Israël en de gevaarlijke neiging tot (zelf)censuur Persvrijheid als veiligheidsrisico in een democratie WOENSDAG 12 DECEMBER 1990 Hanna Zemer wijst die theorie mee warig van de hand. Ze is sinds drie maanden gepensioneerd als hoofredac- trice van het linkse, aan de Israëlische vakbond gelieerde, dagblad 'Davar'. Vanaf 1967 heeft zij vrijwel alle bijeen komsten van het College van Hoofdre dacteuren met de autoriteiten bijge woond. De generale staf en de regering wisten in oktober 1973 precies wat er gaande was aan de grenzen, zegt ze, en het is hoogst onwaarschijnlijk dat ze zich iets zouden hebben aangetrokken van publicaties daarover in de pers. Ze ziet de samenwerking tussen pers en overheid op het gebied van de mili taire censuur vooral als een manier om theorie en praktijk dichter tot elkaar te brengen. Dagbladen hebben een dead line en willen daarom niet alle kopij voorleggen. Dank zij de duidelijke af spraken wordt maar een klein deel van de verhalen gecensureerd en daar heeft iedereen belang bij, zo meent ze. Ongeëvenaard Over de zelfcensuur van de Israëlische pers schreef Zemer in 1986, toen de aan vallen van ministers op de media weer eens alle perken te buiten gingen, in een hoofdredactioneel commentaar: "Het niveau van vrijwillige terughou dendheid van de kant van de Israëli sche pers is ongeëvenaard onder demo cratische landen". En, teleurgesteld: "Vanaf de eerste dagen van de staat, toen Ben-Gurion minister van defensie was, tot vandaag, nu Jitschak Rabin die post bekleedt, is er herhaaldelijk be wondering uitgesproken voor de zelf beheersing van de Israëlische pers. Maar de overheid, als lichaam, weet dat niet op zijn juiste waarde te schatten". Vier jaar later is de teleurstelling over zoveel ondankbaarheid nog niet ver dwenen. Maar Hanna Zemer houdt vol dat overleg en samenwerking tussen hoofdredacties en overheid niet kan worden gemist. "Het bestaat in eniger lei vorm ook in andere democratische landen, die in een veel veiliger posities verkeren dan Israël. Hier gaat het ver der, maar we leven nu eenmaal in bij zondere omstandigheden. Toch zeg ik dat in Israël de persvrijheid voor 98 pro cent wordt gerespecteerd, zelfs op het gebied van de defensie, zolang het niet gaat om details. In de Libanese Oorlog mochten we niet schrijven hoeveel tanks er op een bepaalde dag in een be paald gebied rondreden, maar we heb ben altijd kunnen schrijven dat we het niet eens waren met de regering of de militaire leiding. En er waren kranten, waaronder de mijne, die in die tijd schreven dat de stafchef een idioot was". Zoals de tegenstanders van vergaan de samenwerking tussen pers en over heid altijd het voorbeeld van de Okto- beroorlog aandragen, zo komen de voorstanders steevast met de immigra tie van de eerste groepen Ethiopische joden, in 1984. De regering van Sudan, waar de joden in vluchtelingenkampen verbleven, wilde geen publiciteit en op verzoek van de Israëlische overheid pu bliceerde de pers niet zolang de immi gratie gaande was, ook niet toen er in de buitenlandse media wel berichten over verschenen. "Een verhaal in een Israëli sche krant had de Sudanezen de indruk kunnen geven van een officiële bevesti ging", legt Zemer uit. Spijt Het komt voor dat redacties achteraf spijt hebben van het toegeven aan een verzoek van de regering. Een jaar of zes geleden stemden de hoofdredacties toe in het uitstellen van publicaties over de uitwisseling van zo'n tweeduizend Palestijnse en Libanese gevangenen te gen een kleine groep Israëlische solda ten die in Libanon gevangen werden gehouden. Onder de tweeduizend was een aantal tot levenslang veroordeelde terroristen. Voortijdige publicatie zou het moeizaam bereikte akkoord met een paar Palestijnse organisaties heb ben getorpedeerd: Zemer: "Later hoorde ik van veel col lega's dat ze het betreurden dat ze had den ingestemd met het informatie-uit stel. Ze zeiden: als we wel hadden gepu bliceerd, was de