\vwi =i i =imh m
Antarctisch ozongehalte
opnieuw op dieptepunt
Alles draait om aërodynamica
Nieuwe discussieronde over opslag afval in zout
Nederlandse fysici in drie eeuwen
Getallenverwarring opgelost
Eerste plaatje centrum Melkweg
Goede vooruitzichten voor
behandeling botverlies
Zweefvliegen als voorbeeld voor verkeersvliegtuigen
DINSDAG 13 NOVEMBER 1990
EINDREDACTIE HANS SONDERS
Geheel onverwacht is het
ozontekort boven het reusach
tige continent Antarctica deze
herfst bijna even ernstig als in
het 'recordjaar' 1987. Dat
blijkt uit satellietmetingen
waarvan de resultaten eind
oktober bekend werden ge
maakt. Na enkele jaren van
betrekkelijke 'rust' blijkt dit
jaar van een nieuw dieptepunt
sprake te zijn; geleerden zien
hierin eens te meer aanleiding
om het ozontekort toe te
schrijven aan menselijke acti
viteiten.
Van onze correspondent
Ben Apeldoorn
Osteoporose is een ziekte die zich
vooral in westerse landen manifes
teert. Prof. Meunier schat dat 75
miljoen mensen in Europa, de Ver
enigde Staten en Japan daaraan lij
den. Eén op de drie vrouwen krij
gen er na de menopauze last van.
Het merendeel van de ouderen
wordt er door getroffen.
Onderzoekers van NASA's God-
dard Space Flight Center (GSFC)
maakten eind oktober alarmerende
resultaten bekend van een groot
aantal metingen van het ozongehal
te boven het ijscontinent Antarcti
ca. De metingen werden de afgelo
pen herfstweken verkregen door sa
tellieten, zoals onder andere de
weersatelliet Nimbus-7. Boven An
tarctica, gelegen op het Zuidelijk
Halfrond, is het nu juist voorjaar en
het is al jaren bekend dat zich boven
dat werelddeel dan een 'ozongat'
voordoet. Aan het eind van de An
tarctische winter is de luchttempe
ratuur hoog in de dampkring (tus
sen 15 en 40 kilometer hoogte) ex
treem laag, waarbij de daar aanwe
zige ozonmoleculen, bestaande uit
drie zuurstofatomen, het 'gevoe
ligst' voor afbraak (ontleding) zijn.
Mary Blocksma en Hans van Maanen: De
schaal van Richter en andere getallen.
Uitgave: Bert Bakker, Amsterdam; 284
blz., 1 24,90.
Groter verwarring dan door getal
len is in de vele informatie die wij
dagelijks moeten verteren nau
welijks mogelijk. Alleen al de
simpele thermometer thuis aan
de wand geeft de temperatuur
aan in graden Celsius en Fahren
heit. Wat moeten we ons voorstel
len bij een aardbeving met een
kracht van 14 op de schaal van
Richter? Wie heeft niet eens
moeite om zijn schoenmaat vast
te stellen, als hij gewend is aan
maat 42 en slechts schoenen ziet
met het opschrift 1 tot 12?
Mary Blocksma heeft voor En
gelstalige lezers een tip van de ge-
tallensluier opgelicht in 'Reading
the Numbers' en wetenschaps
journalist Hans van Maanen heeft
voor een Nederlandse bewerking
gezorgd, welke de uitgeverij Bert
Bakker onder de titel 'De schaal
van Richter en andere getallen'
op de markt heeft gebracht. Een
korte blik op de inhoudsopgave
leert ons al dat we hier met een
heel nuttig boek hebben te ma
ken.
Van heel eenvoudige alledaag
se tot ingewikkelde aan de na
tuurkunde ontleende getallen
wordt de betekenis uitgelegd.
Britse maten bijvoorbeeld - wie
heeft daar niet moeite mee? - zijn
omgerekend in ons metrieke stel
sel. Met het boek in de hand is het
alleen al een stuk eenvoudiger het
weerbericht te volgen, want de
schrijvers hebben niet verzuimd
uitleg te geven van getallen ge
koppeld aan weerkundige be
grippen. Kortom 'De schaal van
Richter' verdient een plaatsje op
heel wat bureaus, maar net zo
goed in elke huishouding.
