\vwi =i i =imh m Antarctisch ozongehalte opnieuw op dieptepunt Alles draait om aërodynamica Nieuwe discussieronde over opslag afval in zout Nederlandse fysici in drie eeuwen Getallenverwarring opgelost Eerste plaatje centrum Melkweg Goede vooruitzichten voor behandeling botverlies Zweefvliegen als voorbeeld voor verkeersvliegtuigen DINSDAG 13 NOVEMBER 1990 EINDREDACTIE HANS SONDERS Geheel onverwacht is het ozontekort boven het reusach tige continent Antarctica deze herfst bijna even ernstig als in het 'recordjaar' 1987. Dat blijkt uit satellietmetingen waarvan de resultaten eind oktober bekend werden ge maakt. Na enkele jaren van betrekkelijke 'rust' blijkt dit jaar van een nieuw dieptepunt sprake te zijn; geleerden zien hierin eens te meer aanleiding om het ozontekort toe te schrijven aan menselijke acti viteiten. Van onze correspondent Ben Apeldoorn Osteoporose is een ziekte die zich vooral in westerse landen manifes teert. Prof. Meunier schat dat 75 miljoen mensen in Europa, de Ver enigde Staten en Japan daaraan lij den. Eén op de drie vrouwen krij gen er na de menopauze last van. Het merendeel van de ouderen wordt er door getroffen. Onderzoekers van NASA's God- dard Space Flight Center (GSFC) maakten eind oktober alarmerende resultaten bekend van een groot aantal metingen van het ozongehal te boven het ijscontinent Antarcti ca. De metingen werden de afgelo pen herfstweken verkregen door sa tellieten, zoals onder andere de weersatelliet Nimbus-7. Boven An tarctica, gelegen op het Zuidelijk Halfrond, is het nu juist voorjaar en het is al jaren bekend dat zich boven dat werelddeel dan een 'ozongat' voordoet. Aan het eind van de An tarctische winter is de luchttempe ratuur hoog in de dampkring (tus sen 15 en 40 kilometer hoogte) ex treem laag, waarbij de daar aanwe zige ozonmoleculen, bestaande uit drie zuurstofatomen, het 'gevoe ligst' voor afbraak (ontleding) zijn. Mary Blocksma en Hans van Maanen: De schaal van Richter en andere getallen. Uitgave: Bert Bakker, Amsterdam; 284 blz., 1 24,90. Groter verwarring dan door getal len is in de vele informatie die wij dagelijks moeten verteren nau welijks mogelijk. Alleen al de simpele thermometer thuis aan de wand geeft de temperatuur aan in graden Celsius en Fahren heit. Wat moeten we ons voorstel len bij een aardbeving met een kracht van 14 op de schaal van Richter? Wie heeft niet eens moeite om zijn schoenmaat vast te stellen, als hij gewend is aan maat 42 en slechts schoenen ziet met het opschrift 1 tot 12? Mary Blocksma heeft voor En gelstalige lezers een tip van de ge- tallensluier opgelicht in 'Reading the Numbers' en wetenschaps journalist Hans van Maanen heeft voor een Nederlandse bewerking gezorgd, welke de uitgeverij Bert Bakker onder de titel 'De schaal van Richter en andere getallen' op de markt heeft gebracht. Een korte blik op de inhoudsopgave leert ons al dat we hier met een heel nuttig boek hebben te ma ken. Van heel eenvoudige alledaag se tot ingewikkelde aan de na tuurkunde ontleende getallen wordt de betekenis uitgelegd. Britse maten bijvoorbeeld - wie heeft daar niet moeite mee? - zijn omgerekend in ons metrieke stel sel. Met het boek in de hand is het alleen al een stuk eenvoudiger het weerbericht te volgen, want de schrijvers hebben niet verzuimd uitleg te geven van getallen ge koppeld aan weerkundige be grippen. Kortom 'De schaal van Richter' verdient een plaatsje op heel wat bureaus, maar net zo goed in elke huishouding. NICO HYLKEMA GARCHING/DEN HAAG (ANP) - Drie Europese sterrenkundigen zijn erin geslaagd voor het eerst een zichtbaar plaatje te maken van het raadselachtige centrum van de Melkweg. Dit meldt het European Southern Observatory (ESO) in het Duitse Garching bij München. In kringen van de astronomen is volgens ESO veel opwinding ontstaan over dit eerste optische beeld van het centrum van de Melkweg. "De kans uiteindelijk in staat te zijn de ware aard van het galactisch centrum te ontrafe len is daarmee in belangrijke ma