Apartheid schiet wortel in Zuiditaliaanse tomatenpluk Vhwhtelingendrama in de woestijn Agressie tegen Afrikanen maakt plaats voor alledaagse discriminatie SPELEN PAGINA 2 ZATERDAG 8 SEPTEMBER 1990 - - V '-Vi-V' t. "Ten opzichte van vorig jaar is hier wel iets verbeterd", zegt Gabriël. Hij was me en thousiast om de nek geval len toen ik hem dit jaar op nieuw in het Zuid-Italiaanse stadje Villa Literno ont moette. Gabriël komt uit Se negal waar hij Arabische ta len studeerde. Sinds drie jaar leeft hij als immigrant in Italië omdat hij in zijn eigen land geen werk kan vinden. Tegen betaling van 5000 gul den is hij verstopt in het ruim van een schip het land binnengekomen. Nu heeft hij een verblijfsvergunning, een zwerend been, en enige ervaring in wat het betekent om als 'zwarte' in Italië le ven. Ik kom hem tegen op hetzelfde veldje aan de rand van de stad waar ik hem vorig jaar heb leren kennen. Een kaalgeslagen vlakte vol on kruid en afval, waar ongeveer vijftig Afrikaanse immigranten zich op maken voor de nacht. Met stukken plastic en golfplaat hebben ze een constructie gemaakt waarin enke len van hen kunnen slapen. De rest slaapt buiten in de open lucht. Tegen de achtergrond zijn de om trekken te zien van de verweerde huizen van het stadje. Over de land weg rijden auto's met hoog opgesta pelde kisten tomaten. De zon staat al laag. Het stikt van de vliegen. Gabriël raapt een paar stukken karton op die hij tegen elkaar legt om te fungeren als 'matras". Dan doet hij zijn sandalen uit, vouwt zijn trui eromheen, en installeert het pakketje dat als hoofdkussen dienst moet doen. Op een omgekeerde verfbus stalt hij zijn avondmaal uit: brood, kaas, en - natuurlijk - toma ten. "Vorig jaar mochten we niet in de winkels komen", vertelt hij, "Het was heel moeilijk om aan eten te ko men. En ze wilden ons ook geen wa ter geven. Ze roepen nu nog steeds dat we 'vuile beesten' zijn. Maar ze roepen het niet zo hard meer. En in de meeste winkels mogen we nu wel komen. Dat is al een heel ver schil". Gabriël vertelt dat zwarte mensen in Villa Literno weliswaar maar met één of twee tegelijk de winkels in mogen. "Anders gaat het er teveel stinken, he?", lacht hij. Hij vertelt ook dat sommige winkeliers en bar- eigenaars nog steeds alleen aan de achterdeur aan 'zwarten' willen ver kopen, en dat ze steevast het dubbe le van de prijs rekenen die ze aan blanke bewoners vragen. "Toch heb ik het idee dat de bevolking van Villa Literno langzamerhand begint te beseffen dat ze ons niet kunnen uitroeien", zegt Gabriël peinzend. Wat plastic en golfplaten dienen als onderkomen voor de meeste Afrikaanse immigranten. In de kroeg mogen ze inmiddels ook komen, al moeten ze zich behelpen met plastic bekertjes. "Dat is nu eenmaal tegen de ziektes". (foto's GPD) Handelswaar Sinds jaar en dag trekken in de zo mermaanden honderden Afrikaan se immigranten naar Villa Literno om er als dagloners te werken tij dens de perzikkenoogst en de toma tenpluk. Tien tot veertien uur wer ken per dag op de hete velden. Een betaling die vele malen lager ligt dan het loon dat een blanke krijgt. En een behandeling die soms den ken aan de vroege slavernij in Ame rika. Met vrachtwagentjes en traktoren rijden de blanke boeren uit de om trek elke ochtend vroeg naar het centrale plein van Villa Literno. Daar ronselen ze hun handelswaar: "Springen vuilakken, spring dan". Zo heb ik boeren luid schreeuwend op de wachtende mensen op het plein zien inrijden. Plotseling stop pend en dan weer keihard optrek kend, zodat alleen degenen die het hardst konden rennen de kans kre gen om die dag