Treurnis om de leegte van het bestaan OEKEN Een silhouet wordt mens 'Alleen nog wat nagloeiende as blijft achter' Louise O. Fresco's verhalenbundel 'Bambusa' mooi gecomponeerd JAN ARENDS (1925-1974) Ha, die Bagt! ^ULIAIJAL JU btW'LMUkH i5 Neerlands wijzen over de Duitsers Er verschijnt een boekje getiteld 1 Duitsers?! De na-oorlogse Neder- lander denkt dan al gauw aan op het strand uitgevochten territoriale be zitsdrang: de poenige Germaan, met embonpoint dan wel Bier- bauch, ongemanierd, een slag bo vendien dat 'mijn' plekje op het strand inpikt en dat als het niét ge- wichtig doet in een Amsterdams kraakpand overlijdt aan een over- dosis. De omslag van voornoemd boek je lijkt dat beeld te willen bevesti gen: twee Teutoontjes hakken ver woed in op andermans strandkuil. Het zit er al vroeg in, ben je ge neigd te denken, zelfs die kleintjes verbeelden zich dat er tussen mijn en dijn geen verschil bestaat. Pas in tweede instantie valt op dat er in die kuil een bord staat niet met 'Bezet' maar met 'Besetzt'. Wat beduidt dat? Een generatie conflict? Zijn zij de nieuwe bezet ters of willen ze hun bezit op een an dere wijze gehandhaafd zien? Wil dit boek een komisch bedoeld beeld schetsen van het Deutschtum? Helaas. De striptekening luidt niets diverterends in. De gedachte daaraan wordt al gesmoord bij het zien van de maand waarin het boek van de pers rolde: mei 1990, vijftig jaar na het begin van de Tweede We reldoorlog. Wam de Moor, die de re dactie over de bundel had, nam als uitgangspunt de vraag: op welke wijze leeft dat Deutschtum voor hen die én het begin van de oorlog meemaakten én de slechting van de Berlijnse muur; en hoe ervoeren zij de Duitse inval? Dat is een aardig idee. Een negental Nijmeegse studen ten is met dat idee naar Nederlan ders toegestapt die hun sporen op het gebied van kunst wetenschap ruimschoots hebben verdiend. Zij hebben die verhalen opgetekend, en bewerkt. De uitvoering van het aardige idee valt tegen. Om twee re denen. Brakman, Van het Reve en Mulisch, om drie van de geïnter viewden te noemen,^ijn zeer wel in staat hun herinneringen en ver wachtingen zelf te verwoorden. Dat zou wellicht fraai proza hebben op geleverd. Als je er echter negen stu denten op loslaat om hun relaas te bewerken, dan laat het resultaat zich raden: wat rest, zijn bloedeloze verhaaltjes waaraan elke persoonlij ke toets ontbreekt. Marga Minco is de enige die daar niet is ingetrapt: zij voerde zelf de pen. Het tweede bezwaar is van geheel andere aard. De indrukken van het kind zijn altijd gekleurd door wat de volwassene er overheen legt. Dat geeft niks, in tegendeel. Het maakt het juist interessant. De ervaringen van het ene kind leveren immers niet zoveel meer inzichten op dan die van een willekeurig ander, hoe befaamd die ene later ook gewor den is. Dus lees je in Duitsers?! keer op keer dat er al maanden van tevo ren geruchten gingen over een op handen zijnde invasie, dat velen dachten dat Nederland wel weer neutraal zou blijven en dat het de tiende mei zulk onwerkelijk mooi weer was. En werd men wakker van overvliegende bommenwerpers en wist men niet of het Duitsers of En gelsen waren. Ook zat men dikwijls nog lange tijd na de oorlog met am bivalente gevoelens jegens onze Oosterburen. Mijn vader, die nauwelijks weet hoe je 'kunstenaars wetenschap pers' spelt, net met de VUT en nooit verder gekomen dan de fabriekshal, hij zal tegenover het Nijmeegse ne gental precies hetzelfde verhaal op dissen. Maar het moet gezegd: dat de woorden van 'Neerlands wijzen' maar weinig boeien ligt niet aan hen maar aan de opzet van de bundel en aan de knullige behandeling van de tekst. Overigens: wanneer deze geres pecteerde lieden hun verwachtin gen betreffende de Duitse eenwor ding uitspreken, zijn ze eveneens opvallend uniform: met zo'n econo mische grootmacht is het oppassen geblazen. Willem Brakman, doordenkend over die homo economicus, eindigt somber met: "Wij krijgen een nieuw barbarisme, daar ben ik heilig van overtuigd, van een mensentype dat op maat en smaak is afgemaakt voor productie en consumptie met zo groot mogelijke dimensies. Dat is een dreiging". Niet typisch Duits, maar univer seel, helaas. PEER VAN 'T ZELFDE Uitgeverij Prometheus debuteert dit najaar met haar fonds, dat op zijn beurt weer debuten bevat waar onder de verhalenbundel 'Bam busa' van Louise O. Fresco. Fresco publiceerde eerder verhalen in De Gids en Avenue. Prometheus bete kent 'hij die vooruitdenkt'. Ligt in deze bundel een belofte voor de toe komst besloten? 'Bambusa' is zorgvuldig opge bouwd. In de eerste twee verhalen is een ik-verteller aanwezig, de vol gende vier worden gekarakteri seerd door een overwegend perso- nale vertelwijze, de hij-vorm, terwijl het laatste verhaal wordt gedomi neerd door een alwetende verteller. De afstand van lezer tot hoofdperso nage groeit daardoor, identificatie wordt steeds moeilijker. De verha len zijn gecentreerd rond figuren die moeite hebben met het leven. Het eerste verhaal, 'Djitar de bou wer', vertelt de geschiedenis van een architect wiens schepping hem ontglipt. Daarop volgt 'Bambusa polymorpha', een Hamelink-achtig verhaal waarin een collega van de ik, Eugène, zich volledig identifi ceert met zijn troetelkind bamboe, een identificatie die zijn dood tot ge volg zal hebben. 'Afrikaans Para dijs' begint met een mooie eerste alinea, niet voor niets op de achter flap aangehaald. Omringd door de geuren en kleuren van Kenia, be leeft Paula Anderson opnieuw haar verhouding met een Afrikaanse stu dent die vervuld was van het revolu tionaire vuur. Zijn fanatisme is hem noodlottig geworden. Haar herinne ringen leren haar één ding: "Maar ik huil niet om zijn dood, dacht ze plot seling. Ik huil om mijn eigen leven, om de tijd die ik heb verloren." Treurnis om de leegte van het be- Dan volgt een vreemde eend in de bijt. Het vierde verhaal, 'De muziek meester' is duidelijk bedoeld als een scharnierpunt in de bundel, spelend in het begin van de 18de eeuw. Centrale figuur is Domenico Louise O. Fresco: belofte voor de toekomst? Scarlatti, zoon van componist Ales- zich, beschermd door de echtgerto- sandro, levend in de schaduw van te van de Spaanse kroonprins, vol- zijn beroemde vader. Hij voelt er ledig kan wijden aan zijn sonate niets voor om naar de mond van op- het zou hem volstaan om op het drachtgevers te componeren, wil nederige terrein van de sonate niet beperkt worden in zijn creatie- meester te zijn." Dan volgt het beste ve arbeid. Scarlatti kiest, min of verhaal uit de bundel: "Het leven in meer gedwongen, voor een terugge- eigen hand'. De tragiek van de ver trokken leven in Sevilla, waar hij schillende verhaalfiguren tot dan toe is geen enkele keer echt voel baar geweest. Fresco laat in dit ver haal pas zien dat ze meer kan dan ze in de rest van haar bundel toont. De knagende eenzaamheid van Julie, omringd door allerlei zogenaamd 'liefhebbende' mensen, wordt over tuigend weergegeven. De manier waarop ze zichzelf uiteindelijk uit haar eenzaamheid bevrijdt, is ver rassend. De volledige humorloos- heid van de bundel wordt in dit ver haal even doorbroken. Julie leest ondermeer in het tijdschrift Avenue over Indonesië, iets dat door de ver teller. gezien de context ("De artike len gingen over Vulkanen. Mysteri euze Cultuur en Handgemaakte Ba tik."), geïroniseerd