te toegenomen", aldus het Eu ropese observatorium. De astronomen Michael Rosa en Andrea Moneti van ESO en Hans Zinnecker van de Universi teit Wiirzburg ontdekten met be hulp van de New Technology Te lescope van ESO twee tot nu toe onbekende objecten in de rich ting van het mysterieuze centrum van ons sterrenstelsel. Een daar van heeft een betrekkelijk blau we kleur en blijkt het feitelijk ga lactische centrum te zijn, op een afstand van 28.000 lichtjaren van de Aarde. De doordringende telescoop was nodig om door de dichte stof wolken tussen de sterren te kij ken, die het centrum van de Melk weg normaal aan ons oog onttrek ken. De twee nieuw gevonden ob jecten, die voorlopig zijn aange duid met GZ-A en GZ-B, zullen nu met alle mogelijke middelen nader worden bestudeerd om er achter te komen hoe het centrum er werkelijk uitziet. De astrono men willen onder meer vaststel len of het hier gaat om een op el kaar gepakte hoop hete, jonge sterren of dat men te maken heeft met een zwart gat. BASEL - Dankzij een goede sa menwerking tussen wetenschap pelijke onderzoekers en de farma ceutische industrie zijn er thans goede vooruitzichten voor de be handeling van botverlies. Deze ziekte, osteoporose genoemd, vormt een groeiend maatschap pelijk en economisch probleem, vooral in de westerse landen. Dit zei prof. dr. P. Meunier van het academisch ziekenhuis in Lyon vorige week op een interna tionale persconferentie in Basel. Hij wees onder meer op de recen te resultaten van klinische proe ven met enkele door het farma ceutische concern Ciba-Geigy ontwikkelde preparaten. De hoogleraar noemde de medicij nen veelbelovend zowel ter voor koming als genezing van os teoporose. De ziekte, die zich op oudere leeftijd voordoet en vooral vrou wen na de menopauze treft, kan volgens Meunier grotendeels worden voorkomen door toedie ning van extra kalk op jongere leeftijd en door lichamelijke oefe ningen. Oudere mensen, die voor al in de winter vaak een tekort aan vitamine D vertonen, moeten meer de zon opzoeken. Hij advi seert artsen serieuzer aandacht daaraan te schenken. Osteoporose is een ziekte die zich vooral in westerse landen manifesteert. Prof. Meunier schat dat 75 miljoen mensen in Europa, de Verenigde Staten en Japan daaraan lijden. Eén op de drie vrouwen krijgen er na de men opauze last van. Het merendeel van de ouderen wordt er door ge troffen. Het ontleden van ozon, een gas dat, hoog in de dampkring, al het le ven op het aardoppervlak be schermt tegen te veel schadelijke ultraviolette (uv) straling van de zon, geschiedt normaliter vooral door toedoen van dezelfde uv-stra- ling (dat overigens een wisselwer king tussen ozonafbraak en -vor ming in stand houdt) of door toedoen van verbindingen tussen chloor, fluor en koolstof, de beruch te CFK's. Dit gas, dat onder andere wordt toegepast in spuitbussen, koel- en vrieskasten en verder in grote hoeveelheden wordt gebruikt bij de fabricage van piepschuim (dat onder meer als isolatiemateri aal in de handel is), wordt als de grootste boosdoener gezien bij de al aan het eind van de jaren zeventig geconstateerde ozontekorten boven Antarctica. De laatste tien jaar heeft men de gesteldheid van de ozonlaag boven het al vele tienduizenden jaren met een dikke ijskap bedekte wereld deel nauwlettend in het oog gehou den met behulp van satellieten zoals de Nimbus-7. De Nimbus-7 is uitgerust met een toestel dat 'TOMS' heet, een afkor ting van Total Ozone Mapping Spectrometer. Het apparaat ver richt sedert 1979 metingen bij gol flengten waaruit de concentraties atmosferisch ozon kunnen worden afgeleid. In de loop der jaren bleek dat de grootste ozontekorten ('gaten') zich steeds in het begin van het Antarcti sche voorjaar van oneven jaren blij ken voor te doen en dat elke twee jaar het gebied groter en het tekort intenser werd. Men schrijft die tweejarige perio de toe aan bepaalde cyclische stro mingen in de, atmosfeer waardoor het ene jaar lucht van de omringen de oceanen zich met die