Nabij en ver; dood en toch 'levend9 Bère Miesen en zijn handreiking naar de demente medemens PAGINA 24 ZATERDAG 1 DECEMBER 1990 Nederland vergrijst. En met het groeiende aandeel ouderen in het bevolkingsbestand zal Nederland meer en meer worden geconfronteerd met ernstige gebreken die zich op gevorderde leeftijd kunnen aandienen. Dementie bijvoorbeeld kan bejaarden achtervolgen. In een zeker stadium zouden ze ei genlijk moeten worden verpleegd in verpleegtehui zen, maar de opnamecapaciteit ontbreekt. Directie en verzorgend personeel van bejaardenhuizen zien zich te zelfder tijd steeds meer geplaatst voor de vraag hoe om te gaan met dementerende bewoners. Hoe contact kan worden gemaakt met volwassen mensen die lijfelijk aanwezig zijn, maar geestelijk als het ware in een andere wereld verkeren. Dr. Bère Miesen is kenner van de problematiek. Sinds jaar en dag stelt hij serieuze pogingen in het werk om nóg meer begrip te wekken voor de mens die 'dood' is en toch 'leeft'. door Gerard van Putten Ouderdom komt met gebreken. Hoe oudbakken ook het cliché, de vergrijzing van Nederland geeft het meer dan ooit actualiteitswaarde. Vroeg of laat begin nen de lichamelijke of geestelijke func ties in meer of mindere mate te haperen. De vraag is in hoeverre betrokkenen der gelijke handicaps kunnen accepteren Wie altijd gezond en daardoor onafhan kelijk in het leven heeft gestaan, zal er waarschijnlijk moeite mee hebben af hankelijk te worden van anderen. Van hulpverleners, maar ook van partners en van kinderen. Het omgekeerde is trouwens ook het geval. Kinderen die hun ouders midden in het leven hebben zien staan, hebben het er nogal eens moeilijk mee als ze hun ouders zichtbaar zien aftakelen. Licha melijk dan wel geestelijk. Demente bejaarden kunnen volstrekt onbereikbaar worden voor hun kinde ren, ook al bevinden die zich binnen handbereik. Lichamelijk zijn ze aanwe zig, geestelijk ergens anders. In een an dere wereld. Ze raken gevangen in een isolement dat het heden steeds minder herkenbaar toelaat. Daarentegen kun nen beelden van vroeger helder terugko men. Zonder het zelf te weten vragen 'in het verleden' levende ouderen in toene mende mate om begeleiding en zorg. Nederland vergrijst. Ongeveer tien procent van dg 65-plussers, om en nabij 250.000 mensen, vertoont min of meer dementieverschijnselen. In totaal zijn er in dit land maar 25.000 bedden voor de menterenden beschikbaar. Slechts een op de tien wordt verpleegd in een psy chogeriatrisch verpleeghuis, waaruit volgt dat negen van de tien elders verblij ven. Van hen wonen de meesten 'in de wijk', de rest wordt opgevangen in een verzorgingstehuis. Meer dan tachtig pro cent van de ouderen kampt overigens niet of nauwelijks met echte problemen. Deskundige hulp De praktische onmogelijkheid om iedere demente oudere op te nemen in een ver pleeghuis noopt de leiding van menig verzorgingstehuis tot het inroepen van deskundige hulp. In deze regio bijvoor beeld wendde de directie van het in Oegstgeest gevestigde bejaardenhuis Rustenborch zich daartoe tot de leiding van verzorgingstehuis Mariënhaven in Warmond. Het contact heeft geresul teerd in de ontwikkeling van een project in Rustenborch, dat beoogt intern meer begrip voor de demente mens te wekken. Het ontwerp van het project is mede ingediend door Bère Miesen, Limburger van geboorte en sinds 1984 als klinisch psychogerontoloog full-time verbonden aan Mariënhaven. Van zijn hand ver schenen tal van publicaties over demen tie: Notities over levenslooppsychologie (1934), Als ik dat geweten had (1985) en Als ouders dement worden (1989). Op 4 mei j.l. promoveerde hij tot doctor in de sociale wetenschappen. De titel van zijn proefschrift: Gehechtheid en Dementie. Zes jaar lang analyseerde hij de handel en wandel van 40 bewoners van Mariën haven tussen de 64 en 90 jaar; 27 vrou wen en 13 mannen. De meesten leden aan de ziekte van Alzheimer. In Mariënhaven richtte Miesen