NICO HYLKEMA
GARCHING/DEN HAAG (ANP)
- Drie Europese sterrenkundigen
zijn erin geslaagd voor het eerst
een zichtbaar plaatje te maken
van het raadselachtige centrum
van de Melkweg. Dit meldt het
European Southern Observatory
(ESO) in het Duitse Garching bij
München.
In kringen van de astronomen
is volgens ESO veel opwinding
ontstaan over dit eerste optische
beeld van het centrum van de
Melkweg. "De kans uiteindelijk
in staat te zijn de ware aard van
het galactisch centrum te ontrafe
len is daarmee in belangrijke ma
te toegenomen", aldus het Eu
ropese observatorium.
De astronomen Michael Rosa
en Andrea Moneti van ESO en
Hans Zinnecker van de Universi
teit Wiirzburg ontdekten met be
hulp van de New Technology Te
lescope van ESO twee tot nu toe
onbekende objecten in de rich
ting van het mysterieuze centrum
van ons sterrenstelsel. Een daar
van heeft een betrekkelijk blau
we kleur en blijkt het feitelijk ga
lactische centrum te zijn, op een
afstand van 28.000 lichtjaren van
de Aarde.
De doordringende telescoop
was nodig om door de dichte stof
wolken tussen de sterren te kij
ken, die het centrum van de Melk
weg normaal aan ons oog onttrek
ken.
De twee nieuw gevonden ob
jecten, die voorlopig zijn aange
duid met GZ-A en GZ-B, zullen
nu met alle mogelijke middelen
nader worden bestudeerd om er
achter te komen hoe het centrum
er werkelijk uitziet. De astrono
men willen onder meer vaststel
len of het hier gaat om een op el
kaar gepakte hoop hete, jonge
sterren of dat men te maken heeft
met een zwart gat.
BASEL - Dankzij een goede sa
menwerking tussen wetenschap
pelijke onderzoekers en de farma
ceutische industrie zijn er thans
goede vooruitzichten voor de be
handeling van botverlies. Deze
ziekte, osteoporose genoemd,
vormt een groeiend maatschap
pelijk en economisch probleem,
vooral in de westerse landen.
Dit zei prof. dr. P. Meunier van
het academisch ziekenhuis in
Lyon vorige week op een interna
tionale persconferentie in Basel.
Hij wees onder meer op de recen
te resultaten van klinische proe
ven met enkele door het farma
ceutische concern Ciba-Geigy
ontwikkelde preparaten. De
hoogleraar noemde de medicij
nen veelbelovend zowel ter voor
koming als genezing van os
teoporose.
De ziekte, die zich op oudere
leeftijd voordoet en vooral vrou
wen na de menopauze treft, kan
volgens Meunier grotendeels
worden voorkomen door toedie
ning van extra kalk op jongere
leeftijd en door lichamelijke oefe
ningen. Oudere mensen, die voor
al in de winter vaak een tekort aan
vitamine D vertonen, moeten
meer de zon opzoeken. Hij advi
seert artsen serieuzer aandacht
daaraan te schenken.
Osteoporose is een ziekte die
zich vooral in westerse landen
manifesteert. Prof. Meunier schat
dat 75 miljoen mensen in Europa,
de Verenigde Staten en Japan
daaraan lijden. Eén op de drie
vrouwen krijgen er na de men
opauze last van. Het merendeel
van de ouderen wordt er door ge
troffen.
Het ontleden van ozon, een gas
dat, hoog in de dampkring, al het le
ven op het aardoppervlak be
schermt tegen te veel schadelijke
ultraviolette (uv) straling van de
zon, geschiedt normaliter vooral
door toedoen van dezelfde uv-stra-
ling (dat overigens een wisselwer
king tussen ozonafbraak en -vor
ming in stand houdt) of door
toedoen van verbindingen tussen
chloor, fluor en koolstof, de beruch
te CFK's. Dit gas, dat onder andere
wordt toegepast in spuitbussen,
koel- en vrieskasten en verder in
grote hoeveelheden wordt gebruikt
bij de fabricage van piepschuim
(dat onder meer als isolatiemateri
aal in de handel is), wordt als de
grootste boosdoener gezien bij de al
aan het eind van de jaren zeventig
geconstateerde ozontekorten boven
Antarctica.