boven Ant- artica kan vermengen en het andere jaar juist niet. Het jaar 1987 spande tot dusverre de kroon met een atmosferisch ge bied dat inmiddels groter dan An tarctica was waarin sprake was van een gemiddeld tekort van maar liefst 60 tot 70 procent. In 1989 was ook sprake van een tekort maar minder (50 procent) dan twee jaar tevoren. Geleerden zagen als oorzaak voor de verminderde ozonafbraak in 1989 de sterk toegenomen activiteit van de zon (dus ook van de daarvan afkomstige uv-straling). De zon ver toont een activiteitcyclus met een periode van elf jaar die juist nu, in de tweede helft van dit jaar, een bij zonder intens maximum bereikt. De verwachting was dan ook dat het ozontekort boven Antartica dit jaar nog kleiner zou zijn dan in 1989. De meetgegevens van de Nim- bus-7 voor 1990 laten echter zien dat het ozongehalte ongewoon vroeg, reeds eind augustus, begon te da len. Medio oktober werden waar den bereikt die vergelijkbaar zijn met die van 1987. Dit kan twee dingen betekenen: óf men overschat de invloed van de zon op het ozongebeuren in onze dampkring, óf met name de hoe veelheden CFK's zijn gedurende de laatste jaren zo toegenomen dat ze de uv-invloed zelfs van een 'over-ac- tieve' zon geheel teniet doen. Als het laatste het geval is (en veel wetenschappers vrezen dat) dan zal het ozon'gat' boven Antarctica in de komende jaren, als de zonneactivi- teit minder wordt, geweldig alarme rende proporties aannemen en zich verder over het Zuidelijk Halfrond gaan uitstrekken. DELFT (GPD) - Voor de onwetende lijkt het duide lijk: zweefvliegen is een sport en de vliegtuigen lij ken al in decennia geen ver anderingen te hebben on dergaan. Dat er een comple te industrie achter schuil gaat en hoogstaand weten schappelijk onderzoek aan vele universiteiten, waarbij de Technische Universiteit Delft een vooraanstaande plaats inneemt, klinkt ver rassend. Voor ir. Loek Boer- mans van de faculteit lucht en ruimtevaart is het de ge woonste zaak van de wereld. 'Zijn' lage-snelheden-wind- tunnellaboratorium is be slist niet de minst bedeelde afdeling van de universiteit. Trots leidt hij de bezoekers langs de peperdure appara tuur in het gebouw. In de zweefvliegtuigindustrie ligt Duitsland ver op kop, met Polen - in ieder geval de grootste fabriek ter wereld - als goede tweede. Ondanks de inspanningen aan verschillende universiteiten in Duitsland zelf, is die industrie bijzonder geïnteres seerd in wat in Delft wordt uitge dokterd. Het vertrouwen is groot, zo weet Boermans, sommige modellen zijn al in de lucht zonder dat ze alle proeven hebben ondergaan. En dat terwijl Nederland zelf geen zweef- vliegindustrie heeft. Dat Duitsland de hegemonie heeft wat de indus trie betreft is geen wonder. Na de oorlog werd Duitsland een verbod opgelegd gemotoriseerde vliegtui gen te bouwen. Ze hebben zich toen volledig op zweefvliegtuigen ge worpen. Zweefvliegen heeft alles te ma ken met aërodynamica. Daarmee is het een belangrijk onderdeel van de faculteit. Uiteindelijk komt ieder ontwerp, of het nu een zweefvlieg tuig of motorvliegtuig is, in de lage- snelheden-windtunnel terecht. Ook verkeersvliegtuigen moeten ten slotte met lage snelheid landen en opstijgen. Dat zweefvliegtuigen zo'n belangrijke plaats innemen binnen de faculteit heeft alles te ma ken met de kosten. Aerodyna- micaproeven met een Fokker-100 zijn onbetaalbaar, in tegenstelling tot die met een zweefvliegtuig. In principe zijn de eigenschappen het zelfde. Boermans: "Het is beslist geen papieren studie. We hebben al ja renlang computermodellen voor het ontwerp van vleugelprofielen. Onlangs hebben we een CAD-werk- station voor het computer onder steund ontwerpen gekregen. Daar mee kunnen we veel sneller wer ken. Maar de proef in de windtunnel moet uitwijzen of het computermo del inderdaad goed is. En wij heb ben de beste van Europa". Laminaire stroming Dat zweefvliegen uiteindelijk niet meer is dan een sport, erkent Boer mans. "Maar wel een sport waarbij de techniek