracht
Uit die peuk!
\ENKWIJZER
m
Onze taal
lY
PAGINA 20
U DE J AARSBIJ LAGE nas®
ZATERDAG 29 DECEMBER 199(i
Lusteloos zit een zoon bij zijn bejaarde
vader in de kamer. De vader kijkt hem
bezorgd aan en zegt na enige tijd: "Jon
gen. wat is er toch met je. Stort je hart
eens uit, ik ben je vader. Je kunt mij alles
vertellen".
Rusteloog gaan de ogen van de jonge
man door de kamer, en zegt hij: "Va
der ik moetje wat vertellen, ik hou het zo
niet langer uit. Ik wil leven, gelukkig
zijn, leven, leven! Ik wil geld, ik wil zui
pen, ik wil vrouwen, ik ga weg".
En terwijl hij opspringt voegt hij eraan
toe: "En hou me niet tegen, vader, ik ga
weg".
Waarop de vader langzaam opstaat,
zijn jas pakt en zegt: "Jou tegenhouden?
Ben je mesjogge. Ik ga met je mee!"
De ietwat deprimerende les die het le
ven voor ons in petto heeft, is dat er geen
waterproof-formule voor geluk bestaat.
Als we jong zijn geloven we vaak dat al
les anders, beter wordt als we maar een
maal...! En als we oud zijn geloven we
vaak dat alles beter wordt als we nog een
maal...! Maar heel vaak blijkt de geluk
brengende werking van een nieuwe er
varing, relatie, activiteit, mogelijkheid of
bezit een verontrustend korte levens
duur te hebben.
De Amerikaanse tv-psychologe Joyce
Brothers vroeg onlangs aan een groot
aantal van haar landgenoten of ze geluk
kiger zouden worden als ze plotseling fi
nancieel de wind in de zeilen zouden krij
gen, bijvoorbeeld 25 procent meer zou
den gaan verdienen of de hoofdprijs in
de lotto of toto zouden winnen. Een over
weldigende meerderheid antwoordde
daarop bevestigend.
Dat lijkt op het eerste gezicht ook heel
logisch, maar onderzoek laat zien dat
daar in werkelijkheid weinig van klopt.
Amerikanen, die een prijs van een mil
joen dollar of meer in een loterij gewon
nen hadden, werd gevraagd naar de mate
waarin dat fortuin hun levensgeluk had
beïnvloed. Hun antwoorden werden ver
geleken met die van een groep in leeftijd
en opleiding vergelijkbare mensen die
geen loterijgeluk beschoren was ge
weest. Wat bleek? De lottowinnaars voel
den zich na hun grote slag niet gelukki
ger dan daarvóór (behalve dan in de eer
ste paar dagen na de bekendmaking).
Ook verwachtten ze niet zich in de toe
komst gelukkiger te gaan voelen dan ze
nu deden. Maar het meest verrassende
was wel dat de winnaars zich niet geluk
kiger bleken te voelen dat degenen die
niet zo fortuinlijk waren geweest.
Hoe kan dat nou, vraag je je af. De halve
wereld jaagt de hele godganse dag achter
het grote geld aan, en dan zou nu opeens
blijken dat het allemaal niet veel uit
maakt. Maar dat kan heel goed. Trou
wens, we wisten al lang - uit onderzoek
naar het verband tussen de hoogte van
levensstandaard of inkomen en levens
geluk - dat zo'n verband er niet of nauwe
lijks is.
Aangetoond is dat voor mensen die re
delijk in hun basisbehoeften kunnen
voorzien (onderdak, voedsel, verwar
ming) een toename in koopkracht, ook
als die fors is, geen invloed meer heeft op
de mate van ervaren levensgeluk. Wat de
vakbonden of het ambtenarenoverleg
voor ons uit het vuur slepen heeft dus
psychologisch weinig om het lijf.
De verklaring voor dat feit moeten we
zoeken in een psychologische theorie die
al vele tientallen jaren oud is, maar die
nog altijd kaarsrecht overeind staat. Die
theorie wordt 'adaptatie-niveau' (aanpas
singsniveau) genoemd en is ontwikkeld
door de Amerikaan Harry Helson. De
kern ervan is dat de invloed, die een be
paalde gebeurtenis op ons heeft, sterk af
hangt van de mate waarin die gebeurte
nis afwijkt van wat we verwacht hadden.