een on- derzoekskamer in als huiskamer naar de mode van eind jaren v.eertig, begin jaren vijftig of daaromtrent. Haard, bimbam- klok, de middenin de huiskamer gepos teerde tafel met daarboven de lamp; niets uit de tijd dat geluk nog heel ge woon was ontbreekt. Een videocamera registreerde de verschillende uitingen van het zoeken naar veiligheid (gehecht heidsgedrag), dat de ouderen in allerlei varianten vertoonden. Aanraken, achter na lopen en naroepen van hun familiele den. En ook de momenten van verdriet werden op video vastgelegd. Toetsing Dr. Miesen concludeerde onder meer dat dementie dikwijls gepaard gaat met het uiten van gevoelens van onveiligheid, van onbehagen. Miesens onderzoek was min of meer de praktische toetsing van de zogeheten Gehechtheidstheorie, eens ontwikkeld door John Bowlby. Als ieder 'normaal' mens vertonen ook demente rende ouderen volgens Miesen gehechts- heidsgedrag, dat niet alleen beoogt ie mands aandacht te vangen maar die ook vast te houden. Miesen zag dat bij velen ook sprake was van ouder-fixatie, vol gens hem een uiterste vorm van ge- hechtsheidsgedrag dat dementerende ouderen geestelijk terugvoert naar hun ouders. "Ik ga naar mijn moeder", kan ie mand van in de negentig aankondigen. Of: "ik ga naar mijn dochter", terwijl die al lang dood is. Tot dusver werden dergelijke kreten uitsluitend in verband gebracht met een geheugenstoornis. Dr. Miesen heeft in zijn dissertatie aangegeven dat het ook emoties zijn en meer bepaald gevoe lens van onveiligheid die dementeren de ouderen doen vastklampen aan hun verwekkers. Een noodsignaal, waarbij de ouders plastisch uitgedrukt fun geren als veilige haven in de nabijheid van een kolkende zee van onrust en onze kerheid. "Demente mensen raken ont heemd. In het land dat ze ooit bevolkten voelen ze zich steeds minder thuis". In zijn proefschrift heeft Miesen een pleidooi gehouden voor duurzaam lijfe lijk contact van verzorgend personeel met ouderen. In dat kader heeft hij voor al de aanstelling van vrouwen van mid delbare leeftijd aanbevolen. Gezien hun levenservaring zouden zorgverleensters in die leeftijdscategorie volgens hem ui termate geschikt zijn voor omgang mei dementerende ouderen. Explosief Nederland vergrijst. Maar of iedereen in Nederland ook oog heeft voor de conse quenties, is de vraag. "Vergrijzing bete kent niet zozeer dat de gemiddelde le vensduur toeneemt, wel dat het aantal ouderen in verhouding tot het aantal jon geren tussen nu en 2030 toeneemt. Nu behoort 13 procent van de bevolking tot de categorie mensen van 65 jaar en ou der, de voorspelling is dat dit percentage gaandeweg oploopt naar 22 a 23 procent. Er is ook sprake van een ontwikkeling die dubbele vergrijzing wordt genoemd. Maak je een splitsing tussen jongere ou deren en mensen boven de 80, dan luidt de prognose dat het aantal boven-tach- tigjarigen explosief zal stijgen. Daaruit volgt dan haast vanzelf dat het dementie probleem groter en groter zal worden, terwijl de situatie nu al meer dan proble matisch is. En daarop wordt op rege ringsniveau onvoldoende geanticipeerd. Ik vind het belachelijk dat er nog steeds geen staatssecretariaat in het leven is ge roepen dat zich uitsluitend en alleen op ouderen richt. Nu is de ouderenproble matiek verdeeld over twee ministeries: sociale zaken en wvc". Naar zijn idee springt de overheid nogal eenzijdig om met het besteedbare gemeenschapsgeld. "De aandacht gaat, zeker in de research, vooral uit naar de medische kant". De zin van "deze onevenwichtigheid" ontgaat Miesen. Hij onderkent dat voor de medicus bij het stellen van de diagno se een belangrijke rol is weggelegd. "Maar het lange traject ervóór en het ver dere verloop van het dementieproces is bij uitstek een zaak voor de sociale psy- chogerontologie. En voor ieder die zich bezighoudt met alle andere aspecten van het ouder worden". "Het is treurig, maar ook onesthe tisch", zegt hij, "hoe zowat het hele de