wordt. Revolutie en extremisme dragen het verhaal 'Een moment in Lima', een motief dat overigens verschil lende verhalen met elkaar verbindt. De strijd tussen leger en guerilla woedt in alle hevigheid. Journalist Jonathan Hecht vecht zelf een con flict uit tussen rede en emotie. Wat gaat voor? Zijn werk als journalist (rede) of zijn bezorgdheid voor het lot van de strijdster Maria? De bun del wordt besloten met 'De kleur van tijd', een biografie in de no- tedop van Daniel Salman. Binnen het fictionele kader van het verhaal wisselen feit en fictie, fictie in het kwadraat dus, elkaar af. Feiten ver tellen slechts een deel van het men senleven, de rest moet worden inge vuld met gedachten en emoties. De vrijheid van een auteur bestaat erin leemtes op te vullen: dat is schrij verschap. 'De kleur van tijd' is een mengeling van feitelijke en fictieve biografie. Fresco heeft haar huiswerk goed gedaan: ze schrijft en componeert zorgvuldig. Maar er is meer nodig voor een goed verhaal. De auteur weet, op het verhaal 'Het leven in ei gen hand' na, ernst en uitwerking van de problematiek niet met elkaar in evenwicht te brengen. Fresco kan de tragiek die zich meester maakt van haar verhaalfiguren niet op de lezer overbrengen ze mist overtuigingskracht. Uit de zojuist genoemde uitzondering blijkt ech ter dat ze over mogelijkheden be schikt om de balans te herstellen. REINOLD VUGS 'Hondsgras', debuut Raymond Queneau (1903-1976) vertaald Op initiatief van de vertaler Jan Pie- ter van der Sterre verscheen bij De Bezige Bij de eerste roman van Ray mond Queneau, 'Le Chiendent', 'vertaald onder de titel 'Hondsgras'. Het is merkwaardig dat de roman, die uit 1933 dateert, nu pas is ver taald. Wat meer durf had De Bezige Bij niet misstaan, omdat eerder ver taalde werken als 'Stijloefeningen' en 'Zazie in de métro' veel succes hebben gehad. De Franse schrijver Raymond Queneau (1903-1976) werd in de ja ren twintig sterk beïinvloed door het surrealisme, de kunststroming die zoveel belangstelling had voor de werking van het onderbewuste van de mens. Hoewel hij in 1929 met het surrealisme als stroming brak, zien we elementen ervan in al zijn boeken terug. Queneau was gefascineerd door taalgewoonten en door taal in het al gemeen. Een treffend voorbeeld hiervan is zijn belangstelling voor zijn eigen naam, die in het oudfrans zowel 'eik' als 'hond' schijnt te bete kenen. Deze belangstelling droeg hij ook over op zijn literaire werk, waarin op cruciale momenten eiken en honden opduiken. 'Hondsgras' vormt daarop geen uitzondering. Door zijn virtuoze taalgebruik is Queneau moeilijk te vertalen. Jan Pieter van der Sterre is hierin toch uitstekend geslaagd. Het is opmerkelijk dat 'Honds gras', hoewel een eersteling, geheel vrij is van debuutachtige kinder ziekten. Het is een in alle opzichten volwassen roman, die bij verschij nen als zeer experimenteel werd er varen en waarin vele kenmerken van Queneau's latere werk al voor komen. Zo is er de hechte structuur, de fascinatie voor eigenaardige spelling ("dabblovik"), gebruik van de volkstaal en de afwisseling van stijlen: droom, brief, feuilleton, krantebericht, oorlogsbulletin, mo nologue intérieur. Ook zijn de the ma's en figuren uit zijn latere werk er al in te vinden: de vriendelijk-va- ge hoofdpersoon, brutale, libidineu- ze pubers, Parijs en zijn buitenwij ken, mensen die elkaar observeren in metro's en treinen en natuurlijk eiken en honden. De hechte structuur van 'Honds gras' zou lezers kunnen afschrik ken. Inderdaad krijgt de lezer aan vankelijk het gevoel alsof hij meer met een vormexperiment te maken heeft dan met een verhaal, maar dit gevoel verdwijnt