Treurnis om de leegte van het bestaan
OEKEN
Een silhouet wordt mens
'Alleen nog wat nagloeiende as blijft achter'
Louise O. Fresco's verhalenbundel 'Bambusa' mooi gecomponeerd
JAN
ARENDS
(1925-1974)
Ha, die Bagt!
^ULIAIJAL JU btW'LMUkH i5
Neerlands
wijzen
over de Duitsers
Er verschijnt een boekje getiteld
1 Duitsers?! De na-oorlogse Neder-
lander denkt dan al gauw aan op het
strand uitgevochten territoriale be
zitsdrang: de poenige Germaan,
met embonpoint dan wel Bier-
bauch, ongemanierd, een slag bo
vendien dat 'mijn' plekje op het
strand inpikt en dat als het niét ge-
wichtig doet in een Amsterdams
kraakpand overlijdt aan een over-
dosis.
De omslag van voornoemd boek
je lijkt dat beeld te willen bevesti
gen: twee Teutoontjes hakken ver
woed in op andermans strandkuil.
Het zit er al vroeg in, ben je ge
neigd te denken, zelfs die kleintjes
verbeelden zich dat er tussen mijn
en dijn geen verschil bestaat. Pas in
tweede instantie valt op dat er in die
kuil een bord staat niet met 'Bezet'
maar met 'Besetzt'.
Wat beduidt dat? Een generatie
conflict? Zijn zij de nieuwe bezet
ters of willen ze hun bezit op een an
dere wijze gehandhaafd zien? Wil
dit boek een komisch bedoeld beeld
schetsen van het Deutschtum?
Helaas. De striptekening luidt
niets diverterends in. De gedachte
daaraan wordt al gesmoord bij het
zien van de maand waarin het boek
van de pers rolde: mei 1990, vijftig
jaar na het begin van de Tweede We
reldoorlog. Wam de Moor, die de re
dactie over de bundel had, nam als
uitgangspunt de vraag: op welke
wijze leeft dat Deutschtum voor
hen die én het begin van de oorlog
meemaakten én de slechting van de
Berlijnse muur; en hoe ervoeren zij
de Duitse inval?
Dat is een aardig idee.
Een negental Nijmeegse studen
ten is met dat idee naar Nederlan
ders toegestapt die hun sporen op
het gebied van kunst wetenschap
ruimschoots hebben verdiend. Zij
hebben die verhalen opgetekend,
en bewerkt. De uitvoering van het
aardige idee valt tegen. Om twee re
denen. Brakman, Van het Reve en
Mulisch, om drie van de geïnter
viewden te noemen,^ijn zeer wel in
staat hun herinneringen en ver
wachtingen zelf te verwoorden. Dat
zou wellicht fraai proza hebben op
geleverd. Als je er echter negen stu
denten op loslaat om hun relaas te
bewerken, dan laat het resultaat
zich raden: wat rest, zijn bloedeloze
verhaaltjes waaraan elke persoonlij
ke toets ontbreekt. Marga Minco is
de enige die daar niet is ingetrapt:
zij voerde zelf de pen.
Het tweede bezwaar is van geheel
andere aard. De indrukken van het
kind zijn altijd gekleurd door wat de
volwassene er overheen legt. Dat
geeft niks, in tegendeel. Het maakt
het juist interessant. De ervaringen
van het ene kind leveren immers
niet zoveel meer inzichten op dan
die van een willekeurig ander, hoe
befaamd die ene later ook gewor
den is. Dus lees je in Duitsers?! keer
op keer dat er al maanden van tevo
ren geruchten gingen over een op
handen zijnde invasie, dat velen
dachten dat Nederland wel weer
neutraal zou blijven en dat het de
tiende mei zulk onwerkelijk mooi
weer was. En werd men wakker van
overvliegende bommenwerpers en
wist men niet of het Duitsers of En
gelsen waren. Ook zat men dikwijls
nog lange tijd na de oorlog met am
bivalente gevoelens jegens onze
Oosterburen.
Mijn vader, die nauwelijks weet
hoe je 'kunstenaars wetenschap
pers' spelt, net met de VUT en nooit
verder gekomen dan de fabriekshal,
hij zal tegenover het Nijmeegse ne
gental precies hetzelfde verhaal op
dissen.
Maar het moet gezegd: dat de
woorden van 'Neerlands wijzen'
maar weinig boeien ligt niet aan hen
maar aan de opzet van de bundel en
aan de knullige behandeling van de
tekst.