mentieprobleem nog vermedicaliseerd is. Weliswaar heeft de medicus een be langrijk aandeel in de diagnostiek, maar vanuit zijn perspectief valt nauwelijks heil te verwachten. Waarschijnlijk is ook dat er voorlopig vanuit de research geen medisch-biologische therapie komt. Er zou veel meer geld moeten toevallen aan sociaal-wetenschappelijk onderzoek rond dementie. Het is onbegrijpelijk dat daarmee geen haast wordt gemaakt. Ei genlijk is het al veel te laat. In elk geval is het de hoogste tijd dat bij de dementie- problematiek meer aandacht wordt be steed aan de psychosociale aspecten". Diagnose De definitieve diagnose, benadrukt Mie sen, wordt doorgaans niet eerder gesteld dan een jaar of vijf na het moment waar op de eerste verschijnselen zich hebben voorgedaan. Hoewel de nodige terug houdendheid moet worden betracht bij het koppelen van bepaalde gedragsuitin gen aan de diagnose dementie ("voor het stellen van de diagnose is zeker een mul tidisciplinair onderzoek nodig, waaraan behalve een medicus ook een maat schappelijk werker en een psycholoog deelneemt"), worden ze er niet zelden mee in verband gebracht. Geheugenstoornissen hoeven niet per definitie te wijzen op dementie, ze kun nen er soms wél op duiden. Dat geldt bij voorbeeld voor moeilijkheden met reke nen, zeker als de persoon in kwestie zich eerder altijd bekwaam heeft getoond in het plussen en minnen. "Het gaat vooral om veranderingen in gedrag. Zo zouden naaste familieleden van ouderen ook alert moeten zijn op achterdocht, depres sief gedrag, verwardheid, een anders dan voorheen gebrekkige zelfverzorging en plotselinge spraak-, schrijf- en bewe gingsstoornissen. Een multidisciplinair onderzoeksteam behoort zich te allen tij de af te vragen welke veranderingen het gestoorde gedrag bepalen". Echte dementie is niet te genezen. Voor alle betrokkenen is dat gegeven buitengewoon moeilijk te aanvaarden. "Als mensen hun eigen stoornissen op merken, reageren ze daar heel emotio neel op. De verschijnselen brengen als het ware een schokeffect teweeg. Vervol gens zal zo iemand proberen zich uit het geestelijke dal te werken en zelf trachten naar een oplossing te zoeken. Anderen worden kwaad op zichzelf. Ieder mens gaat er op z'n geheel eigen wijze mee Ontkenning De persoon in kwestie hanteert daarbij allerlei mechanismen, is de ervaring van Miesen. Neem de proef maar op de som en hang in een willekeurige huisartsen praktijk een poster op, met daarop de aankondiging dat die-en-die-middag daar-en-daar een soos voor licht demen terenden wordt gehouden. Neem van Miesen maar aan dat er dan weinig men sen op die soos afkomen. Dat geldt niet alleen voor de patiënten, ook voor fami lieleden. Hoe vaak gebeurt het niet dat een ou dere een verhaal over een en hetzelfde onderwerp binnen een kort tijdsbestek enkele malen afdraait? De verteller die Dr. Bère Miesen: "Wie wordt gecon fronteerd met het probleem van een dementerende partner krijgt te ma ken met een partner die dood is en ei genlijk ook weer niet". (foto's Ellen Martens) daarop opmerkzaam wordt gemaakt, zal dikwijls die opmerking geïrriteerd pare ren met deze herkenbare reactie: "Je hoeft mij niet te vertellen dat ik dit ver haal al eerder heb vertelddenk je soms ,dat ik gek geworden ben?"(..) Ook kinderen willen er meestal niet aan dat hun ouders beginnen te demen teren. Tegen beter weten in gaan ze dikwijls voorbij aan de kenmerkende symptomen. Aan een helder moment van de partner wordt, begrijpelijk, meer dan reeële waarde toegekend. "Hoop speelt in het verwerkingsproces van de partner lange tijd een rol. Vergelijk het maar met iemand die wordt vermist. Zo lang het overlijdensbericht uitblijft, wordt door de naasten gehoopt op terug keer. Het allereerste stadium van demen tie wordt veelal in stilte geleden". Het dementietraject dat ouderen moe ten afleggen kan soms heel lang aanlo pen. Zowel voor betrokkene als voor de naasten kan dat een ware