snel nadat de hoofdpersonen zijn geiintrodu- ceerd. Dan krijgt het verhaal vaart en is de structuur niet meer hinder lijk. De hoofdpersoon van 'Honds gras' is aanvankelijk geen mens, maar een silhouet, dat op een kre dietkantoor werkt, een vrouw en een (stief)zoon heeft en dat in een half afgebouwd huis aan de rand van Parijs woont. Op een zekere dag krijgt het silhouet ineens de behoef te om iets ongewoons te doen: het kijkt in een etalage waar twee speel goedeendjes in een met water ge vulde hoed drijven. Terwijl het sil houet zich afvraagt wat dit te bete kenen heeft, verandert het in een echt personage met de naam Etien- ne Marcel. En dan volgt er een maal stroom van gebeurtenissen. Marcel krijgt belangstelling voor mensen om hem heen en zij raken ook in hem geïnteresseerd. Zo komt hij in contact met iemand die zijn miraculeuze 'driedimensionalise- ring' meemaakt en met wie hij be vriend raakt; krijgt zijn zoon een he kel aan hem en krijgt hij te maken met een man die zijn zoon wil op hangen (aan een eik). Verder ont moet hij een kwaadaardige aborteu- se die vermoedt dat Marcel achter de schat van een berooide zonder ling aanzit. Zij besluit Marcel vóór te zijn. Wat dan volgt, is een verma kelijke aaneenschakeling van mis verstanden, verrassingen en bizarre gebeurtenissen, waarbij onder an dere een poedel, die in een pas ge dolven graf valt, een hoofdrol speelt. Zoals hierboven weergegeven lijkt het verhaal wellicht gezocht en mogelijk zelfs banaal. Maar dat is het absoluut niet. Queneau kan diepzinnig zijn zonder duister of vervelend te worden. Hij weet zijn karakters volstrekt natuurlijke ge dachten, motieven en emoties mee te geven. Zijn humor is soms wat Raymond Queneau: een poedel als personage. aan de melige kant, maar nooit plat of idioot. Bovendien heeft hij het vermogen allerlei stijlen op zowel ironische als serieuze wijze te beoe fenen. Neem nu het volgende be richt, dat door één van de persona ges wordt aangetroffen in een regio naal dagblad tijdens de komkom mertijd. (Maar bij Queneau is er al tijd meer aan de hand). "Een erewijn is gisterenavond aangeboden om de veertig jaar dienst te vieren van Ruw Agrikool, postbode te Ogen-Wit. De burge meester improviseerde een korte speech waar een gezellige gemoede lijkheid uit sprak. In het gezelschap heerste onophoudelijk een uiterst hartelijke gezelligheid. Aan het eind van de gezellige avond waagde men een dansje. De volgende dag hervatte Ruw Agrikool zijn dienst met de woorden: Op naar de vijftig! Deze gezellige uitspraak leverde hem het applaus op van het hele dorp dat toegestroomd was bij zijn gezellige woonst". WILFRED SIMONS Raymond Queneau. 'HondvRras'. Voor zien van een nawoord door de auteur. De Bes!ge Bij I9M. Wie brood uit de goot haalt buigt voor zijn eten. Ik sta op straat. Ik heb geen eten. Ik heb geen onderdak een bedelaar Ik schaam mij omdat ik geen kwartje heb. Jan Arends. die in 1974 met een sprong uit het raam een eind aan zijn leven maakte, heeft in het Nederlands taalgebied zijn gelij- ly niet. Znn pofizie is. althans wat de vorm betreft, 'broodma ger'. 'Ik schrijf gedichten als dunne bomen. Om pijn te schrij ven heb je weinig woorden no dig'. zo luidt een van de strofes uit 'Lunchpauzegedichten'. Na verschijning van zijn verhalen bundel 'Keefman'. een aan klacht tegen de psychiatrie, kwam er opeens grote aandacht voor het werk van deze eenling in de letteren. Bovenstaande twee gedichten komen uit het 'Verzameld werk' van Jan Arends (Bezige Bij. ISBN 9023408535). Het gedicht over het brood uit de goot is een van de navrantste verzen uit de Nederlandse lite ratuur. Hier is iemand aan het woord die