Overigens: wanneer deze geres
pecteerde lieden hun verwachtin
gen betreffende de Duitse eenwor
ding uitspreken, zijn ze eveneens
opvallend uniform: met zo'n econo
mische grootmacht is het oppassen
geblazen.
Willem Brakman, doordenkend
over die homo economicus, eindigt
somber met: "Wij krijgen een nieuw
barbarisme, daar ben ik heilig van
overtuigd, van een mensentype dat
op maat en smaak is afgemaakt voor
productie en consumptie met zo
groot mogelijke dimensies. Dat is
een dreiging".
Niet typisch Duits, maar univer
seel, helaas.
PEER VAN 'T ZELFDE
Uitgeverij Prometheus debuteert
dit najaar met haar fonds, dat op
zijn beurt weer debuten bevat waar
onder de verhalenbundel 'Bam
busa' van Louise O. Fresco. Fresco
publiceerde eerder verhalen in De
Gids en Avenue. Prometheus bete
kent 'hij die vooruitdenkt'. Ligt in
deze bundel een belofte voor de toe
komst besloten?
'Bambusa' is zorgvuldig opge
bouwd. In de eerste twee verhalen
is een ik-verteller aanwezig, de vol
gende vier worden gekarakteri
seerd door een overwegend perso-
nale vertelwijze, de hij-vorm, terwijl
het laatste verhaal wordt gedomi
neerd door een alwetende verteller.
De afstand van lezer tot hoofdperso
nage groeit daardoor, identificatie
wordt steeds moeilijker. De verha
len zijn gecentreerd rond figuren
die moeite hebben met het leven.
Het eerste verhaal, 'Djitar de bou
wer', vertelt de geschiedenis van
een architect wiens schepping hem
ontglipt. Daarop volgt 'Bambusa
polymorpha', een Hamelink-achtig
verhaal waarin een collega van de
ik, Eugène, zich volledig identifi
ceert met zijn troetelkind bamboe,
een identificatie die zijn dood tot ge
volg zal hebben. 'Afrikaans Para
dijs' begint met een mooie eerste
alinea, niet voor niets op de achter
flap aangehaald. Omringd door de
geuren en kleuren van Kenia, be
leeft Paula Anderson opnieuw haar
verhouding met een Afrikaanse stu
dent die vervuld was van het revolu
tionaire vuur. Zijn fanatisme is hem
noodlottig geworden. Haar herinne
ringen leren haar één ding: "Maar ik
huil niet om zijn dood, dacht ze plot
seling. Ik huil om mijn eigen leven,
om de tijd die ik heb verloren."
Treurnis om de leegte van het be-
Dan volgt een vreemde eend in de
bijt. Het vierde verhaal, 'De muziek
meester' is duidelijk bedoeld als
een scharnierpunt in de bundel,
spelend in het begin van de 18de
eeuw. Centrale figuur is Domenico
Louise O. Fresco: belofte voor de toekomst?
Scarlatti, zoon van componist Ales- zich, beschermd door de echtgerto-
sandro, levend in de schaduw van te van de Spaanse kroonprins, vol-
zijn beroemde vader. Hij voelt er ledig kan wijden aan zijn sonate
niets voor om naar de mond van op- het zou hem volstaan om op het
drachtgevers te componeren, wil nederige terrein van de sonate
niet beperkt worden in zijn creatie- meester te zijn." Dan volgt het beste
ve arbeid. Scarlatti kiest, min of verhaal uit de bundel: "Het leven in
meer gedwongen, voor een terugge- eigen hand'. De tragiek van de ver
trokken leven in Sevilla, waar hij schillende verhaalfiguren tot dan
toe is geen enkele keer echt voel
baar geweest. Fresco laat in dit ver
haal pas zien dat ze meer kan dan ze
in de rest van haar bundel toont. De
knagende eenzaamheid van Julie,
omringd door allerlei zogenaamd
'liefhebbende' mensen, wordt over
tuigend weergegeven. De manier
waarop ze zichzelf uiteindelijk uit
haar eenzaamheid bevrijdt, is ver
rassend. De volledige humorloos-
heid van de bundel wordt in dit ver
haal even doorbroken. Julie leest
ondermeer in het tijdschrift Avenue
over Indonesië, iets dat door de ver
teller. gezien de context ("De artike
len gingen over Vulkanen. Mysteri
euze Cultuur en Handgemaakte Ba
tik."), geïroniseerd wordt.