De laatste tien jaar heeft men de
gesteldheid van de ozonlaag boven
het al vele tienduizenden jaren met
een dikke ijskap bedekte wereld
deel nauwlettend in het oog gehou
den met behulp van satellieten
zoals de Nimbus-7.
De Nimbus-7 is uitgerust met een
toestel dat 'TOMS' heet, een afkor
ting van Total Ozone Mapping
Spectrometer. Het apparaat ver
richt sedert 1979 metingen bij gol
flengten waaruit de concentraties
atmosferisch ozon kunnen worden
afgeleid.
In de loop der jaren bleek dat de
grootste ozontekorten ('gaten') zich
steeds in het begin van het Antarcti
sche voorjaar van oneven jaren blij
ken voor te doen en dat elke twee
jaar het gebied groter en het tekort
intenser werd.
Men schrijft die tweejarige perio
de toe aan bepaalde cyclische stro
mingen in de, atmosfeer waardoor
het ene jaar lucht van de omringen
de oceanen zich met die boven Ant-
artica kan vermengen en het andere
jaar juist niet.
Het jaar 1987 spande tot dusverre
de kroon met een atmosferisch ge
bied dat inmiddels groter dan An
tarctica was waarin sprake was van
een gemiddeld tekort van maar
liefst 60 tot 70 procent. In 1989 was
ook sprake van een tekort maar
minder (50 procent) dan twee jaar
tevoren.
Geleerden zagen als oorzaak voor
de verminderde ozonafbraak in
1989 de sterk toegenomen activiteit
van de zon (dus ook van de daarvan
afkomstige uv-straling). De zon ver
toont een activiteitcyclus met een
periode van elf jaar die juist nu, in
de tweede helft van dit jaar, een bij
zonder intens maximum bereikt.
De verwachting was dan ook dat het
ozontekort boven Antartica dit jaar
nog kleiner zou zijn dan in 1989.
De meetgegevens van de Nim-
bus-7 voor 1990 laten echter zien dat
het ozongehalte ongewoon vroeg,
reeds eind augustus, begon te da
len. Medio oktober werden waar
den bereikt die vergelijkbaar zijn
met die van 1987.
Dit kan twee dingen betekenen:
óf men overschat de invloed van de
zon op het ozongebeuren in onze
dampkring, óf met name de hoe
veelheden CFK's zijn gedurende de
laatste jaren zo toegenomen dat ze
de uv-invloed zelfs van een 'over-ac-
tieve' zon geheel teniet doen.
Als het laatste het geval is (en veel
wetenschappers vrezen dat) dan zal
het ozon'gat' boven Antarctica in de
komende jaren, als de zonneactivi-
teit minder wordt, geweldig alarme
rende proporties aannemen en zich
verder over het Zuidelijk Halfrond
gaan uitstrekken.
DELFT (GPD) - Voor de
onwetende lijkt het duide
lijk: zweefvliegen is een
sport en de vliegtuigen lij
ken al in decennia geen ver
anderingen te hebben on
dergaan. Dat er een comple
te industrie achter schuil
gaat en hoogstaand weten
schappelijk onderzoek aan
vele universiteiten, waarbij
de Technische Universiteit
Delft een vooraanstaande
plaats inneemt, klinkt ver
rassend. Voor ir. Loek Boer-
mans van de faculteit lucht
en ruimtevaart is het de ge
woonste zaak van de wereld.
'Zijn' lage-snelheden-wind-
tunnellaboratorium is be
slist niet de minst bedeelde
afdeling van de universiteit.
Trots leidt hij de bezoekers
langs de peperdure appara
tuur in het gebouw.