te werken. Ik heb boeren gezien die twintig mensen op het plein in een rij zet ten. Met hun vrachtauto's reden ze dan langzaam langs die rij en vanuit het raampje betastten ze de armen om te kijken wie de stevigste spie ren had. Ik heb gezien hoe mensen 's avonds na een hele dag werk van de vrachtwagens werden afgetrapt, zonder betaling, of met maar de helft van het loon wat hun 's och tends was beloofd. Ik heb ook man nen gezien die geslagen werden en door boeren en koppelbazen met pistolen werden bedreigd werden. Stinken "lei tout les jours il y a un homme qui meurt", had André, een Alge rijnse jongen vorig jaar gezegd. "El ke dag sterft hier een mens". Ik dacht toen dat hij de vernederingen bedoelde. De uitbuiting en het ra cisme. "Ik verzeker u dat dit zijn geen mensen meer zijn", verklaarde de eigenaresse van de bar op het plein immers aan iedereen die het wilde horen, toen wij haar vroegen waar om ze zwarte mensen zoals André geen water wilde geven. "Ze urine ren, ze stinken en ze zijn gevaar lijk", luidde haar stelling. "Met dat ras om ons heen valt niet te leven. Want zelfs een varken wast zich nog af en toe". Pas toen ik met André langs de hoofdweg liep, op weg naar zijn 'vil la', een krot in de velden, begreep ik wat hij met zijn zin bedoelde. Ach ter ons hoorden we luid getoeter. We keken om en ik zag twee auto's vol jongens uit Villa Literno recht op ons afrijden. Ze riepen obscene woorden en maakten gebaren met hun vingers. André trok me de berm in. Pas toen ze voorbij waren be greep ik dat ze ons werkelijk had den willen overrijden. "Dat is het nieuwste spelletje", verklaarde An dré. "Proberen zo veel mogelijk 'zwarten' te raken. Wij moeten dan rennen voor ons leven en op tijd de berm induiken. Maar soms loopt het verkeerd af'. André vertelde hoe de Afrikaanse immigranten in de velden en de ba rakken nog maar een paar uur per nacht durfden te slapen, "omdat we bang zijn dat ze komen om ons te slaan, ons geld te stelen en onze pas poorten af te nemen". Vermoord Het was in dat klimaat dat op 25 au gustus vorig jaar de uit Zuid-Afrika afkomstige zwarte landarbeider Jerry Essan Masslo werd vermoord. Hij werd vermoord door een groep gewapende mannen toen hij met een twintigtal anderen lag te slapen bij een hut in de velden bij Villa Li terno. De mannen wilden het geld dat de immigranten hadden ver diend. "Ze riepen 'vuile negers'. Ze schopten, ze trapten, en ze sloegen met hun geweren", zo vertelden de vrienden van Jerry Masslo later. "Ze probeerden overal naar ons geld te zoeken. Misschien gaf Jerry niet snel genoeg zijn geld, of mis schien hadden ze van tevoren al be sloten om te moorden. In elk geval hebben ze op hem geschoten. Drie kogels in zijn borst. Hij had zijn handen omhoog". Een paar dagen later vond in Villa Literno de begrafenis van Jerry Masslo plaats. De bisschop die de begrafenisplechtigheid leidde noemde de moord een 'kwajon gensstreek' die 'niets met racisme te maken heeft'. Niet Jerry Masslo, maar de bevolking van Villa Literno was het slachtoffer. "We zijn het slachtoffer van een onhoudbaar ho ge concentratie van 'dat soort men sen' in onze streek", zei de bisschop. Ook de burgemeester van Villa Literno liet zich op de begrafenis horen. "Zij eruit of wij eruit", was de oplossing die hij voorstelde. En ook verplichte aids-tests "omdat ie dereen weet dat negers ziektes uit Afrika meebrengen, en dat bete kent voor onze bevolking een on toelaatbaar hoog risico". Symbool 'Dorp van de solidariteit: Jerry Mas slo', staat er nu in grote rode letters geschreven op de golfplaten omhei ning van een