'De kunst moet de poen verslaan' Céline-vertaler Mani Kummer (63) overIndo-China, rugby en z'n eerste roman ZATERDAG 6 OKTOBER 1990 PAGINA 25 Emanuel Kummer vocht rond zijn twintigste vol overgave in Indo-China, be gon te twijfelen in het Frankrijk van de jaren vijftig en zocht in Amsterdam zijn heil in een studie Frans. Hij vertaalde eind jaren zestig de belangrijkste ro man Voyage au bout de la nuit (als Reis naar het einde van de nachtjv an de reactionaire Franse schrijver Céline en kreeg er de Nijhoffprijs voor. Als literatuurwetenschapper aan de Leidse universiteit viel Kummer scherp bepaalde opvattingen van vakgenoten aan in een proefschrift over Literatuur en ideologie. De afgelopen drie jaar ging de in Leiden woonachtige Kummer, als 63-jarige inmiddels in de vut, op 'zelfonderzoek' uit. Dat resulteerde onlangs in zijn eerste roman Afscheid in Meudon. Ook dat grotendeels autobiografische verhaal begint in Indo-China en loopt via de Algerijnse kwestie en Parijs 1968 naar het heden. Zijn razendsnelle formuleringen onderstreept Mani Kummer de ene keer met krachttermen en dan weer met een meermalen herhaald 'prachtig'. "Indo-China, dat was het echte avontuur, dat was Dick Bos, dat was Kuifje, alles wat je wilde kreeg je daar voor niks". door Emiel Fangmann Emanuel Kummer werd geboren in Amsterdam. Zijn moeder was een Frangaise, zijn vader een tot Fransman genaturaliseerde Nederlander die en met zijn gezin naar Indo-China vertrok. Mani woonde er vijf jaar en werd naar aanleiding van de ziekte van zijn vader in de jaren dertig naar Hol land gezonden, want bij Franse familie was geen plaats voor hem. De Tweede Wereldoorlog bracht Kummer door in Bussum, gescheiden van zijn in Nice wonende moeder. In het laatste oorlogsjaar dook hij onder. "Als 17-jai?ge moest ik me verber gen in het Drentse Vledder, want de Duitser rie pen ons op om te gaan graven en dat wilde ik niet. Maar ik wilde wel meedoenaan iets. Het verzet in Nederland kende ik niet en het is de vraag of ze zo'n snotaap als mij daar hadden willen hebben. Ik heb wel plan gehad om me via de Biesbosch bij de Amerikanen en de Canadezen aan te sluiten, kreeg ook een adres op. Maar ze piekerden er niet over, de deur werd voor mij dichtgeslagen. In het Noor den bleek dat ook Fransen aan de bevrijding werk ten. De Special Air Service, met hoofdzakeljk Fransen, werd tussen Assen en Vledder gedropt om de Duitsers hun terugtocht te bemoeilijken. Dat vond ik prachtig, Fransen." Traditie Al deze ervaringen speelden een rol bij Kummers besluit in het Franse koloniale leger te gaan die nen. "Je moet het zien in het perspectief van toen. Ik was vier jaar opgesloten geweest in Nederland. Ik voelde me helemaal Fransman, een Fransman die Nederlands sprak. Daarbij komt dat een Fran se oom van me officier was geweest en met andere familieleden in '14-'18 gevochten had. Dus heerste in de familie een traditie om pal te staan voor het Grote Frankrijk, voor het Franse imperium op te komen, dat uiteen dreigde te vallen. En een grote bewondering voor het leger, dat maakte een kerel van je" "Vanuit Nederland kendb ik de Franse situatie niet. en dat rebellen bezig waren de Fransen uit In do-China te gooien was me volkomen onbekend. In Frankrijk had je na de bevrijding grofweg twee stromingen, ook in het verzet, een linkse commu nistische stroming en een rechtse, onder meer gaullistische stroming. Die verschilden van me ning waar dat het koloniale probleem betrof, maar daar wist ik niets van. Ik vond het allemaal prach tig. die défilés met soldaten en tanks. Dan denk je, daar wil ik aan meedoen. En dan tekende je. want je wilde avonturen beleven. En ik had de Franse nationaliteit. Indo-China was nog gedeeltelijk door Japan bezet en generaal Leclerc zat daar met zijn tweede tankdivisie. Toen ik tekende was die bezetting van de Jappen al bijna voorbij, maar ik wilde nog eventjes meedoen". "We