zich schaamt voor zijn armoede. Hij beschuldigt niet, nee hij 'verzint' een excuus voor zijn armoede, terwijl dat excuus natuurlijk juist door de genen die in welstand leven zou moeten worden gegeven. Ik zou deze paar regels graag gebeiteld willen zien in de muur van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Al was het al leen maar om de herinnering aan Arends werk levendig te houden. De vertaling van het boek 'Upotre- ba coveka' van de Joegoslavische schrijver Aleksandar Tisma zal niet snel prijken in de top tien van de meest verkochte boeken in Neder land. Toch zou het me niet verbazen als het boek (nu door Tom Eekman vertaald als 'Het gebruik van de mens') in andere lijstjes wél zal op duiken. In de top tien van de meest gewaardeerde boeken van het jaar bijvoorbeeld. Kan dat eigenlijk nog wel, een boek over de Tweede Wereldoor log? Alles is toch al uitentreuren be schreven; nieuwe verschrikkingen lijken niet meer mogelijk. Tisma weet de oorlogsperiode zo te be schrijven dat die oorlog de lezer beetgrijpt. Dat komt door twee za ken. het perspectief dat hij ge bruikt, is anders: geen getuigenis, geen koel verslag. En Tisma maakt de oorlog tot een deel van het ge heel: de menselijke staat. Hij doet dat op een eigenlijk zeer simpele manier. In het eerste hoofdstuk van "Het gebruik van de mens" ma noeuvreert hij een klein element het boek in en bouwt daarmee zijn re laas snel op. Dat kleine element is niet origi neel. Een dagboek komt meer in oorlogsliteratuur voor, maar dit dagboek eindigt al in 1940. Het dag boek is geschreven door de Duitse lerares Fraulein Drentvensek, die privé- les geeft in Novi Sad (ten noorden van Belgrado). Haar dag boek wordt na haar dood in 1940 ge vonden door haar leerlinge Vera Kroner en (opnieuw) in 1944 door Vera's vriend Sredoje Lazukic als hij als partizaans soldaat Novi Sad binnentrekt. In het eerste hoofd stuk ligt ook de verminkte Milinko Bozic. De lezer kent dan de hoofd- Aleksandar Tisma: heel Duitsland een onmetelijk gekkenhuis. personen en een deel van de afloop het boek kan beginnen. De hoofdpersonen maken deel uit van een groter geheel. Ook de lotgevallen van hun omgeving, vrienden en familie worden uitge breid beschreven. De twee hoofd personen komen de oorlog op ver schillende manieren door. Vera wordt gedwongen kamphoer in Auschwitz; Sredoje achtereenvol gens zwarthandelaar, tolk voor de Duitsers en Partizaan. Tisma heeft daarmee de gelegenheid alle facet ten van de oorlog te beschrijven: het leven in de concentratiekampen (een verschrikkelijk aangrijpend hoofdstuk, zogenaamd door Vera geschreven); de Duitsers in Joego slavië (Sredoje als assistent van de Duitse inlichtingen-officier Wal- denheim; een verwijzing naar de la tere secretaris van de Verenigde Na ties?); het leven van gewone bur gers op de vlucht in het begin van de oorlog; executies (gezien door Sredoje of verteld oor Vera's neef, de SS-er Sep Lenart) en collabora tie. Tisma laat de hoofdstukken el kaar als scènes afwisselen, de ro man volgt maar voor een deel het gewone tijdsverloop; grotendeels is "Het gebruik van de mens" rondom de hoofdfiguren geconstreerd. Hun belevenissen en het effect dat zij hebben op het leven is belangrijker dan het toevallige tijdstip waarop een gebeurtenis plaats heeft. De en kele thematische hoofdstukken met een zeer korte eerste zin ('Avondlijke scheidingen.' 'Licha men.' 'Straattaferelen.' 