Revolutie en extremisme dragen
het verhaal 'Een moment in Lima',
een motief dat overigens verschil
lende verhalen met elkaar verbindt.
De strijd tussen leger en guerilla
woedt in alle hevigheid. Journalist
Jonathan Hecht vecht zelf een con
flict uit tussen rede en emotie. Wat
gaat voor? Zijn werk als journalist
(rede) of zijn bezorgdheid voor het
lot van de strijdster Maria? De bun
del wordt besloten met 'De kleur
van tijd', een biografie in de no-
tedop van Daniel Salman. Binnen
het fictionele kader van het verhaal
wisselen feit en fictie, fictie in het
kwadraat dus, elkaar af. Feiten ver
tellen slechts een deel van het men
senleven, de rest moet worden inge
vuld met gedachten en emoties. De
vrijheid van een auteur bestaat erin
leemtes op te vullen: dat is schrij
verschap. 'De kleur van tijd' is een
mengeling van feitelijke en fictieve
biografie.
Fresco heeft haar huiswerk goed
gedaan: ze schrijft en componeert
zorgvuldig. Maar er is meer nodig
voor een goed verhaal. De auteur
weet, op het verhaal 'Het leven in ei
gen hand' na, ernst en uitwerking
van de problematiek niet met elkaar
in evenwicht te brengen. Fresco
kan de tragiek die zich meester
maakt van haar verhaalfiguren niet
op de lezer overbrengen ze mist
overtuigingskracht. Uit de zojuist
genoemde uitzondering blijkt ech
ter dat ze over mogelijkheden be
schikt om de balans te herstellen.
REINOLD VUGS
'Hondsgras', debuut Raymond Queneau (1903-1976) vertaald
Op initiatief van de vertaler Jan Pie-
ter van der Sterre verscheen bij De
Bezige Bij de eerste roman van Ray
mond Queneau, 'Le Chiendent',
'vertaald onder de titel 'Hondsgras'.
Het is merkwaardig dat de roman,
die uit 1933 dateert, nu pas is ver
taald. Wat meer durf had De Bezige
Bij niet misstaan, omdat eerder ver
taalde werken als 'Stijloefeningen'
en 'Zazie in de métro' veel succes
hebben gehad.
De Franse schrijver Raymond
Queneau (1903-1976) werd in de ja
ren twintig sterk beïinvloed door
het surrealisme, de kunststroming
die zoveel belangstelling had voor
de werking van het onderbewuste
van de mens. Hoewel hij in 1929 met
het surrealisme als stroming brak,
zien we elementen ervan in al zijn
boeken terug.
Queneau was gefascineerd door
taalgewoonten en door taal in het al
gemeen. Een treffend voorbeeld
hiervan is zijn belangstelling voor
zijn eigen naam, die in het oudfrans
zowel 'eik' als 'hond' schijnt te bete
kenen. Deze belangstelling droeg
hij ook over op zijn literaire werk,
waarin op cruciale momenten eiken
en honden opduiken. 'Hondsgras'
vormt daarop geen uitzondering.
Door zijn virtuoze taalgebruik is
Queneau moeilijk te vertalen. Jan
Pieter van der Sterre is hierin toch
uitstekend geslaagd.
Het is opmerkelijk dat 'Honds
gras', hoewel een eersteling, geheel
vrij is van debuutachtige kinder
ziekten. Het is een in alle opzichten
volwassen roman, die bij verschij
nen als zeer experimenteel werd er
varen en waarin vele kenmerken
van Queneau's latere werk al voor
komen. Zo is er de hechte structuur,
de fascinatie voor eigenaardige
spelling ("dabblovik"), gebruik van
de volkstaal en de afwisseling van
stijlen: droom, brief, feuilleton,
krantebericht, oorlogsbulletin, mo
nologue intérieur. Ook zijn de the
ma's en figuren uit zijn latere werk
er al in te vinden: de vriendelijk-va-
ge hoofdpersoon, brutale, libidineu-
ze pubers, Parijs en zijn buitenwij
ken, mensen die elkaar observeren
in metro's en treinen en natuurlijk
eiken en honden.
De hechte structuur van 'Honds
gras' zou lezers kunnen afschrik
ken. Inderdaad krijgt de lezer aan
vankelijk het gevoel alsof hij meer
met een vormexperiment te maken
heeft dan met een verhaal, maar dit
gevoel verdwijnt snel nadat de
hoofdpersonen zijn geiintrodu-
ceerd. Dan krijgt het verhaal vaart
en is de structuur niet meer hinder
lijk.