ruil niet doorgegaan en hadden er nu niet zoveel terroristen vrij rondgelopen. Hun treurnis had niets te maken met persvrijheid, maar ze meen den dat ze door niet te plaatsen de open bare veiligheid in gevaar hadden ge bracht. Persoonlijk heb ik nooit spijt gehad want ik had sterk het gevoel dat ik niet het recht had een moeder de te rugkeer van haar zoon te onthouden, al leen omdat ik graag de vrijheid wilde hebben om te publiceren". Volgens Hanna Zemer is de functie van het College van Hoofdredacteuren voor wat betreft het niet publiceren van gevoelige informatie de laatste tijd sterk is afgenomen. Als belangrijkste oorzaak noemt ze het minder vertrou wenwekkende en minder overtuigende optreden van de huidige regering. Moshe Negbi stelt vast dat de eman cipatie van de Israëlische pers pas echt vorm begon aan te nemen toen Ariel Sharon in het begin van de jaren tachtig minister van defensie werd. In de eerste twee maanden van de Libanese oorlog weigerde hij journalisten te informeren en hij verbood zijn stafchef eveneens ie der contact met de pers. Vijandig Sharons verhouding met de militaire correspondenten, de elitetroepen in het Israëlische persleger, was zonder meer vijandig. Negbi meent dat het daaraan te danken was dat de Israëlische pers voor het eerst sinds het begin van de staat een oorlog kritisch volgde. "Zo le verde Arik Sharon tegen wil en dank een belangrijke bijdrage aan de verster king van de persvrijheid in Israël". Van alle Israëlische ministers maakt Ariel Sharon het minst een geheim van zijn afkeer van journalisten. "Weten jullie wanneer jullie eindelijk zullen begrijpen wat voor schade jul lie aanrichten?", vroeg hij eens aan een hem omringende persmeute. "Als jullie met een koffertje in je hand op het dak van de Amerikaanse of de Britse ambassade staan, in af wachting van evacuatie". door Ad Bloemendaal De verwijzing naar de laatste helikopters uit Vietnam en Cambodja maakt deel uit van wat in zielkundige beschouwingen over de joodse staat wel het 'Massa- da-syndroom' is genoemd: Israël als een belegerde veste, met voor al wie bin nen haar muren is slechts de keuze tussen samen overleven of samen sterven. Voor lijders aan dit ziektebeeld is de buitenlandse pers een gevaarlijke indrin ger en vormen de lokale media een vijfde kolonne. Weinig Israëliërs lezen buitenlandse kranten, Westerse televisiestations zijn niet te ontvangen en de staatstelevisie draait gehoorzaam mee met de heersen de politieke windrichting. Er is militaire censuur en de media vertonen een soms gevaarlijke neiging tot zelfbeperking. Dat Israël ondanks alles een leven de democratie is, dankt het in niet geringe mate aan paar goede radiostations en een slagvaardige pers, in combinatie met een ondanks alles liberale censor. Veiligheid Persvrijheid is in Israël geen constitu-. tioneel recht omdat het land, net als Groot-Brittannië en Nieuw-Zeeland, geen Grondwet heeft. Onder de Nood wetten van 1945, dus uit de tijd van het Britse mandaat, kan de overheid alle publicaties verbieden die ze in strijd acht met de veiligheid van de staat. Maar kort na de uitroeping van de onaf hankelijkheid kwam de regering met het College van Hoofdredacteuren overeen dat de censuur alleen zou gel den voor militaire zaken. De eerste censuurregeling, gesloten in 1950 tussen de hoofdredacties en de legerleiding, vermeldt als algemeen doel "het voorkomen van de publicatie Beklemmend tafereel in Jeruza lem. Twee moslims begroeten el kaar op traditioneel Arabische wijze, onder het toeziend oog van een Israëlische soldaat. (foto epa> van informatie op het gebied van de staatsveiligheid die de vijand kan be voordelen of Israëls defensie kan scha den". Er staat verder in dat de censuur 'is gebaseerd op samenwerking tussen de militaire autoriteiten en de pers" en dat ze geen betrekking heeft op "poli tieke zaken, meningen, commentaren en analyses, of enig ander onderwerp dat niet te maken