Apartheid schiet wortel in
Zuiditaliaanse tomatenpluk
Vhwhtelingendrama in de woestijn
Agressie tegen Afrikanen maakt plaats voor alledaagse discriminatie
SPELEN
PAGINA 2
ZATERDAG 8 SEPTEMBER 1990
- - V '-Vi-V'
t.
"Ten opzichte van vorig jaar
is hier wel iets verbeterd",
zegt Gabriël. Hij was me en
thousiast om de nek geval
len toen ik hem dit jaar op
nieuw in het Zuid-Italiaanse
stadje Villa Literno ont
moette. Gabriël komt uit Se
negal waar hij Arabische ta
len studeerde. Sinds drie
jaar leeft hij als immigrant in
Italië omdat hij in zijn eigen
land geen werk kan vinden.
Tegen betaling van 5000 gul
den is hij verstopt in het
ruim van een schip het land
binnengekomen. Nu heeft
hij een verblijfsvergunning,
een zwerend been, en enige
ervaring in wat het betekent
om als 'zwarte' in Italië le
ven.
Ik kom hem tegen op hetzelfde
veldje aan de rand van de stad waar
ik hem vorig jaar heb leren kennen.
Een kaalgeslagen vlakte vol on
kruid en afval, waar ongeveer vijftig
Afrikaanse immigranten zich op
maken voor de nacht. Met stukken
plastic en golfplaat hebben ze een
constructie gemaakt waarin enke
len van hen kunnen slapen. De rest
slaapt buiten in de open lucht.
Tegen de achtergrond zijn de om
trekken te zien van de verweerde
huizen van het stadje. Over de land
weg rijden auto's met hoog opgesta
pelde kisten tomaten. De zon staat
al laag. Het stikt van de vliegen.
Gabriël raapt een paar stukken
karton op die hij tegen elkaar legt
om te fungeren als 'matras". Dan
doet hij zijn sandalen uit, vouwt zijn
trui eromheen, en installeert het
pakketje dat als hoofdkussen dienst
moet doen. Op een omgekeerde
verfbus stalt hij zijn avondmaal uit:
brood, kaas, en - natuurlijk - toma
ten.
"Vorig jaar mochten we niet in de
winkels komen", vertelt hij, "Het
was heel moeilijk om aan eten te ko
men. En ze wilden ons ook geen wa
ter geven. Ze roepen nu nog steeds
dat we 'vuile beesten' zijn. Maar ze
roepen het niet zo hard meer. En in
de meeste winkels mogen we nu
wel komen. Dat is al een heel ver
schil".
Gabriël vertelt dat zwarte mensen
in Villa Literno weliswaar maar met
één of twee tegelijk de winkels in
mogen. "Anders gaat het er teveel
stinken, he?", lacht hij. Hij vertelt
ook dat sommige winkeliers en bar-
eigenaars nog steeds alleen aan de
achterdeur aan 'zwarten' willen ver
kopen, en dat ze steevast het dubbe
le van de prijs rekenen die ze aan
blanke bewoners vragen. "Toch
heb ik het idee dat de bevolking van
Villa Literno langzamerhand begint
te beseffen dat ze ons niet kunnen
uitroeien", zegt Gabriël peinzend.
Wat plastic en golfplaten dienen als onderkomen voor de meeste Afrikaanse immigranten. In de kroeg mogen ze
inmiddels ook komen, al moeten ze zich behelpen met plastic bekertjes. "Dat is nu eenmaal tegen de ziektes".
(foto's GPD)
Handelswaar
Sinds jaar en dag trekken in de zo
mermaanden honderden Afrikaan
se immigranten naar Villa Literno
om er als dagloners te werken tij
dens de perzikkenoogst en de toma
tenpluk. Tien tot veertien uur wer
ken per dag op de hete velden. Een
betaling die vele malen lager ligt
dan het loon dat een blanke krijgt.
En een behandeling die soms den
ken aan de vroege slavernij in Ame
rika.
Met vrachtwagentjes en traktoren
rijden de blanke boeren uit de om
trek elke ochtend vroeg naar het
centrale plein van Villa Literno.
Daar ronselen ze hun handelswaar:
"Springen vuilakken, spring dan".
Zo heb ik boeren luid schreeuwend
op de wachtende mensen op het
plein zien inrijden. Plotseling stop
pend en dan weer keihard optrek
kend, zodat alleen degenen die het
hardst konden rennen de kans kre
gen om die dag te werken.