De hoofdpersoon van 'Honds
gras' is aanvankelijk geen mens,
maar een silhouet, dat op een kre
dietkantoor werkt, een vrouw en
een (stief)zoon heeft en dat in een
half afgebouwd huis aan de rand
van Parijs woont. Op een zekere dag
krijgt het silhouet ineens de behoef
te om iets ongewoons te doen: het
kijkt in een etalage waar twee speel
goedeendjes in een met water ge
vulde hoed drijven. Terwijl het sil
houet zich afvraagt wat dit te bete
kenen heeft, verandert het in een
echt personage met de naam Etien-
ne Marcel. En dan volgt er een maal
stroom van gebeurtenissen.
Marcel krijgt belangstelling voor
mensen om hem heen en zij raken
ook in hem geïnteresseerd. Zo komt
hij in contact met iemand die zijn
miraculeuze 'driedimensionalise-
ring' meemaakt en met wie hij be
vriend raakt; krijgt zijn zoon een he
kel aan hem en krijgt hij te maken
met een man die zijn zoon wil op
hangen (aan een eik). Verder ont
moet hij een kwaadaardige aborteu-
se die vermoedt dat Marcel achter
de schat van een berooide zonder
ling aanzit. Zij besluit Marcel vóór
te zijn. Wat dan volgt, is een verma
kelijke aaneenschakeling van mis
verstanden, verrassingen en bizarre
gebeurtenissen, waarbij onder an
dere een poedel, die in een pas ge
dolven graf valt, een hoofdrol
speelt.
Zoals hierboven weergegeven
lijkt het verhaal wellicht gezocht en
mogelijk zelfs banaal. Maar dat is
het absoluut niet. Queneau kan
diepzinnig zijn zonder duister of
vervelend te worden. Hij weet zijn
karakters volstrekt natuurlijke ge
dachten, motieven en emoties mee
te geven. Zijn humor is soms wat
Raymond Queneau: een poedel als personage.
aan de melige kant, maar nooit plat
of idioot. Bovendien heeft hij het
vermogen allerlei stijlen op zowel
ironische als serieuze wijze te beoe
fenen. Neem nu het volgende be
richt, dat door één van de persona
ges wordt aangetroffen in een regio
naal dagblad tijdens de komkom
mertijd. (Maar bij Queneau is er al
tijd meer aan de hand).
"Een erewijn is gisterenavond
aangeboden om de veertig jaar
dienst te vieren van Ruw Agrikool,
postbode te Ogen-Wit. De burge
meester improviseerde een korte
speech waar een gezellige gemoede
lijkheid uit sprak. In het gezelschap
heerste onophoudelijk een uiterst
hartelijke gezelligheid. Aan het
eind van de gezellige avond waagde
men een dansje. De volgende dag
hervatte Ruw Agrikool zijn dienst
met de woorden: Op naar de vijftig!
Deze gezellige uitspraak leverde
hem het applaus op van het hele
dorp dat toegestroomd was bij zijn
gezellige woonst".
WILFRED SIMONS
Raymond Queneau. 'HondvRras'. Voor
zien van een nawoord door de auteur.
De Bes!ge Bij I9M.
Wie
brood
uit de goot
haalt
buigt
voor zijn eten.
Ik sta
op straat.
Ik heb
geen eten.
Ik heb
geen onderdak
een bedelaar
Ik
schaam mij
omdat ik
geen kwartje
heb.
Jan Arends. die in 1974 met een
sprong uit het raam een eind aan
zijn leven maakte, heeft in het
Nederlands taalgebied zijn gelij-
ly niet. Znn pofizie is. althans
wat de vorm betreft, 'broodma
ger'. 'Ik schrijf gedichten als
dunne bomen. Om pijn te schrij
ven heb je weinig woorden no
dig'. zo luidt een van de strofes
uit 'Lunchpauzegedichten'. Na
verschijning van zijn verhalen
bundel 'Keefman'. een aan
klacht tegen de psychiatrie,
kwam er opeens grote aandacht
voor het werk van deze eenling
in de letteren. Bovenstaande
twee gedichten komen uit het
'Verzameld werk' van Jan
Arends (Bezige Bij. ISBN
9023408535).