heeft met de staats veiligheid". Het akkoord voorzag aanvankelijk in een lange lijst van verboden onderwer pen, maar in de loop van de jaren zijn er steeds meer geschrapt. Op dit moment legt een parlementscommissie, in sa menwerking met pers en militaire auto riteiten, de laatste hand aan de nieuw ste versie. Taboe blijven onder meer de vermel ding van troepen- en materieelsterkten, de publicatie van namen van officieren beneden een bepaalde rang en foto's van militaire vliegers, gegevens over Is raëls olievoorraad, militaire oefeningen en de bewegingen van de chef van de generale staf. Bij meningsverschillen beslist een tribunaal, bestaande uit een vertegenwoordiger van het leger, een vertegenwoordiger van de pers en een wisselende onafhankelijke voorzitter (op dit moment de rector-magnificus van de Universiteit van Tel Aviv).- Buitenlanders De censuurovereenkomst bindt de Is raëlische pers, de radio en de televisie. Maar ze geldt niet voor de buitenlandse correspondenten en de Palestijnse dag bladen en periodieken, die immers geen partij zijn in het akkoord. Bijge volg hebben die rechtstreeks te maken met de alomvattende noodwetten. De Palestijnse kranten in de bezette gebie den worden uitgegeven in Oost-Jeruza lem, dat volgens de Israëlische opvat ting integraal onderdeel is van de Staat. Theoretisch heerst daar dezelfde ma te van persvrijheid als in de rest van het land. Maar in de praktijk moeten de hoofdredacties van de Palestijnse kran ten dagelijks kat-en-muis spelen mét de militaire censor. Terwijl Israëlische journalisten alleen in geval van twijfel een verhaal laten beoordelen, moeten de Palestijnen met al hun kopij naar de krap bemeten kantoorruimte in West- Jeruzalem. De censuur is hier niet alleen militair, maar ook politiek en nogal onvoorspel baar. Het komt voor dat de censor in grijpt als de Arabische pers letterlijk vertaalde verhalen uit de Hebreeuwse kranten overneemt. En een paar jaar ge leden kreeg het dagblad 'Al-Quds' een verschijningsverbod van een maand opgelegd toen het een foto plaatste, die door verschillende Israëlische kranten ongestraft was gepubliceerd. De censor beoordeelt de Palestijnse pers vooral naar de mate waarin artike len opruiend zouden kunnen werken. Strikt informatief gezien is het ingrij pen van de censor in de pers van Oost- Jeruzalem niet veel meer dan een vorm van werkverschaffing. Het Israëlische fort Massada wordt immers belaagd door Arabische landen met radio- en te levisiestations die precies het soort nieuws uitzenden dat de Israëlische censor verbiedt. Verder zijn er de popu laire Arabisch-talige uitzendingen van Radio Monte Carlo, de BBC en de Voice of America. Israëls politieke censuur behelst dan ook voornamelijk het trei teren van de Palestijnse redacties. Arabische pers Volgens de Israëlische autoriteiten is de Arabische pers in Oost-Jeruzalem vrijer dan de pers in welk Arabisch land ook. Met uitzondering van Libanon klopt dat, al is daar weinig voor nodig. Arabische journalisten zijn in het alge meen best! bereid het te bevestigen, maar ze voegen er steevast aan toe dat de media in de rest van de Arabische wereld in ieder geval een voorrecht ge nieten waarvoor in de bezette gebieden geen ruimte is, namelijk de vrijheid Is raël naar believen te kritiseren. Net als Israëlische journalisten legt de correspondent van buitenlandse dagbladen zijn verhalen alleen bij twij fel voor aan de censor. Voor wat betreft uitgaande foto's en videobanden gel den er striktere regels, maar in de regel toont de censor begrip en medewer king. De persbureaus hebben het moei lijker, omdat die razendsnel werken. De elektronische nieuwslijn van een groot agentschap als Reuter's loopt via het bureau van de censor, die als hij dat wil de stekker uit het stopcontact kan trekken. Toen op een ochtend in mei van dit jaar een aantal Palestijnen een landing probeerde uit te voeren op de Israëli sche kust,,kregen de persbureaus