werden opgeleid in Noord-Afrika en daar vandaan kon je alle kanten op. Dat sprak een jon gen van achttien best aan. Zeker in die tijd, man. Gratis reizen, overal heen. Ik zat in het Zuidfranse Fréjus, het punt van vertrek naar Indo-China. Toen zeiden ze plotseling je moet naar Madagas kar, daar was een opstand uitgebroken. Maar dan moest ik op een tank, dat leek me helemaal niks, ik wilde naar Saigon waar ik vroeger gewoond had en dat heb ik toch voor elkaar gekregen. Ik had geen enkel benul wat me daar te wachten stond, je denkt dan niet over het systeem waarbinnen je functioneert. Wat me aansprak was de ongelooflij ke mengeling van volken in dat koloniale leger, de meest uiteenlopende stammen, culturen. Bij het Franse imperium behoorden Algerijnen, Toearegs, Marokkanen, Angolezen, Tunesiërs. Mensen uit Franse Indiase steden, uit Madagascar en Réunion, al die kerels ontmoette je. En dan de negers, Senegalezen noemden we ze zonder on derscheid. Een krankzinnige mélange van men sen. Vond je als jongen van achttien prachtig, neem me niet kwalijk. Ik kwam uit bezet Holland, nooit iemand gezien. En nu negers met prachtige littekens op hun voorhoofd en wangen, tanden ge vijld en de gekste talen. Dat was het volle avon tuur, dat was Dick Bos, dat was Kuifje, alles watje wilde kreeg je daar voor niks" Ethiek Kummer probeert zijn strijdersverleden, waar hij in de jaren vijftig afstand van nam, niet te verbloe men. "Er was absoluut geen ethiek, linkse ethiek, zo van 'je mag niet uitbuiten'. Ik zou toen niet eens geweten hebben, wat het woord uitbuiten bete kende, zo zat je in het systeem. Misbruik was ge woon een automatisme. Ja. verdeel en heers. De negers zaten er om Algerijnen en Marokkanen schrik aan te jagen en die zaten weer elders om an deren schrik aan te jagen. Ik wist het allemaal niet, maar ik vond het prachtig". Van zijn vijfjaren in het leger bracht Kummer er uiteindelijk twee als sergeant in Indo-China door Het eerste deel van zijn roman Afscheid in Meudon handelt er over, zij het dat hij ook niet werkelijk gebeurde zaken opvoert om sfeer op te roepen "De oorlog zelf is, zoals alle oorlogen een afwisse ling van grote ellende, van een enorme schofterig heid waar je niet bij stilstaat. Daar schrijf ik in mijn boek in het eerste deel over. Bi ivoorbeeld over het verliezen van wawns en over *H»n nachte lijke patrouille. De ongelooflijke onbeholpenheid waarmee je daar zo'n beetje rondhobbelde in die tropische natuur. Er was ook een onderling rascis- me, zoals nu in Zuid-Afrika. De Noord-Vietname- zen waren tegen de Midden-Vietnamezen en die weer tegen de Zuid-Vietnamezen. En alle drie kunnen ze de Cambodjanen niet zien. De Fransen hebben er geweldig van geprofiteerd en zo ging dat". Mani Kummer zwijgt een moment. "Natuurlijk heb ik ook mensen gedood, dat moet haast wel. Maar vaak weet je het niet. je wordt overvallen, je schiet met de groep terug. Het was een oorlog van hinderlagen, aanvallen op pos ten, een guerrilla. Ik heb het geluk gehad dat ik nooit aan executies heb hoeven deelnemen. Weer loze mensen heb ik nooit neergeschoten. Dat ge beurde wel. Zelf ben ik nooit ernstig gewond ge weest. Eén keer ben ik er twee weken uitgeweest met een granaatscherf in mijn been." Zoektocht "Na vijfjaar leger heb ik in Frankrijk allerlei baan tjes gehad. Verf verkocht, huizen verkocht op kan toor in Marseille, bij de KLM gewerkt, maar ik was voor het zakenleven niet slim genoeg, niet zakelijk genoeg, het lukte allemaal niet erg. Pas toen Alge rije rond 1960 los wilde van Frankrijk, ben ik gaan beseffen dat het fout zat, dat het systeem niet deugde. Terwijl Algerije voor mij tot dan toe een onlosmakelijk provincie van Frankrijk was. Het was Frankrijk, gewoon Frankrijk, exotisch Frank rijk". "Ik had geen idee hoe de niet-Franse Algerijnen door de blanken daar onderdrukt werden. Daar kwam nog bij dat de oorlog tegen Algerije