Als wat er in werkelijkheid gebeurt ge
woon overeenkomt met onze verwach
ting (of ons adaptatie-niveau), dan heeft
die gebeurtenis emotioneel niet of nau
welijks enig effect op ons.
Een eenvoudig experiment dat de
juistheid van de theorie aantoont, kunt
uzelf in de keuken uitvoeren. U houdt
een paar minuten uw beide handen in
een kom met water met een temperatuur
van 35 graden Celsius. Aanvankelijk
voelt het water warm aan, maar na enige
tijd voelt u niets meer. Uw handen zijn
zogezegd 'aangepast'.
Als u vervolgens uw linkerhand in een
kom water met een temperatuur van 30
graden steekt en uw rechterhand in een
(andere) kom water van opnieuw 35 gra
den, dan voelt u links als koud terwijl u
rechts niets bijzonders voelt. Dit verschil
in gevoel toont duidelijk aan dat hoe we
iets ervaren afhangt van wat we op grond
van vroegere ervaring verwachten of ge
woon zijn.
Verandert onze verwachting, dan ver
andert ook de mate waarin we iets als
pijnlijk of plezierig ervaren. Komt u zelf
uit een gezin waar iedereen op z'n minst
universiteit heeft gedaan, en uw eerstge
borene blijkt niet meer dan havo aan te
kunnen, dan zult u waarschijnlijk toch
teleurgesteld zijn. Maar als vervolgens
uw tweede kind niet meer dan een lbo-
advies krijgt, gaat u havo 'toch nog niet
zo slecht' vinden.
Wat betekent de adaptatie-niveau theo
rie nou voor diegenen onder ons die op
jacht zijn naar het grote levensgeluk. He
laas voorspelt die theorie dat geluk
meestal een tamelijk kortstondig leven is
beschoren. De reden daarvan is dat we
jé&jp* u(|I
njt i
ons vaak alleen maar heel gelukkig zul
len voelen als ons dingen overkomen die
onze verwachting (of ons adaptatie-ni
veau) duidelijk overtreffen. Je vandaag
heel gelukkig voelen lukt vaak beter als
je je gisteren heel ongelukkig voelde, als
je ervaringen gisteren zodanig beroerd
en ongelukkig waren dat je weinig meer
van het leven verwachtte.
Problemen beginnen te ontstaan als in
ons persoonlijk en sociaal leven en op
ons werk alles in een bepaalde periode
op rolletjes loopt. Natuurlijk genieten we
dan wel van ons gunstig gesternte en on
ze successen, maar ondertussen kruipt
ons adaptatie-niveau almaar naar boven.
We beginnen meer en meer van het leven
te verwachten en hebben steeds grotere
successen of meevallers nodig om ons
gelukkig te blijven voelen. Blijven die uit
of treden er tegenvallers op, dat is het ri
sico groot dat we ons op den duur toch
niet of nauwelijks gelukkiger zullen voe
len dan we deden voordat we de wind in
de rug kregen.
Dat is natuurlijk precies wat er op dit
moment in Oost-Europa aan de gang is.
In de eerste periode van de omwenteling
gebeurden er dingen, werden dingen
mogelijk die de stoutste verwachtingen
van de meeste mensen zowel daar als
hier overtroffen. Maar terwijl die ver
wachtingen juist door de veranderingen
snel hoger werden, hielden de ontwikke
lingen daarmee op een gegeven moment
geen gelijke tred meer.
Vandaar dat grote groepen Oost-Euro
peanen op dit moment het gevoel heb
ben dat ze weer even ver zijn als ze
de omwenteling. Ze voelen zich
even ongelukkig als vijf of tien jaar gele
den. Vandaar dat we Russen verzuchtin
door René Diekstra
hoogleraar psychologie te Leiden
gen kunnen horen slaken als: "Onder
Breznjev hadden we tenminste nog me
dicijnen"; of Roemenen woedend kun
nen horen roepen dat Iliescu niet meer
dan een tweede Ceausescu is. Alsof er in
feite helemaal niets is veranderd. Dat is
objectief gesproken natuurlijk wel het
geval, maar subjectief - in termen van ge
luksgevoel - voor velen niet. En dat is na
tuurlijk wat uiteindelijk telt.