een heel grote rol speelt. Voor veilig zweefvliegen komt heel wat kijken, ook bij de op leiding van de vliegers". Het hoofd kenmerk van zweefvliegen is het gebruik maken van de laminaire stroming. Dat is de stroming die aanvankelijk in laagjes over de vleugel strijkt en weinig weerstand opwekt. Zodra er verder op de vleu- Ir. Loek Boermans in zijn windtunnellaboratorium: "Zweefvliegen is een sport waarbij de techniek een heel grote rol speelt". o GPD) gel turbulentie ontstaat wordt de weerstand groter. Het streven is dan ook gericht op verlenging van de la minaire stroming. Bij verkeersvliegtuigen speelt die laminaire stroming tot nog toe een ondergeschikte rol. Nu groeit de .aandacht voor die stroming ook daar. Tenslotte is 1 procent minder weerstand goed voor een grote be sparing op brandstof. Volgens Boermans kan met verlenging van laminaire stroming een besparing van tientallen procenten worden bereikt. In het Europese Brite-pro- ject werken nu 28 deelnemers aan die laminaire stroming, waaronder ook Fokker. Een randvoorwaarde voor lami naire stroming is een glad en schoon vleugeloppervlak. Daarom besteden zweefvliegers zoveel tijd aan het poetsen van hun toestel. Verkeersvliegtuigen daarentegen zijn meestal flink smerig door de wolken muggen en vliegen waar ze doorheen vliegen. Bovendien is er bij degelijke toestellen nauwelijks sprake van gladde oppervlakken. Nog steeds gebruikt men er bijvoor beeld klinknagels voor de montage. Met de opkomst van kunststoffen in de vliegtuigbouw komt daar even wel verandering in. Bovendien, zo meent Boermans, is een zekere mate van ruwheid wel acceptabel. Het grootste probleem zit hem echter in de hoge snelheid waarbij schokgolven ontstaan, en verder de pijlvorm van de vleugels. De kunststoffen uit de verkeers vliegtuigindustrie zoals aramide en koolstoffen worden ook bij het zweefvliegen gebruikt. In het nieuwste Duitse model, de ASW-24, is bijvoorbeeld een mix van arami de en koolstoffen toegepast. De sterkste mix is evenwel nog altijd glas en koolstof. Thermiek De beste zweefvliegtuigen kunnen tegenwoordig, eenmaal opgetrok ken tot een hoogte van een kilome ter, zestig kilometer zweven zonder wind of gebruik te maken van ther miek (warme lucht die in luchtbel len opstijgt). Oudere modellen ko men niet verder dan dertig tot veer tig kilometer. De thermiek is de 'motor' van het zweefvliegtuig. Via de warme luchtbellen kan het zweefvliegtuig hoogte en snelheid winnen. Een zweefvliegtuig zakt al tijd. Het is dus zaak een thermiek te vinden waarin de lucht sneller stijgt dan het toestel zakt. De stijgsnelheid is bepalend voor de snelheid waarmee de piloot een nieuwe thermiek binnen kan vlie gen. Met bijvoorbeeld een stijgsnel heid van 2 meter per seconde moet de piloot een snelheid van 120 kilo meter maken om in een volgende thermiek te komen. In de competi tie gaat alles om snelheid. Een ander onderdeel is de af stand. De modernste zweefvliegtui gen kunnen nu al opstijgen in Noord-Duitsland om bij de Pyren- eën te landen. Boven deze bergke ten is het te koud om te kunnen doorgaan. Er zijn nu computermo dellen in ontwikkeling waarin kli matologische omstandigheden zijn nagebootst. Daarmee gaat het ont werp van het vliegtuig in de compu ter. Vervolgens is eenvoudig te be rekenen of een ontwerp goed is. Maar uiteindelijk moet het in de windtunnel worden getest en voor het vinden van een betere tunnel dan die van de TU-Delft moet mer buiten Europa wezen. Boermans zou trouwens niet eens weten waar. Het wordt de bezoeker langzaam duidelijk waarom Duitsland zoveel belangstelling voor het werk in Delft heeft. Maar, zulke investerin gen alleen voor de sport? "Nee," zo meent Boermans, "onze studenten - zij doen het meeste onderzoek - kunnen overal terecht. Daarnaast ligt er een markt open op het gebied van de Cessna's en Pipers, kleine motorvliegtuigen. Daar staat de ontwikkeling al 25 jaar stil. In de Verenigde Staten zijn die merken nu uit veiligheidsoverwegingen