Ik heb boeren gezien die twintig
mensen op het plein in een rij zet
ten. Met hun vrachtauto's reden ze
dan langzaam langs die rij en vanuit
het raampje betastten ze de armen
om te kijken wie de stevigste spie
ren had. Ik heb gezien hoe mensen
's avonds na een hele dag werk van
de vrachtwagens werden afgetrapt,
zonder betaling, of met maar de
helft van het loon wat hun 's och
tends was beloofd. Ik heb ook man
nen gezien die geslagen werden en
door boeren en koppelbazen met
pistolen werden bedreigd werden.
Stinken
"lei tout les jours il y a un homme
qui meurt", had André, een Alge
rijnse jongen vorig jaar gezegd. "El
ke dag sterft hier een mens". Ik
dacht toen dat hij de vernederingen
bedoelde. De uitbuiting en het ra
cisme.
"Ik verzeker u dat dit zijn geen
mensen meer zijn", verklaarde de
eigenaresse van de bar op het plein
immers aan iedereen die het wilde
horen, toen wij haar vroegen waar
om ze zwarte mensen zoals André
geen water wilde geven. "Ze urine
ren, ze stinken en ze zijn gevaar
lijk", luidde haar stelling. "Met dat
ras om ons heen valt niet te leven.
Want zelfs een varken wast zich nog
af en toe".
Pas toen ik met André langs de
hoofdweg liep, op weg naar zijn 'vil
la', een krot in de velden, begreep ik
wat hij met zijn zin bedoelde. Ach
ter ons hoorden we luid getoeter.
We keken om en ik zag twee auto's
vol jongens uit Villa Literno recht
op ons afrijden. Ze riepen obscene
woorden en maakten gebaren met
hun vingers. André trok me de
berm in.
Pas toen ze voorbij waren be
greep ik dat ze ons werkelijk had
den willen overrijden. "Dat is het
nieuwste spelletje", verklaarde An
dré. "Proberen zo veel mogelijk
'zwarten' te raken. Wij moeten dan
rennen voor ons leven en op tijd de
berm induiken. Maar soms loopt
het verkeerd af'.
André vertelde hoe de Afrikaanse
immigranten in de velden en de ba
rakken nog maar een paar uur per
nacht durfden te slapen, "omdat we
bang zijn dat ze komen om ons te
slaan, ons geld te stelen en onze pas
poorten af te nemen".
Vermoord
Het was in dat klimaat dat op 25 au
gustus vorig jaar de uit Zuid-Afrika
afkomstige zwarte landarbeider
Jerry Essan Masslo werd vermoord.
Hij werd vermoord door een groep
gewapende mannen toen hij met
een twintigtal anderen lag te slapen
bij een hut in de velden bij Villa Li
terno. De mannen wilden het geld
dat de immigranten hadden ver
diend.
"Ze riepen 'vuile negers'. Ze
schopten, ze trapten, en ze sloegen
met hun geweren", zo vertelden de
vrienden van Jerry Masslo later.
"Ze probeerden overal naar ons
geld te zoeken. Misschien gaf Jerry
niet snel genoeg zijn geld, of mis
schien hadden ze van tevoren al be
sloten om te moorden. In elk geval
hebben ze op hem geschoten. Drie
kogels in zijn borst. Hij had zijn
handen omhoog".
Een paar dagen later vond in Villa
Literno de begrafenis van Jerry
Masslo plaats. De bisschop die de
begrafenisplechtigheid leidde
noemde de moord een 'kwajon
gensstreek' die 'niets met racisme te
maken heeft'. Niet Jerry Masslo,
maar de bevolking van Villa Literno
was het slachtoffer. "We zijn het
slachtoffer van een onhoudbaar ho
ge concentratie van 'dat soort men
sen' in onze streek", zei de bisschop.
Ook de burgemeester van Villa
Literno liet zich op de begrafenis
horen. "Zij eruit of wij eruit", was
de oplossing die hij voorstelde. En
ook verplichte aids-tests "omdat ie
dereen weet dat negers ziektes uit
Afrika meebrengen, en dat bete
kent voor onze bevolking een on
toelaatbaar hoog risico".