In veel opzichten lijkt het leven op wat
psychologen wel een 'hedonistische'
tredmolen noemen, een tredmolen van
het geluk. In een tredmolen kom je altijd
weer daar uit waar je begonnen bent, on
geacht hoe snel je vooruit probeert te ko
men. Geluk hangt af van de'mate waarin
het leven je beter behandelt dan je ver
wachtte, maar op de lange duur behan
delt het leven je bijna altijd zoals je ver
wachtte. Dit verschijnsel wordt onder
andere uitgedrukt in het gezegde 'Het
bezit van de zaak is het einde van het ver
maak'.
Dat is trouwens niet alleen zo met din
gen, maar ook met mensen. De adapta
tie-niveau-theorie voorspelt dat zelfs de
meest plezierige activiteiten met andere
mensen hun aantrekkingskracht verlie
zen naarmate we ze vaker doen, en wel
als gevolg van oplopende verwachtin
gen.
Deze ontwikkeling doet zich in part
nerrelaties bijna altijd voor. Voor de
meeste mensen is seksuele omgang met
iemand van wie ze houden een van de
voornaamste bronnen van plezier en ge
luk. Maar volgens onze theorie zou zelfs
deze hooggeprezen activiteit minder ple
zier opleveren naarmate ze vaker wordt
beoefend.
Dat dit inderdaad zo is, blijkt het het
bestaan van het zogenaamde honey
moon-effect. Het gaat. hier niet om het ge
bruikelijke patroon dat er meestal een af
name van seksuele activiteit tussen part
ners plaatsvindt met het verstrijken der
jaren. Bij het honeymoon-effect gaat het
om het verschijnsel dat een hoge fre
quentie van seksueel contact betrekke
lijk spoedig wordt gevolgd door een ster
ke afname.
Er zijn verschillende onderzoeken be
kend waarin pas getrouwde paren ge
vraagd werd een logboek bij te houden
van het aantal keren dat ze 'het' in hun
eerste huwelijksjaar deden. Bij paren
met een hechte liefdesrelatie waarbij de
vrouw nog maagd was ten tijde van de
huwelijksvoltrekking en in het eerste
jaar niet zwanger raakte, bleek de aan
trekkelijkheid van seksuele activiteit
snel te verminderen. Terwijl er gemid
deld in de eerste maand nog sprake was
van 17,5 keer (in de statistiek kan dat!),
daalde dat cijfer via 16 keer in de tweede
maand naar 13 keer in de derde maand,
om vervolgens aan het eind van het eer
ste jaar op 8,5 keer uit te komen. Dat wil
zeggen: op minder dan 50 procent van de
oorspronkelijke 'score'.
Blijkbaar is het dus zo datje iets datje
aanvankelijk heel gelukkig kan maken,
op den duur steeds minder gaat doen
omdat het steeds minder vaak 'boven
verwachting' goed of plezierig is. Voor
sommige mensen betekent het zelfs dat
ze zich op den duur gaan afvragen waar
om ze überhaupt aan een relatie begon
nen zijn als ze 'er uiteindelijk toch niets
mee opschieten'.
Er zijn verschillende strategieën denk
baar om uit die hedonistische tredmolen
te blijven. Eén strategie is om tegen de
stroom in te gaan zwemmen door te pro
beren steeds buitenissiger soorten van
vermaak en genot te verzinnen, zodat het
heden altijd opwindender blijft dan het
verleden.