In de zweefvliegtuigindustrie ligt
Duitsland ver op kop, met Polen - in
ieder geval de grootste fabriek ter
wereld - als goede tweede. Ondanks
de inspanningen aan verschillende
universiteiten in Duitsland zelf, is
die industrie bijzonder geïnteres
seerd in wat in Delft wordt uitge
dokterd. Het vertrouwen is groot, zo
weet Boermans, sommige modellen
zijn al in de lucht zonder dat ze alle
proeven hebben ondergaan. En dat
terwijl Nederland zelf geen zweef-
vliegindustrie heeft. Dat Duitsland
de hegemonie heeft wat de indus
trie betreft is geen wonder. Na de
oorlog werd Duitsland een verbod
opgelegd gemotoriseerde vliegtui
gen te bouwen. Ze hebben zich toen
volledig op zweefvliegtuigen ge
worpen.
Zweefvliegen heeft alles te ma
ken met aërodynamica. Daarmee is
het een belangrijk onderdeel van de
faculteit. Uiteindelijk komt ieder
ontwerp, of het nu een zweefvlieg
tuig of motorvliegtuig is, in de lage-
snelheden-windtunnel terecht. Ook
verkeersvliegtuigen moeten ten
slotte met lage snelheid landen en
opstijgen. Dat zweefvliegtuigen
zo'n belangrijke plaats innemen
binnen de faculteit heeft alles te ma
ken met de kosten. Aerodyna-
micaproeven met een Fokker-100
zijn onbetaalbaar, in tegenstelling
tot die met een zweefvliegtuig. In
principe zijn de eigenschappen het
zelfde.
Boermans: "Het is beslist geen
papieren studie. We hebben al ja
renlang computermodellen voor
het ontwerp van vleugelprofielen.
Onlangs hebben we een CAD-werk-
station voor het computer onder
steund ontwerpen gekregen. Daar
mee kunnen we veel sneller wer
ken. Maar de proef in de windtunnel
moet uitwijzen of het computermo
del inderdaad goed is. En wij heb
ben de beste van Europa".
Laminaire stroming
Dat zweefvliegen uiteindelijk niet
meer is dan een sport, erkent Boer
mans. "Maar wel een sport waarbij
de techniek een heel grote rol
speelt. Voor veilig zweefvliegen
komt heel wat kijken, ook bij de op
leiding van de vliegers". Het hoofd
kenmerk van zweefvliegen is het
gebruik maken van de laminaire
stroming. Dat is de stroming die
aanvankelijk in laagjes over de
vleugel strijkt en weinig weerstand
opwekt. Zodra er verder op de vleu-
Ir. Loek Boermans in zijn windtunnellaboratorium: "Zweefvliegen is een sport waarbij de techniek een heel grote rol speelt".
o GPD)
gel turbulentie ontstaat wordt de
weerstand groter. Het streven is dan
ook gericht op verlenging van de la
minaire stroming.
Bij verkeersvliegtuigen speelt die
laminaire stroming tot nog toe een
ondergeschikte rol. Nu groeit de
.aandacht voor die stroming ook
daar. Tenslotte is 1 procent minder
weerstand goed voor een grote be
sparing op brandstof. Volgens
Boermans kan met verlenging van
laminaire stroming een besparing
van tientallen procenten worden
bereikt. In het Europese Brite-pro-
ject werken nu 28 deelnemers aan
die laminaire stroming, waaronder
ook Fokker.
Een randvoorwaarde voor lami
naire stroming is een glad en
schoon vleugeloppervlak. Daarom
besteden zweefvliegers zoveel tijd
aan het poetsen van hun toestel.
Verkeersvliegtuigen daarentegen
zijn meestal flink smerig door de
wolken muggen en vliegen waar ze
doorheen vliegen. Bovendien is er
bij degelijke toestellen nauwelijks
sprake van gladde oppervlakken.
Nog steeds gebruikt men er bijvoor
beeld klinknagels voor de montage.
Met de opkomst van kunststoffen in
de vliegtuigbouw komt daar even
wel verandering in.
Bovendien, zo meent Boermans,
is een zekere mate van ruwheid wel
acceptabel. Het grootste probleem
zit hem echter in de hoge snelheid
waarbij schokgolven ontstaan, en
verder de pijlvorm van de vleugels.