martelgang zijn. En typerend genoeg doorleeft zowel de dementerende als de partner vrijwel dezelfde emoties. Het hele verwerkings proces dat de demente oudere door maakt, gepaard gaande met ontkenning, verdriet en het maken van excuses, is volgens Miesen te beschouwen als een rouwproces. Partner en naaste familie maken meestal hetzelfde door, maar kunnen er niet over praten. "De status van weduwe of weduwnaar is makkelijker te dragen dan die van on bestorven weduwe of weduwnaar. Ie mand, van wie de partner is overleden, kan in elk geval aan een rouwverwer kingsproces beginnen. Begrafenis, cre matie en al wat daarmee samenhangt. Maar wie wordt geconfronteerd met het probleem van een dementerende partner krijgt te maken met een partner die dood is en eigenlijk ook weer niet. Het gevolg daarvan: je rouwt wel en je rouwt niet". Misverstand Even een misverstand uit de weg rui men. Dementie gaat volledig voorbij aan iemands vroegere intellect. Ook knappe koppen kunnen, eenmaal aanbeland in hun levensavond, afglijden naar kinds uiterlijk vertoon. "Het heeft inderdaad weinig met iemands vroegere geestelijke niveau te maken", stelt Miesen. "Demen tie loopt door alle sociale klassen heen". Geheugentraining op zich voorkomt geen seniele aftakeling of aderverkal king, in de volksmond van enkele gene raties terug de benamingen voor demen tie. "De geheugentrainingen zijn overge waaid uit Engeland. Wetenschappers spelen in op de angst van ouderen om de ment te worden. En globaal gesproken leren ouderen door middel van geheu gentraining vooral om te gaan met facto ren die hun geheugen ongunstig kunnen beïnvloeden. Niet meer en niet minder" Slechts 1 op de 5 gevallen van afwij kend gedrag blijkt na therapeutische be handeling niet te kunnen worden toege schreven aan dementie. "Dementie is het gevolg van organische processen in de hersenen. Rond zestig procent van die verschijnselen kan worden gerelateerd aan de ziekte van Alzheimer". In de psychogeriatrie is een scala van interventie-technieken in gebruik omj contacten met dementerenden te intenJ siveren. Zonder naar volledigheid te streven somt Miesen voor de vuist weg] zes benaderingsmethoden op: de mul ziektherapie, de dynamische psychothe-J rapie, de remotivatietherapie, de remi-' niscentietherapie ("ook wel live review genoemd, zeg maar het ophalen van her inneringen"), de Validation Therapy en| de Realiteits Oriëntatie Training (ROT)} De Validation Therapy ontwikkeld door de Amerikaanse actrice en maat schappelijk werkster Naomi Feil is het geheel van verbale en non-verbale moge lijkheden tot empathische communicatie met gedesoriënteerde oude mensen. Ver taald uit het jargon van de psychogeria trie in meer begrijpelijk Nederlands: de zorgverlener probeert zich zoveel moge lijk in te leven in de belevingswereld van de demente oudere, met wie hij contact legt. En de zorgverlener zal ook trachten diens reacties aan te passen aan de bele vingswereld van zijn gesprekspartner. Bijvoorbeeld door mee te zingen, door oogcontact te maken met de oudere, door de oudere aan te raken. Bedenkingen De methode roept bij Miesen nogal wat bedenkingen op. "De Validation-bewe- ging, die enkele jaren geleden hier ont stond, doet alsof er nooit zinnig met de menterenden is omgegaan. Validation staat voor een bepaalde basishouding je gens demente mensen, empatie oftewel warme betrokkenheid. Nou, ik ben er van overtuigd dat de meeste verzorgen den die warme betrokkenheid ook to nen. Validation zegt ook dat mensen de ment worden omdat ze oud zeer niet heb ben verwerkt. Onzin! Ten slotte staat Va lidation voor psycho-analytische kennis. Maar de verzorgenden op de werkvloer zijn daarin niet opgeleid". De ROT is een andere therapie, die veelvuldig wordt toegepast. Een jaar of tien geleden was die tendens er hele maal, vertelt Miesen. "ROT berust glo baal op dit idee: als ik maar zo veel moge lijk informatie verstrek over hier en nu, dan