klein kamp met 80 ten ten. Het kamp ligt recht tegenover de begraafplaats waar Jerry vorig jaar werd begraven. Ondanks de vij andigheid van de bevolking, en on danks het feit dat Jerry Masslo ze ker niet de eerste immigrant is die in Villa Literno werd vermoord, is de moord op Jerry Essan Masslo in Italië een symbool geworden. De moord bracht in Italië een schokreactie teweeg. Voor het eerst werd er in de Italiaanse pers over ra cisme gesproken, en werden ook de omstandigheden beschreven waar in de meer dan 4000 Afrikaanse im migranten in Villa Literno gedwon gen worden te leven. Dit bracht de Italiaanse vakbewe ging, en de anti-racistische jonge renorganisatie 'Nero non solo' ('Zwart niet alleen') op het idee om dit jaar tijdens de tomatenpluk in Villa Literno 'iets te doen' waardoor "de bevolking en de autoriteiten zien dat er zelfs met weinig midde len iets aan de situatie valt te verbe teren". Driehonderd slaapplaatsen in de tenten, een warme maaltijd voor vierhonderd mensen, een rijtje WC's, en een lange wasbak. Dat zijn de 'voorzieningen' die het kamp te bieden heeft. Voof de de duizenden immigranten in Villa Literno is het een druppel op een gloeiende plaat. Toch heeft de aanwezigheid van het kamp iets betekend. Plastic "Het kamp biedt ons een veilig punt", zegt Gabriel, wanneer hij na zijn 'avondmaal' een stuk plastic over zich heentrekt. "We weten nu dat we ergens naartoe kunnen gaan". Hij vertelt hoe een van de eerste dagen dat het kamp was neer gezet een jonge immigrant door een boer met een bijl werd vermoord. "We vreesden nog meer van dit soort acties. De meesten van ons zijn toen zo dicht mogelijk in de buurt van het kamp gaan slapen. Daar stond tenminste een politieau to, en er is ook een dokter en een ambulance voor als er iets gebeurt". Niet alleen voor de immigranten, maar ook voor de inwoners van Vil la Literno heeft de aanwezigheid van het kamp iets veranderd. "Er zijn goeien bij en er zijn slechten bij", zegt de vrouw van de bar op het plein nu. "Stinken" doen ze wat haar betreft nog steeds, en ze zullen altijd wel "beesten" blijven. Maar de kassa in haar bar rinkelt vrolijk. Iedereen mag nu binnen komen, en iedereen mag "consumeren". Zwar te mensen krijgen plastic bekertjes en witte mensen echte glazen. "Dat is nu eenmaal tegen de ziektes". Die avond giet haar man een blik benzine uit op het veldje waar Ga briël slaapt. "Zwart of wit. We zijn nu eenmaal allemaal mensen", had hij gezegd. Achter zijn bar heeft hij zelfs een paar douches gebouwd. Vierduizend lire, 6 gulden voor het nemen van een douche. In Frans, het Engels en in het Arabisch heeft hij bordje erop gespijkerd. Opruimen Plotseling staat veldje in lichter laaie. Een harde wind wakkert het aan. Uit het kamp komen jongeren aanrennen met een grote rode brandblusser. "Maak je geen zor gen", roept de man uit de verte. "De wind staat niet jullie richting op. Het kamp is veilig. Ik moet hier al leen wat opruimen. We moeten wel zorgen dat het hier netjes blijft.' Door de rook en de vlammen heen zie ik Gabriël zijn spullen bijelkaar grissen, en wegrennen door de vel den. Jerry Masslo leeft voort in de gedachten van de immigranten in Villa Li terno. De racistische moord bracht een schok teweeg in Italië. Mijn telefoongesprek met Nederland komt pas tot stand nadat ik driemaal verkeerd ben verbonden, eenmaal ongevraagd de weersvoorspelling heb doorgekregen en eenmaal dat agressieve signaal dat me schijnt toe te roepen: 'Waar ben je aan begonnen?'