Symbool
'Dorp van de solidariteit: Jerry Mas
slo', staat er nu in grote rode letters
geschreven op de golfplaten omhei
ning van een klein kamp met 80 ten
ten. Het kamp ligt recht tegenover
de begraafplaats waar Jerry vorig
jaar werd begraven. Ondanks de vij
andigheid van de bevolking, en on
danks het feit dat Jerry Masslo ze
ker niet de eerste immigrant is die
in Villa Literno werd vermoord, is
de moord op Jerry Essan Masslo in
Italië een symbool geworden.
De moord bracht in Italië een
schokreactie teweeg. Voor het eerst
werd er in de Italiaanse pers over ra
cisme gesproken, en werden ook de
omstandigheden beschreven waar
in de meer dan 4000 Afrikaanse im
migranten in Villa Literno gedwon
gen worden te leven.
Dit bracht de Italiaanse vakbewe
ging, en de anti-racistische jonge
renorganisatie 'Nero non solo'
('Zwart niet alleen') op het idee om
dit jaar tijdens de tomatenpluk in
Villa Literno 'iets te doen' waardoor
"de bevolking en de autoriteiten
zien dat er zelfs met weinig midde
len iets aan de situatie valt te verbe
teren".
Driehonderd slaapplaatsen in de
tenten, een warme maaltijd voor
vierhonderd mensen, een rijtje
WC's, en een lange wasbak. Dat zijn
de 'voorzieningen' die het kamp te
bieden heeft. Voof de de duizenden
immigranten in Villa Literno is het
een druppel op een gloeiende plaat.
Toch heeft de aanwezigheid van het
kamp iets betekend.
Plastic
"Het kamp biedt ons een veilig
punt", zegt Gabriel, wanneer hij na
zijn 'avondmaal' een stuk plastic
over zich heentrekt. "We weten nu
dat we ergens naartoe kunnen
gaan". Hij vertelt hoe een van de
eerste dagen dat het kamp was neer
gezet een jonge immigrant door een
boer met een bijl werd vermoord.
"We vreesden nog meer van dit
soort acties. De meesten van ons
zijn toen zo dicht mogelijk in de
buurt van het kamp gaan slapen.
Daar stond tenminste een politieau
to, en er is ook een dokter en een
ambulance voor als er iets gebeurt".
Niet alleen voor de immigranten,
maar ook voor de inwoners van Vil
la Literno heeft de aanwezigheid
van het kamp iets veranderd. "Er
zijn goeien bij en er zijn slechten
bij", zegt de vrouw van de bar op het
plein nu. "Stinken" doen ze wat
haar betreft nog steeds, en ze zullen
altijd wel "beesten" blijven. Maar
de kassa in haar bar rinkelt vrolijk.
Iedereen mag nu binnen komen, en
iedereen mag "consumeren". Zwar
te mensen krijgen plastic bekertjes
en witte mensen echte glazen. "Dat
is nu eenmaal tegen de ziektes".
Die avond giet haar man een blik
benzine uit op het veldje waar Ga
briël slaapt. "Zwart of wit. We zijn
nu eenmaal allemaal mensen", had
hij gezegd. Achter zijn bar heeft hij
zelfs een paar douches gebouwd.
Vierduizend lire, 6 gulden voor het
nemen van een douche. In Frans,
het Engels en in het Arabisch heeft
hij bordje erop gespijkerd.
Opruimen
Plotseling staat veldje in lichter
laaie. Een harde wind wakkert het
aan. Uit het kamp komen jongeren
aanrennen met een grote rode
brandblusser. "Maak je geen zor
gen", roept de man uit de verte. "De
wind staat niet jullie richting op.
Het kamp is veilig. Ik moet hier al
leen wat opruimen. We moeten wel
zorgen dat het hier netjes blijft.'
Door de rook en de vlammen heen
zie ik Gabriël zijn spullen bijelkaar
grissen, en wegrennen door de vel
den.
Jerry Masslo leeft voort in de gedachten van de immigranten in Villa Li
terno. De racistische moord bracht een schok teweeg in Italië.
Mijn telefoongesprek met
Nederland komt pas tot stand nadat
ik driemaal verkeerd ben
verbonden, eenmaal ongevraagd de
weersvoorspelling heb
doorgekregen en eenmaal dat
agressieve signaal dat me schijnt
toe te roepen: 'Waar ben je aan
begonnen?'. Het gesprek, eindelijk
tot stand gekomen, wordt na een
minuut afgebroken. Opnieuw
beginnen dus.