'Natuurlijk en gewelddadig sterven.') zijn extra opvallend in laatstgenoemd hoofd stuk wordt bijvoorbeeld de dood van acht mensen uit het boek achter elkaar beschreven. In deze roman zijn de optredende personen, juist door hun gecompli ceerdheid, levensecht. Iemand als Sredoje, die eigenlijk door een toe val in het verzet terecht komt. laat dat het beste zien. "Sredoje Lazukic beschouwde de bezetting met een boosaardig genoegen, zoals een erf genaam naar het lijk van een hoog hartige grootvader kijkt." Leven na de oorlog is voor men sen als Vera en Sredoje onmogelijk. Sredoje kan zich niet aan de 'gewo ne' toestand aanpassen; Vera kan niet wennen aan autoriteiten, beve len en strakke structuren. Een ver blijf bij haar moeder in Duitsland is helemaal geen succes "Vera her kent die 'Frische und Fröhlichkeit', het is dezelfde geest die in de kam pen valse opschriften bedacht voor blokken, afdelingen, huizen van plezier, die de bewakers stram in de maat liet lopen en de wolfshonden dresseerde om ongehoorzame ge vangenen het vlees van het lijf te scheuren. Ze heeft het gevoel dat heel Duitsland een onmetelijk gek kenhuis is, waar duizenden en dui zenden mensen, iedereen zonder uitzondering consequent en eens gezind dingen zegt, handelingen verricht en plannen uitbroedt die met het gezonde verstand niets te maken hebben een koude, afgeron de constructie van de waanzin" Passages als deze zijn in hun ab soluutheid uitzonderingen. Tisma heeft met 'Het gebruik van de mens' een oorlogsroman geschreven die boven het eigenlijke onderwerp uit stijgt. Tom Eekman heeft de roman zeer leesbaar vertaald of dat ook trouw aan de tekst is gedaan, kan ik niet beoordelen. De roman eindigt met het dagboek waar het mee be gon' het wordt verbrand door Vera en Sredoje. "Alleen nog wat na gloeiende as blijft achter". JOB DAMEN Alrksandrr Tisma, llrt gebruik van de men*. Vit het Scrvnkrnatiaeh vertaald en met een nawoord van Tom Lokman, l'itg. Meulrnhoff. 49.50 Ha, die Bagt, ouwe schoutekabou ter. Mooi boek, jóh, dat 'Duing- heest'. Ik zeg net tegen Aadje hier aan de bar 'Wist jij dat die lange dweil een soort agtiest was? Ik zeg 'Ik loop door de .Venestraat, ik denk: effe bij Duynstee de bevert wegwerken, en daar zien ik Ineen dat boek van Bagt in de etalage leg- ge. Ik zeg tegen dat gratepakhuis daar, ik zeg hé, mooie doodgaan der, geef mij dat boek daar eens. En ik lees en ik denk krijg nou wat. dat zal toch niet van die lange brajer we zen? Maar ja hoor. mooi w. l Bigt Chabot, het stond er duidelijk op". II: .'it i' Ai i Kiik t-in. «In- I.in ge schijf over Duindigt, over de koegs Daar schijne die moffen in dertijd zure bomme te hebben afge- schote. De Engelsen mosten daar de handel platgooie, maar toen hebbe die agterlijke die bomme per onge luk op het Bezuuehout gepleurd En Bagt gaat dan na de oorlog naar Duindigt om die handel daar in de hens te steken". Ik zeg tegen Aad, ik zeg "We worde beroemp, weet je dat wij d'r ook nog in voorkomen'' Wat jij altijd zegt als je hier staat te ruften: Zo, effe me aambeien föh nen. Staat erin. Je weet niet wat je meemaak. Hé dooie, geef mij nog een paar kouwe kletsen. Of nee, maak d'r maar een paar kopstoten van. Wat jij Rinus, jenever ken tel" Maar eh...wat wou ik nou ook al weer zeggen, Bagt. O ja, je schijf ook nog over Zandveurt, waar ze mij toen met die Amerikaan de vouwt uit me broek hebben gereje tijdens die slipkugsus. Spannend dat ver haal, zeg. Most ik meteen weer den ken aan die coureur die ze met een plamuurmes van de baan af moste halen. Hé. Bagt, oudste, dat boek van jou, als je d'r goed over nadenk is het mooi, heel mooi. Jij knijs het v.-el. Bagt. voor mn ben i 1 1 n I een hele gote. Zeg Bagtolomeus. dat chlj'.e. brengt d.it 1 Kenne we vast een paar bakkies op jou rekening neme' He Bagt, oud ste. het beste met je benen' CEES VAN HOORE

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 23