. Het gesprek, eindelijk tot stand gekomen, wordt na een minuut afgebroken. Opnieuw beginnen dus. Zulke momen ten overleef ik door te prevelen: nog een paar weken, dan is het 18 september. Om twaalf uur Griekse tijd komt die dag het bericht uit Tokio. De 88 leden van het Olympisch Comité hebben dan gestemd over de vraag, waar de Olympische Spelen van 1996 worden gehouden. Athene verwacht er al bij de eerste stemming uit te komen, omdat ook een eeuw tevoren, in 1896, de nieuwe Olympische Spelen in deze stad begonnen. Het heeft daar een historisch recht op. Wat heeft dat met die telefoonellende te maken? Alles. Het is immers zonneklaar dat Griekenland met het huidige net. waarmee allerlei Afrikaanse hoofdsteden succesvol zouden kunnen concurreren, de Olympische Spelen niet zou kunnen houden. Binnen zes jaar zullen we een voorbeeldig digitaal stelsel moeten krijgen, en dat niet alleen. Als de Olympische Spelen er komen, krijgen we ook een metro waar al dertig jaar over wordt gedelibereerd, hel tweede vliegveld bij Spata.een snelle spoorwegverbinding met Tessaloniki en ga zo maar door. Waf een weelde. Hoewel: de Atheense luchtvervuiling is natuurlijk niet zomaar op Olympisch commando weg te krijgen. En het watertekort lijkt vooralsnog jaar in jaar uit te verergeren. De Griekse kranten staan vol bittere grapjes over de vraag, hoe er. in 1996 Olympisch gezwommen zal moeten worden, en gekanood. Laten ze het in Tokio niet horen, voor de 18e september. De pers komt de laatste dagen ook meer en meer met speculaties over de samenstelling van het illustere college aldaar. De ouderen, en die maken bijna de helft uit, zouden geneigd zijn, gevoelsargumenten te laten prevaleren, en daar moet Athene het van hebben. Speelden de telefoon en andere verbindingen een rol bij de spelen van 1896? Om van de klassieken nog maar te zwijgen. Het prachtige marmeren stadion, gebruikt voor de spelen van 100 jaar geleden, mag er in 1996 niet werkeloos bij liggen. Onder de wat jongere comitéleden zouden nogal wat technocraten zijn die Athene zien als de minst geschikte stad voor deze spelen en de voorkeur geven aan Alberta of Melbourne. Na Barcelona (1992) is Europa ook niet meer aan de beurt, redeneren zij nuchter. Maar de Griekse hoop blijft gericht op de voorzitter van het Olympisch Comité, Samaranch, die op gezette tijden in Athene wordt onthaald. Vorige week was hij er weer, maar er liep iets mts. Samaranch gaf de wens te kennen, de tentoonstelling te bezichtigen die aan de Spelen is gewijd en die is uitgestald in het voormalig parlementsgebouw. Hij werd daarheen gebracht, maar de zaak bleek gesloten en de concierge nergens te vinden. Om de tijd te doden, trok het gezelschap naar het ministerie van cultuur dat daar vlak in de buurt is maar waar de liften niet werkten. Na een uurtje ging men weer terug naar de tentoonstelling die echter nog steeds potdicht bleek. Dan maar een kopje koff ie gedronken in de belendende lunchroom. Eindelijk kwam de concierge met de sleutel. Waar hij al die tijd was? Simpel: het verkeer zat muurvast op de Boulevard Patision. Toch geldt Samaranch geldt steeds als pro-Athene. AL RUWEISHED Met de ,'J, - ogen dicht steunt hij op een vriend. De lippen zijn gebar sten. Nog net is zichtbaar dat deze vluchteling uit Srilanka van nature zwart haar heeft. Een dikke laag geel-bruin stof bedekt het verwarde kapsel. De harde wind in deze godver laten woestijn aan de grens met Irak veroorzaakt achter een wervelingen van fijn, snijdend zand. Wie erin te rechtkomt, kan niet meer ade men of de ogen open houden. In het niemandsland tussen Jordanië en Iraq ondergaan zo'n 70.000 uit Kuwayt en Irak gevluchte Aziaten deze ver schrikkingen. Op