Op het seksuele vlak leidt dat bijvoor
beeld tot praktijken als partnerruil,
'trioën', SM en meer van dat soort acro
batiek. Het probleem is alleen dat er
grenzen zijn aan onze inventiviteit en ons
incasseringsvermogen in dit opzicht, en
dat we vroeg of laat meestal de race tegen
onze verwachtingen verliezen. Op den
duur is er dan niets meer wat ons nog
werkelijk kan bevredigen en grijpen we
naar paardemiddelen zoals drugs en ge
weld. Tal van beroemdheden, onder wie
Elvis Presley en Marilyn Monroe, heb
ben zichzelf met deze strategie versla
gen.
Een andere strategie is om het advies
van wijzen, zoals Buddha en Christus, te
volgen en uit'de tredmolen te stappen,
dat wil zeggen: onszelf niet langer de
speelbal van verwachtingen eti lusten te
maken. De Nederlandse dichter Bloem
heeft deze houding ooit eens als volgt on
der woorden gebracht: "Ik heb van het
leven vrijwel niets verwacht. Het geluk is
nu eenmaal niet te achterhalen. Maar wat
geeft het, in de koude voorjaarsnacht zin-
gen de onsterfelijke nachtegalen...'
Het probleem is alleen dat voor c
wone mensen - die we nu eenmaal zijn.
een dergelijke levenshouding heel erg
moeilijk, zo niet onmogelijk is. Wij moe
ten het daarom stellen met de midden
weg tussen deze twee extremen. Die weg
is: ervoor te zorgen dat bijzondere aange
name ervaringen en gebeurtenissen onze
verwachting of ons adaptatie-niveai
al te sterk beïnvloeden.
Dat kunnen we doen door zulke ge
beurtenissen een speciale, aparte plaats
in ons leven te geven. Het klassieke voor
beeld daarvan in onze huidige samenle
ving is Kerstmis, een tijd voor speciale
ervaringen. Met Kerstmis gaan we
anders met elkaar en onszelf om. Socia
ler. vrediger, liever, guller.
Normaal gesproken zou dit ons i
tatie-niveau of onze verwachtingen voor
de toekomst verhogen, maar dat gebeurt
niet omdat we de kerstdagen duidelijk
apart gezet hebben van de rest var
dagelijks leven. Wat we op Kerstmis bij
onszelf en anderen aan vriendelijkheid,
toegeeflijkheid, gulheid en zorg aantref
fen beschouwen we niet als normaal,
maar als uitzonderlijk, niet als iets waar
we 'gewoon' recht op hebben, ma<
cadeau.
Die 'vrolijke' of 'zalige' kerst bestaat
dus bij de gratie van het feit dat
voor de rest van de tijd niet zo'n vrolijke,
zalige of lieve boel van weten te maken.
Vandaar dat voor zo veel mensen Kerst
mis ook absoluut niet meer hoeft, want,
zo redeneren ze, als we voor de rest van
de tijd niet op die manier met elkaar kun
nen omgaan dan hoeft het die paar dagen
ook niet.
Maar zij hebben volslagen ongelijk, zoals
alle aanhangers van de deprimerende fi
losofie dat het beter zou zijn niets te doen
dan iets onvolmaakt te doen. Daartegen
over staat een levenshouding die met r
lativerende humor de mens aanmoedigt
om toch maar op zijn manier zonder al te
hoge verwachtingen te blijven aanmod
deren:
Een priester die in opdracht van
bisschop in een vreemde stad verblijft,
bestelt een toga bij een kleermaker al
daar. Het kledingstuk wordt niet op tijd
afgeleverd en de priester vertrekt. Zeven
jaar later moet hij weer in die stad zijn,
de kleermaker komt zijn toga afleveren.
Zegt de priester: "Onze Lieve Heer heeft
de wereld in zeven dagen geschapen -
u hebt voor een toga zeven jaar nodig?"
Antwoordt de kleermaker, de toga met
een liefkozend gebaar voor zich uitsprei
dend: "Ja, maar kijkt u nou eens na,
wereld - en kijkt u dan eens naar deze to
ga!"
Met andere woorden: de mens kan zelf
ook het een en ander aan de Schepping
doen.
Zomaar een peuk opsteken is er tegenwoordig niet meer bij. Sinds 1 januari
is het bij wet verboden in openbare gebouwen te roken. Bovendien is de so
ciale controle sinds de invoering van dat verbod nog strenger geworden.