uitbrak en ze gingen specialisten oproepen, onder wie ook mensen die in Indo-China waren geweest. Straks gaan ze mij oproepen, dacht ik, daar had ik geen zin in, dat verdomde ik en bovendien had ik van mijn vijfde tot met zeventiende in Holland ge leefd. Toen ben ik uit Frankrijk weggegaan. Ik had ulo. deed staatsexamen en ben ik Amsterdam Frans gaan studeren, ik had altijd al willen stude ren. De universiteit heeft mijn leven misschien nog wel het meest beïnvloed" Kummers 'zoektocht' resulteerde uiteindelijk in zijn blijvende enthousiame voor de studentenide- alen van mei *68. Hij volgde de beweging vanuit Nederland, want Nederland zou toch zijn thóis- land blijven. "Maar ik zou best terugwillen, ik heb eigenlijk twee nationaliteiten. Ik vind Nederland een prachtig land met een schitterende verzor ging. Het blinkt, samen met Denemarken en Noor wegen, naar mijn idee uit in democratie en verzor ging. Dat is absoluut een feit. valt niet te ontken nen Alleen is Nederland vreselijk saai" De francofiel heeft wel een oplossing "Liefst had ik gezien dat Frankrijk en Nederland een wa ren geworden. Dan hadden al onze grote schrij vers de Prix Goncourt gehad en in de Academie Frangaise gezeten. Van het Reve was dan naast Sartre en Camus een schrijver van wereldformaat geweest, en Hermans. Onze grote schrijvers wo nen toch ook allemaal in Frankrijk, alleen Wolkers niet. Die zou dan de grote Noordfranse schrijver van protestantse origine worden, tegenover de ka tholiek Mauriac. Er zouden hier geen Hollanders meer zijn, want de hele middenstand zat dan aan de Cóte Azur. Kom, leer mij de Hollanders ken nen. En wat de taal betreft, in 1815 werd er hier ook veel Frans gesproken. Nee, het zou grote voorde len hebben, op cultureel gebied dan", lacht Kum mer. Rugby Er is nog een aspect, waar Nederland bij die even tuele samenvoeging zijn voordeel mee zou kunnen doen: rugby. Mani Kummer is wild van die sport. Ook weer niet zo vreemd; zoon Yves is aanvoerder van het Nederlands team. "Ja, mijn trots, mijn gro te trots", zo omschrijft Kummer zijn gevoelens als hij een actiefoto laat zien, waarop zoonlief aan de bal is. "Ik heb net mijn eerste verhaal geschreven voor het tijdschrift Optima en dat gaat over rugby in Marokko. Het is trouwens een verhaal met dezelf de hoofdpersoon als in mijn roman, Lasalle. Rug by heeft iets...Je kunt elkaar verrot "schelden, ge weld gebruiken, en alles is dan buitengewoon ho norabel. Rugby was in het Franse leger een harde sport. Het interesseerde niemand iets als je tijdens die sport in elkaar geslagen werd. In het Franse koloniale leger heb ik rugby tijdens de opleiding gespeeld. Want je zat tijdens die opleiding óf veel bij mensen uit Zuidwest Frankrijk, Cataloniers, Basken enzovoorts en dan was het geheid rugby en, óf je zat bij mensen uit andere streken uit Frankrijk, en ja, dan was het voetballen". "Rugby is in Frankrijk dé nationale liefhebberij. Het is al sinds de Eerste Wereldoorlog ontzettend populair en wordt aangeprezen als de sport van het volk. Zeker in een land waar het leger een gro te rol speelde, is het een verlengstuk van militaire discipline en opleiding. Heel grappig, ik moet er tenminste altijd vreselijk om lachen, is dat de sport onder Petain in '40-'45 aangeprezen werd. maar ook onder De Gaulle Dat waren beide be roepsmilitairen met een voorkeur voor helden en echte mannen. Toen Frankrijk winnaar van het Vijflandentoemooi werd, werd het team zeer fees telijk en officieel door De Gaulle ontvangen. Rug by heeft een geweldige status Toch gelooft Kummer niet dat zijn zoon vanwe ge zijn vader voor rugby gekozen heeft "Yves was voetballer bij Noordwijk. toen hg vijftien was. Maar hij was nogal zwaar. En toen werd de Leidse rugbyclub DIOK kampioen, waarna hij die sport is gaan beoefenen. Ja. bij alle sportevenementen van mgn zoon »u ik lang» Ue iyn, gwen gedonder. Ik ben meegeweest naar