Zulke momen ten overleef ik door te
prevelen: nog een paar weken, dan
is het 18 september. Om twaalf uur
Griekse tijd komt die dag het bericht
uit Tokio. De 88 leden van het
Olympisch Comité hebben dan
gestemd over de vraag, waar de
Olympische Spelen van 1996
worden gehouden. Athene verwacht
er al bij de eerste stemming uit te
komen, omdat ook een eeuw tevoren,
in 1896, de nieuwe Olympische
Spelen in deze stad begonnen. Het
heeft daar een historisch recht op.
Wat heeft dat met die
telefoonellende te maken? Alles. Het
is immers zonneklaar dat
Griekenland met het huidige net.
waarmee allerlei Afrikaanse
hoofdsteden succesvol zouden
kunnen concurreren, de Olympische
Spelen niet zou kunnen houden.
Binnen zes jaar zullen we een
voorbeeldig digitaal stelsel moeten
krijgen, en dat niet alleen. Als de
Olympische Spelen er komen,
krijgen we ook een metro waar al
dertig jaar over wordt
gedelibereerd, hel tweede vliegveld
bij Spata.een snelle
spoorwegverbinding met
Tessaloniki en ga zo maar door.
Waf een weelde. Hoewel: de
Atheense luchtvervuiling is
natuurlijk niet zomaar op
Olympisch commando weg te
krijgen. En het watertekort lijkt
vooralsnog jaar in jaar uit te
verergeren. De Griekse kranten
staan vol bittere grapjes over de
vraag, hoe er. in 1996 Olympisch
gezwommen zal moeten worden, en
gekanood. Laten ze het in Tokio niet
horen, voor de 18e september.
De pers komt de laatste dagen ook
meer en meer met speculaties over
de samenstelling van het illustere
college aldaar. De ouderen, en die
maken bijna de helft uit, zouden
geneigd zijn, gevoelsargumenten te
laten prevaleren, en daar moet
Athene het van hebben. Speelden de
telefoon en andere verbindingen een
rol bij de spelen van 1896? Om van
de klassieken nog maar te zwijgen.
Het prachtige marmeren stadion,
gebruikt voor de spelen van 100 jaar
geleden, mag er in 1996 niet
werkeloos bij liggen.
Onder de wat jongere comitéleden
zouden nogal wat technocraten zijn
die Athene zien als de minst
geschikte stad voor deze spelen en de
voorkeur geven aan Alberta of
Melbourne. Na Barcelona (1992) is
Europa ook niet meer aan de beurt,
redeneren zij nuchter.
Maar de Griekse hoop blijft gericht
op de voorzitter van het Olympisch
Comité, Samaranch, die op gezette
tijden in Athene wordt onthaald.
Vorige week was hij er weer, maar
er liep iets mts. Samaranch gaf de
wens te kennen, de tentoonstelling te
bezichtigen die aan de Spelen is
gewijd en die is uitgestald in het
voormalig parlementsgebouw.
Hij werd daarheen gebracht, maar
de zaak bleek gesloten en de
concierge nergens te vinden. Om de
tijd te doden, trok het gezelschap
naar het ministerie van cultuur dat
daar vlak in de buurt is maar waar
de liften niet werkten. Na een uurtje
ging men weer terug naar de
tentoonstelling die echter nog steeds
potdicht bleek. Dan maar een kopje
koff ie gedronken in de belendende
lunchroom.
Eindelijk kwam de concierge met de
sleutel. Waar hij al die tijd was?
Simpel: het verkeer zat muurvast op
de Boulevard Patision.
Toch geldt Samaranch geldt steeds
als pro-Athene.
AL RUWEISHED Met de ,'J, -
ogen dicht steunt hij op een
vriend. De lippen zijn gebar
sten. Nog net is zichtbaar dat
deze vluchteling uit Srilanka
van nature zwart haar heeft.
Een dikke laag geel-bruin stof
bedekt het verwarde kapsel.
De harde wind in deze godver
laten woestijn aan de grens
met Irak veroorzaakt achter
een wervelingen van fijn,
snijdend zand. Wie erin te
rechtkomt, kan niet meer ade
men of de ogen open houden.
In het niemandsland tussen
Jordanië en Iraq ondergaan
zo'n 70.000 uit Kuwayt en Irak
gevluchte Aziaten deze ver
schrikkingen.