onthouden dementerenden dat en voelen ze zich daarna beter. Maar ook dat is ongenuanceerd gesteld. Wil het effect] hebben, dan is er leervermogen nodig. ROT is voor sommigen zeer zinvol. Als je waar dan ook in verpleeghuizen demen- terende ouderen ziet, lijk je dezelfde mensen te zien. Een homogeen gezel schap. Maar ieder dementerend mens heeft z'n eigen levensloop, compleet met verwerkte en onverwerkte verliezen. En dat maakt ieder dement mens uniek. Waaruit volgt dat een homogeen schij nend gezelschap eigenlijk een heteroge ne groep mensen is. En dat is heel boei- Communiceren met demente mensen is heel goed mogelijk, zegt Miesen. "Zo lang je er maar voor zorgt dat voorwer pen en ook jijzelf zich binnen het zintui- gelijk bereik van de demente oudere be vinden. Foto's van vroeger meenemen is ook prima". Aandacht De hele filosofie achter het huiskamer- c.q. groepsverzorgingsproject, dat Mie sen op verzoek van de directie heeft geïn troduceerd in verzorgingshuis Rustenb orch, is juist de persoonlijke benadering van de dementerende bewoner. Het indi vidu aandacht geven is van enorm be lang. Met de cursus die hij heeft samen gesteld, beoogt hij meer begrip te kwe ken voor de demente oudere, voor diens plotselinge gedragsveranderingen en meer in het bijzonder voor diens gela- veer tussen uitersten. Van het ene op het andere moment kan op een glimlach een oorvijg volgen en omgekeerd, omstan ders zullen daarmee altijd rekening moe ten houden. "Vandaar dat niet alleen het personeel dat in die groepszorg werkt is geschoold, maar ook alle werknemers en medebe woners. Iedereen in een verzorgingste huis komt immers in aanraking met de menterende mensen. Gezien de lange wachtlijsten bij verpleeghuizen is de kans groot dat de meesten in verzor gingshuizen blijven. Omdat de tolerantie van gezonde bejaardenhuisbewoners ten opzichte van de dementerende medebe woners doorgaans niet al te groot is, heb ben we de leden van de bewonerscom missie de cursus laten volgen. In de regel zijn zij de mondigste bewoners van het huis. De bewonerscommissie heeft de rest van het huis ervoor warm gemaakt. En zo heeft ook het voltallige personeel de cursus gevolgd, dus ook de receptio nisten en de kok. Zodoende voorkom je dat intern een groepsproject over de menterende bejaarden wordt gestigmati- seerd". Door groepsgesprekken, ondersteund met videobeelden en theorie denkt Mie sen met zijn project het omgangsverkeer in verzorgingshuizen beter te kunnen 'regelen'. De demente bejaarde zal zich beter op z'n gemak gaan voelen als ande ren hem of haar niet langer ontwijken. Miesen acht het niet uitgesloten dat op termijn dit project ook elders in de regio gemeengoed zal worden. Op provinciaal en regionaal niveau wordt gestudeerd op de financiële haalbaarheid ervan. Ma riënhaven is intussen door talloze bejaar denhuizen benaderd met het verzoek een begin te maken met eenzelfde pro ject als in Rustenborch. "Er zouden in deze regio sowieso meer psychologen en psychogeriatrische po liklinieken moeten komen. Het ontbre ken ervan vind ik eigenlijk het grootste probleem waarmee ook de bejaardenhui zen kampen. Om een vervolg te kunnen geven aan dit project zou één dag in de week een psycholoog vanuit Mariënha ven in Rustenborch moeten gaan wer ken. De bedragen op de prijskaartjes, die aan zulke projecten hangen, vallen mee en moeten haalbaar zijn. Laatst zag ik dat D'Ancona zich zorgen maakte over de si tuatie in verzorgingstehuizen. Toen dacht ik meteen: ze weet niet dat op een aantal plaatsen heel zinnige en warme dingen gebeuren die betaalbaar gemaakt; moeten worden. Maar het is natuurlijk belachelijk om het welslagen van een dergelijk project te laten afhangen van het enthousiasme van individuen. Per soonlijk stel ik me wel eens de vraag hoe veel procent van de beleidsmakers ooit een demente bejaarde heeft gezien, laat staan aangeraakt".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 24