pas een paar uur later, toen het leger de si tuatie weer in de hand had, toestem ming om de eerste berichten uit te zen den. In 1969 reisde de Amerikaanse ra dio-correspondent Tony Hatch naar Cyprus om zo, ongehinderd door de censuur, een bijdrage door te geven over een geheime Israëlische militaire hij, stond in 1989 op de achtste plaats in de internationale rangorde. Cohen moet weinig hebben van de geïnstitutionaliseerde samenwerking tussen het College van Hoofdredacteu ren en de defensieleiding, die aanzien lijk verder gaat dan het bespreken van de militaire censuurlijst. In onderling overleg wordt namelijk regelmatig nieuws dat niet onder de militaire cen suur valt, uit de kranten en de electroni- sche media gehouden. Een vergaande vorm van zelfcensuur dus. "Overheid en pers horen niet in één bed", vat Co- hen zijn kritiek daarop samen. Die opvatting is ook te vinden in 'Pa pieren Tijger', een boek over de pers vrijheid in Israël. De auteur is Moshe Negbi, juridisch adviseur van de Israë lische radio en columnist van het dag blad 'Chadashot'. Net als Cohen vindt hij dat een land als Israël niet buiten mi litaire censuur kan, maar afspraken over het achterhouden van informatie die de censor niet verbiedt, gaan vol gens hem te ver. "De schade die deze vorm van zelfcensuur toebrengt aan de idee van persvrijheid is enorm", schrijft hij. "Een elitaire groep journalisten smeedt een complot van stilzwijgen met een elitaire groep uit het establish ment, en dat gaat ten koste van het recht van het publiek op informatie". Yom Kippur Hij geeft een voorbeeld van een af spraak tussen overheid en pers die vol gens hem uiteindelijk in strijd bleek met het nationaal belang. Aan de voor avond van de Yom Kippur-oorlog van 1973 verschenen er in de buitenlandse pers alarmerende berichten over Egyp tische en Syrische troepenconcentra ties langs de Israëlische grens. In een bijeenkomst met de hoofdredacteuren bevestigde de chef van de generale staf die berichten, maar hij verzocht de pers niet te publiceren om het publiek niet onnodig ongerust te maken. De hoofd redacties gaven toe. "Het is mogelijk", schrijft Negbi, "dat publicatie van de berichten en daaropvolgende druk vanuit het pu bliek de overheid tot grotere waak zaamheid had kunnen brengen, waar door misschien een oorlog was voorko men en er zeker minder slachtoffers zouden zijn gevallen". Israëlische soldaten arresteren een Falestijn op de westelijke Jor- daanoever. actie in Egypte. De legerleiding had pu blicatie verboden zolang de Israëlische soldaten nog op Egyptische grondge bied waren. Voor straf trok de rege ringspersdienst Hatchs accreditatie in en toen hij daarna naar Amerika terug keerde werd hij ontslagen. Recenter zijn voor korte tijd de perskaarten inge houden van twee correspondenten die bijzonderheden publiceerden over de liquidatie in Tunis van Jasser Arafats militaire medewerker Abu Jihad. Er werken in Israël een kleine twee honderd full-time correspondenten, maar de Israëlische autoriteiten heb ben de neiging de omvang van het bui tenlandse correspondentenkorps te overschatten en in verband te brengen met een naar hun oordeel overdreven (en natuurlijk negatieve) hoeveelheid aandacht voor Israël. Iemand als president Chaim Herzog be schikt, als het gaat om het beschuldi gen van de media, over een onuitputte lijke voorraad quasi-informatie. Hy vertelt graag dat Israël na de Verenigde Staten het grootste contingent buiten landse persmensen herbergt en dat die journalisten zich bij honderden tegelijk op de bezette gebieden storten. Dr. Yoel Cohen is als politicoloog en media-specialist verbonden aan de He breeuwse Universiteit van Jeruzalem en de religieuze Bar-Ilan Universiteit bij Tel Aviv. Hij heeft uitgezocht wat in werkelijkheid de positie van Israël is op de lijst van landen met een groot bui tenlands perskorps. Israël, ontdekte

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 29