Op de tast bereiken de doodzieke
Srilankaan en zijn vriend de hospi
taaltent. Wanneer de helper hem
loslaat, valt hij bewusteloos op de
grond. Uitgeput en uitgedroogd.
Eén van de vijf Jordaanse artsen
van het Shaalan I-kamp snelt toe,
draagt hem met enkele vrijwilligers
van de Rode Halve Maan naar een
stretcher en brengt een infuus aan.
"Als er voor het donker nog geen
water naar dit kamp is gebracht,
zullen er vannacht mensen ster
ven", zegt dokter Khaled Abu Hali-
meh uit Amman. "Er is hier geen
water, geen voedsel, nauwelijks me
dicijnen en veel te weinig tenten.
Voor de ogen van de wereld speelt
zich een vreselijk drama af. Ik
smeek iedere buitenlandse journa
list en televisieploeg om over deze
rampzalige situatie te berichten.
Misschien dat we dan eindelijk
meer hulp krijgen".
Van overdrijven kan dokter Hali-
meh niet worden beschuldigd. De
tot nu toe geboden internationale
hulp is lang niet toereikend om deze
exodus op te vangen, laat staan te
verwerken. Nog elke dag stromen
tienduizenden vluchtelingen Jorda
nië binnen. Waren het de eerste
twee weken van de Golfcrisis vooral
Egyptenaren, nu zijn het Indiërs,
Pakistanen, Filipijnen en bewoners
van het straatarme Bangladesj.
Chaos
Berooid, sterk vermagerd en wan
hopig wachten tienduizenden al
meer dan zeven dagen op verder
transport naar Amman. In de
Jordaanse hoofdstad is geen school,
moskee, kerk of fabriekshal meer
Kamp Shaalan 1. Geen water, geen voedsel, nauwelijks medicijnen en veel te weinig tenten. "Voor de ogen van
de wereld speelt zich hier een vreselijk drama af'-
beschikbaar. Wat rest is de woestijn
rond het grensplaatsje Al Ru-
weished, de opvangkampen
Shaalan I en II. Het eerste ligt op 9
kilometer van de grens met Irak. De
60.000 vluchtelingen in dit kamp
zijn er het slechtst aan toe.
De chaos is er compleet. Slechts
één op de drie vluchtelingen heeft
de beschikking over een tent; voor
zieningen zijn er nauwelijks. Reser
voirs waarin water kan worden op
geslagen ontbreken. Meer dan een
dag geleden hebben voor het laatst
enkele tankauto's dit kamp bereikt
en de emmers van de vluchtelingen
gevuld. Maar in de hitte is een ge
middelde van vijf liter water per
persoon per dag volstrekt onvol
doende. Bovendien maken de zand
stormen het water ondrinkbaar.
Met de aanvoer van voedsel is het
al eveneens treurig gesteld. Woens
dagmorgen heeft iedere vluchteling
een arabisch broodje, een tomaat en
een beetje yoghurt gekregen. Er
wordt zichtbaar honger geleden.
Uitpuilende ogen onder diepe wal
len zijn daar het bewijs voor.
Het afval is een ander probleem.
Weliswaar is het eten schaars, maar
tienduizenden lege bekertjes en an
dere rondwaaiende rotzooi veran
deren het povere kamp al snel in
een vuilnisbelt. En daarop brengen
de daklozen de nacht door, vaak
zonder dekens. Het eigenaardige
van de woestijn is dat je er overdag
bijna stikt van de hitte en 's nachts
krimpt van de kou.
Orde op zaken
In het kamp Shaalan II, zo'n 20 kilo
meter zuidelijker, is het beter ge
steld. Tenminste, in vergelijking
met de doffe ellende in kamp I. Dat
is de verdienste van het team van
Artsen zonder Grenzen. Op wester
se, efficiënte wijze hebben twee art
sen, drie verpleegkundigen en zes
logistieke medewerkers er de afge
lopen dagen enige orde op zaken ge
steld.
De Nederlandse tropenarts Lou
Bartels (35) uit Amsterdam werkt er
nu twee weken en heeft al heel veel
ten goede zien veranderen. "Behal
ve dat we hier slechts met tiendui
zend vluchtelingen te maken heb
ben, zijn er geen water- of voedsel
problemen. Het is geen vetpot,
maar elke dag wordt er eten ge
bracht. Het is net te veel om eraan
dood te gaan. Verder hebben we
hier plastic watertanks. De laatste
dagen is de aanvoer zó goed gere
(foto AP)
geld, dat mensen zich er ook mee
kunnen wassen".