verboden. Met onze kennis moet het mogelijk zijn die modellen te moderniseren. In ieder geval een gat in de markt voor Europa". Opslag van afval in zoutkoepels en zoutlagen in het noorden en oosten van het land komt opnieuw in dis cussie. Het gaat om de vraag of en zo ja onder welke voorwaarden che misch en radio-actief afval onder gronds opgeborgen mag worden. Dat zal minister Alders (milieu) bin nenkort aan de Tweede Kamer mee delen. De minister heeft vier organisa ties gevraagd de argumenten voor en tegen een dergelijke opslag op papier te zetten. De organisaties zijn de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie, de Samen werkende Elektriciteitsproducen ten, de Stichting Natuur en Milieu en de Vereniging voor Milieuweten schappen. Over de argumenten zal begin volgend jaar worden gediscussi eerd. een zogenaamde controver sezitting. Met als doel de belangrijk ste punten van overeenkomst en verschil in de standpunten helder op tafel te krijgen. Ook wil de minister nagaan hoe eventuele meningsverschillen kun nen worden overbrugd. De uitkom sten van de discussie zullen worden meegenomen bij het opstellen van een voorlopig regeringsstandpunt in de lente van volgend jaar. Over dit standpunt zal overleg worden gevoerd met provincies en gemeen ten. De Stichting Natuur en Milieu heeft Alders al laten weten dat on der geen enkele voorwaarde afval ondergronds opgeslagen mag wor den. Natuur en Milieu vreest voor een herhaling van de discussie en is daarom niet bereid mee te doen. De chemische industrie heeft het ministerie meegedeeld het niet ver standig te vinden radio-actief en chemisch afval in een adem te noe men en de elektriciteitsbedrijven zijn nog in overleg met Alders. Locaties De discussie over opslag van radio actief afval speelt al sinds 1976, toen vijf plaatsen in Groningen en Drenthe werden uitgekozen voor proefboringen. Mede door het ver zet van de noordelijke provincies was de Tweede Kamer tegen proef boringen. Daarop kwam de rege ring in 1983 met een nieuw plan. Er werd een adviescommissie inge steld, OPLA (OPslag te LAnd), die voor zeventien miljoen gulden stu dies moest laten uitvoeren tot 1986, opdat dan een besluit over proefbo ringen kon worden genomen. Het OPLA-programma is echter vertraagd. Pas vorig jaar kwam het eindrapport uit. De kosten zijn ge stegen tot 37 miljoen. Er zijn nu 34 mogelijke opslaglocaties in de pro vincies Groningen, Friesland, Drenthe. Overijsel en Gelderland. De OPLA-commissie wilde nader onderzoek, dat 12,5 miljoen moet kosten en drie jaar duren. De Kamer stemde hiermee in. Normen Het OPLA-onderzoek gaat over de veiligheid van de opslag. Over de vraag wanneer de opslag veilig ge noeg is, zijn vele discussies ge voerd. In 1977 was er een lijst van normen waaraan de zoutkoepels zouden moeten voldoen om ge schikt te zijn voor opslag. Tijdens de Brede Maatschappelijke Discus sie kwam naar voren dat geen van de zoutkoepels aan de gestelde nor men voldeed. Daarop stelden de toenmalige ministers Van Aarden- ne en Winsemius dat de normen 'niet doelmatig' waren. Er zouden nieuwe normen moe ten komen. Die werden in 1987 voorgesteld door milieu-minister Nijpels, die de bevolking inspraak gaf over de vraag hoeveel risico toe komstige generaties mogen lopen door de opslag van kernafval, als dit afval uit de zoutkoepel lekt. Deze vraagstelling werd door gemeente raden en milieu-organisaties afge wezen. Daarop trok Nijpels de in spraaknota in en beloofde met een nota te zullen komen. „Van Stevin tot Lorentz"(onder redactie van A.J. Kox), paperback, 242 blz., uit geverij Bert Bakker, Amsterdam, f 39,90. "Op 12 januari 1807 werd het suf fe provincieplaatsje Leiden opge schrikt door een geweldige ont ploffing: een schip geladen met buskruit, dat vlak voor de Lange- brug lag afgemeerd was op onver klaarbare wijze geëxplodeerd en had een van Leidens chicste buurten veranderd in een roken de puinhoop. Naar berichten uit die dagen moet de klap tot in Friesland te horen zijn