De kunststoffen uit de verkeers
vliegtuigindustrie zoals aramide en
koolstoffen worden ook bij het
zweefvliegen gebruikt. In het
nieuwste Duitse model, de ASW-24,
is bijvoorbeeld een mix van arami
de en koolstoffen toegepast. De
sterkste mix is evenwel nog altijd
glas en koolstof.
Thermiek
De beste zweefvliegtuigen kunnen
tegenwoordig, eenmaal opgetrok
ken tot een hoogte van een kilome
ter, zestig kilometer zweven zonder
wind of gebruik te maken van ther
miek (warme lucht die in luchtbel
len opstijgt). Oudere modellen ko
men niet verder dan dertig tot veer
tig kilometer. De thermiek is de
'motor' van het zweefvliegtuig. Via
de warme luchtbellen kan het
zweefvliegtuig hoogte en snelheid
winnen. Een zweefvliegtuig zakt al
tijd. Het is dus zaak een thermiek te
vinden waarin de lucht sneller stijgt
dan het toestel zakt.
De stijgsnelheid is bepalend voor
de snelheid waarmee de piloot een
nieuwe thermiek binnen kan vlie
gen. Met bijvoorbeeld een stijgsnel
heid van 2 meter per seconde moet
de piloot een snelheid van 120 kilo
meter maken om in een volgende
thermiek te komen. In de competi
tie gaat alles om snelheid.
Een ander onderdeel is de af
stand. De modernste zweefvliegtui
gen kunnen nu al opstijgen in
Noord-Duitsland om bij de Pyren-
eën te landen. Boven deze bergke
ten is het te koud om te kunnen
doorgaan. Er zijn nu computermo
dellen in ontwikkeling waarin kli
matologische omstandigheden zijn
nagebootst. Daarmee gaat het ont
werp van het vliegtuig in de compu
ter. Vervolgens is eenvoudig te be
rekenen of een ontwerp goed is.
Maar uiteindelijk moet het in de
windtunnel worden getest en voor
het vinden van een betere tunnel
dan die van de TU-Delft moet mer
buiten Europa wezen. Boermans
zou trouwens niet eens weten waar.
Het wordt de bezoeker langzaam
duidelijk waarom Duitsland zoveel
belangstelling voor het werk in
Delft heeft. Maar, zulke investerin
gen alleen voor de sport? "Nee," zo
meent Boermans, "onze studenten -
zij doen het meeste onderzoek -
kunnen overal terecht. Daarnaast
ligt er een markt open op het gebied
van de Cessna's en Pipers, kleine
motorvliegtuigen. Daar staat de
ontwikkeling al 25 jaar stil. In de
Verenigde Staten zijn die merken
nu uit veiligheidsoverwegingen
verboden. Met onze kennis moet
het mogelijk zijn die modellen te
moderniseren. In ieder geval een
gat in de markt voor Europa".
Opslag van afval in zoutkoepels en
zoutlagen in het noorden en oosten
van het land komt opnieuw in dis
cussie. Het gaat om de vraag of en zo
ja onder welke voorwaarden che
misch en radio-actief afval onder
gronds opgeborgen mag worden.
Dat zal minister Alders (milieu) bin
nenkort aan de Tweede Kamer mee
delen.
De minister heeft vier organisa
ties gevraagd de argumenten voor
en tegen een dergelijke opslag op
papier te zetten. De organisaties zijn
de Vereniging van de Nederlandse
Chemische Industrie, de Samen
werkende Elektriciteitsproducen
ten, de Stichting Natuur en Milieu
en de Vereniging voor Milieuweten
schappen.
Over de argumenten zal begin
volgend jaar worden gediscussi
eerd. een zogenaamde controver
sezitting. Met als doel de belangrijk
ste punten van overeenkomst en
verschil in de standpunten helder
op tafel te krijgen.