Sparge, Engeland en Duitsland. Op clubniveau stelt het Nederlandse rugby niet veel voor. Slechts vier. vijf clubs, waar onder DIOK, betekenen iets. Het nationale team doet het daarentegen heel aardig. Studio Sport be steedt er jammer genoeg bijna geen aandacht aan. maar sportcommentator Hans Brian gaat zijn best doen, om de sport meer op de buis te brengen. Het is een harde, maar faire sport en esthetisch een mooie kijksport. vind ik. Als je bij rugby het zoge naamde driekwarten, het hele behendige snelle overspel ziet. dan zegt iedereen langs de lijn dat dat mooi is om naar te kijken. Maar begnjp me goed: ik ben tegen sportverruwing". Zoals hij zich in zijn bewondering graag mag la ten gaan, zo gemakkelijk windt Mani Kummer zich enige seconden later weer op. Als hij de Tele graaf op de bank weer eens in het oog krijgt, waar in zijn roman besproken wordt, haalt hij uit. "Idioot stuk. staat niets in. onbegrijpelijk, te gek om los te lopen. Ik ben een 'Céline epigoon' staat er in de kop. De lezers van die krant weten waar schijnlijk niet eens dat een epigoon een slaafse na volger is. Ik schrijf recensent Sitniakowski nog wel een ironische brief. Ik had mijn uitgever laten weten dat ik De Telegraaf liever geen interview toe wilde staan, want ik vind het een rechtse werkge verskrant. Dan krijg je dit. Maar nu ik dit lees, wil ik misschien toch wel een gesprek met ze. Om te vertellen wat ik ervan vind, waardoor er eens een ander geluid in die krant zou staan", aldus Kum mer. Hij lijkt ook de aangewezen persoon om eens over de begrippen 'links' en 'rechts' uit te pakken "Ja, dat zou eigenlijk prachtig zijn geweest. Zo'n rechtse man als Sitniakovski. die dan iemand in terviewt die van oud-strijder links geworden is". Want zo noemt Kummer zich links én socialist. "Ik leef nog steeds een beetje in mei 1968. Commu nist ben ik nooit geworden. Maar die verheerlij king van de werkgeversmentaliteit, daar ben ik te gen. En die weerstand tegen de heersende klasse komt terug. De zorg voor de zwakkere, het socia lisme komt weer terug, daarvan ben ik overtuigd Ik doe niet mee aan de halfslachtige bekeringen van linkse intellectuelen tegenwoordig, ik ben an- ti-hierarchisch en tegen zwaarwichtigheid". Platvloers "En waarom word ik een Céline-epigoon ge noemd? Omdat ik een boek over het leger heb ge- scheven? Omdat ik me in mijn boek van onopge smukte spreektaal bedien'* Juist omdat ik als die Céline-vertaler bekend sta zou men toch al zijn gaan vergelijken. Daarom heb ik in mgn roman Celine als personage ingevoerd en ga ik met hem in dispuut. De Leidse letterkundige Eep Franc ken. merkte over mgn vertaling op dat het mgn ei gen taalgebruik was dat daarin naar voren kwam 'Die vertaling ben jy. niet Céline'. zei hg Die heeft dat goed gezien, want Celine had veel meer taaire- gisters tot zijn beschikking. Niet alleen het officie- Ie Frans, maar ook de spreektaal en de volkstaal. het argot, dat ik zelf in het Franse leger heb leren spreken. In het Nederlands kennen we dat niet. dus heb ik voor dat argot in de vertaling de taal van de randstadintellectuelen genomen Wat de criti cus Goedegebuure het randstedelijke stadsplat noemt. Want als ik hier vrienden en kennissen heb gaat het er altijd hevig aan toe met schuttingwoor den en gepantserd taalgebruik. Een soort non-con- formisme, een bepaald geluid, een beetje plat vloers. Daar houd ik van. in plaats van dat verhe ven gedoe, ben je gek... Als kind vloekte ik al veel; werd nooit wat van gezegd. Vond ik gewoon leuk. ruw taalgebruik. Het is toch prachtig om op te val len met je taalgebruik. Hoewel ik niet begrijp dat mensen nog steeds raar opkgken van schutting- taal. Ik gebruik het altijd". "Ook de taal in mijn roman is van mij, Kummer. en heeft niets met Céline te maken. Vraag maar aan vrienden van vroeger. Céline gebruikte nieuw gevormde woorden, dat doe ik niet. Zo hou ik bij voorbeeld erg van