Het gedicht over het brood uit
de goot is een van de navrantste
verzen uit de Nederlandse lite
ratuur. Hier is iemand aan het
woord die zich schaamt voor
zijn armoede. Hij beschuldigt
niet, nee hij 'verzint' een excuus
voor zijn armoede, terwijl dat
excuus natuurlijk juist door de
genen die in welstand leven zou
moeten worden gegeven. Ik zou
deze paar regels graag gebeiteld
willen zien in de muur van het
Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid. Al was het al
leen maar om de herinnering
aan Arends werk levendig te
houden.
De vertaling van het boek 'Upotre-
ba coveka' van de Joegoslavische
schrijver Aleksandar Tisma zal niet
snel prijken in de top tien van de
meest verkochte boeken in Neder
land. Toch zou het me niet verbazen
als het boek (nu door Tom Eekman
vertaald als 'Het gebruik van de
mens') in andere lijstjes wél zal op
duiken. In de top tien van de meest
gewaardeerde boeken van het jaar
bijvoorbeeld.
Kan dat eigenlijk nog wel, een
boek over de Tweede Wereldoor
log? Alles is toch al uitentreuren be
schreven; nieuwe verschrikkingen
lijken niet meer mogelijk. Tisma
weet de oorlogsperiode zo te be
schrijven dat die oorlog de lezer
beetgrijpt. Dat komt door twee za
ken. het perspectief dat hij ge
bruikt, is anders: geen getuigenis,
geen koel verslag. En Tisma maakt
de oorlog tot een deel van het ge
heel: de menselijke staat. Hij doet
dat op een eigenlijk zeer simpele
manier. In het eerste hoofdstuk van
"Het gebruik van de mens" ma
noeuvreert hij een klein element het
boek in en bouwt daarmee zijn re
laas snel op.
Dat kleine element is niet origi
neel. Een dagboek komt meer in
oorlogsliteratuur voor, maar dit
dagboek eindigt al in 1940. Het dag
boek is geschreven door de Duitse
lerares Fraulein Drentvensek, die
privé- les geeft in Novi Sad (ten
noorden van Belgrado). Haar dag
boek wordt na haar dood in 1940 ge
vonden door haar leerlinge Vera
Kroner en (opnieuw) in 1944 door
Vera's vriend Sredoje Lazukic als
hij als partizaans soldaat Novi Sad
binnentrekt. In het eerste hoofd
stuk ligt ook de verminkte Milinko
Bozic. De lezer kent dan de hoofd-
Aleksandar Tisma: heel Duitsland een onmetelijk gekkenhuis.
personen en een deel van de afloop
het boek kan beginnen.
De hoofdpersonen maken deel
uit van een groter geheel. Ook de
lotgevallen van hun omgeving,
vrienden en familie worden uitge
breid beschreven. De twee hoofd
personen komen de oorlog op ver
schillende manieren door. Vera
wordt gedwongen kamphoer in
Auschwitz; Sredoje achtereenvol
gens zwarthandelaar, tolk voor de
Duitsers en Partizaan. Tisma heeft
daarmee de gelegenheid alle facet
ten van de oorlog te beschrijven: het
leven in de concentratiekampen
(een verschrikkelijk aangrijpend
hoofdstuk, zogenaamd door Vera
geschreven); de Duitsers in Joego
slavië (Sredoje als assistent van de
Duitse inlichtingen-officier Wal-
denheim; een verwijzing naar de la
tere secretaris van de Verenigde Na
ties?); het leven van gewone bur
gers op de vlucht in het begin van
de oorlog; executies (gezien door
Sredoje of verteld oor Vera's neef,
de SS-er Sep Lenart) en collabora
tie.
Tisma laat de hoofdstukken el
kaar als scènes afwisselen, de ro
man volgt maar voor een deel het
gewone tijdsverloop; grotendeels is
"Het gebruik van de mens" rondom
de hoofdfiguren geconstreerd. Hun
belevenissen en het effect dat zij
hebben op het leven is belangrijker
dan het toevallige tijdstip waarop
een gebeurtenis plaats heeft. De en
kele thematische hoofdstukken
met een zeer korte eerste zin
('Avondlijke scheidingen.' 'Licha
men.' 'Straattaferelen.' 'Natuurlijk
en gewelddadig sterven.') zijn extra
opvallend in laatstgenoemd hoofd
stuk wordt bijvoorbeeld de dood
van acht mensen uit het boek achter
elkaar beschreven.
In deze roman zijn de optredende
personen, juist door hun gecompli
ceerdheid, levensecht. Iemand als
Sredoje, die eigenlijk door een toe
val in het verzet terecht komt. laat
dat het beste zien. "Sredoje Lazukic
beschouwde de bezetting met een
boosaardig genoegen, zoals een erf
genaam naar het lijk van een hoog
hartige grootvader kijkt."