de tast bereiken de doodzieke Srilankaan en zijn vriend de hospi taaltent. Wanneer de helper hem loslaat, valt hij bewusteloos op de grond. Uitgeput en uitgedroogd. Eén van de vijf Jordaanse artsen van het Shaalan I-kamp snelt toe, draagt hem met enkele vrijwilligers van de Rode Halve Maan naar een stretcher en brengt een infuus aan. "Als er voor het donker nog geen water naar dit kamp is gebracht, zullen er vannacht mensen ster ven", zegt dokter Khaled Abu Hali- meh uit Amman. "Er is hier geen water, geen voedsel, nauwelijks me dicijnen en veel te weinig tenten. Voor de ogen van de wereld speelt zich een vreselijk drama af. Ik smeek iedere buitenlandse journa list en televisieploeg om over deze rampzalige situatie te berichten. Misschien dat we dan eindelijk meer hulp krijgen". Van overdrijven kan dokter Hali- meh niet worden beschuldigd. De tot nu toe geboden internationale hulp is lang niet toereikend om deze exodus op te vangen, laat staan te verwerken. Nog elke dag stromen tienduizenden vluchtelingen Jorda nië binnen. Waren het de eerste twee weken van de Golfcrisis vooral Egyptenaren, nu zijn het Indiërs, Pakistanen, Filipijnen en bewoners van het straatarme Bangladesj. Chaos Berooid, sterk vermagerd en wan hopig wachten tienduizenden al meer dan zeven dagen op verder transport naar Amman. In de Jordaanse hoofdstad is geen school, moskee, kerk of fabriekshal meer Kamp Shaalan 1. Geen water, geen voedsel, nauwelijks medicijnen en veel te weinig tenten. "Voor de ogen van de wereld speelt zich hier een vreselijk drama af'- beschikbaar. Wat rest is de woestijn rond het grensplaatsje Al Ru- weished, de opvangkampen Shaalan I en II. Het eerste ligt op 9 kilometer van de grens met Irak. De 60.000 vluchtelingen in dit kamp zijn er het slechtst aan toe. De chaos is er compleet. Slechts één op de drie vluchtelingen heeft de beschikking over een tent; voor zieningen zijn er nauwelijks. Reser voirs waarin water kan worden op geslagen ontbreken. Meer dan een dag geleden hebben voor het laatst enkele tankauto's dit kamp bereikt en de emmers van de vluchtelingen gevuld. Maar in de hitte is een ge middelde van vijf liter water per persoon per dag volstrekt onvol doende. Bovendien maken de zand stormen het water ondrinkbaar. Met de aanvoer van voedsel is het al eveneens treurig gesteld. Woens dagmorgen heeft iedere vluchteling een arabisch broodje, een tomaat en een beetje yoghurt gekregen. Er wordt zichtbaar honger geleden. Uitpuilende ogen onder diepe wal len zijn daar het bewijs voor. Het afval is een ander probleem. Weliswaar is het eten schaars, maar tienduizenden lege bekertjes en an dere rondwaaiende rotzooi veran deren het povere kamp al snel in een vuilnisbelt. En daarop brengen de daklozen de nacht door, vaak zonder dekens. Het eigenaardige van de woestijn is dat je er overdag bijna stikt van de hitte en 's nachts krimpt van de kou. Orde op zaken In het kamp Shaalan II, zo'n 20 kilo meter zuidelijker, is het beter ge steld. Tenminste, in vergelijking met de doffe ellende in kamp I. Dat is de verdienste van het team van Artsen zonder Grenzen. Op wester se, efficiënte wijze hebben twee art sen, drie verpleegkundigen en zes logistieke medewerkers er de afge lopen dagen enige orde op zaken ge steld. De Nederlandse tropenarts Lou Bartels (35) uit Amsterdam werkt er nu twee weken en heeft al heel veel ten goede zien veranderen. "Behal ve dat we hier slechts met tiendui zend vluchtelingen te maken heb ben, zijn er geen water- of voedsel problemen. Het is geen vetpot, maar elke dag wordt er eten ge bracht. Het is net te veel om