geweest. Ze ging in elk geval niet voorbij aan de oude mevrouw Te Water, de al jaren stokdove eega van pro fessor Te Water, die na de knal zich tot haar echtgenoot wendde met de vraag: Zei je iets?" Anderhalve eeuw later verrees op het genoemde terrein het eer ste Nederlandse fysisch laborato rium. Dit onooglijke laborato rium zou onder de leiding van de latere naamgever aan het lab, Hei- ke Kamerlingh Onnes, uitgroeien tot een van de toonaangevende la boratoria van de wereld. Hier werd voor het eerst helium vloei baar gemaakt en het verschijnsel 'supergeleiding' ontdekt. Dat was op 10 juli 1908. Deze gebeurtenis wordt uitgebreid besproken in het op een na laatste hoofdstuk van 'Van Stevin tot Lorentz', por tretten van achttien Nederlandse natuurwetenschappers. Het laatste hoofdstuk is gereserveerd voor Hendrik Lorentz. De bovenstaande gebeurtenis sen waren het einde van een tijd perk in de fysica van individuele onderzoekers die de gehele we- tenschapp op de kop zetten. Met zijn geweldige organisatietalent had Kamerlingh Onnes begrepen dat de toekomst niet meer was aan deze in afzondering werken de geleerden, maar aan de grote laboratoria waar wellicht niet zul ke grote geesten maar wel meer coöperatieve de toon aan zouden geven. Hij gaf het voorbeeld door zijn laboratorium op te zetten om de theorieen van Johannes van der Waals en Lorentz te bewijzen. Terwijl de eerst beschreven we tenschapper, Simon Stevin, zich nog middenin het strijdperk van zuivere empirici (door ervaring leren) en rationalisten (pure theo retici), was er in Kamerlinghs tijd al lang geen sprake meer van scheiding tussen de twee. Het hu welijk tussen theorie en praktijk heeft Nederland in drie eeuwen tijd een lange reeks van wereldbe kende wetenschappers opgele verd. Hun namen zijn bekender dan men zo zou aannemen, alleen kennen we ze meer van straat naamborden dan van wie ze feite lijk waren en waar ze die vermel ding aan hebben te danken. Wie kent niet namen als Huygens, Buys Ballot, Donders, Boer- haave. Lorentz, Van Leeuwen hoek? Ieder zichzelf respecteren de plaats heeft wel zo'n weten schapsbuurtje, hoewel de laatste jaren de natuurwetenschappers en dan vooral beroemde buiten landers teruggedrongen worden naar industrieterreinen, waar de Keivin-, Einstein-, Celsius-, New ton-, maar ook Lorentzstraten sfeerloze fabrieksterreinen nog enig cachet moeten geven. Kox heeft achttien bijdragen van Nederlandse wetenschap pers over hun voorgangers gere digeerd en zo hun namen weer ge koppeld aan waar ze voor ston den. Het nadeel van deze werk wijze is een overlapping van de hoofdstukken. Vooral de laatste leiden aan dit euvel. Na vier keer geloven we wel, dat in de eerste wereldoorlog drieënnegentig Duitse geleerden een steunbetui ging aan het militairisme onderte kenden en daarmee eens te meer duidelijk maakten, dat weten schap niet zo vrij was, als velen in die tijd nog wilden geloven. En zo zijn er meer voorbeelden. Ook zijn alle schrijvers niet even begaafd met de pen als de in de eerste regels geciteerde H.N. de Lang. Aan een naslagwerk van drie eeuwen Nederlandse bijdra gen aan de wereld van de natuur wetenschap doet deze werkwijze echter nauwelijks afbreuk. En het moet gezegd: voor de laatste en zeker niet de minste onderzoeker uit de rij, Lorentz, heeft Kox het zekere voor het onzekere gekozen en zelf een juweeltje van ge schiedschrijving gecreeerd. En als een van de onderzoekers dat waard is. gezien de latere ont wikkelingen, dan is het Lorentz. Maar Kox werkt dan ook mee aan de uitgave van de 'The collected papers of Albert Einstein' met wie Lorentz op voet van gelijk heid correspondeerde en wiens relativiteitstheorie niet eens zo gek veel verschilde van Lorentz elektronentheorie. "Van Stevin tot Lorentz" geeft een goed beeld van de betekenis van "Hollandse school" in de fysi ca, die zeker tot in de eerste de cennia van deze eeuw van grote betekenis is geweest. NICO HYLKEMA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 11