Ook wil de minister nagaan hoe
eventuele meningsverschillen kun
nen worden overbrugd. De uitkom
sten van de discussie zullen worden
meegenomen bij het opstellen van
een voorlopig regeringsstandpunt
in de lente van volgend jaar. Over
dit standpunt zal overleg worden
gevoerd met provincies en gemeen
ten. De Stichting Natuur en Milieu
heeft Alders al laten weten dat on
der geen enkele voorwaarde afval
ondergronds opgeslagen mag wor
den. Natuur en Milieu vreest voor
een herhaling van de discussie en is
daarom niet bereid mee te doen.
De chemische industrie heeft het
ministerie meegedeeld het niet ver
standig te vinden radio-actief en
chemisch afval in een adem te noe
men en de elektriciteitsbedrijven
zijn nog in overleg met Alders.
Locaties
De discussie over opslag van radio
actief afval speelt al sinds 1976, toen
vijf plaatsen in Groningen en
Drenthe werden uitgekozen voor
proefboringen. Mede door het ver
zet van de noordelijke provincies
was de Tweede Kamer tegen proef
boringen. Daarop kwam de rege
ring in 1983 met een nieuw plan. Er
werd een adviescommissie inge
steld, OPLA (OPslag te LAnd), die
voor zeventien miljoen gulden stu
dies moest laten uitvoeren tot 1986,
opdat dan een besluit over proefbo
ringen kon worden genomen.
Het OPLA-programma is echter
vertraagd. Pas vorig jaar kwam het
eindrapport uit. De kosten zijn ge
stegen tot 37 miljoen. Er zijn nu 34
mogelijke opslaglocaties in de pro
vincies Groningen, Friesland,
Drenthe. Overijsel en Gelderland.
De OPLA-commissie wilde nader
onderzoek, dat 12,5 miljoen moet
kosten en drie jaar duren. De Kamer
stemde hiermee in.
Normen
Het OPLA-onderzoek gaat over de
veiligheid van de opslag. Over de
vraag wanneer de opslag veilig ge
noeg is, zijn vele discussies ge
voerd. In 1977 was er een lijst van
normen waaraan de zoutkoepels
zouden moeten voldoen om ge
schikt te zijn voor opslag. Tijdens
de Brede Maatschappelijke Discus
sie kwam naar voren dat geen van
de zoutkoepels aan de gestelde nor
men voldeed. Daarop stelden de
toenmalige ministers Van Aarden-
ne en Winsemius dat de normen
'niet doelmatig' waren.
Er zouden nieuwe normen moe
ten komen. Die werden in 1987
voorgesteld door milieu-minister
Nijpels, die de bevolking inspraak
gaf over de vraag hoeveel risico toe
komstige generaties mogen lopen
door de opslag van kernafval, als dit
afval uit de zoutkoepel lekt. Deze
vraagstelling werd door gemeente
raden en milieu-organisaties afge
wezen. Daarop trok Nijpels de in
spraaknota in en beloofde met een
nota te zullen komen.
„Van Stevin tot Lorentz"(onder redactie
van A.J. Kox), paperback, 242 blz., uit
geverij Bert Bakker, Amsterdam, f
39,90.
"Op 12 januari 1807 werd het suf
fe provincieplaatsje Leiden opge
schrikt door een geweldige ont
ploffing: een schip geladen met
buskruit, dat vlak voor de Lange-
brug lag afgemeerd was op onver
klaarbare wijze geëxplodeerd en
had een van Leidens chicste
buurten veranderd in een roken
de puinhoop. Naar berichten uit
die dagen moet de klap tot in
Friesland te horen zijn geweest.
Ze ging in elk geval niet voorbij
aan de oude mevrouw Te Water,
de al jaren stokdove eega van pro
fessor Te Water, die na de knal
zich tot haar echtgenoot wendde
met de vraag: Zei je iets?"
Anderhalve eeuw later verrees
op het genoemde terrein het eer
ste Nederlandse fysisch laborato
rium. Dit onooglijke laborato
rium zou onder de leiding van de
latere naamgever aan het lab, Hei-
ke Kamerlingh Onnes, uitgroeien
tot een van de toonaangevende la
boratoria van de wereld. Hier
werd voor het eerst helium vloei
baar gemaakt en het verschijnsel
'supergeleiding' ontdekt. Dat was
op 10 juli 1908. Deze gebeurtenis
wordt uitgebreid besproken in
het op een na laatste hoofdstuk
van 'Van Stevin tot Lorentz', por
tretten van achttien Nederlandse
natuurwetenschappers. Het
laatste hoofdstuk is gereserveerd
voor Hendrik Lorentz.