Niet-rokers kijken verwijtend naar de stommeriken die nog steeds doen
alsof ze niet weten dat roken slecht is. De vraag is of alle rokers zich van de
wettelijke bepalingen en verwijtende blikken echt wel zoveel aantrekken.
Wordt er gezondigd tegen het verbod of het verzoek niet te roken? Een on
derzoekje in het gemeentehuis van Leiden, gebouwen van de universiteit en
in het Leiderdorpse ziekenhuis leert dat het verbod over het algemeen be
hoorlijk wordt nageleefd, maar dat her en der nog best een stiekem een siga
retje wordt opgestoken.
door Monica Wesseling
Geen enkele bezoeker van het Leidse ge
meentehuis kan het ontgaan dat er bin
nen niet mag worden gerookt. Op alle
ruiten van de draaideur zijn enorme stic
kers geplakt met de bekende doorge
streepte sigaret. Eén onhandige manoeu
vre en je knalt tegen een immense asbak
op. De afdeling burgerzaken, pal naast
de grote hal, ruikt dan ook verrassend
fris. De burgers mogen niet roken en
doen dat ook niet. Uit solidariteit roken
de medewerkers van de gemeente even
min. Dat gaat prima.
Op de afdeling voorlichting wordt wel
gerookt, zij het met mate. Omdat een
deel van de medewerkers van deze afde
ling wel rookt en een ander deel juist
niet, zijn onderling werkafspraken ge
maakt. Er wordt alleen gerookt als de
niet rokers er niet zijn.
In de gang van de afdeling longziekten
van het Elisabeth-ziekenhuis in Leider
dorp hangt een gigantische sigaret met
No smoking. Nergens op deze afdeling is
roken toegestaan, ook niet op de kamers
van de verplegers. "Het komt ten hoog
ste een keer per jaar voor dat we iemand
op het verbod moeten wijzen", zegt een
van de dienstdoende verpleegsters.
Stress
Het personeel van de afdeling hartbewa-
king sprak begin dit jaar af niet te roken
in de kamer waar de monitors staan. Dat
besluit is inmiddels teruggedraaid: "Dit
werk veroorzaakt toch wel zoveel stress,
dat de echte rokers moeilijk zonder hun
sigaret kunnen. In overleg hebben we
besloten dat mensen hier in hun pauze
een sigaretje mogen roken", vertelt
hoofd van de afdeling, Ron Bouwman.
Ook voor de familie wordt af en toe een
uitzondering gemaakt. In principe mag
er in het kamertje waar de familie in
noodgevallen wordt ontvangen niet wor
den gerookt. "Als een familielid van een
zwaarzieke patiënt een sigaret wil rokën,
houden we hem echt niet tegen. Er zijn
op zo'n moment belangrijker dingen dan
een rookverbod".
In het restaurant van het ziekenhuis
zijn tafels voor rokers en voor niet-ro-
kers. Overtredingen komen nauwelijks
voor, aldus een kantinemedewerker. On
begrip wel: "Een ziekenhuis is bedoeld
om beter te worden. Roken hoort niet bij
gezondheid, dus eigenlijk zou roken hier
overal verboden moeten zijn", zegt een
bezoeker, zelf duidelijk geen roker.
Ook in het restaurant van het facilitei
tengebouw van de Leidse universiteit
aan de Cleveringaplaats blijft de sigaret,
daar waar roken niet mag, onaangeroerd.
De maatregel die betrekking heeft op de
eetgelegenheid niet een openbare
ruimte zoals in de wet vastgelegd is
pas een paar maanden van kracht. Naar
volle tevredenheid van iedereen, zo lijkt
het. "Prima, zolang er maar een plek is
waar je mag roken", zegt een dampende
student. "We kunnen nu tenminste kie
zen of we al dan niet willen meepaffen",
reageert een met-rokende studiebol een
paar tafeltjes verder. Rokers en niet-ro
kers leven vreedzaam naast elkaar. Een
enkele struikelt en steekt een peuk op
waar het niet mag. Afkeurende blikken
en de nodige opmerkingen worden zijn
deel. Roken laatje dan ook verder wel uit
je hoofd.
eu.
ui.
oe.