Leven na de oorlog is voor men
sen als Vera en Sredoje onmogelijk.
Sredoje kan zich niet aan de 'gewo
ne' toestand aanpassen; Vera kan
niet wennen aan autoriteiten, beve
len en strakke structuren. Een ver
blijf bij haar moeder in Duitsland is
helemaal geen succes "Vera her
kent die 'Frische und Fröhlichkeit',
het is dezelfde geest die in de kam
pen valse opschriften bedacht voor
blokken, afdelingen, huizen van
plezier, die de bewakers stram in de
maat liet lopen en de wolfshonden
dresseerde om ongehoorzame ge
vangenen het vlees van het lijf te
scheuren. Ze heeft het gevoel dat
heel Duitsland een onmetelijk gek
kenhuis is, waar duizenden en dui
zenden mensen, iedereen zonder
uitzondering consequent en eens
gezind dingen zegt, handelingen
verricht en plannen uitbroedt die
met het gezonde verstand niets te
maken hebben een koude, afgeron
de constructie van de waanzin"
Passages als deze zijn in hun ab
soluutheid uitzonderingen. Tisma
heeft met 'Het gebruik van de mens'
een oorlogsroman geschreven die
boven het eigenlijke onderwerp uit
stijgt. Tom Eekman heeft de roman
zeer leesbaar vertaald of dat ook
trouw aan de tekst is gedaan, kan ik
niet beoordelen. De roman eindigt
met het dagboek waar het mee be
gon' het wordt verbrand door Vera
en Sredoje. "Alleen nog wat na
gloeiende as blijft achter".
JOB DAMEN
Alrksandrr Tisma, llrt gebruik van de
men*. Vit het Scrvnkrnatiaeh vertaald
en met een nawoord van Tom Lokman,
l'itg. Meulrnhoff. 49.50
Ha, die Bagt, ouwe schoutekabou
ter. Mooi boek, jóh, dat 'Duing-
heest'. Ik zeg net tegen Aadje hier
aan de bar 'Wist jij dat die lange
dweil een soort agtiest was? Ik zeg
'Ik loop door de .Venestraat, ik
denk: effe bij Duynstee de bevert
wegwerken, en daar zien ik Ineen
dat boek van Bagt in de etalage leg-
ge. Ik zeg tegen dat gratepakhuis
daar, ik zeg hé, mooie doodgaan
der, geef mij dat boek daar eens. En
ik lees en ik denk krijg nou wat. dat
zal toch niet van die lange brajer we
zen? Maar ja hoor. mooi w. l Bigt
Chabot, het stond er duidelijk op".
II: .'it i' Ai i Kiik t-in. «In- I.in
ge schijf over Duindigt, over de
koegs Daar schijne die moffen in
dertijd zure bomme te hebben afge-
schote. De Engelsen mosten daar de
handel platgooie, maar toen hebbe
die agterlijke die bomme per onge
luk op het Bezuuehout gepleurd
En Bagt gaat dan na de oorlog naar
Duindigt om die handel daar in de
hens te steken". Ik zeg tegen Aad, ik
zeg "We worde beroemp, weet je
dat wij d'r ook nog in voorkomen''
Wat jij altijd zegt als je hier staat te
ruften: Zo, effe me aambeien föh
nen. Staat erin. Je weet niet wat je
meemaak. Hé dooie, geef mij nog
een paar kouwe kletsen. Of nee,
maak d'r maar een paar kopstoten
van. Wat jij Rinus, jenever ken tel"
Maar eh...wat wou ik nou ook al
weer zeggen, Bagt. O ja, je schijf ook
nog over Zandveurt, waar ze mij
toen met die Amerikaan de vouwt
uit me broek hebben gereje tijdens
die slipkugsus. Spannend dat ver
haal, zeg. Most ik meteen weer den
ken aan die coureur die ze met een
plamuurmes van de baan af moste
halen. Hé. Bagt, oudste, dat boek
van jou, als je d'r goed over nadenk
is het mooi, heel mooi. Jij knijs het
v.-el. Bagt. voor mn ben i 1 1 n I
een hele gote. Zeg Bagtolomeus. dat
chlj'.e. brengt d.it 1
Kenne we vast een paar bakkies op
jou rekening neme' He Bagt, oud
ste. het beste met je benen'
CEES VAN HOORE