De bovenstaande gebeurtenis
sen waren het einde van een tijd
perk in de fysica van individuele
onderzoekers die de gehele we-
tenschapp op de kop zetten. Met
zijn geweldige organisatietalent
had Kamerlingh Onnes begrepen
dat de toekomst niet meer was
aan deze in afzondering werken
de geleerden, maar aan de grote
laboratoria waar wellicht niet zul
ke grote geesten maar wel meer
coöperatieve de toon aan zouden
geven. Hij gaf het voorbeeld door
zijn laboratorium op te zetten om
de theorieen van Johannes van
der Waals en Lorentz te bewijzen.
Terwijl de eerst beschreven we
tenschapper, Simon Stevin, zich
nog middenin het strijdperk van
zuivere empirici (door ervaring
leren) en rationalisten (pure theo
retici), was er in Kamerlinghs tijd
al lang geen sprake meer van
scheiding tussen de twee. Het hu
welijk tussen theorie en praktijk
heeft Nederland in drie eeuwen
tijd een lange reeks van wereldbe
kende wetenschappers opgele
verd.
Hun namen zijn bekender dan
men zo zou aannemen, alleen
kennen we ze meer van straat
naamborden dan van wie ze feite
lijk waren en waar ze die vermel
ding aan hebben te danken. Wie
kent niet namen als Huygens,
Buys Ballot, Donders, Boer-
haave. Lorentz, Van Leeuwen
hoek? Ieder zichzelf respecteren
de plaats heeft wel zo'n weten
schapsbuurtje, hoewel de laatste
jaren de natuurwetenschappers
en dan vooral beroemde buiten
landers teruggedrongen worden
naar industrieterreinen, waar de
Keivin-, Einstein-, Celsius-, New
ton-, maar ook Lorentzstraten
sfeerloze fabrieksterreinen nog
enig cachet moeten geven.
Kox heeft achttien bijdragen
van Nederlandse wetenschap
pers over hun voorgangers gere
digeerd en zo hun namen weer ge
koppeld aan waar ze voor ston
den. Het nadeel van deze werk
wijze is een overlapping van de
hoofdstukken. Vooral de laatste
leiden aan dit euvel. Na vier keer
geloven we wel, dat in de eerste
wereldoorlog drieënnegentig
Duitse geleerden een steunbetui
ging aan het militairisme onderte
kenden en daarmee eens te meer
duidelijk maakten, dat weten
schap niet zo vrij was, als velen in
die tijd nog wilden geloven. En zo
zijn er meer voorbeelden.
Ook zijn alle schrijvers niet
even begaafd met de pen als de in
de eerste regels geciteerde H.N.
de Lang. Aan een naslagwerk van
drie eeuwen Nederlandse bijdra
gen aan de wereld van de natuur
wetenschap doet deze werkwijze
echter nauwelijks afbreuk. En het
moet gezegd: voor de laatste en
zeker niet de minste onderzoeker
uit de rij, Lorentz, heeft Kox het
zekere voor het onzekere gekozen
en zelf een juweeltje van ge
schiedschrijving gecreeerd.
En als een van de onderzoekers
dat waard is. gezien de latere ont
wikkelingen, dan is het Lorentz.
Maar Kox werkt dan ook mee aan
de uitgave van de 'The collected
papers of Albert Einstein' met
wie Lorentz op voet van gelijk
heid correspondeerde en wiens
relativiteitstheorie niet eens zo
gek veel verschilde van Lorentz
elektronentheorie.
"Van Stevin tot Lorentz" geeft
een goed beeld van de betekenis
van "Hollandse school" in de fysi
ca, die zeker tot in de eerste de
cennia van deze eeuw van grote
betekenis is geweest.
NICO HYLKEMA