DOOR JOOP VAN DER HORST
Wind is al honderd jaar niet meer in de mode.
Je hebt er eigenlijk maar last van. Als het hard
waait, vliegen de pannen van je dak of je
schuurtje wordt omver geblazen. Op de fiets is
het geen doen, de dijken lopen gevaar, de
Waddeneilanden brokkelen af, op zee of in
een vliegtuig word je er doodziek van, je Lelij
ke Eend of Renault 4 die anders nog knap is, is
dan ineens een gevaar op de weg. en je alpi
nopet wil steeds het water in. Niets als narig
heid. We kunnen de wind missen als kiespijn.
Kijken we verder terug in het verleden, dan
zien we dat onze voorouders heel wat positie
ver over de wind dachten. De wind was toen
onmisbaar voor alle zeevaart, de wind was on
misbaar voor al die watermolens die de helft
van ons land droog hielden, voor de houtzaag
molens, de oliemolens, de graanmolens. De
wind is ooit een van onze belangrijkste ener
giebronnen geweest. Daardoor zal het wel ko
men dat we in onze taal zo veel uitdrukkingen
hebben waarin de wind voorkomt.
Zoals de wind waait, zo waait zijn jasje: hij
waait met alle winden mee, hij is een opportu
nist. Hetzelfde kunnen we ook uitdrukken met:
zijn huik naar de wind hangen. Een huik was
een lange mantel zonder mouwen die zowel
door mannen als vrouwen gedragen werd, tot
op de voeten reikte en van voren over het
hoofd heen in een lange hoorn uitliep. De let
terlijke betekenis was dus dat men zijn huik zó
hing, zó omsloeg, dat men tegen de wind be
schut was. Maar alleen de beeldspraak is
daarvan overgebleven: zich aansluiten bij de
partij waarvan men het meeste voordeel ver
wacht en weer naar een andere partij overlo
pen als dat later beter uitkomt.
Als de situatie verandert, zeggen we: de
wind waait uit een andere hoek. Over degeen
die verandert van opvatting of tactiek zeggen
we: hij gaat door de wind. wat niet alleen in
beeldspraak maar ook letterlijk hetzelfde is
als: hij gaat overstag. Omdat schepen die door
de wind gaan nogal schuin komen te liggen,
kon de uitdrukking ook betekenen: hij is dron
ken.
De wind van voren krijgen, iets in de wind
slaan, voor de wind gaan, de wind in de zeilen
hebben, iemand de wind uit de zeilen nemen
(ook letterlijk hetzelfde als: iemand de loef af
steken), hij heeft de wind eronder, men kan
niet van de wind leven, wie wind zaait zal
storm oogsten, zijn kop in de wind gooien. Al
die uitdrukkingen zijn nog steeds bekend ge
noeg, ook al zijn het erfstukken uit de tijd dat
de wind een veel grotere rol speelde in het le
ven van alledag.
Minder bekend is de uitdrukking: hij laat de
wind door de hekken waaien. Deze is ontleend
aan de molenaar die zijn molen niet laat draai
en als er een gunstige wind is. De hekken uit
dit gezegde zijn de hekken van de molenwie
ken. Als we zeggen dat iemand de wind door
de hekken laat waaien, wordt bedoeld dat zo
iemand zijn kans voorbij laat gaan.
De verzameling uitdrukkingen waar de wind
in voorkomt, zou nog veel groter te maken zijn.
Ik noem alleen nog: 'Alle hagen schutten
wind': elke concurrent gaat met enig voordeel
weg; 'Alle winden schudden geen noten af:
met alles levert voordeel op.
De dichter Guido Gezelle heeft in Vlaande
ren eens het volgende gezegde opgetekend:
'Die tegen de wind spuwt, maakt zijn baard
vuil'. Dat lijkt me een goede spreuk om deze
kerst eens over na te denken.
Een openbaar gebouw betreden betekent sinds 1 januari: uit die peuk.
(foto'H Loek Zuyderduin)