Een paar dagen geleden ontston
den er onlusten. Indiërs gingen met
Filipijnen op de vuist. Er was ruzie
ontstaan over de voedsel- en water
verdeling. Het probleem is inmid
dels opgelost. In een vergadering
met vertegenwoordigers van de ver
schillende nationaliteiten zijn lei
ders aangewezen die voor orde en
rust moeten zorgen.
Bartels: "Na een dag werkte'het
perfect. Elk land kreeg zijn eigen
tent, met de nationale vlag op de
tentstok. De leiders legden een ad
ministratie met namen en de tent-
nummers aan, zodat iedereen mak
kelijk is op te sporen. Er zijn nu lijs
ten gemaakt met namen van de
vluchtelingen die voor het eerstvol
gende transport naar Amman in
aanmerking komen. Geen gedrang
en gevechten meer bij de bussen. Ie
dereen wordt op tijd opgeroepen en
netjes in een rij voor de tent van het
opperhoofd gezet".
Bij toerbeurt hebben de vluchtin
gen surveillancedienst. Ze houden
dan toezicht bij de watertanks en
vermanen eenieder die het kostbare
vocht verspilt. Een Indiër die denkt
dat hem een bad toekomt, wordt on
verbiddelijk verwijderd. Het stof
mag hij van het lijf spoelen, meer
ook niet. Er wordt streng toegezien
op het opruimen van het afval. Als
er een vrachtauto met voedsel arri
veert, staat iedereen in het gelid
wacht z'n beurt afwachten.
Schijtveld
Opvallend genoeg zijn er geen sani
taire problemen. "De woestijn is
een groot schijtveld", zegt Bartels.
"WC-hokjes of het graven van latri
nes zijn hier niet nodig. De ontlas
ting is door de hitte binnen 24 uur
een harde hoop en de urine ver
dampt bij wijze van spreken waar je
bij staat. Bovendien verlies je hier
zoveel lichaamsvocht dat je nauwe
lijks hoeft te plassen. Alleen voor de
vrouwen in het kamp zijn wat hok
jes gemaakt".
Hoewel er voorlopig geen gevaar
is voor het uitbreken van cholera of
een andere ziektes, hebben de art
sen toch handen vol werk. "Lucht
weginfecties kopten het meest
voor", vertelt dr. Bartels. "De weer
stand van de vluchtelingen is fors
afgenomen. Vooral door de koude
nachten. En omdat ze in de tenten
zo dicht bij elkaar leven is een ander
snel besmet. We zijn dan ook zeer
alert op longontstekingen of nek
kramp. Gelukkig hebben we vol
doende medicijnen bij ons om dit
soort ziektes te kunnen bestrijden".
Veel mag dan in kamp 1 goed zijn
geregeld, achter de tentdoeken gaat
veel treurnis schuil. Mohammed Si-
gande Atlam komt uit Bangladesh
en is samen met enkele tientallen
landgenoten vanuit Kuwayt veer
tien dagen onderweg geweest om
de Jordaans-Iraakse grens te berei
ken. "We zijn eerst naar de Turkse
grens gestuurd, maar die bleek ge
sloten", zegt hij.
In Kuwayt verdiende hij de kost
met het uittikken van brieven voor
de Kuwaytse luchtmacht - wat die
ook heeft mogen voorstelle'n. "We
willen naar huis, maar er zijn geen
vliegtuigen. Hoe lang moeten we
nog in deze woestijn blijven voor we
naar huis kunnen?"
Stagnatie
En daar ligt precies de oorzaak aan
van dit vluchtelingenprobleem.
Bartels: "Er is hier nog veel hulp no
dig, maar waar het uiteindelijk om
gaat, is dat deze mensen zo snel mo
gelijk thuis komen. Die stagnatie in
het vervoer maakt het voor die tien
duizenden vluchtelingen elke dag
erger. En met name voor de Aziaten
uit de arme landen, die geen geld
hebben om voldoende vliegtuigen
te huren". De boodschap is duide
lijk: het rijke Westen zal snel over
de brug moeten komen.
Athene
Frans van Hasselt