Jules Deelder, lees Fun In Ver dun, ook spreektaal, prachtig, prachtig, maar die vergelijken ze toch ook niet met Celine Had ik het boek dan als Proust kunnen schrijve'n, die de aller mooiste literatuur ter wereld heeft geschreven, met prachtige lange gedragen zinnen? Dan zou geen hond het gelezen hebben. En als er een ding is. dan is het dat ik gelezen wil worden. Ik schrijf voor lezers, voor zoveel mogelyk lezers. Ja, na tuurlijk is mijn roman een zelfonderzoek, dat zal ik niet ontkennen, maar met humor en relativering. En je hoopt dat de lezers na afloop nog eens tien minuten over het boek nadenken. Zo van hoe kan het dat mijn hoofdpersoon, de oud-strijder Lasal le, wakker geschud door de Algcrynse kwestie aan de kant van de studenten komt te staan in 1968 en toch bewondering heeft voor de schryver Celine, die na zyn meesterwerken Reis naar het einde van de nacht en Dood op krediet antisemiet werd en daar nooit berouw voor heeft getoond. Céline, dat is een kwestie van stijl. Ik zou best eens een avond vullende Céline-film willen maken. Zodat hij be- grypelyk wordt". Vaart Met het werk van Céline heeft Afscheid in Meudon een ongelooflijke vaart gemeen. Kummer "Weet je waarom ik dat gedaan heb? Omdat er duizenden journalisten. Neerlandici, psychologen en sociolo gen rondlopen die goed schry ven en die de krante- bylagen en weekbladen in Nederland vullen. Dat zyn grote concurrenten voor een auteur van een boek Ga maar eens wat schryven, bijvoorbeeld over studentenopstanden. Daar heeft de Haagse Post een hele bijlage aan gewijd. Dat maakte het moeilyk. Het heeft me heel veel moeite gekost om die vaart er in te kragen. En dikke pillen. Balzac of Proust-achtig leest geen hond. Als je dat alle maal weet. vind ik dat je de lezer met effect aan je moet binden. Er moet dus iets onverwachts ge beuren. want echt veel nieuws heb ik niet te vertel len. Je kunt geen politieke verhandeling houden, dus moet je je boodschap in een bepaalde actie in tegreren. En ja. uit overwegingen van concurren tie. ook tegen televisie, moet je dan snel schry- Moe wordt Emanuel Kummer de laatste tijd van de aanvallen van Maarten 't Hart op bepaalde vor men van literatuur. Namelyk de literatuur met verschillende lagen die vaak door academici ge produceerd wordt en die niet een realistische kop en-staart karakter heeft, zoals de verhalen van 't Hart. "Wat is daar tegen, vertel me nu eens. wat is daar tégen?". Mani Kummer formuleert alweer met stemverheffing. "Literatuur is immers volstrekt nutteloos, radicaal Juist dat radicalisme van die nutteloosheid geeft haar een grote kracht in een maastschappij waarin het profijbeginsel en het nut heersen. Want als literatuur nuttig voor de maatschappij zou zyn, zou die maatschappij een claim op de literatuur leggen. Maar als literatuur volstrekt nutteloos is. dan is binnen die literatuur ook alles mogelyk Dat is juist het mooie. Het is geen psychologie, geen sociologie, geen weten schap, je hoeft niet tc citeren". "Je*kunt recht-toe, recht aan verhalen schryven die altijd een beetje hetzelfde zyn Zoals by Maar ten 't Hart een jongetje op een bolderende fiets, pappie en mammie, de universiteit, meiden die je wil versieren. Dat is één ding En je kunt mensen hebben, die een beetje knutselen, tot wie ik mezelf reken Wat is daar op tegen9 Is dat arrogant9 Dan lees je het maar niet En als je het my vraagt heb ik liever de arrogantie van de kunst, dan de arrogan tie van de poen Want kunst mag dan voor een klei ne groep zyn. de kunst moet uiteindelijk wel de poen verslaan". Op 26 oktober converseert Kummer met de Leidse hoogleraar moderne letterkunde Ton \ni.ik in éa 11 Mm Bm t»t BK p pnk over hun romans Afscheid in Meudon en .Sy- slpbus verliefd. Mani KummerAls kind vloekte ik al veel. Er werd nooit wat van gezegd. Ik vond het gewoon leuk, dat ruwe taalgebruik

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 25