eraan dood te gaan. Verder hebben we hier plastic watertanks. De laatste dagen is de aanvoer zó goed gere (foto AP) geld, dat mensen zich er ook mee kunnen wassen". Een paar dagen geleden ontston den er onlusten. Indiërs gingen met Filipijnen op de vuist. Er was ruzie ontstaan over de voedsel- en water verdeling. Het probleem is inmid dels opgelost. In een vergadering met vertegenwoordigers van de ver schillende nationaliteiten zijn lei ders aangewezen die voor orde en rust moeten zorgen. Bartels: "Na een dag werkte'het perfect. Elk land kreeg zijn eigen tent, met de nationale vlag op de tentstok. De leiders legden een ad ministratie met namen en de tent- nummers aan, zodat iedereen mak kelijk is op te sporen. Er zijn nu lijs ten gemaakt met namen van de vluchtelingen die voor het eerstvol gende transport naar Amman in aanmerking komen. Geen gedrang en gevechten meer bij de bussen. Ie dereen wordt op tijd opgeroepen en netjes in een rij voor de tent van het opperhoofd gezet". Bij toerbeurt hebben de vluchtin gen surveillancedienst. Ze houden dan toezicht bij de watertanks en vermanen eenieder die het kostbare vocht verspilt. Een Indiër die denkt dat hem een bad toekomt, wordt on verbiddelijk verwijderd. Het stof mag hij van het lijf spoelen, meer ook niet. Er wordt streng toegezien op het opruimen van het afval. Als er een vrachtauto met voedsel arri veert, staat iedereen in het gelid wacht z'n beurt afwachten. Schijtveld Opvallend genoeg zijn er geen sani taire problemen. "De woestijn is een groot schijtveld", zegt Bartels. "WC-hokjes of het graven van latri nes zijn hier niet nodig. De ontlas ting is door de hitte binnen 24 uur een harde hoop en de urine ver dampt bij wijze van spreken waar je bij staat. Bovendien verlies je hier zoveel lichaamsvocht dat je nauwe lijks hoeft te plassen. Alleen voor de vrouwen in het kamp zijn wat hok jes gemaakt". Hoewel er voorlopig geen gevaar is voor het uitbreken van cholera of een andere ziektes, hebben de art sen toch handen vol werk. "Lucht weginfecties kopten het meest voor", vertelt dr. Bartels. "De weer stand van de vluchtelingen is fors afgenomen. Vooral door de koude nachten. En omdat ze in de tenten zo dicht bij elkaar leven is een ander snel besmet. We zijn dan ook zeer alert op longontstekingen of nek kramp. Gelukkig hebben we vol doende medicijnen bij ons om dit soort ziektes te kunnen bestrijden". Veel mag dan in kamp 1 goed zijn geregeld, achter de tentdoeken gaat veel treurnis schuil. Mohammed Si- gande Atlam komt uit Bangladesh en is samen met enkele tientallen landgenoten vanuit Kuwayt veer tien dagen onderweg geweest om de Jordaans-Iraakse grens te berei ken. "We zijn eerst naar de Turkse grens gestuurd, maar die bleek ge sloten", zegt hij. In Kuwayt verdiende hij de kost met het uittikken van brieven voor de Kuwaytse luchtmacht - wat die ook heeft mogen voorstelle'n. "We willen naar huis, maar er zijn geen vliegtuigen. Hoe lang moeten we nog in deze woestijn blijven voor we naar huis kunnen?" Stagnatie En daar ligt precies de oorzaak aan van dit vluchtelingenprobleem. Bartels: "Er is hier nog veel hulp no dig, maar waar het uiteindelijk om gaat, is dat deze mensen zo snel mo gelijk thuis komen. Die stagnatie in het vervoer maakt het voor die tien duizenden vluchtelingen elke dag erger. En met name voor de Aziaten uit de arme landen, die geen geld hebben om voldoende vliegtuigen te huren". De boodschap is duide lijk: het rijke Westen zal snel over de brug moeten komen. Athene Frans van Hasselt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1990 | | pagina 2